Aan de orde is de behandeling van:

het voorstel van wet van het lid M.B. Vos tot wijziging van de Wet milieubeheer (duurzaam geproduceerd hout) (23982).

De voorzitter:

Naast mevrouw Vos treft u de heer Verhoef aan die haar ondersteunt bij de behandeling van dit wetsvoorstel.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil beginnen met mevrouw Vos te complimenteren vanwege het initiatief dat zij heeft genomen om een wetsvoorstel in te dienen dat beoogt in Nederland nog slechts duurzaam geproduceerd hout te laten gebruiken zonder dat het ertoe doet waar dat hout vandaan komt: uit Nederland zelf, uit Canada of uit de tropen. Het moet gewoon duurzaam geproduceerd hout zijn.

Wij weten allemaal hoe moeilijk het is en hoeveel tijd het kost om zo'n wetsvoorstel voor te bereiden. Maar het feit dat het gebeurt en dat soms leden de moeite nemen, geeft aan het functioneren van de Kamer een extra glans. Proficiat dus met dit initiatief!

Voorzitter! Ik kom nu toe aan de behandeling en de bespreking van de standpunten van mijn fractie. Wij worstelen al vele jaren met de vraag hoe wij in Nederland het duurzame hout kunnen krijgen. Wij hebben verschillende benaderingswijzen geprobeerd en sommige daarvan zijn nog in beweging. Zelfs op het lokale niveau hebben gemeenten regels gemaakt om het gebruik van niet duurzaam geproduceerd hout te beperken. Een van de belangrijkste problemen in het verleden was de begripsafbakening. Wat is duurzaam geproduceerd hout? Prof. Stortebeek – en ook mevrouw Vos verwijst daarnaar – heeft daarvoor goed werk verricht. In een later stadium heeft de FSC verwante criteria geformuleerd die internationaal een groot draagvlak hebben gekregen. In de internationale tropisch-houtovereenkomst (ITHO) is de ecologische doelstelling veel centraler komen te staan, mede dankzij Nederlandse inspanningen zijn tal van proefprojecten georganiseerd. In de ITHO is de zogenaamde 2000-doelstelling geaccepteerd, dat wil zeggen dat in het jaar 2000 nog slechts duurzaam geproduceerd hout mag worden verhandeld.

In het regeringsstandpunt tropisch regenwoud uit 1990, acht jaar geleden, stelde de regering zich voor vanaf 1995 en zo mogelijk eerder in Nederland het gebruik van tropisch hout te beperken tot hout uit duurzaam beheerde bossen. De regering heeft bij de uitvoering van dat regeringsstandpunt niet de weg van wetgeving gevolgd maar die van overleg, zowel in Nederland als in de producentenlanden. Dat was geheel in de geest van het tijdperk der convenanten. Wij moeten constateren dat die strategie niet succesvol is geweest. Import en gebruik van niet duurzaam geproduceerd hout vindt nog steeds plaats. Het is duidelijk dat nieuwe wegen, extra inspanningen nodig zijn om voorzover dat mogelijk is via de regulering van het gebruik van duurzaam geproduceerd hout te bereiken dat tropische regenwouden en oorspronkelijke bossen in niet tropische gebieden afdoende worden beschermd. Ik ga niet in op de tragiek rond het tropisch regenwoud. De feiten zijn genoegzaam bekend.

Het is duidelijk dat ook dit wetsvoorstel een slechts kleine bijdrage biedt aan de oplossing van dit mondiale probleem. Maar het kan als een steen in de vijver verdere rimpelingen veroorzaken en als een voorbeeld dienen voor andere landen.

De fractie van de PvdA steunt de gedachte van een wettelijke regeling. Dat is het netste en duidelijkste instrument van de overheid. Eenvoud en helderheid van de regeling staan daarbij bij ons voorop. Gezien de sensitiviteit van het onderwerp, vooral internationaal, hebben wij speciaal gelet op mogelijke problemen met internationale regelgeving. Tegelijk hebben wij gezocht naar equivalenten op het terrein van nationale wetgeving, dit alles om te bevorderen dat de nationale regeling tot stand zou kunnen komen. Het klassieke argument van de regering is een mogelijke strijdigheid met de WTO geweest. Deze organisatie, de rechtsopvolgster van de GATT, is nog niet toegesneden op alle aspecten die te maken hebben met duurzame ontwikkelingen, die mogelijk handel betreffen. Tegelijkertijd wordt er op internationaal terrein vooruitgang geboekt door internationale verdragen binnen de VN. Deze zijn, ook naar de opvatting van de regering en de Europese Unie, van meer gewicht dan de handelsafspraken binnen de WTO. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Montreal-akkoord over CFK's en voor de handel in beschermde planten en dieren in het CITES-verdrag. Daarnaast vindt via normeringen, zoals de ISO-normen, milieuregelgeving van handel plaats, zonder dat de WTO zich daartegen verzet. Ook op nationaal niveau, bijvoorbeeld in de Warenwet, is de regulering van goederen die op onze markten worden gebracht ten aanzien van milieu- en gezondheidseisen normaal. In het verleden heeft de vroegere minister van milieu, de heer Nijpels, milieumaatregelen voor Nederland afgekondigd. Deze gingen verder dan wat er internationaal was toegestaan, met instemming van de Kamer. Deze hebben ook geen gevolgen gehad vanuit de WTO of de Europese Commissie.

Het is naar onze opvatting de moeite waard om te proberen het gebruik in Nederland van hout via een wettelijke regeling te beperken tot duurzaam geproduceerd hout. Het is ook wenselijk, indien wij dat doen, om de eventuele strijdigheid daarvan met de WTO te beperken. In Nederland zelf kunnen wij de internationale handel niet regelen. Onze rol is beperkt tot het uitoefenen van druk op wat er internationaal dient te gebeuren in de Europese Unie, in de WTO zelf en in de VN. Zo nodig kunnen wij arme landen die goed bosbeleid voorstaan financieel steunen. Daarnaast kunnen wij bezien wat wij intern voor het gebruik hier kunnen regelen.

Dat is de reden waarom de PvdA een aantal amendementen heeft ingediend op het wetsvoorstel. Deze hebben alle dezelfde strekking, namelijk het voorkomen van eventuele strijdigheid met de WTO en het regelen van datgene waar wij echt over gaan, namelijk het gebruik in Nederland. De amendementen ondergraven de werking van het wetsvoorstel niet, althans niet voor Nederland. Ik wijs nog specifiek op het laatste amendement over de eventueel verdere wetgeving ten aanzien van een invoerverbod, voorzover dat in de toekomst noodzakelijk is, gezien de verwachte internationale veranderingen. Het laatste amendement regelt dat verdere wetgeving mogelijk wordt, indien de WTO-regels dat mogelijk maken. Dat zou eerder kunnen zijn dan 2004, gezien de inspanningen die in de ITHO plaatsvinden. Het amendement op artikel 9.5 dient slechts ter vereenvoudiging van dit naar onze smaak te ingewikkeld geformuleerd artikelonderdeel. Eenieder wordt in Nederland immers geacht zich aan de wet te houden. Daarvoor zijn geen negatieve, spiegelbeeldige artikelen nodig.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Het amendement van mevrouw Verspaget regelt de verdere wetgeving na 1 januari 2004, indien de WTO- of de internationale regelgeving dat toestaat. Wordt de zaak wat dat betreft niet vooruitgeschoven? Als ik het wetsvoorstel goed heb gelezen, gaat daar eerst een evaluatie aan vooraf en wordt het niet verplicht opgelegd. Als mevrouw Verspaget die kwestie in dit wetsvoorstel afhankelijk maakt van wat andere landen doen, zijn wij toch weer even ver als in 1990, 1991?

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Ik denk het niet. Via de eerdere amendementen die ik op het wetsvoorstel van mevrouw Vos heb ingediend, wordt het gebruik in Nederland geregeld. Wij hebben niet meer zeggenschap dan dat. Het is de bedoeling om de strijdigheid met de WTO te verminderen, zodat het wetsvoorstel internationaal ook haalbaar wordt. Het moet ter notificatie worden voorgelegd aan de Europese Unie. Producentenlanden kunnen bekijken of datgene wat in deze wet staat, strijdig is hun handelsbelangen of met eventuele WTO-regels. De acceptatie van dit wetsvoorstel wordt groter, indien in dit artikel de conformiteit aan de WTO wordt geregeld. Omdat ook de ITHO actief bezig is met het bevorderen van de handel in hout uit duurzaam geproduceerde bossen, kan het zijn dat de 2000-doelstelling al in 2002 volledig is gerealiseerd en geaccepteerd, ook wat betreft de uitwerking, door de ITHO en de aangesloten landen. Dat kan betekenen dat er al eerder een regeling kan komen. De vraag is echter of zo'n regeling dan nog noodzakelijk is. Als de zaak internationaal volledig is geregeld, dan is een invoerverbod niet meer noodzakelijk, net zoals wij geen invoerverbod hebben op CFK's, omdat op dat punt een internationale regeling tot stand is gekomen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Uw optimisme siert u. Het is inderdaad waar dat een Nederlands invoerverbod niet meer noodzakelijk is als er internationale afspraken over gemaakt zijn. Uw amendement heeft naar mijn mening echter tot gevolg dat het signaal dat van het wetsvoorstel uitgaat, wordt ontkracht. Het moet duidelijk zijn dat het importverbod voor Nederland een serieuze zaak is.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Wij moeten altijd een afweging maken tussen het doel en de middelen. Wij kunnen niets regelen voor Duitsland, voor België, voor de VS of voor Canada op het terrein van de handel. Wij kunnen slechts regelen dat de Nederlandse consument duurzaam geproduceerd hout koopt. Dat is het belangrijkste. Wij kunnen het alleen voor Nederland regelen.

De heer Gabor (CDA):

Betekent het indienen van dit amendement dat u van oordeel bent dat geen invoerbeperkingen kunnen worden opgelegd op basis van milieueisen? Is dat de achterliggende gedachte?

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Dat hangt van de goederen af. Voor sommige goederen geldt inderdaad dat ze niet kunnen worden ingevoerd op basis van milieueisen. Het is mijn bedoeling om deze kwestie voor Nederland te regelen zonder dat wij in aanvaring komen met de WTO.

De heer Gabor (CDA):

In de toelichting op het amendement staat: "zodra binnen de internationale regelgeving...". Daarmee wordt aangegeven dat dit nu niet mogelijk is.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Ten behoeve van mijn amendementen heb ik alle aspecten uit het wetsvoorstel gehaald die te maken hebben met internationale handel en met de import van goederen. Als deze amendementen worden aangenomen, is het wetsvoorstel meer WTO-conform geworden. In feite gaat het nog slechts om de invoering van een verplicht keurmerk voor gebruik in Nederland. Als deze amendementen door mevrouw Vos worden overgenomen, sluit ik niet uit dat wij een sterk pleidooi moeten houden in de internationale organen. Dat vind ik overigens helemaal geen bezwaar.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Het initiatiefwetsvoorstel heeft een zekere geschiedenis. In het uiteindelijke resultaat wordt in feite erkend dat een verbod op dit moment niet mogelijk is. Er moet echter toch sprake zijn van een stok achter de deur. Mevrouw Verspaget hoopt nu dat die stok niet nodig is, omdat er eerder sluitende afspraken in internationaal verband van kracht zullen worden. Verzet zij zich daarmee ook tegen het hart van het wetsvoorstel, namelijk de datum van 1 januari 2004?

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Volgens mij is die datum niet het hart van het wetsvoorstel. Het hart van het wetsvoorstel is dat in Nederland alleen nog maar duurzaam geproduceerd hout gebruikt wordt. Voor mij is het de vraag of een invoerverbod nog iets toevoegt aan de werking van de wet in Nederland zelf.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het is inderdaad waar dat wij voor Nederland niet veel meer kunnen regelen. Ik kan mij echter voorstellen dat een Nederlands invoerverbod in de internationale context niet onbelangrijk is.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Ik kan mij dit ook voorstellen. Het gaat mij er echter om, de haalbaarheid van dit wetsvoorstel ook internationaal gezien te vergroten. Dat zal moeilijker zijn met de oorspronkelijke tekst van mevrouw Vos. Ik betreur dat. Ik heb liever dat wij er alles aan doen om voor Nederland de zaak te regelen dan dat wij met grote woorden proberen internationaal iets tot stand te brengen, wat vervolgens zal worden afgewezen.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter! Mevrouw Verspaget heeft gezegd het amendement in te dienen om de strijdigheid met de WTO te verminderen. Als het amendement wordt aangenomen, is er dan nog steeds sprake van strijdigheid?

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Naar mijn opvatting niet, maar wie ben ik? Ik ga ervan uit dat het mogelijk is dat ook andere landen een dergelijke zaak aankaarten bij de WTO. Wij moeten de strijd binnen de WTO dan zo goed mogelijk voeren. Het wetsvoorstel moet dan wel zoveel mogelijk zijn opgesteld conform de WTO-regels. In Nederland zijn bijvoorbeeld tal van zaken die met gezondheid te maken hebben via de Warenwet geregeld. Mijn voorstel brengt het wetsvoorstel meer in lijn met de Warenwet. Ik kan nooit garanderen dat de WTO het in alle opzichten met ons eens zal zijn. Wij moeten ernaar streven om de kans op instemming maximaal te maken.

De heer Stellingwerf (RPF):

Mevrouw Verspaget is van mening dat de interpretatie van de initiatiefneemster bij voorbaat kansloos is. Sluit zij uit dat zij nog overtuigd kan worden door de initiatiefneemster?

