Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

De voorzitter:

Aan de orde zouden zijn de vragen van de heer Rabbae aan de minister van Justitie, die echter nog niet aanwezig is. De minister van Justitie – ik durf het bijna niet te zeggen – wordt gezocht. De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is er wel. Het lijkt mij verstandig dat wij de volgorde omdraaien en bij hem beginnen.

Vragenvan het lid M.B. Vos aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, over berichten over forse overschrijding van milieunormen voor grondwater ten gevolge van bestrijdingsmiddelen (Trouw, 6 december jl.).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Op de voorpagina van Trouw van afgelopen zaterdag stond een bericht dat wetenschappers van de Rijksuniversiteit Leiden naar aanleiding van de jongste landbouwgegevens van het Centraal bureau voor de statistiek hebben geconcludeerd, dat bijna alle boeren te veel gif spuiten, dat een kleine groep voor de grootste vervuiling zorgt – soms spuit iemand 50 keer meer dan zijn buurman en soms buurvrouw – en dat de milieunormen voor oppervlaktewater soms honderden keren overschreden worden. Nu zal deze Kamer binnenkort met de minister praten over het plan van aanpak voor het Meerjarenplan gewasbescherming, maar het lijkt mij goed om hem nu in dat kader al een aantal vragen te stellen.

1. Zullen deze feiten aanleiding geven tot aanscherping van het plan van aanpak dat inmiddels is verschenen?

2. Wat vindt de minister van de aanbeveling van de onderzoekers om in elk geval een spuitvrije zone langs sloten verplicht te stellen? Zij zeggen dat daarmee 80% van de vervuiling van het oppervlaktewater verhinderd zou worden.

3. Heeft de minister een plan om juist die kleine groep grote vervuilers echt aan te pakken?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Ook ik heb uiteraard het dagblad Trouw van zaterdag gelezen. Het artikel van de journaliste met de mooie voornaam handelt over een onderzoeksrapport dat pas in het begin van 1998 verschijnt. De inhoud van het rapport ken ik dus in totaliteit nog niet.

De afspraak, waarvan de geachte afgevaardigde op de hoogte is, is dat het Meerjarenplan gewasbescherming zou worden geëvalueerd. Het Meerjarenplan gewasbescherming is geëvalueerd en ik heb bij brief van 21 oktober een hele ceel maatregelen aangekondigd die in de komende jaren ertoe moeten leiden dat wij het Meerjarenplan gewasbescherming werkelijk halen. Dat zijn forse maatregelen en ik ben er zeer gelukkig mee dat overheid en bedrijfsleven in gezamenlijkheid hierin hebben kunnen optrekken. Dat is van belang. Ook is van belang de toetsing van de gewasbeschermingsmiddelen aan strenge milieucriteria. Verder meen ik dat van enorm belang zijn de algemene regels voor open teelten, die met het teeltseizoen 1999 ingaan. Een van de doelstellingen die hiermee moeten worden gehaald, is 90% driftreductie. Dit doel is overigens langs verschillende wegen te bereiken.

Op de vraag of het artikel leidt tot verscherping van het plan van aanpak, is het antwoord neen. Ik schrijf niet op 21 oktober een brief aan de Kamer met een ceel maatregelen om daarna op basis van een stuk in Trouw over een rapport dat nog niet eens vastgesteld is, over te gaan tot aanscherping van een plan van aanpak waarvan de inkt nog niet eens droog is.

Spuitvrije zones vormen een onderdeel van het systeem van open teelten. Zo'n maatregel is dus een mogelijkheid, maar hoeft niet generiek te worden toegepast. Dit is ook de lijn die wordt gevolgd in de brief van 21 oktober, die nog met de Kamer zal worden besproken. Ik meen dat het vraagstuk op deze manier moet worden aangepakt. Uiteraard moeten wij handhaven en degenen die zich niet aan de regels houden, aanpakken. Wij moeten echter niet binnen een totaalbeleid met een specifieke aanpak voor bepaalde groeperingen komen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dank de minister voor het antwoord. Uiteraard heb ik zijn brief van 21 oktober goed gelezen.