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Ik verwacht een zinvol debat, zonder tevoren vastgelegde standpunten. Ik heb de initiatiefneemster gevraagd haar visie te geven op de door mij ingediende amendementen. Ik ben geconfronteerd met vragen van collega's over mijn opvatting over dit wetsvoorstel en over de reden voor het indienen van amendementen. Ik sluit niet uit dat er na het antwoord van de indiener iets wonderbaarlijks in mijn hoofd gebeurt en ik haar absoluut gelijk geef.

De heer Passtoors (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Mevrouw Verspaget spreekt over een door haar ingediend amendement. Is het amendement ingediend of is er nog sprake van een concept?

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Ik heb zojuist vernomen van het Bureau wetgeving dat er iets is misgegaan. De amendementen zijn inmiddels echter ingediend en zij worden zo snel mogelijk rondgedeeld.

Voorzitter! Mevrouw Vos heeft nog enkele wijzigingsvoorstellen ingediend die ik van harte ondersteun. Ik kom tot de volgende conclusie. Politici hebben de taak nieuwe wegen te vinden voor problemen die met het bestaande instrumentarium niet zijn op te lossen. Dat betekent dat politici verder moeten kijken dan die bestaande regels en, zo nodig, tegen bureaucratische verstarring in internationale organen in, nieuwe oplossingen moeten creëren. Wij worden later afgerekend op wat wij hebben gedaan. Wij kunnen ons niet verschuilen achter eventuele bureaucratische organisaties. Daarom steun ik dit wetsvoorstel, ook als het internationaal niet gemakkelijk zal zijn om de Europese Commissie en wellicht de WTO te overtuigen; die niet waagt, die niet wint. Het handhaven en versterken van de overlevingskracht van onze planeet is van een hogere orde dan regeltjes. De regels zullen ook aan het internationale langetermijnbelang van duurzaamheid tegemoet moeten komen.

Voorzitter! Ik wacht de reactie van mevrouw Vos op de door mij ingediende amendementen af. In tweede termijn zal ik daarop nader reageren.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter! Ik had eigenlijk verwacht dat mevrouw Verspaget zou ingaan op de mogelijke consequenties voor landen die er moeite mee hebben of die niet kunnen voldoen aan bijvoorbeeld certificering. Kan zij daar misschien toch nog iets over zeggen? Het lijkt mij zeker niet ondenkbaar dat een aantal landen waarin men heel ver is met het duurzaam beheer, straks wel in aanmerking komen, terwijl andere landen die daar veel meer moeite mee hebben, niet in aanmerking komen. Die landen kunnen dan ook niet exporteren naar Nederland en vallen dus buiten de boot. Zij zullen wellicht andere wegen vinden en afhaken in het overleg met Nederland of met andere landen om juist wel tot dat duurzame beheer te komen.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! Er wordt hier al acht jaar over gesproken. Ook in de ITHO is dit een vast punt van overleg. Er is een aantal landen dat grotere stappen heeft gemaakt. Die hebben een concurrentievoordeel op dat punt. Ik denk dat op het moment dat wij dit wetsvoorstel accepteren, de andere landen heel hard zullen werken om zo snel mogelijk aan de eisen te voldoen die in dit wetsvoorstel worden gesteld.

De heer Passtoors (VVD):

Verwacht mevrouw Verspaget niet dat het hout dan op andere wijze gebruikt zal worden of naar andere landen zal worden geëxporteerd?

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Dat laatste vind ik geen argument. Op dit moment gaat een groot deel van het hout naar andere landen. Maar ook internationaal neemt de druk toe op alle landen om alleen nog maar duurzaam geproduceerd hout te gebruiken. Het gaat natuurlijk niet alleen maar om tropisch hout, maar het gaat ook om het hout van onze eigen bodem, ons eigen gecertificeerde hout. Wat dat betreft is het wetsvoorstel niet discriminerend en is er sprake van een gelijke behandeling. Dat is overigens ook een belangrijke voorwaarde voor de WTO.

Op het moment dat wij in Nederland verder zijn met onze eigen technologie, hebben wij een grotere kans op uitvoer van onze producten naar andere landen dan andere landen die misschien wat trager zijn geweest met de ontwikkeling daarvan. Dat lijkt mij in de normale markt helemaal geen gek verschijnsel.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! In 1990 verscheen het regeringsstandpunt over het tropisch regenwoud. Dat was een heldere analyse van de toestand waarin het tropisch regenwoud verkeerde, en van het belang en de noodzaak om verdere vernietiging tegen te gaan. De daarin vervatte doelstelling was ook duidelijk: in 1995, maar liefst nog eerder in 1993, zou in Nederland slechts hout gebruikt moeten worden dat afkomstig is uit duurzaam beheerde bossen.

Het is nu 1998, zo'n acht jaar later. Van alle tropische regenwouden is reeds 50% vernietigd en het kappen gaat door. En, om een voorbeeld te noemen, tussen 1990 en 1995 werden alleen al in Brazilië bossen gekapt met een oppervlakte die driemaal zo groot is als Nederland. Ik noem dit niet om demagogisch bezig te zijn, maar wel om de noodzaak om over te gaan tot echte, in ieder geval doeltreffender, maatregelen aan te tonen. Wij zullen immers iets moeten doen. Echte vooruitgang is er sinds 1990 niet geboekt. Iedere keer weer bleek dat een bepaald doel niet gehaald werd of bepaalde stappen niet gezet konden worden. Wij zien bijvoorbeeld dat de stichting Keurhout nog geen kubieke meter duurzaam geproduceerd hout op de markt heeft gebracht. In dat licht lijkt ons verdergaan op de weg van vrijwilligheid te lang.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter! Het is mij bekend dat er vorige week wel gecerticifeerd hout door de stichting Keurhout op de Nederlandse markt is gebracht.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik kreeg mijn informatie een week eerder. Die kwam erop neer dat er nog niets op de markt is gebracht. Maar als er iets gebeurd is, dan is dat in ieder geval een heel klein stapje. Nogmaals, dat heeft dan heel lang geduurd. Ik blijf echter volhouden dat het op basis van verdere vrijwilligheid een te lange weg zal zijn.

Voorzitter! Onze fractie heeft derhalve alle waardering voor het initiatief van mijn collega Marijke Vos en haar medewerker Tim Verhoef. Er wordt een verplicht keurmerk voorgesteld voor duurzaam hout uit alle delen van de wereld. Ook dat heeft onze waardering. Wij hebben het niet alleen over het tropisch regenwoud, niet alleen over het hout dat daar geproduceerd wordt, maar wij bezien het echt wereldwijd. Een verplicht keurmerk, dat wil zeggen voorlichting aan de koper en aan de consument, maakt dat hij of zij weet wat aangeschaft wordt en op die manier dus de markt kan beïnvloeden. Dat is echt marktconform denken.

Positief zijn wij ook over het feit dat wat betreft de certificering aansluiting gezocht wordt bij de FSC, de Forest Stewardship Council. De internationale erkenning daarvan en de toenemende werking voorkomt dat de indruk wordt gewekt dat wij met een eigen Nederlandse actie bezig zijn, hetgeen wat ons betreft uitdrukkelijk niet de bedoeling is. Uiteindelijk willen wij dat wereldwijd uitsluitend duurzaam geproduceerd hout gebruikt wordt.

Voorzitter! Er wordt op dit moment geen importverbod voorgesteld, maar slechts een verplicht keurmerk en het openhouden van de mogelijkheid om na 1 januari 2004 een importverbod in te voeren. Een stok achter de deur dus, zoals collega Van der Vlies zojuist heeft gezegd. Mijn vraag is of het echt een stok achter de deur is. Hoe verplichtend of beter, hoe vrijblijvend is het?

Volgens artikel 4 van het wetsvoorstel is er eerst een koninklijk besluit nodig. Moet dat er komen volgens de initiatiefnemer, of is dat afhankelijk van de doeltreffendheid van de maatregelen en daarmee van de evaluatie die wij voor 1 januari 2004 te zien krijgen en die dan ter beoordeling voorligt bij de dan zittende regering en Kamer?

Als wij spreken over gebruik van duurzaam hout, denken wij vaak als eerste aan deuren, kozijnen, tuinstoelen en -tafels, maar wij zien in de nota naar aanleiding van het verslag dat eenderde van het geïmporteerde nieuwe hout naar de papier- en kartonproductie gaat of direct de bouw in gaat. De consument is daarbij niet de eindafnemer. Hoe zal dit wetsvoorstel wat dat betreft werken? Wat zijn de risico's van een vrijstelling zoals die wordt voorgesteld, voor bedrijven die minder dan 50 m3 importeren of verhandelen? Krijgen wij straks te maken met een soort omgekeerd fusieproces, dus grote of kleine of middelgrote bedrijven en importeurs die de import in kleine stukjes zullen hakken teneinde de certificering te ontduiken? Ziet de initiatiefneemster daar een probleem?

Voorzitter! De voorlichting aan de consumenten over wat zij kopen, zie ik als een belangrijk winstpunt. Tegelijkertijd is het een waarschuwing aan de handelaren in niet duurzaam geproduceerd hout, want consumentenacties hebben in het verleden resultaat geboekt. Ik hoop dat het nu ook zal gebeuren. Wij hebben echter niet alleen te maken met de consumenten en de handelaren, maar ook met de directe producenten. Via andere middelen, onder andere ontwikkelingsgelden, proberen wij duurzaam beheer van bossen te stimuleren. Dat kost echter tijd. Nu kent dit wetsvoorstel een soort zwart-witbenadering of beter gezegd een rood-groenbenadering. Een groene sticker wil zeggen dat alles in orde is. Een rode sticker betekent dat er aan dat hout nog een luchtje kleeft. Is niet overwogen om een tussensticker te maken, een oranje sticker? Zo maakt men helder dat het hout uit gebieden komt die weliswaar niet geheel koosjer zijn, maar die wel proberen om de goede kant op te gaan. Wij weten natuurlijk allemaal hoe moeilijk het is, met name ook voor de landen van de Derde Wereld. Een oranje sticker maakt dan duidelijk dat er sprake is van een omschakelingsproces. Dit kennen wij ook in de biologische landbouw.

Voorzitter! Dit waren de vragen aan de initiatiefneemster. Ik heb een vraag voor de minister van milieu, dus de minister van VROM. Die is hier vandaag niet aanwezig. De staatssecretaris van buitenlandse handel is hier wel aanwezig. Uiteraard is zij van harte welkom. Ik had de minister van milieu verwacht. Ik hoop echter dat de staatssecretaris niet alleen haar visie wil geven op het wetsvoorstel, maar ook nadrukkelijk wil ingaan op de milieukanten hiervan. Ik vraag mij af wat precies de effecten zullen zijn van dit wetsvoorstel op het milieubewustzijn van de consument in Nederland. Geeft dit wetsvoorstel een extra impuls?

Concreet heb ik een vraag aan de staatssecretaris.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Laat mevrouw Sipkes even haar zin afmaken.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Het mag wel.

De voorzitter:

Kennelijk vindt zij het niet erg om onderbroken te worden. Normaal gesproken wachten wij even tot de zin is afgerond.

De heer Passtoors (VVD):

Mijn vraag gaat over een punt van orde. Ik vraag mij af of wij in dit stadium aan de regering vragen kunnen stellen in de behandeling. Volgens mij kan dat niet.

De voorzitter:

Het is heel gebruikelijk dat de minister die het onderwerp in het kabinet behandelt, achter de regeringstafel zit en mede haar visie geeft op het initiatiefwetsvoorstel. Minister De Boer is verhinderd en kan vandaag niet aanwezig zijn. Mevrouw Van Dok zit hier namens Economische Zaken. In feite is echter het kabinet aanwezig en zij kan straks bij de beantwoording haar visie geven op het wetsvoorstel dat nu voorligt ter behandeling.

Dat betekent dat als er twijfel is over het wetsvoorstel of als er vragen over het wetsvoorstel zijn, dit ook de minister die er zit kan regarderen. Op die manier kan het dus.

De heer Passtoors (VVD):

Dan had ik eigenlijk liever gezien dat de drie ministers en de staatssecretaris waren uitgenodigd. Ik doel dan op de minister van Landbouw, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de minister van VROM en de staatssecretaris. Zijn die uitgenodigd?

De voorzitter:

Dan had u dat moeten bedenken bij de procedurevaststelling in de vaste commissie.

De heer Passtoors (VVD):

Nee, de vraag is of zij uitgenodigd zijn.

De voorzitter:

Nee, u had moeten laten blijken dat het uw wens was dat de ministers hier aan de regeringstafel zouden zitten. Zo werkt het. In de procedurevergadering van de vaste commissie wordt vastgesteld of iets klaar is voor plenaire behandeling. Als u geen genoegen neemt met de ministers die het regardeert, maar er nog meer ministers bij had willen hebben, had u een voorstel moeten doen aan de leden van de commissie. Die hadden dan kunnen vaststellen of die bewindslieden alsnog uitgenodigd zouden moeten worden. Dit is een les. Ik kan er ook niets aan doen, maar zo werkt het wel in dit huis.

De heer Passtoors (VVD):

Dat geeft niet. Ik ben er pas kort bij.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

De regering spreekt met één mond, denk ik dan maar.

Voorzitter! Wij zijn allang bezig om handel in niet duurzaam geproduceerd hout aan banden te leggen en dat lukt niet in internationaal verband. Ik twijfel er niet aan dat de regering zich op dit gebied erg inspant. Ik wil de staatssecretaris concreet vragen of wat hier nu ligt een steun in de rug is voor als ze internationaal de boer op moet gaan. Is het een helder standpunt? Voor Nederland is nu wel het moment bereikt waarop wij alleen nog maar duurzaam geproduceerd hout willen. Is dit een steun in de rug of is het een aanval op haar beleid?

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik vind dat hier vandaag eigenlijk een vertegenwoordiging van het kabinet had moeten zitten om een wetsvoorstel te verdedigen dat import en gebruik van duurzaam geproduceerd hout wil stimuleren en zo nodig ook wil afdwingen. Maar in de loop van de afgelopen jaren is wel duidelijk geworden dat dit wat te veel gevraagd is. Vanwege de verschillende visies van de verschillende ministeries bleef het oorspronkelijk bij veel praten en een hoge mate van vrijblijvendheid, maar daar is in de afgelopen jaren gelukkig wel het een en ander aan veranderd. Die situatie hing dus samen met de verschillende visies die er waren op de manier waarop je een dergelijk probleem van ketenbeheersing aan kunt pakken. Een- en andermaal zijn er vragen over deze materie gesteld, dan wel moties aangenomen, waaruit het ongeduld van de Kamer bleek. Vandaag wil ik de fractie van GroenLinks, in het bijzonder mevrouw Vos, ermee complimenteren dat zij de kat de bel aan heeft gebonden en het instrument van een initiatiefwetsvoorstel heeft ingezet. Wij mogen constateren dat de staatssecretaris van Economische Zaken hier zit namens de regering. Ik ga ervan uit dat zij, als zij al zal reageren op opmerkingen vanuit de Kamer, dat ook integraal zal doen en dat het economische aspect niet het zwaartepunt wordt. Ik denk dat wij hier over een bredere zaak spreken dan alleen maar de economie.

De doelstelling en de inhoud van het initiatiefwetsvoorstel spreken ons als RPF-fractie aan. Ook de nuanceringen die in de nota naar aanleiding van het verslag en in verschillende nota's van wijziging worden voorgesteld, kunnen wij wel meemaken. In de loop van het wetgevingsproces wordt immers duidelijk waar de mogelijkheden en onmogelijkheden liggen en op welke manier de kans kan worden vergroot dat de doelstellingen daadwerkelijk worden gerealiseerd. In beginsel komt er een verbod op import van niet duurzaam geproduceerd hout en daarvoor een fase waarin moet blijken of hout al dan niet duurzaam is geproduceerd. De introductie van het verbod zal nog door een evaluatie worden voorafgegaan. Met een dergelijke set van maatregelen wordt recht gedaan aan zowel een aantal juridische vragen, aan de eigen verantwoordelijkheid van de sector, als aan het doel, namelijk het bewerkstelligen van een duurzaam beheer als basis. Hoewel het probleem oorspronkelijk begonnen is als een ver-van-mijn-bedshow, wordt tegenwoordig alom erkend dat de mondiale problemen – ontbossing, de problematiek van de CO2, de biodiversiteit en behoud van grootschalige eenheden bos en dus van ecosystemen – samenhang vertonen. In die zin is het behoud van de bossen mede als een genetische voorraad waarvan de waarde moeilijk overschat kan worden van groot belang.

Terecht beperkt de discussie in het wetsvoorstel zich niet meer alleen tot het tropisch hardhout, maar is in den brede gekeken naar alle houtsoorten en alle gebieden. Wat onze fractie betreft hebben wij het hier over een probleem dat alleen al op basis van het voorzorgbeginsel en op basis van het principe "het zekere voor het onzekere nemen" dient te worden aangepakt. Er moeten voorwaarden worden geschapen die een zorgvuldig beheer mogelijk maken en die de ontwikkeling in die richting verder stimuleren. Wij zien wel dat er diverse problemen moeten worden opgelost. Ik denk aan het grondgebruik en ontwikkeling. Dat laat onverlet dat een stok achter de deur een goede functie zal vervullen. Of dit initiatiefvoorstel een stok achter de deur zal zijn, wordt door sommigen betwijfeld. Ik ben het eens met de initiatiefnemer dat dit voorstel in internationaal opzicht een voorbeeldfunctie kan vervullen. Er kan dan ook meer helderheid ontstaan over de reikwijdte van de internationale verplichtingen in EU- en WTO-kader. Dat betekent hoe dan ook dat de benadering van de regering die een verplichte certificering niet wil overwegen, laat staan een eventueel invoerverbod en een en ander door marktpartijen wil laten ontwikkelen, in dat licht een vrijblijvende is. Omdat de internationaal-rechtelijke kritiek en mogelijkheden niet echt duidelijk zijn, dient volgens ons de huidige poging ten minste het voorbeeld van de twijfel te krijgen. De twijfel moet vervolgens worden weggewerkt en worden gebruikt om de zaak in de internationale gremia en onderhan- delingsrondes – de nieuwe WTO-ronde – aan de orde te stellen. Niet voor niets heeft de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ook reeds eerder aangekondigd dat bijvoorbeeld problemen op het gebied van dierwelzijn en GGO's door Nederland aan de orde zullen worden gesteld. Mij dunkt dat het onderwerp dat thans aan de orde is, uitermate geschikt is om als nieuw punt in de discussie in te brengen. Ik wijs op artikel 20 van de GATT-overeenkomst waarin de mogelijkheid is aangegeven om aanvullende nationale maatregelen te treffen ter bescherming van uitputbare natuurlijke bronnen op voorwaarde dat niet gediscrimineerd wordt tussen GATT-leden. Ik proef daarin enige ruimte om die richting uit te gaan.

Uiteraard brengt een systeem zoals voorgestaan kosten met zich. Het zijn voor onze fractie intrinsieke kosten die noodzakelijk zijn voor een verantwoorde houtproductie en een ecosysteembeheer. Tot nu toe heeft men te veel voor een dubbeltje op de eerste rang gezeten. Het is overigens ook niet de bedoeling om de kosten exorbitant hoog op te jagen. Hiermee zal wijs moeten worden omgesprongen.

De vergelijking van hout met pvc en aluminium kan ik niet goed plaatsen. Voor mij zijn het onvergelijkbare grootheden, waarbij juist het kenmerk is dat bomen over een groot oppervlak verspreid zijn en ook in het ecosysteem zelf groeien, in hernieuwbare grondstofvormen. Het gaat erom op welke manier die bomen worden gewonnen en hoe het ecosysteem wordt beheerd. Voor je het weet, is niet meer sprake van een ecosysteem, maar van een soort plantage of een productieakker.

Mevrouw Sipkes heeft gewezen op de minimummaat van 50 m3. Mij dunkt dat het weinig rendabel is wanneer je in dat soort porties internationaal met hout gaat slepen. Ik wijs in dit verband op de MER-plicht voor dijken. De dijkbeherende instanties splitsten de dijken op in stukjes van 5 km om van de MER-plicht af te komen. Helemaal denkbeeldig is het gevaar niet.

Voorzitter! Ik rond af. Wij zouden kunnen instemmen met het gewijzigde wetsvoorstel. Ik wacht eerst het antwoord af. In tweede termijn zal ik een definitief oordeel geven.

Ten slotte vraag ik de regering, indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, actief met de uitvoering aan de slag te gaan. De mogelijkheid is aanwezig dat een initiatiefwetsvoorstel wordt aangenomen, maar dat er vervolgens niet veel mee gebeurt. Dat kan wat mij betreft in dit geval niet de bedoeling zijn.

De heer Hendriks:

Mevrouw de voorzitter! Ik wil allereerst mevrouw Vos feliciteren met het feit dat zij in vak K zit. Wie weet wat het in de toekomst nog gaat worden. Bovendien wil ik haar feliciteren met het feit dat zij de moed heeft opgebracht om geheel zelfstandig iets te ondernemen wat dacht ik vooral een uitstraling kan hebben op ons nageslacht. Daar moeten wij goed aan denken.

Ik heb aan de beraadslaging in commissieverband niet deelgenomen. Ik wil hier graag verklaren dat het voor mij als eenmansfractie onmogelijk is aan dergelijke beraadslagingen deel te nemen. Ik functioneer in deze Kamer als generalist en niet als specialist, hoewel ik moet zeggen dat de onderhavige materie mij niet alleen op het hart geschreven is, maar ook van generatie op generatie is doorgegeven.

Mevrouw de voorzitter! Ik wil even de materie waarom het gaat, het duurzaam geproduceerd hout, globaal doornemen, zodat de collega's mijn gedachten hierover in hoofdlijnen kunnen vernemen. Het is mij opgevallen dat in het kader van dit wetsvoorstel een notificatieprocedure in gang is gezet. Dit doet mij deugd. Ik denk maar aan de Securitel-affaire. Ik heb met de collega's moeten constateren dat zo'n 400 zaken nog niet zijn genotificeerd. In dit geval is nog geen wet van kracht, maar is de notificatieprocedure toch al in gang gebracht, zij het dat de staatssecretaris blijkbaar conform de voorschriften deze procedure heeft stopgezet. Dat lees ik althans uit haar brief van 22 april 1996. Indien dat niet het geval is, hoor ik het graag van haar. Overigens is dit een zaak die ik alleen maar signaleer.

De voorzitter:

Ik zie dat de staatssecretaris hierop wil ingaan. Het is de bedoeling dat zij niet nu reageert, maar later. Zij mag nu slechts vragen stellen als iets haar niet duidelijk is.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Dat het tropisch bos op grote schaal bedreigd wordt, is een feit. Ik betreur dit in hoge mate. Er is al meer dan 40% of 50% van het wereldbosareaal verdwenen. Per jaar verdwijnt er nog steeds zo'n 10 tot 12 miljoen hectare, en dat is nogal wat. Het is tragisch dat juist de geïndustrialiseerde landen waartoe wij behoren, bekendstaan om deze grote roofbouw. Het probleem ligt niet bij de autochtone bevolking.

Ik wil nog even in herinnering brengen waar wij mondiaal over spreken. Het zal de collega's zeker bekend zijn, voorzitter, maar sta mij toe dit toch even te duiden. Er zijn in de wereld drie heel grote formaties tropische regenbossen, namelijk in Zuid- en Midden-Amerika, in Indo-Maleisië en in Afrika. Wereldwijd praten wij op dit moment over deze zaak. Het is niet alleen het certificeren of het behoud van dit tropisch hardhout waar ik op wil aansturen. Ik wil ook wijzen op iets wat ik nog niet gelezen heb in alle stukken, namelijk de rijkdom aan soorten planten en dieren in tropische bossen. Dat is niet onaanzienlijk en dat gaat toch ons hele ecosysteem aan. Daarbij meen ik ook te mogen melden dat vooral per hectare tropisch bos meer dan 200 verschillende soorten bomen leven, terwijl dat er in de karakteristieke natuurlijke bossen bij ons hooguit 15 zijn. Wat een verschil! En wat een zorg, ook voor ons als parlement. Daarnaast meen ik te moeten duiden op de vele nuttige planten en het genetisch materiaal wat op dit moment in die bossen nog aanwezig is.

Ik heb reeds gezegd dat in die tropische bossen slechts weinig mensen van de wereldbevolking leven. Het zijn er ongeveer 140 miljoen, misschien 150 miljoen. Zij gaan zeer zorgvuldig om met dat tropisch hardhout. Het is goed dat wij ons dat realiseren en dat wij ons als deelgenoot van de geïndustrialiseerde wereld moeten schamen dat wij het zover hebben laten komen. Maar dat kent ook zijn oorzaken. Het zijn de multinationals die zonder pardon slopen waar geld te verdienen is. Dat is voor ons ecosysteem slecht, evenals voor ons waterreguleringssysteem. Het zal bekend zijn hoe belangrijk het tropisch bos kan en moet zijn. De stabilisatie van het klimaat is ook van fundamenteel belang bij het beheer van de tropische bossen c.q. het tropisch hardhout. Vandaar dat een certificering van het hardhout en het gebruik ervan een parlementaire zorg moet zijn. De betekenis van de tropisch-hardhoutbossen is dat zij in hoge mate in staat zijn om met de ingestraalde zonnewarmte een matigend effect op het klimaat tot stand te brengen; iets wat steeds meer een zorg gaat worden als wij toch doorgaan met het vernietigen van tropische bossen.

Ik kom thans tot een heel belangrijk onderwerp. Dat is de houtkap. Mevrouw Vos heeft daarover ook het een en ander vermeld in de toelichting. Het feit is dat bij de houtkap, die veroorzaakt wordt door de mens, ons Nederland maar voor een heel klein deel verantwoordelijk is te stellen. Ik zal dat verklaren. Van de 100% houtkap wordt 80% gewoon vernietigd via vuur, het aanleggen van infrastructurele projecten en vooral ook de mijnbouw. Die 20% is dan echt het kaphout. Dan spreek ik over het tropisch hardhout. Van die 20% blijkt, volgens de gegevens die mij zijn aangereikt, 12% in het land van herkomst gebruikt te worden. Er blijft dus slechts 8% over voor export. Daarvan gaat 2,5% naar Japan. Dat land is dus de grootste afnemer van die 8% te exporteren hout. Nederland neemt maar 0,3% af. Wij moeten het dus wel in een bepaalde context zien. Wij moeten het niet overdrijven, als zou Nederland een enorme afnemer van tropisch hardhout zijn. Ik heb al deskundigen moeten beluisteren die vroegen: wat doen ze daar in de Kamer, waar zijn ze mee bezig? Ik heb ze moeten geruststellen, met de mededeling dat hier de intentie echt wat verdergaat dan alleen een verbod op het eventueel gebruik van tropisch hardhout. Dat ligt immers niet in het voornemen van de indienster c.q. in ons voornemen, als wij het overnemen.

De heer Gabor (CDA):

De heer Hendriks is buitengewoon ingevoerd in deze materie. Ik merk dat hij zijn gegevens goed illustreert. Hij geeft aan wat de verhoudingen zijn. Hij heeft de multinationals opgevoerd als de grote boosdoeners. Is de heer Hendriks bekend met het feit dat helaas jaar in jaar uit een gigantische hoeveelheid tropisch woud verloren gaat doordat de landbouwmethodes die in de landen worden toegepast, dat helaas nog noodzakelijk maken? Is niet de oplossing om ook van hieruit te werken aan een fundamentele oplossing van dit vraagstuk, teneinde deze landen in staat te stellen de agrarische bevolking op een andere wijze aan de kost te laten komen? Is dat niet een van de grote plichten die wij zelf hebben?