De minister zegt dat het gaat om een rapport dat nog niet verschenen is, maar de onderzoekers hebben op basis van landbouwgegevens die wel officieel gepubliceerd zijn, conclusies getrokken die openbaar zijn gemaakt. Het lijkt mij toch dat deze conclusies zo alarmerend zijn dat de minister zich op z'n minst moet afvragen of hij zijn plan van aanpak moet aanscherpen. Ik zeg dit vooral omdat de nu voorgestelde maatregelen vooral op basis van vrijwillige afspraken worden uitgevoerd en weinig aanvullende regelgeving inhouden. Ik vraag de minister in het bijzonder voor het niet spuiten langs sloten nu, misschien eerder dan hij van plan was, te concluderen dat het tijd is dat het voor iedereen geregeld wordt. Niet meer spuiten langs sloten zou een groot deel van het vervuilingsprobleem oplossen. Dus ik stel hem nogmaals de vraag of deze nieuwe gegevens hem er geen aanleiding toe geven zijn conclusies in het plan van aanpak aan te scherpen.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! De geachte afgevaardigde stelt haar eerdere vraag in andere bewoordingen opnieuw. Het is niet mijn bedoeling naar aanleiding van een voorpagina-artikel in het dagblad Trouw op basis van een rapport dat nog niet eens is gepubliceerd, mijn brief van 21 oktober te wijzigen. Er zijn in een snel tempo en met zeer veel inzet van heel velen, overheid en bedrijfsleven, goede afspraken gemaakt. Er zijn ook afspraken over gemaakt dat we die afspraken zullen volgen. Dat zal dus ook gebeuren. Wat dat betreft kan de Kamer op dit punt ook op mij rekenen. Overigens hebben wij de systematiek betreffende open teelten, waarbij de mogelijkheid van de methodiek van teeltvrije zones in maatregelenpakketten is opgenomen.

Voorzitter! Al met al zie ik geen enkele reden om, daar waar men met een geweldige inspanning bezig is, nu tot verscherping van het beleid over te gaan. De geachte afgevaardigde haalde het dagblad Trouw een paar keer aan; ik zag dat kennelijk een van de zegslieden van die krant zegt, dat het ministerie voor dit vraagstuk alle belangstelling zou hebben verloren. Welnu, voorzitter, dat is wel de gotspe van het jaar.

De heer Keur (VVD):

Voorzitter! Ik zou een vraag willen stellen aan collega Vos. Ik heb goed begrepen dat een algemeen overleg over het MJPG genoteerd stond voor deze week; dat is nu verschoven, maar het zal zeer binnenkort aan de orde zijn. Dan is het toch zeer frappant dat mevrouw Vos hier een inhoudelijk debat probeert te voeren, tijdens het vragenuurtje, over het MJPG dat wij aanstonds gaan behandelen. Dat is de zuiverste drang naar profilering: gewoon in het wekelijkse vragenuurtje, terwijl mevrouw Vos weet dat we het binnenkort behandelen. Ik vind het van de zotte. Als we elkaar zo van de straat moeten houden... Het is toch niet de bedoeling om zo met elkaar om te gaan.

De voorzitter:

Voordat mevrouw Vos antwoordt, moet ik de heer Keur mededelen dat de vragen wel zijn goedgekeurd. Nu kan daar een fout ingeslopen zijn, maar ik meld dit toch maar, om niet de gehele last van zijn vraag op de schouders te leggen van collega Vos.

De heer Keur (VVD):

Dat ontkende ik ook niet.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Als wij deze week hadden overlegd over dat meerjarenplan, had ik uiteraard deze vragen niet gesteld. Voor mij was de reden dat het is uitgesteld. Eerlijk gezegd heb ik nog geen nieuwe datum gezien; dat kan nog wel even duren. Dat was voor mij toch reden om voor dit bericht nu aandacht te vragen. Het is een probleem waar ik mij uitermate druk om maak en vandaar deze vraag nu aan de minister.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik heb twee nadere vragen aan de minister.

1. Is de minister bereid om, gezien de wijzigingen in de samenstelling van de bestrijdingsmiddelen, over te stappen van de criteria in kilo's naar criteria in hoeveelheid werkzame stof en in afbraakproducten in het milieu? Een toelichting op deze vraag is dat de stoffen in toenemende mate worden geconcentreerd, waarbij de hoeveelheid afneemt, terwijl het risico, de gevaarlijke stof, niet afneemt. Dat wordt nu in de berekeningen niet meegenomen.