De heer Hendriks:

Ik dank collega Gabor voor deze zeer belangrijke opmerking. Ik ben het volledig met hem eens. Hij duidt op de 80% tropisch hardhout dat verdwijnt. Dat gebeurt op dit moment zonder mededogen. Wij hebben dit vorig jaar meegemaakt in Indonesië. Het is niet uitsluitend een ramp voor Indonesië en omringende landen, maar ook voor de wereld. Het zou een goede zaak zijn als wij daar wat meer aandacht aan besteden c.q. als wij met de parlementen ter plekke praten. Het kan niet meer verdergaan zoals het nu gaat in Indonesië en zoals het jaren geleden in Brazilië gebeurde. Die branden reikten van hier tot Hamburg en tot Lyon. Ik zeg dit om er een indruk van te geven wat er op wereldschaal gebeurd is. Het is gigantisch. Ik ben het volledig met de heer Gabor eens. Als hij een initiatief neemt op dit punt, steun ik hem volledig.

Voorzitter! De initiatiefneemster heeft ook gewezen op de ITHO, de internationale tropisch-houtorgani- satie. Dat is een goede organisatie. Wij weten dat vooral Nederland en Duitsland zich daar sterk voor maken. Duitsland is echt een zorgzame vader of moeder voor het bos. Beide landen hebben zich hierin weten te vinden. 18 producentenlanden en 23 consumentenlanden, die ongeveer 90% van de handel in tropisch hout omvatten, zijn binnen de ITHO tot afspraken gekomen. Als wij een oordeel geven over dit wetsvoorstel, hoop ik dat het zodanig wordt geïntroduceerd dat die 41 landen dit signaal meteen oppakken. Populair gezegd: zo krijgt mevrouw Vos de bal aan het rollen. Er gebeurt dan iets. Ik meen dat dit ook haar intentie is, want als klein land, dat een zo klein deel van het tropisch hardhout gebruikt, kunnen wij daarbij niet meer dan een signaalfunctie vervullen. In onze stichting Bos en hout hebben wij al uitstekende afspraken en convenanten. Die zorg hoeven wij hier dus op dit moment niet te hebben. Het is privaat goed geregeld. In de sfeer van de bosbouwlanden is de Wereldbank de invloedrijkste ontwikkelingsbank. Ik hoop dat de Wereldbank dan ook niet alleen kennisneemt van deze wet, maar ook acties onderneemt. Als het tot uitvoering komt, gaat het om veel geld. Ik hoop dat de Wereldbank met haar gelden kan meehelpen aan het behoud van het tropisch bos c.q. het gebruik van duurzaam geproduceerd hout. Ik heb al gezegd dat wij voor de uitvoering van het duurzaam produceren van hout vooral bij de multinationals te rade moeten gaan en zelfs moeten afdwingen dat ook zij hiervoor zorgdragen. Aan de plaatselijke bevolking ligt het niet; dat is bewezen.

Ik zeg nog eens dat ook ik zorg heb over de bedreiging van de tropische bossen. Nederland gebruikt per jaar 13 miljoen m3 hout, hardhout en zachthout samen, en heeft zelf een productie van 1 miljoen m3. Wij zijn dus voor het allergrootste deel afhankelijk van buitenlands hout. De Scandinavische bossen zijn het probleem niet, ook de Duitse bossen niet en in het algemeen de Europese bossen niet. Bij alle bossen elders in de wereld moeten wij echter ernstig rekening houden met de onverantwoorde houtkap die er plaatsvindt. Het is een goede zaak dat op wereldniveau de uitstraling van certificering zodanig is dat de betrokken landen niet anders meer kunnen dan zich inzetten voor duurzaam geproduceerd hout. Gebeurt dat op het ogenblik? Deze vraag kan ik positief beantwoorden: het gebeurt wel degelijk. Er zijn zelfs elders ter wereld boomsoorten ontdekt, zoals ik recentelijk nog in Mexico heb mogen zien. Dat betrof een snelgroeiende boom, die wij ook in Nederland kennen: de leucana. Zulke botanische veranderingen zullen in de eeuwen gespreid een verbetering geven van de totale bosopstand op wereldniveau. De leucana wordt ook wel een wonderboom genoemd: de Amerikanen noemen het een wondertree, de Indonesiërs zeggen ipil ipel en de Midden-Amerikanen zeggen huaxin. De boom komt oorspronkelijk uit Mexico. Wij parlementariërs komen overal in de wereld, zoals ik heb mogen constateren. Wanneer wij ergens in de wereld zijn, kunnen wij er ter plaatse eens aandacht aan besteden.

In het wetsvoorstel staan enkele punten die mij aanleiding geven tot het stellen van vragen. In artikel 9.1 wordt gesproken van een accountantsverklaring. Ik kan mij voorstellen dat het beter zou zijn als de stichting Bos en hout in Wageningen, bij de indieners welbekend, een dergelijke verklaring afgeeft. Dit is een notoire stichting, die naar mijn mening met meer deskundigheid een verklaring kan afgeven dan een accountant. Ik twijfel niet aan de bekwaamheid van accountants, maar zij hebben ten principale geen taakstelling op het gebied van hout.

Bij de certificering wordt de minister een rol toebedeeld. Ik kan mij voorstellen dat via de minister de stichting Bos en hout de certificering op zich neemt.

In artikel 9.16 heb ik gevonden dat de houthandelaar met een beheersplan moet komen. Dit lijkt mij wat te zwaar voor de functie die een houthandelaar heeft. Ik heb de indruk dat wij ook voor een beheersplan bij een andere instantie moeten zijn. Het kan naar mijn mening weer beter door de stichting Bos en hout worden geregeld. Een houthandelaar lijkt mij alleen maar een instantie die over een beheersplan moet kunnen beschikken en het moet kunnen tonen op het moment dat hij hout invoert c.q. verkoopt.

Voorzitter! Naar ik heb begrepen is er één amendement ingediend – dat heb ik althans tot op heden kunnen beluisteren bij de docubalie – ik heb dit amendement evenwel nog niet. Ik zal naar aanleiding van de debatten die wij nu gaan voeren, mijn uiteindelijke medewerking al of niet geven. Het tendeert zeker in de richting van het ja zeggen tegen dit mooie wetsvoorstel.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil de bijdrage namens de SGP-fractie aan dit debat beginnen door mijn waardering uit te spreken voor het vele werk dat collega mevrouw Vos zich heeft willen getroosten om een wettelijke regeling tot stand te brengen ter bevordering van het duurzame gebruik van hout. Het is bepaald geen sinecure om een eigen initiatiefwetsvoorstel voor te bereiden en in te dienen. De initiatiefneemster kan daar hoogstwaarschijnlijk intussen over meepraten.

Mede als gevolg van allerlei gecompliceerde internationaal-rechtelijke bepalingen heeft zij intussen heel wat water bij de wijn moeten doen. Het aanvankelijke verbod op de invoer van niet duurzaam geproduceerd hout is inmiddels vervangen door een verplichting tot het aanbrengen van een keurmerk met de mogelijkheid om, na een evaluatie, met ingang van 1 januari 2005 alsnog een verbod in te stellen. Het roept bij ons de vraag op welke marges wij op nationaal niveau eigenlijk nog hebben om specifieke milieudoelstellingen na te streven.

Daarnaast laat dit initiatiefwetsvoorstel heel pregnant zien hoe milieudoelstellingen opzij kunnen worden gezet door c.q ondergeschikt kunnen worden gemaakt aan afspraken die zijn gemaakt in het kader van de bevordering van de wereldhandel. Wij zullen ons moeten inzetten voor een vergroening van het wereldhandelssysteem. Daar is, naar ik aanneem, ook het streven van de initiatiefneemster op gericht.

Voorzitter! Laat ik vooropstellen dat ik de achter het wetsvoorstel liggende doelstelling voluit steun. Ook de SGP-fractie is van mening dat het hoognodig is om de bosarealen waarover nog wordt beschikt duurzaam te beheren. We zijn dat krachtens ons bijbels genormeerde rentmeesterschap verplicht. Tegelijkertijd moeten we ons er terdege rekenschap van geven welke kwaliteit de regeling die we gaan krijgen precies heeft. Aan louter symbolische regelingen hebben we niets. Wat we vooral nodig hebben, is een werkbare regeling die een effectieve bijdrage levert aan het tegengaan van kaalslag en die een stimulans vormt voor een werkelijk duurzaam beheer van de bosarealen waar we op de aarde nog over beschikken. Het duurzame beheer, mondiaal gesproken, is vooral een internationaal georiënteerde discussie, waarin we slechts een bescheiden rol spelen. Toch zou ik hopen dat onze regering zich tot het maximaal mogelijke op dit terrein inzet.

Voorzitter! Hoe effectief is de nu voorgestelde regeling? Er is wel gezegd dat zelfs een absoluut importverbod niet zal helpen. De tropischboslanden kappen er geen boom minder om, vanwege het keiharde economische belang dat geldt. Hoe kijkt de indienster hier tegenaan? Is niet een groot nadeel van het wetsvoorstel dat de regering zich beperkt tot Nederland? Natuurlijk is dat geen verwijt maar een constatering.

Ons land mag dan relatief gezien een royale gebruiker zijn van tropisch hardhout, maar in absolute termen stelt dat natuurlijk aanzienlijk minder voor. Ik mag toch aannemen dat de houtproducerende landen er bepaald niet wakker van liggen dat het Nederlandse parlement discussieert over maatregelen om de kaalslag in tropische regenwouden tegen te gaan. Economisch is houtkap en export van hout voor bepaalde landen een bittere noodzaak. Daar zal iets aan moeten worden gedaan in internationaal verband. Collega Gabor wees daar zojuist in een interruptiedebatje ook op en hij heeft gelijk.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Eenzelfde discussie over de vraag of wij nu wel of niet wezenlijk bijdragen aan een milieuprobleem, hebben wij gevoerd in het debat over de klimaatproblemen. Is het volgens u verstandig om voortdurend te wijzen op die kleinheid van wat wij in Nederland bijdragen aan het milieuprobleem, zonder in de beschouwing te betrekken dat wij in feite ook een klein land zijn en dientengevolge in absolute zin zeker niet veel bijdragen, maar dat wij, in verhouding, met anderen keurig in de pas lopen? Als wij dat zouden constateren, was het dan ook niet verstandiger om daar de consequenties uit te trekken en het eigen milieubeleid consequent te ondersteunen?

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Mevrouw Augusteijn heeft volgens mij mijn tekst niet gezien...

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Nee.

De heer Van der Vlies (SGP):

...maar zij krijgt in het vervolg absoluut antwoord op haar vraag, want dit is de overgang naar wat ik ga zeggen. Ik heb inderdaad een paar relativerende opmerkingen gemaakt, maar mijn volgende punt zou zijn: dat alles overziende, is er dan nog ruimte voor het dragen van een eigen verantwoordelijkheid voor wat je in je eigen land aan doelstellingen hebt en nastreeft, ja of nee? Het antwoord op die vraag van de SGP-fractie is "ja", voluit "ja". En dat zult u merken.

Voorzitter! Uiteraard wil ik hiermee niet gezegd hebben dat het wetsvoorstel geen waarde heeft, integendeel. Waar ik op wilde wijzen, is het grote belang van een internationale consensus over de bescherming van de bossen en de duurzame exploitatie daarvan. In eerste instantie denk ik aan internationale afspraken in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Dat zou natuurlijk het meest effectief zijn. Als dat niet mogelijk is, zouden wij moeten streven naar afspraken in Europees verband. Overigens is niet op voorhand uit te sluiten dat zelfs een Europese regeling op gespannen voet komt te staan met de verplichtingen die voortvloeien uit de GATT-overeenkomst. Hoe groot acht de indienster de kans dat ooit op Europees niveau een dergelijke regeling tot stand komt? Wat is het oordeel van de staatssecretaris daarover? Pas in de laatste plaats denk ik bij dit mondiale milieuprobleem aan een aanpak op nationale basis. Immers, als de internationale gremia het laten afweten, is er inderdaad een afweging om de eigen verantwoordelijkheid voor ons eigen terrein en onze eigen activiteiten in te kleuren. Ik zei het al in het interruptiedebatje met mevrouw Augusteijn. Het effect van een regeling die zich beperkt tot onze landsgrenzen, kan slechts bescheiden zijn, gezien het mondiale schaalniveau van het probleem waar het hier om gaat, maar dat betekent niet dat wij geen kleine stapjes zouden moeten zetten. Liever kleine stapjes dan helemaal geen stapjes, wil ik tegen mevrouw Augusteijn en anderen zeggen.

Los van de vraag of het wetsvoorstel in eerste instantie op macroniveau tot resultaten leidt – daar kun je best vraagtekens bij zetten – mogen en moeten wij op nationaal niveau vanuit onze verantwoordelijkheid ook kritische kijken naar wat wij nog wel kunnen doen. En moeten wij ook kritisch kijken naar ons productie- en consumptiepatroon in het gebruik van hout. Daar wil dit wetsvoorstel een bijdrage aan leveren.

Het wetsvoorstel is in beginsel ook van toepassing op de houtproductie binnen Nederland. Met nadruk zeg ik "in beginsel". Kan de indienster nader ingaan op de gevolgen die het wetsvoorstel kan hebben voor de Nederlandse houtproductiesector? In artikel 9.1 wordt een definitie gegeven van de term "gebied". Een gebied is een deel van het grondgebied van een Staat dat geheel of gedeeltelijk uit bos bestaat en waarvoor door een autoriteit van die Staat een concessie voor het kappen van hout is verleend. Dat is de definitie van het wetsvoorstel. Het gaat hier om een ander systeem dan wij kennen in onze Boswet. Die kent niet de figuur van de concessie. Bovendien gaat het in veel gevallen om een bescheiden hoeveelheid houtkap. Is het nadrukkelijk de bedoeling dat dit valt onder de uitzonderingen, genoemd in artikel 9.2? Kan de indienster voorts aangeven op welke termijn de AMvB, als bedoeld in artikel 9.2, de Staatscourant zal bereiken?

Wetstechnisch enigszins merkwaardig is de constructie die de initiatiefneemster heeft gekozen voor de eventuele invoering van een importverbod. Het artikel waarin dit verbod is neergelegd, treedt in werking op een bij KB te bepalen tijdstip dat ligt na 1 januari 2004. Zoals het er nu staat, is de regering niet gehouden om vóór 1 januari 2005 bij KB artikel III in werking te doen treden. Zelfs indien het KB tien jaar na dato zou worden geslagen – ik noem maar een termijn – voldoet de Kroon in formele zin nog steeds aan het vereiste van een tijdstip, gelegen na 1 januari 2004. Dat is dus nogal rekbaar. Is dat ook de bedoeling van de indienster? Zo neen, is het dan niet wenselijk om in artikel IV te bepalen dat het KB uiterlijk vóór 1 januari 2005 of een concreet te kiezen andere datum geslagen dient te zijn? Is dat geen helderder formulering?

Ik rond af. De SGP-fractie staat niet onwelwillend tegenover het initiatiefwetsvoorstel. Dat moge duidelijk zijn. Wij hebben op onderdelen een aantal kritische vragen gesteld. Ik wacht met belangstelling de beantwoording af. Uiteraard stellen wij ook belang in het advies dat de staatssecretaris aan de Kamer heeft uit te brengen, zo zij dat althans zelf wil, over het initiatiefwetsvoorstel.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! De heer Van der Vlies reageerde op het voorstel om in 2004 of daarna met een KB over het regelen van het invoerverbod te komen. Bedoelde hij daarmee dat de inhoud van de evaluatie niet van belang is voor het tot stand komen van zo'n eventueel KB?

De heer Van der Vlies (SGP):

Uiteraard wel. Dat zit ook in het systeem van het wetsvoorstel. Die evaluatie zal er zijn. Er kan dan aanleiding zijn om tot een importverbod te komen, maar om allerlei redenen – zie de memorie van toelichting – kan dat niet eerder dan na 1 januari 2004. Dat "na 1 januari 2004" opent de mogelijkheid van uitstel. Dat was mijn technische kritiek, want wellicht moet je dat anders formuleren.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Reeds jarenlang wordt wereldwijd erkend dat ontbossing een van de grote milieuproblemen van deze eeuw en komende eeuwen is. Hoewel het tempo waarin dit gebeurt enigszins lijkt af te nemen, kan er toch worden geconstateerd dat het verlies aan natuurlijk bos nog bij lange na niet wordt gecompenseerd door nieuwe aanplant. Nog onlangs werd bekend dat met name in grote delen van Siberië massale houtkap leidt tot zeer grote schade aan landschap en ecosystemen. Het gaat dus niet alleen om tropisch hardhout. Een duurzaam bosbeheer is dan ook, zowel vanuit economisch als vanuit ecologisch oogpunt, zeer noodzakelijk. Nederland – ik zeg dat ook tegen collega Van der Vlies – is in absolute cijfers geen grote gebruiker. Verhoudingsgewijs is ons land dat echter wel, omdat ruim 90% van de eigen houtbehoefte uit import wordt verkregen. Bovendien vormt de Rotterdamse haven een "houtpoort" tot andere landen in Europa. Duurzaam bosbeheer is de afgelopen kabinetsperiode veelvuldig onderwerp van overleg geweest. Er werd daarbij gekozen voor een controlemogelijkheid door middel van certificering. Daartoe is door de regering een aantal minimumcriteria gesteld en is de stichting Keurhout opgericht.

Deze op zichzelf positieve ontwikkeling is echter helaas niet gevolgd door erg veel actie. Het wachten is nog steeds op partijen hout met een certificaat, dat aan FSC-normen of soortgelijke eisen wordt voldaan. Wij hebben zojuist gehoord dat er een dergelijke partij is aangeboden. Het is jammer dat slechts één partij daarvan op de hoogte is. Ik vraag mij ook af of het werkelijk zo is. Enkele maanden geleden is een grote partij gekeurd hout aangeboden, maar niet op grond van de criteria die wij hebben opgesteld. Overigens is het prima dat dergelijke ontwikkelingen zich voordoen. Ik ben met groot plezier getuige geweest van deze aanbieding. De fractie van D66 wil echter graag dat de puntjes op de i worden gezet.

De heer Hendriks:

U heeft zojuist gezegd dat Nederland een groot afnemer van hout is. Dat klopt. Van de 90% die Nederland importeert, is echter maar een klein deel tropisch hardhout. Voor het grootste deel is er sprake van een goede regulering. Ik heb in mijn betoog het voorbeeld van de Scandinavische bossen genoemd, waarin de houtproductie al gedurende generaties goed is geregeld. Als een dergelijke regeling voor tropisch hardhout wordt ingevoerd, zitten wij goed. Ik wijs er echter op dat Nederland geen groot afnemer van tropisch hardhout is. Dit betreft slechts 0,3%.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Dit wetsvoorstel omvat meer dan alleen tropisch hardhout. Het betreft namelijk al het hout. De heer Hendriks heeft overigens gelijk op het punt van het aandeel van tropisch hardhout dat in een Nederland wordt geïmporteerd.

De heer Hendriks:

Het was mij ontgaan dat het wetsvoorstel op al het hout betrekking heeft. Ik heb daar overigens geen moeite mee, want hout is hout. Ik meen echter toch dat het gaat om certificering van tropisch hardhout.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Ik neem aan dat de initiatiefneemster mijn woorden kan bevestigen.

Voorzitter! Voor mijn partij was de trage voortgang aanleiding tot het indienen van een motie waarin werd aangedrongen op het maken van haast met de certificering. Bij brief van 12 maart 1997 – de behandeling van dit onderwerp is nogal langgerekt – heeft de regering de voornemens vervolgens nader uitgewerkt, maar een wettelijke certificering is nog niet bereikt. Het initiatiefwetsvoorstel komt overeen met hetgeen mijn fractie voor ogen staat bij het duurzaam bosbeheer. Het is wereldwijd gezien misschien een kleine stap, maar wel een belangrijke. Ik feliciteer mevrouw Vos dan ook met dit initiatief dat, naar ik hoop, een sneeuwbaleffect zal hebben. Welke stappen staan de initiatiefneemster voor ogen om de volgende slag richting Europa te kunnen maken? Daar is alles nog lang niet geknipt en geschoren.

Ik constateer dat het draagvlak voor duurzaam geproduceerd hout groot is; bij de consument, bij de houthandel en bij de detailhandel. Dat geldt ook voor de hout producerende landen. Ik noem een voorbeeld. In oktober 1997 meldde het ministerie van Economische Zaken dat Maleisië een nationale raad voor houtcertificering in zal stellen en daartoe tot het jaar 2000 700 mln. dollar wil uittrekken. De brief was ondertekend door mevrouw Van Dok. Certificering zal volgens ISO-richtlijnen plaatsvinden. Ook het verslag van de 23ste zitting van de interdepartementale raad voor de handelspolitiek meldt een actualisering van de houtcertificering. Met name in Canada en Zweden hebben zich ontwikkelingen in gunstige zin voorgedaan.

Voorzitter! Alle partijen geven dus aan dat duurzaam bosbeheer noodzakelijk is. Waar wachten wij dan nog op? Over de wijze waarop is men het grotendeels eens, maar de grote verschillen in opvatting betreffen de verplichting tot certificering en de criteria die moeten worden gehanteerd. In de eerdergenoemde brief van de regering wordt aangegeven dat het streven is om in het jaar 2000 uitsluitend nog duurzaam geproduceerd hout in Nederland te gebruiken. Certificering wordt gezien als marktinstrument en de uitvoering wordt overgelaten aan het bedrijfsleven zelf, overigens onder toezicht van de certificerende instanties. Er is toch weer sprake van een vrijwillige basis. De Vereniging van Nederlandse houtonderne- mingen verzet zich niet tegen de uitgangspunten van duurzaam bosbeheer, maar wettelijke maatregelen worden afgewezen. Er zijn ook bezwaren tegen de FSC-criteria.

Waarom de ene stap wel maar de volgende niet gezet? De fractie van D66 is van mening dat op het punt van duurzaam bosbeheer nu knopen moeten worden doorgehakt. Wij wachten er al acht jaar op. Een verplichting tot certificering is daarbij een juist instrument. Overigens moet dit naar de mening van mijn fractie gelden voor alle hout. Wij kunnen ons dan ook zeer wel vinden in het initiatiefvoorstel van mevrouw Vos. Met de indienster zijn wij van mening dat de hierbij te hanteren criteria die van het FSC-systeem kunnen zijn. Het is een ver ontwikkeld systeem en het sluit ook aan bij de notitie van de regering en de moties dienaangaande van D66 en van GroenLinks.

De tien principes van dit systeem, ook genoemd in de nota naar aanleiding van het verslag, zijn voor de houtproducerende landen een goede leidraad voor duurzaam beheer. De stapsgewijze invoering van het wetsvoorstel, waarbij de termijnen inmiddels via wijzigingsvoorstellen zijn aangepast, heeft onze instemming. Er is voldoende tijd voor producenten en handel voor de noodzakelijke aanpassingen. In de tweede en derde nota van wijziging zijn voorstellen gedaan tot inwerkingtreding op 1 juli 1998, maar de verplichting tot certificering gaat in op 1 januari 2000. In een nota van wijziging wordt het eerder bepleite verbod op de invoer verschoven naar een nader te bepalen datum na 1 januari 2004, in afwachting van de jurisprudentie binnen WTO, EU en GATT. Ik wacht het commentaar van mevrouw Vos op het amendement van mevrouw Verspaget af. Collega Van der Vlies heeft hierover overigens ook behartigenswaardige opmerkingen gemaakt. In tweede termijn zal hierop worden teruggekomen. Het lijkt mij voorlopig een verstandige weg. Ik constateer bovendien dat in het nieuwe artikel 9.15 een evaluatieartikel is ingevoegd, waarmee wordt beoogd de werking van certificering te toetsen.

Voorzitter! De Raad van State wijst in dit verband op mogelijke problemen van handelspolitieke aard en lijkt zich af te vragen of de voorgestelde stap wel tot de bevoegdheid van Nederland kan behoren. De reactie hierop van de indienster onderschrijf ik. Zij heeft het ook over milieumaatregelen in verband met een wereldwijd belang. Kan mevrouw Vos op mogelijk te verwachten problemen op dit punt nader ingaan? Sinds de indiening van haar voorstel is namelijk al weer geruime tijd verstreken. Wellicht heeft zij nadere informatie. Ik wijs in dit kader op bladzijde 9 van de memorie van toelichting, waarin wordt aangegeven dat het niet geheel duidelijk is waarop artikel 113 van het EG-verdrag in het kader van dit wetsvoorstel betrekking zal hebben. Wellicht wordt er aangehaakt bij artikel 130s inzake milieubescherming. Als zodanig past dit voorstel zeer wel in dat kader.

Voorzitter! Ik heb nog een enkele vraag. Is er overleg geweest met de stichting Milieukeur? Wordt er in de toekomst wellicht daarbij aansluiting gezocht? Mijn fractie vraagt zich af of de bepaling ten aanzien van de verplichting tot inzage in het beheersplan niet veel te ingewikkeld is. Ondanks alle positieve kwalificaties die ik hiervoor heb gegeven, heeft mijn fractie toch enige aarzeling bij het punt van een rood en een groen keurmerk. Het groene keurmerk, de certificering dus, kwalificeert. Het rode keurmerk diskwalificeert. Het was toch in eerste instantie de bedoeling dat er een keurmerk kwam voor duurzaam geproduceerd hout? De consument zal mijns inziens eerder kiezen voor het groene label en het rode als tweede keus zien. Dat is misschien hooguit aantrekkelijk als de prijs wat lager is. Ik weet niet of dat de bedoeling was en hoor daarop graag een reactie.

Voorzitter! Op de ingediende amendementen van mevrouw Verspaget zal ik in tweede termijn ingaan. Ik sluit af. In 1996 nam de regering zich voor om voorop te lopen ten opzichte van de ITHO-doelstellingen. Helaas is er in de uitvoering van het ingezette beleid veel te weinig vooruitgang geboekt. Geconstateerd moet worden dat met name vanuit de houtproducerende en -exporterende landen veel verzet tegen verplichte certificering is. Met dit wetsvoorstel plaatst Nederland een belangrijke piketpaal voor een gewenst Europees en mondiaal beleid.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter! De VVD staat achter het doel van het initiatiefwetsvoorstel van collega Vos: de bevordering en de instandhouding van het bos en het tropisch regenwoud in het bijzonder en een duurzame productie van al het hout. De VVD heeft ook veel waardering voor de inzet van mevrouw Vos om dit doel te bereiken en voor al het werk dat zij verzet heeft in het kader van dit voorstel.