2. Ik verzoek de minister "een onderzoek in te stellen in welke gebieden sprake is van een opeenhoping van persistente milieuschadelijke bestrijdingsmiddelen en voor die gebieden met prioriteit maatregelen tegen het gebruik van die bestrijdingsmiddelen te nemen". Daar stond nog onder: "en gaat over tot de orde dag", want het is een tekst uit mijn motie uit 1995, die nu weer zeer up-to-date is.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! We hebben van het begin af aan geweten dat na een eerste fase de tweede fase van het MJPG zou komen. Daarmee zou de fase komen waarin je af moet stappen van alleen de kilobenadering. Op dat punt waren we goed op weg, want op het gebied van grondontsmettingsmiddelen is enorm veel bereikt. Zie maar naar wat er in de aardappelteelt in de afgelopen jaren is bereikt. Dat is niet mis. Maar het gaat nu inderdaad om de volgende fase en die fase is weer een moeilijker fase. U kunt ook in de brief van 21 oktober vinden dat het nu gaat om maatregelen in de sfeer van vermindering van chemische loofdoding en vermindering van chemische onkruidbestrijding. Dat type maatregelen vindt u terug in de brief van 21 oktober. Die slag zit dus nu al in de tweede fase MJPG.

Voor wat betreft een soort geregionaliseerd beleid – zo versta ik althans de vraag van de heer Poppe – merk ik het volgende op. Ik herinner me die motie uit 1995 ook. Welnu, daar voel ik niet voor. Ik denk dat we op dit punt niet tot regionaal of geregionaliseerd beleid over zouden moeten gaan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Over feiten zou je het in dit land eens moeten zijn. Nu hebben die onderzoekers feiten gepresenteerd. Is de minister bereid om die veronderstelde feiten te verifiëren en zijn bevindingen daarover aan de Kamer te rapporteren nog voordat wij het in de nabije toekomst voorziene algemeen overleg zullen hebben, zodat wij het over die feiten in ieder geval dan eens kunnen zijn?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Over feiten moet je het inderdaad altijd eens zijn. Het probleem is alleen dat het dagblad Trouw spreekt over een rapport dat er nog niet is en waar kennelijk weer wat over rondzingt. Nogmaals, het rapport is er nog niet en dat verschijnt, zo heb ik begrepen, begin 1998. Omdat dit een vraagstuk is waarop wij zeer alert zijn en waarvoor wij onze belangstelling niet hebben verloren, zullen wij natuurlijk zeer gedegen naar dit rapport kijken en de Kamer daarover informeren. Dat spreekt vanzelf, voorzitter!

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter! Mevrouw Vos gaf in antwoord op een vraag van de heer Keur aan dat betrokkenheid bij het onderwerp voor haar het motief vormde om deze vraag te stellen. Ik meen dat er dan meer leden uit deze Kamer vragen zouden moeten stellen of mevrouw Vos zou over meer onderwerpen vragen moeten stellen. Ik denk dat wij dat niet moeten doen. Ik heb in de eerste termijn van het algemeen overleg ook gewezen op het feit dat de ene boer meer gebruikt dan de andere boer. Waarom gebruikt mevrouw Vos mondelinge vragen om zich aan te sluiten bij mijn vraag die al gesteld is in de eerste termijn?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het spijt mij, voorzitter, maar ik heb de vraag niet gehoord.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de heer Feenstra het erbij laat.

De heer Keur (VVD):

Voorzitter! Ik mag toch aannemen dat die vraag beantwoord gaat worden?

De voorzitter:

Maar u heeft al een aanvullende vraag gesteld.

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter! Ik zal mijn vraag nog heel kort herhalen.

Waarom gebruikt mevrouw Vos het mondelinge vragenuurtje om zich aan te sluiten bij een vraag die ik in eerste termijn van het overleg al gesteld heb, namelijk dat het opmerkelijk is dat de ene boer zoveel meer gebruikt dan de andere boer?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Het lijkt mij dat als de heer Feenstra een goede vraag stelt, er alleen maar iets voor te zeggen is als ik die vraag ook nog eens aan de minister stel. Eerlijk gezegd begrijp ik zijn punt gewoon niet.

De voorzitter:

Dat is dan spijtig.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter! Ik wil de minister vragen om als het rapport komt en hij de Kamer daarover rapporteert, het volgende aan te geven. De kop van dit artikel doet heel onheilspellend aan, maar Nederland oogst de grootste hoeveelheid product per hectare. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is dan ook navenant vrij hoog. Ik zou die cijfers graag naast elkaar zetten, te weten de hoeveelheid per hectare te gebruiken stof in verhouding tot de hoeveelheid product die er per hectare afkomt. Als die gegevens meegenomen worden, krijgen wij een veel duidelijker beeld.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Aan dat verzoek zal ik als dat rapport er eenmaal is, graag voldoen. Dat geeft mij overigens nog de gelegenheid om bij het artikel van Trouw een kanttekening te plaatsen. In de kop stond namelijk dat het over grondwater zou gaan, terwijl het hele stuk ging over oppervlaktewater. Ik blijf insisteren op het feit dat er op dit punt al heel veel gebeurt.

Naar boven