De VVD ondersteunt het instrument waarmee zij dit doel wil bereiken echter niet. Dat is een eenzijdig door Nederland af te kondigen verbod op de import van en de handel in niet duurzaam geproduceerd hout. Zo'n eenzijdige stap is onzes inziens in strijd met artikel 113 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, dat eenzijdige handelspolitieke maatregelen verbiedt. Ook artikel 30 juncto artikel 36 werpt een barrière op tegen de voorgestelde beperkingen, terwijl ook het doel – de bescherming van het milieu – de grond mist voor een eenzijdige maatregel. De Raad van State, de Europese Commissie en een aantal lidstaten hebben daar al op gewezen in hun reactie op het eerste deel van de notificatieprocedure, die voorlopig is afgebroken.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! De heer Passtoors geeft nu argumenten die gebaseerd zijn op het initiatiefvoorstel zoals het door mevrouw Vos is ingediend. Kan hij ook ingaan op de door mij voorgestelde amendementen waarin die strijdigheid wordt geëlimineerd?

De heer Passtoors (VVD):

Ik zal daar later op terugkomen.

De verwachting is dat ook de WTO hier op grond van de GATT problemen mee zal hebben. Het verweer van collega Vos heeft de VVD niet overtuigd. Wellicht kan zij hier nog eens duidelijk op ingaan. Collega Augusteijn heeft overigens ook al een vraag gesteld over artikel 113.

Ook pogingen om niet formeel de handel van niet duurzaam geproduceerd hout te verbieden maar de weg van de verplichte certificering op te gaan, zullen onzes inziens niet werken. Materieel wordt immers hetzelfde bereikt. Dat is ook de basis van onze bezwaren tegen de amendementen. Het wordt naar buiten toe en formeel weliswaar verzacht, maar er verandert materieel niets. Er blijft sprake van een eenzijdig door Nederland opgelegde beperking ten aanzien van de handel.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Ik wijs op de moedige houding die de vroegere VVD-minister Nijpels heeft ingenomen ten opzichte van een aantal zaken die op het milieu betrekking hadden en die op zichzelf ook niet in overeenstemming waren met datgene wat in Europa of in de WTO mogelijk was. Hij heeft door eigen actie zowel in Europa als bij de WTO bewerkstelligd dat die maatregelen wel degelijk door Nederland kunnen worden genomen. Neemt de VVD nu een veel terughoudender plaats in?

De heer Passtoors (VVD):

Het is duidelijk dat de VVD nu terughoudender is, omdat er al reacties op geweest zijn. De notificatieprocedure heeft het al aangetoond. Er zijn duidelijk andere omstandigheden dan in de incidentele gevallen die mevrouw Verspaget aanhaalt.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Dat betekent dus dat de VVD niet de lust en de moed heeft om te vechten voor iets dat van wezenlijk belang is voor het behoud van natuur en milieu.

De heer Passtoors (VVD):

Dat ziet mevrouw Verspaget helemaal verkeerd. Ik heb gezegd dat wij het niet eens zijn met het voorgestelde instrument. Wij zijn er wel voor om internationaal tot resultaat te komen. Ik kom daar straks op terug. Wij willen internationaal tot resultaat komen, maar niet middels een onzes inziens verkeerd instrument. Wij zullen daardoor teruggefloten worden. Alle inspanningen die Nederland hierin internationaal doet, zullen hierdoor minder waarde krijgen.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Dat is vrees. Dat is geen werkelijkheid. In feite betekent dit dat de heer Passtoors accepteert dat de internationale weg waarop wij al acht jaar aan het werk zijn, niet spoedig tot resultaten leidt. Dit heeft de facto tot gevolg dat de mondiale verwoesting van de bossen sneller zal doorgaan. Vindt hij dat een acceptabele weg? De voorgestelde weg regelt in ieder geval datgene wat voor Nederland mogelijk is.

De heer Passtoors (VVD):

Mevrouw Verspaget draait de zaken om. Wij hebben internationaal stappen genomen. Wij praten daarover op 18 maart verder. Er is een ITHO-doelstelling. Daar streven wij naar. Wij zijn er hard mee bezig om dat in orde te krijgen. Wij voeren bilaterale overleggen en wij hebben afspraken met landen. Wij steunen landen in duurzaam bosbeheer. Dat is de weg die ik op wil gaan en die de VVD altijd op wil gaan. Uiteindelijk willen wij exact hetzelfde bereiken als mevrouw Verspaget. Daarover is er geen enkel misverstand. Wij zeggen alleen dat het instrument dat mevrouw Vos wil gebruiken en waar mevrouw Verspaget kennelijk achterstaat, niet datgene teweeg zal brengen wat wij zo graag willen zien. Een eenzijdige stap van Nederland vinden wij niet goed. Wij moeten wel eenzijdig internationaal actief zijn. Wij moeten niet eenzijdig op deze manier werken en straks teruggefloten worden door of de WTO of de Europese Commissie.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Wij hadden een doelstelling voor 1995 en een doelstelling voor 2000. Die zullen wij met het bestaande beleid niet halen. Kennelijk is dat acceptabel voor de heer Passtoors.

De heer Passtoors (VVD):

Dat zegt mevrouw Verspaget. Dat is haar mening. Ik heb, met de regering, alle vertrouwen dat wij de doelstelling halen. Dat moet echter met zijn allen gebeuren.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij het woord aan de heer Schutte geven.

De heer Schutte (GPV):

Er liggen niet alleen enkele amendementen van mevrouw Verspaget, er ligt er ook eentje van mij. Dat amendement doelt erop om het meest moeilijke punt, een eventueel importverbod na het jaar 2004, niet meer op enigerlei wijze in deze wet op te nemen. Blijft dan nog het standpunt van de VVD-fractie dat het resterende instrument, namelijk certificering, niet gebruikt moet worden om internationaal een stap verder te komen?

De heer Passtoors (VVD):

Ik denk dat een verplichte certificering materieel exact dezelfde gevolgen zal hebben als een importbeperking. Ik denk dat andere landen hier niet in zullen stappen. Dat betekent dat wij ook die weg niet op willen.

De heer Schutte (GPV):

Dat betekent dus dat de heer Passtoors op geen enkele wijze een eigen verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering wil zien, verdergaand dan als een participant in het internationale overleg?

De heer Passtoors (VVD):

Ik kom daar direct op terug. De vrijwillige certificering die in gang is gezet en waaraan de regering actief heeft meegewerkt door criteria te stellen, is in werking gezet. De stichting Keurhout is bezig. Dit werkt. Het stimuleren van consumenten om juist ook te vragen om duurzaam geproduceerd hout werkt. Dat vinden wij een goede weg. Dat is iets anders dan dat Nederland eenzijdig als gidsland zegt hoe de anderen het moeten gaan doen. Wij moeten het samen doen. Dan staan wij veel sterker. Er is dan draagvlak en dan komen wij verder. De regering is het daarmee roerend eens. Ik hoop dat dit straks of morgen wordt bevestigd.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik ben toch een beetje verbaasd over deze invalshoek van de heer Passtoors, die toch van de liberale fractie is. Hij zegt eigenlijk dat wij het de handelaren verplicht kunnen opleggen om alleen duurzaam hout te produceren, als wij internationaal een regeling kunnen afspreken. Dit voorstel geeft nu juist optimale kansen aan marktwerking. Het maakt de consument namelijk bewust. Het is gewoon het verder stimuleren van vraag en aanbod. Wat kan hij daar dan op tegen hebben?

De heer Passtoors (VVD):

Nee, de consument heeft geen keuze.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Hoe bedoelt u dat? De consument heeft de keuze tussen "rood hout" en "groen hout".

De heer Passtoors (VVD):

Uiteindelijk is het de bedoeling van het wetsvoorstel om het op één manier te regelen, namelijk alleen duurzaam geproduceerd hout in Nederland. In de tussenfase wordt wel met rood en met groen hout gewerkt, maar uiteindelijk komt het er toch op neer dat het beperkend gaat werken.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Mijn bezwaar is juist dat het wetsvoorstel niet zover gaat. Ik begrijp dus niet wat uw interpretatie daarvan is. Als u het goed leest, dan wordt wel duidelijk dat daar weer een koninklijk besluit voor nodig is. Het is misschien een drukmiddel, maar het wordt niet vastgelegd. Wat wordt vastgelegd, is dat de consument weet wat hij kan doen. De consument kan dus echt als actor op die markt opereren en hij kan daarmee de vraagzijde beïnvloeden.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Nee, er stonden al twee mensen eerder bij de interruptiemicrofoon. Ik stel voor dat wij dit nu zo langzamerhand afronden, want het draait allemaal om hetzelfde thema. Er zitten slechts kleine nuances in de vragen. U mag dus allen nog één vraag stellen.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Ik wil graag duidelijkheid krijgen van de VVD-fractie over wat zij nu wel en wat zij nu niet wil, want dat is mij absoluut niet duidelijk. De heer Passtoors zegt dat zijn fractie voor duurzaam bosbeheer is. Zijn fractie is zelfs misschien wel voor certificering, alleen niet als een eenzijdige stap van Nederland, maar wel in Europees verband. Ik leg de nadruk op het woord "misschien", want ik heb niet gehoord of het echt zo is. Tegelijkertijd zegt hij dat hij eigenlijk geen verplichte certificering wil. Het is natuurlijk of het een of het ander. Als hij zegt dat hij het niet eenzijdig in Nederland wil hebben, dan is dat duidelijk en als hij het überhaupt niet wil, ook niet in Europees verband, dan is het ook duidelijk. Misschien kan hij ons duidelijk maken wat hij echt wil, want hij probeert steeds nieuwe kapstokjes te vinden om zijn argumenten aan op te hangen. Mij is niet duidelijk wat zijn insteek is.

De heer Passtoors (VVD):

Tegen eenzijdige certificering zeggen wij "nee". Tegen een internationale afspraak om uiteindelijk te komen tot alleen het gebruik van duurzaam geproduceerd hout, zeggen wij "ja". Daar hebben wij ook uitspraken over gedaan, ook in ITHO-verband. Daar streven wij naar. Wij willen dus een internationale afspraak en geen eenzijdige certificering. Zolang er geen internationale afspraak is, zeg ik dat wij de weg van vrijwillige certificering moeten opgaan. Er is een verschil tussen vrijwillige certificering en verplichte certificering.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ook ik sta versteld van de uitspraak van collega Passtoors. Het is een merkwaardige liberale uitspraak, waar ik maar mee moet zien te leven. Heeft hij ook kennisgenomen van de inhoud van de toelichting bij dit wetsvoorstel, waarin mevrouw Vos duidelijk stelt dat het wetsvoorstel wel degelijk aansluit bij voorstellen van de ITHO? Dat is nota bene een organisatie van de Verenigde Naties. Hoe kan hij dan bij voorbaat al zeggen dat het op vrijwillige basis moet gebeuren? Ik meen dat zij juist op de goede weg is en dat zij handelt conform de internationale voorstellen van de ITHO.

De heer Passtoors (VVD):

Nee, wij hebben bezwaren tegen de eenzijdigheid van Nederland. Dat heb ik zo-even ook al verwoord.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! De heer Passtoors lijdt een beetje aan koudwatervrees. Het broodje van de bakker is ook onderhevig aan bepaalde regels van de overheid. Daar is het vrijemarktprincipe ook niet van toepassing. De kwaliteit daarvan is bij ons geregeld in de Warenwet. Dat kunnen wij ook doen ten aanzien van tropisch hout. Ik zou daar graag een reactie van de heer Passtoors op horen.

De heer Passtoors (VVD):

Op termijn vinden wij dat uitstekend, maar wij willen dit niet eenzijdig doen.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Maar die regels in de Warenwet zijn ook eenzijdig voor Nederland vastgesteld, want in België hebben zij andere regels voor het brood.

De heer Passtoors (VVD):

Als het in Europees verband niet kan, zal daar ook zeker op gereageerd worden.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Verspaget, nu niet meer.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik verbaas mij zeer over de vrijblijvende opstelling en de angst van de fractie van de VVD. Ik wijs op de herstructureringswet varkenshouderij. De minister van Landbouw heeft daar geen angstige stelling ingenomen. Het was niet zeker wat de juridische houdbaarheid in Europa was. Het was wel duidelijk wat de internationale consequenties zouden zijn. Wij nemen hier eenzijdig maatregelen en de kans is zeer groot dat vele varkens naar het buitenland gaan. In het onderhavige geval is de VVD veel onduidelijker.

De heer Passtoors (VVD):

De minister van Landbouw heeft de indruk dat hij wel op de goede weg is en dat hij niet teruggefloten wordt. In het onderhavige geval heeft een aantal landen al gereageerd. Ook de Europese Commissie heeft in negatieve zin gereageerd. Het advies van de Raad van State is duidelijk negatief. De VVD wil niet meewerken aan wetgeving waarvan je op voorhand kunt zeggen dat het geen enkele zin heeft. Er zijn nog andere argumenten die aangeven dat eenzijdige stappen niet werken.

De heer Stellingwerf (RPF):

Mevrouw de voorzitter!...

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Passtoors verdergaat met zijn betoog. Er is uitgebreid geïnterrumpeerd over hetzelfde onderwerp.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik vind dat de heer Passtoors vergelijkbare zaken niet gelijk behandelt. Daarmee heb ik problemen.

De heer Passtoors (VVD):

Wij zijn voor een internationale aanpak op basis van overeenstemming, zoals de regering dit ook voorstelt. De ITHO-doelstelling is uitgangspunt. De VVD is bevreesd voor reacties van een aantal producerende landen, als Nederland zo eenzijdig de voorgestelde maatregelen neemt. Het kunnen reacties zijn in de geest van: dan maar niet naar Nederland; als wij het hout niet kwijt kunnen, gebruiken wij het op een andere wijze. Het effect kan dan wel eens geheel tegengesteld zijn. Wat is de mening van de regering over dit initiatiefvoorstel en de amendementen?

Stimuleren en ondersteunen van de landen waar dit nodig is, zal onzes inziens beter werken en vergroot het draagvlak, politiek en bij de bevolking. Dit geldt uiteraard ook voor het instrument van plattelandsontwikkeling dat nog een grotere invloed heeft op het behoud van het bos.

Vrijwillige certificering zoals door de stichting Keurhout is ontwikkeld op grond van door de minister vastgestelde criteria die overigens sterk overeenkomen met die van de FSC, heeft onze voorkeur. De consument beïnvloedt dan mede het beleid ten aanzien van de bossen. Hoe verhoudt dit voorstel zich met deze ontwikkeling? Op 18 maart spreken wij met de regering verder over deze ontwikkeling. Dat het initiatiefvoorstel van mevrouw Vos in de ontwikkeling van deze certificering wellicht positief versnellend heeft gewerkt, is te prijzen. Ik heb van de stichting Keurhout vernomen dat afgelopen week gecertificeerd hout op de markt gekomen is.

Ook de rol van de FSC is in de loop van de behandeling verminderd. Een belangrijke organisatie, erkend, maar ook niet overal bemind, om welke reden dan ook, en ook zeker niet de gehele houtsector vertegenwoordigend. De FSC-criteria zijn, mits daaraan niet al te rigide wordt vastgehouden, waardevol en worden ook bij ons voor de certificering gebruikt.

Voorzitter! Aan dit wetsvoorstel zit veel administratieve rompslomp. Dit maakt het wellicht wat moeilijk uitvoerbaar. Hoe wil men inzage voor eenieder van beheersplannen voor elk gebied, hoe groot of klein ook, organiseren? Hoe is een en ander te handhaven?

De VVD blijft pleiten voor grote inzet van Nederland om internationaal tot overeenstemming en resultaat te komen. Dat is meer dan de moeite waard. Ook pleit de VVD ervoor het consumentengedrag te stimuleren als het gaat om de vraag naar duurzaam geproduceerd hout en om ondersteuning van het vrijwillig ontwikkelde certificaat.

De heer Gabor (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Het doet mij deugd om een collega achter de regeringstafel te zien zitten. Dat is een heel plezierige manier van overleggen. Uiteraard stel ik ook de aanwezigheid van de regering zeer op prijs.

De CDA-fractie waardeert buitengewoon het initiatief. De doelstellingen die daarin zijn geformuleerd om er in ieder geval voor te zorgen dat het duurzaam produceren van hout overal in de wereld, niet alleen in tropische landen, wordt verwezenlijkt – daartoe wil het wetsvoorstel een bijdrage leveren – hebben onze volle steun en onze warme sympathie.

Niet alleen prijzen wij mevrouw Vos dat zij het initiatief genomen heeft, maar ook voor de vasthoudendheid waarmee zij door de jaren heen dit heeft volgehouden, zelfs na het stoppen van de notificatieprocedure bij de Europese Commissie, wat natuurlijk een heel zware slag was in de operatie.

Het feit dat het geheel betrekking heeft op alle soorten hout, heeft voorts onze waardering en steun. Dit is volledig in overeenstemming met de bossenverklaring, in Helsinki getekend. Ik ben daar een zeer warm voorstander van. Een en ander getuigt van het nemen van afstand van de arrogantie die wij over het algemeen hebben als het gaat over het oplossen van het probleem van tropisch hout in de betrokken landen. Het is een volstrekt uitgebalanceerd geheel. Alle soorten hout vallen onder de duurzame benadering en dat is een goede benadering.

Wij weten uit de stukken dat jaarlijks zo'n 11 miljoen hectare tropisch woud verdwijnt. Als mijn wiskundige kennis mij niet in de steek laat, is dat het drievoudige van de oppervlakte van ons land zonder water. Dit is een dramatische ontwikkeling, want dit houdt in, hoe wij het ook wenden of keren, een fundamentele aantasting van de biodiversiteit in de wereld. Dat is niet te herstellen. Elk beetje dat je daarvan afhaalt, is weg. Vandaar dat ik er buitengewoon sterk aan hecht dat het primaire regenwoud in ieder geval gevrijwaard moet worden bij welke actie dan ook van aantasting. Ik zal straks een aantal vragen aan mevrouw Vos stellen. Zij heeft een paar wijzigingen op dat punt ingediend en dat doet mij pijn.

Het is verheugend dat de regering bij dit debat aanwezig is. Ik wil de staatssecretaris vooraf de vraag stellen hoe het precies zit met de doelstelling van de internationale tropisch-houtovereenkomst die op 26 januari 1994 tot een nieuwe overeenkomst heeft geleid. In die overeenkomst wordt de doelstelling om in het jaar 2000 of daarna in ieder geval geen hout meer te importeren als het niet duurzaam is geproduceerd, aan een aantal voorwaarden gebonden. Ik breng dit ook onder de aandacht van collega Verspaget, want zij sprak hierover naar mijn gevoel iets te gemakkelijk. De voorwaarden zijn ten eerste dat de doelstelling absoluut niet mag worden gezien anders dan als inspanningsverplichting. Dat is een heel lichte formulering in internationaal verband. Ten tweede mag die geen aanleiding zijn voor het nemen van eenzijdige handelsbeperkende maatregelen van de lidstaten. Dat is een niet te veronachtzamen opmerking. Ten derde moet die expliciet in verband worden gezien met het treffen van financiële voorzieningen om uitvoering mogelijk te maken. Dat was de opmerking die ik maakte, toen ik zei dat wij in de landen zelf veel moeten doen en dat wij veel moeten doen. Het was dus niet een ontlopen van mijn verantwoordelijkheid, maar een aangeven dat wij daar in moeten steken. Hoe ziet de staatssecretaris deze formuleringen en hoe staat het op dit ogenblik met de realisatiekansen van deze operatie? Ik heb zorgen daarover, maar het is altijd goed om te weten wat het kabinet op dit moment daarover denkt. Dat is niet onbelangrijk, ook niet voor de beoordeling van het geheel.

Ik moet het voorstel beoordelen aan de hand van twee toetsingscriteria. Is het voorstel effectief en past het in het kader van onze internationale verdragen en verplichtingen? En daar ga ik absoluut niet lichtzinnig mee om. Mijn fractie legt in dat verband, ook na de nadere toelichting en de schriftelijke wisseling van stukken, aan mevrouw Vos vijf punten voor, waarover zij graag een scherpe, precieze uiteenzetting zou krijgen. Ik zeg haar dat ik de discussie met een open mind inga. Ik heb wel mijn opvattingen, maar mijn definitieve oordeel zal ik pas na de beantwoording en het horen van de collega's en de regering zelf bepalen.

Het eerste punt betreft de vraag, die voor mij centraal staat, of wij te maken hebben met een handelspolitieke maatregel of niet. Als ik de artikelen 30 en 36 van het Europese verdrag nalees en dit voorstel toets, kom ik voorlopig tot de conclusie dat wij te maken hebben met een handelspolitieke maatregel. Als dat zo is, zijn wij dan in staat of bij machte om eenzijdig in dat veld te opereren? Dat is een cruciale vraag aan de regering. Ik wil daar echt een heel duidelijk antwoord op hebben. Als dat niet zo is, moet ik met een grote mate van terughoudendheid het voorstel beoordelen. Ik heb uiteraard de uitdaging van mevrouw Verspaget, die niet waagt, die niet wint, wel gehoord, maar ik vind dat wij overtuigd moeten zijn van de kwaliteit van ons opereren, ook in internationaal verband. De geloofwaardigheid daarvan is dat wij ons aan die internationale verdragen houden.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Ik volg de redenering van de heer Gabor. Daarom heb ik ook amendementen ingediend die tot strekking hebben om eventuele handelspolitieke elementen te elimineren. Wat is zijn opvatting daarover en betrekt hij die ook bij zijn voorlopige oordeel of bij zijn vraagstelling?

De heer Gabor (CDA):

Uw amendementen hebben mij vroegtijdig bereikt. Zij zijn nu ook uitgereikt. Ik heb ze bekeken. Alvorens een oordeel daarover te vellen, moet ik u toch zelf een paar vragen stellen. Als u het niet erg vindt, doe ik dat aan het eind van mijn betoog. Dan weet ik namelijk precies wat het verschil is tussen het belemmeren van het handelsverkeer krachtens het voorstel dan wel uw amendement. Ik moet dat verschil even heel precies in beeld krijgen. Ik kom daar echter absoluut op terug. Dit is een van de voorlaatste punten die ik genoteerd heb om een toelichting op te vragen.

Het tweede punt is het zogenaamde tonijnarrest, het tuna-arrest. Mevrouw Vos antwoordt daarop dat dit een geheel andere situatie is. Ik vraag haar om dit precies toe te lichten. Aan de orde is namelijk dat het een land, in dat geval de Verenigde Staten, verboden was om maatregelen te treffen, omdat die maatregelen effect hadden op het milieubeleid van een ander land. Dat milieubeleid was overigens geen milieubeleid, maar de wijze van vangst. En dat is verboden. Ik dacht dat dit voorstel ook tot inzet had om een zodanige invloed uit te oefenen op de wereld, dat men elders iets anders doet in de zin van duurzaam produceren. Leg mij eens uit wat daar het verschil in is? Het is immers verboden bij internationaal recht; zie het tuna-arrest.

Dan het derde punt. De Nederlandse regering spant zich er bij mijn weten met grote inzet voor in om in internationale fora werkelijk het voortouw in deze discussie te nemen en keer op keer te testen waar de grenzen liggen van de mogelijkheden om een stapje verder te komen. Ik heb geen reden om te veronderstellen dat dit niet het geval is. Ik veronderstel dat het zo is.

De regering zet zich in voor een vrijwillige certificering, als ik het wel heb. Heb ik het verkeerd, dan hoor ik dat wel van de staatssecretaris. De regering heeft zich in Europees verband heel uitdrukkelijk gecommitteerd aan dat beleid. Als dit niet zo is, hoor ik dat graag, want dan vervalt dit punt. Dat is volstrekt evident. Maar ook hierbij zit ik met een vraag, namelijk hoe wij met een wetgevingstraject kunnen doorgaan terwijl onze regering in internationaal verband voor iets anders pleit. Wij kunnen natuurlijk met het traject doorgaan, want wij zijn wetgever. Het is echter een spanningsveld en ik verneem graag het antwoord op mijn vraag.

Moeilijker ligt het met de definitie van duurzame productie. Ik vraag mevrouw Vos en de regering of wij vandaag de dag kunnen spreken van een internationaal aanvaarde definitie van duurzame productie. Ik weet wel dat er alternatieven zijn. De commissie-Stortenbeker, die geweldig goed werk heeft gedaan en die ook internationaal zeer veel erkenning heeft gekregen, heeft er helaas toch niet toe geleid dat onze NGO's, zoals het Wereldnatuurfonds, zich hebben kunnen vinden in de uiteindelijke opvattingen over dit vraagstuk. Ik vind dat een vrij ernstig geheel. Graag verneem ik een antwoord op de vraag of wij een hanteerbare internationale definitie hebben van duurzame productie. Ik kan mij daar heel wat bij voorstellen. Maar hebben wij zo'n definitie? Is zij in ITHO-verband – daar moet het worden beklonken – afgekaart?

Het wetsvoorstel richt zich op alle vormen van certificering van hout, bewerkt of onbewerkt, in welke vorm en in welke fase van bewerking dan ook. Ik heb er ernstige twijfels over of wij een zo scherp gedetailleerde wetgeving kunnen doorvoeren. Kunnen wij het hout tot op de laatste vierkante millimeter laten certificeren? Als het gaat over het basismateriaal, zou ik kunnen volstaan met certificering, om daarna te volgen of het op een goede wijze zijn weg gevonden heeft naar de consument. Graag heb ik een reactie van mevrouw Vos op de vraag of wij kunnen volstaan met het basismateriaal. Kunnen wij afstappen van de volstrekte gedetailleerdheid tot aan het lucifersdoosje toe?

Ik ben teleurgesteld door een wijziging op het oorspronkelijke voorstel, waar het gaat om artikel 9, lid 3. Mevrouw Vos stelt bij wijziging voor, onder bepaalde omstandigheden ook uit het primair bos productie te kunnen laten plaatsvinden. Ik ben er mentaal niet aan toe om op dit punt toe te geven. Als mevrouw Vos deze wijziging handhaaft, bevind ik mij in een zodanige gewetensnood dat ik niet weet of ik met alle wijzigingen, toelichtingen en veranderingen kan adviseren vóór het wetsvoorstel te stemmen. Dit is echt een cruciaal principieel "springpunt" voor mij, los van alle andere vragen die ik heb gesteld. Ik nodig daarom mevrouw Vos uit haar wijziging in te trekken.

Ik kom nu bij de bijdrage van mevrouw Verspaget. Zij heeft een drietal amendementen ingediend. Ik heb begrepen dat zij van oordeel is – dat lees ik althans in de toelichting – dat, zoals het ontwerp er nu ligt, de PvdA-fractie vindt dat het ontwerp in strijd is met internationale regelgeving. Heb ik dat mis? Dat is het eerste punt.

De voorzitter:

Om te voorkomen dat de discussie steeds heen en weer gaat, lijkt het mij het beste dat de heer Gabor de vragen in totaliteit stelt.

De heer Gabor (CDA):

De eerste cruciale vraag is dus of mevrouw Verspaget namens de Partij van de Arbeid van oordeel is dat het huidige wetsvoorstel in strijd is met internationale regelgeving. Mijn tweede vraag is of zij kan uitleggen wat het verschil is tussen het soort handelsbeperking in het voorstel, door certificering, en haar eigen voorstel, waarbij de certificering zich beperkt tot het aanbrengen van een label op het moment dat het hout in Nederland op de markt wordt gebracht. Dit is dus geen invoercertificering, maar handelscertificering. Je brengt met certificering verschil aan om de markt te beïnvloeden en sommigen van de markt uit te sluiten. Als dit niet het effect van het voorstel van mevrouw Verspaget is, is het niet wezenlijk. Als dit wel het effect van haar voorstel is, staat het in mijn visie gelijk met het oorspronkelijke voorstel van mevrouw Vos.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Deze vraag is heel relevant, omdat zij de essentie en de haalbaarheid van het wetsvoorstel raakt. Ik hoor graag de reactie van de regering op de tekst van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Omdat het niet uit te sluiten is dat de huidige tekst ervan in strijd is met internationale regelgeving, heb ik een dusdanige wijziging van de tekst geformuleerd dat het wetsvoorstel eenzelfde werking in Nederland zelf heeft, maar internationaal aanvaardbaar kan zijn. In mijn betoog heb ik hieraan toegevoegd dat wij moeten proberen met maximaal gebruik van de mogelijkheden die wij hebben, de internationale regels zo op te rekken dat wij in Nederland tot een overheidskeurmerk voor hout kunnen komen. Dit oprekken vind ik eigenlijk het wezenlijke van het wetsvoorstel.

De heer Gabor (CDA):

Ik dank mevrouw Verspaget voor dit duidelijke standpunt. De conclusie die ik hieraan verbind, is dat ik haar verzoek de toelichting op haar amendement drastisch te wijzigen. Daarin wordt gesproken van strijd met internationale regelgeving, wat misleidend kan zijn.

Hoe verhoudt deze operatie zich tot de bereikte resultaten van keurhout, door vrijwillige certificering? Hoe werkt het volgens mevrouw Vos uit als wij dit traject gaan lopen? Zullen degenen die de vrijwilligheid centraal stellen, misschien in de hoek blijven staan?

Ik wacht vol belangstelling en meer dan dat de beantwoording af van zowel de regering als van mevrouw Vos. Ik heb enkele vragen gesteld waarvan de wijze van beantwoording cruciaal is om een eindconclusie voor mijn fractie te kunnen trekken.

De heer Hendriks:

U snijdt een zeer actuele zaak aan, namelijk de haalbaarheid van dit wetsvoorstel. Mag ik concluderen dat u niet voldoende waarde hecht aan de doelstelling van de internationale tropisch-houtorganisatie, deel uitmakend van de Verenigde Naties? Het zal u bekend zijn dat Nederland tien jaar geleden het beter omgaan met de tropisch-hardhoutbossen en het tropisch hout op de agenda heeft gezet. Dit is toentertijd door de Verenigde Naties erkend. Wij zitten met het voorliggende wetsvoorstel op die lijn, maar mogelijk ligt het voor u anders.

De heer Gabor (CDA):

Daar is geen sprake van. Ik heb in mijn betoog juist bepleit deze zaak in internationaal verband, in ITHO-verband, te regelen. Ik heb alleen gevraagd wat de concrete waarde vandaag is van het akkoord van 26 januari 1994. Toen is een nieuw akkoord getekend, waarin Nederland partij is en waarin afspraken zijn gemaakt en interpretaties zijn gegeven van de doelstelling 2000. Het kabinet is er natuurlijk dag en nacht mee bezig om deze doelstelling te verwezenlijken. Ik wil weten wat de haalbaarheid van die afspraken is. Daarbij zijn heel veel dingen gezegd: inspanningsverplichting, financiën – er moet geld bij komen – en absoluut geen eenzijdige handelsmaatregelen. Dat staat met zoveel woorden in het verdrag. Ik wil dan wel weten hoe dit zich met elkaar verhoudt.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik heb een vraag over de gewetensproblemen van de heer Gabor met...

De heer Gabor (CDA):

Die zijn groot.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dat begrijp ik; mijn vraag betreft uw gewetensproblemen met de nota van wijziging. Hoe moet ik dat nu zien in het licht van uw hele betoog, waarin u heel veel kritische vragen hebt gesteld? Als die allemaal negatief moeten worden beantwoord, zou u tot de conclusie moeten komen: dit kunnen wij niet steunen. Dan wordt er helemaal niets geregeld, ook niet voor het primaire bos.

De heer Gabor (CDA):

U kunt mij in deze Kamer, als het om wetgeving gaat, nimmer vragen ergens mee in te stemmen waarvan ik de overtuiging zou hebben dat het in strijd is met onze internationale verplichtingen.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dat ben ik met u eens, maar hoe moet ik dan uw zorg zien, daar waar u spreekt over de nota van wijziging en zegt dat u daar gewetensproblemen mee heeft? De conclusie van de discussie zou dan kunnen zijn dat er helemaal niets wordt geregeld en dat op dit punt de primaire bossen gewoon vogelvrij blijven.

De heer Gabor (CDA):

Dat is het laatste wat ik tot inzet van deze discussie zou willen maken. Dat hebt u wel, neem ik aan, van mijn betoog begrepen. Er is evenwel een aantal kwesties die ik opgehelderd wil hebben. Ik heb ook de lijn aangegeven wanneer ik het zou kunnen steunen en wanneer het voor mij onmogelijk is om het geheel te steunen. Mijn weerstandslinie ligt daar, waar wij evident in strijd komen met onze internationale verplichtingen; ik hecht aan het oordeel van de regering.

De heer Schutte (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Ook ik wil graag beginnen met mijn waardering uit te spreken voor het werk van collega Vos ten behoeve van het voorliggende initiatiefvoorstel en zeker ook voor wat betreft de uitgebreide beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag. Deze waardering is meer dan alleen een collegiale plicht die ik gevoel. Ik denk dat het ook te maken heeft met een belangrijke mate van eensgezindheid over de materie waarom het gaat. Immers, het voorstel betreft een uitermate belangrijk onderwerp. Anderen hebben er ook reeds op gewezen: de ontbossing van de aarde lijkt niet te stuiten en het ziet er ook niet naar uit dat daar de komende jaren erg veel in zal veranderen. Alleen al de verwachte bevolkingsgroei staat borg voor een groeiende vraag naar hout als materiaal voor bijvoorbeeld de bouw, maar ook wel als brandhout. Ook zal veel kaalslag plaatsvinden om grond voor andere zaken vrij te maken.

De ontbossing van de aarde is onaanvaardbaar, niet alleen vanwege de bedreiging van de natuurlijke rijkdom van de schepping, maar ook omdat de bossen nodig zijn om CO2 op natuurlijke wijze vast te leggen. Dat laatste maakt de discussie over duurzaam hout ook uiterst moeilijk. De kloof tussen Noord en Zuid is immers des te schrijnender, wanneer de rijke landen met hun enorme CO2-uitstoot de arme landen vragen om van de bossen af te blijven vanwege de CO2-problematiek. Ziehier de paradox van een discussie over duurzaam hout. Deze spanning vraagt om een uiterst zorgvuldige opstelling van Nederland ten opzichte van houtproducerende landen. Behalve aan een krachtig klimaatbeleid in eigen huis, denk ik aan een opstelling waarin de producentenlanden de kans krijgen om toe te werken naar een duurzame houtproductie.

Dat brengt mij bij de kern van het wetsvoorstel. Met het voorstel worden immers instrumenten aangedragen om de Nederlandse 1995-doelstelling en de internationale 2000-doelstelling daadwerkelijk en op korte termijn te realiseren en dat is dringend nodig. De voortgaande ontbossing staat in schril contrast met de vorderingen op het gebied van de duurzame bosbouw. Het jaartal in de 2000-doelstelling lijkt nog slechts van symbolische waarde. Over de doelstelling bestaat wereldwijd een behoorlijke consensus, maar over de weg daar naartoe lopen de standpunten uiteen. Het is vooral ook de opstelling van de regering die aanleiding heeft gegeven tot het initiatiefvoorstel. De regering bepleit terecht een duurzame economie, maar de nadruk op de vrijemarktwerking beperkt de mogelijkheden daartoe. Verplichte certificering komt immers in het woordenboek van de regering niet voor. Wat moet er nu gebeuren, wil de regering op dit punt van standpunt veranderen? Welke beleidsontwikkelingen zijn volgens haar denkbaar? Graag verneem ik een reactie van de staatssecretaris hierop.

Voorzitter! Het wetsvoorstel is in verhouding tot het oorspronkelijke wetsvoorstel belangrijk veranderd en ook op een aantal punten verbeterd. Vooral het invoeren van een importverbod in 2000 stuitte bij onze fractie op onoverkomelijke bezwaren. In haar antwoord zegt collega Vos aan deze bezwaren tegemoet te willen komen door de verplichte certificering in 2000 nu als eindfase te beschouwen. Tot onze verbazing wordt vervolgens toch een importverbod in het wetsvoorstel opgenomen. In het jaar 2005 kan alsnog bij KB een importverbod voor niet duurzaam geproduceerd hout gaan gelden. Waarom? Ik begrijp en waardeer de gedrevenheid van de initiatiefneemster, maar ik ben bang dat de vertaling daarvan in een importverbod averechts zal werken. De dreiging van dat verbod roept verschillende vragen op, vragen over de mogelijkheid van zo'n verbod binnen de kaders van het internationaal recht, maar ook vragen over de wenselijkheid ervan.

De vragen die in de schriftelijke voorbereiding aan de orde kwamen over de relatie met de EU en GATT-afspraken, zal ik niet herhalen. Duidelijk is het dat er veel vragen te stellen zijn en collega Vos geeft dat ook ruiterlijk toe. Maar hoe ga je daarmee om? Het kabinet lijkt te kiezen voor de veilige weg en het vermijdt ieder risico om internationaal te veel uit de pas te lopen. Het initiatiefvoorstel vertegenwoordigt het tegenovergestelde. De vraagtekens rond de verplichte certificering en het importverbod blijven bestaan in de hoop dat het uitroeptekens zullen worden. Wat de verplichte certificering betreft, meen ik dat het inderdaad de moeite waard is om te kijken of die internationaal wordt geaccepteerd. Die niet waagt, die niet wint, is al eerder gezegd. Geldt dat ook voor het importverbod? Ik heb daar, om drie redenen, moeite mee.

Allereerst wordt met het artikel over het importverbod de kans dat het wetsvoorstel de eindstreep haalt, in Tweede en Eerste Kamer, een stuk kleiner, ook wat mijn fractie betreft.

Vervolgens vraag ik mij af hoever je moet gaan als je de internationale ruimte voor handelsbelemmeringen wilt verkennen. Moet je dan spelen met de grenzen van de mogelijkheden, hetgeen je met verplichte certificering al doet, of moet je direct in het diepe springen door ook met een handelsembargo te zwaaien? In de nota naar aanleiding van het verslag lees ik dat de spanning tussen het wetsvoorstel en de internationale beperkingen afneemt door het importverbod op te schorten. In de loop der jaren zal dan wel blijken of zo'n verbod noodzakelijk is en zal de internationale jurisprudentie worden uitgekristalliseerd. Daarom wordt de verbodsbepaling niet helemaal losgelaten. Ik ben er niet van overtuigd dat dit een sterke zet is. Sterker nog, ik heb er moeite mee om jaren van tevoren al een mogelijkheid van een importverbod in de wet te zetten terwijl wij hierover juridisch nog in het duister tasten. Ik voel er helemaal niet voor om de bevoegdheid tot invoering al bij voorbaat te delegeren aan de Kroon.

Belangrijker dan de vraag of een importverbod mogelijk is, is de vraag of wij zo'n verbod ook willen. Dat brengt mij bij mijn derde bezwaar. Wat is het nut van een handelsembargo bij de aanpak van de ontbossingsproblematiek? Mijns inziens is certificering een veel beter instrument. Die draagt bij aan de noodzakelijke bewustwording van producent, handelaar en consument en daarmee aan de strijd tegen de roofbouw in de schepping. Nu al zien wij wat dat betreft lichtpuntjes, bijvoorbeeld doordat bepaalde doe-het-zelfbedrijven een pijl hebben gericht op de duurzaamhoutmarkt en ook handelsprojecten à la Max Havelaar komen bij een goed systeem van certificering beter van de grond. Certificering biedt veel ruimte voor positieve actie, ook door de Nederlandse overheid. Je moet producentenlanden, veelal ontwikkelingslanden, immers alternatieven bieden. Ik bedoel daarmee alternatieven voor de betrokkenen om ook zonder roofbouw het hoofd boven water te houden. Hoe komen zij aan brandhout, hoe komen zij aan kwalitatief voldoende landbouwgrond en hoe aan de nodige inkomsten? Voorkomen moet worden dat het bos door een importverbod zijn economisch waarde verliest. In dit licht kan een importverbod ook contraproductief werken en de gespannen verhoudingen tussen de consumenten- en de producentenlanden verder onder druk zetten. De moeizaam bereikte internationale afspraken worden dan tot brandhout.

Voorzitter! Het is een goede zaak dat Kamerbrede doelstellingen in het wetsvoorstel worden gesteund en de urgentie ervan wordt onderschreven. Bij zo'n grote eensgezindheid zouden wij al het mogelijke moeten doen om het ook eens te worden over de in te zetten instrumenten. Daarom is het de moeite waard te proberen de certificering algemeen in te voeren, ook via dit wetsvoorstel. Maar als wij tegelijk een verdere slag willen slaan voor over zes jaar, vrees ik dat wij te veel tegelijk willen en dat wij daardoor wellicht niets bereiken. Dat is de achtergrond van ons amendement om nu niet te spreken over wat na 2004 zou moeten gebeuren.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij zullen later vandaag verdergaan met de behandeling, maar het tijdstip hangt af van het moment waarop de interpellatie waarom vanmiddag gevraagd zal worden, wordt toegestaan.

De vergadering wordt van 12.31 uur tot 13.15 uur geschorst.

Voorzitter: Bukman

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven