Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de invoering van het veilen van schaarse frequenties voor systemen van digitale mobiele telecommunicatie (veilen frequenties mobiele telecommunicatie) (25171);

de brief over de tijdelijke regeling commerciële omroep (verdeling FM-frequenties) (24095, nr. 12).

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! De markt voor digitale mobiele telefonie ontwikkelt zich in Nederland goed, maar het kan beter. Het is goed dat twee jaar geleden het monopolie van KPN-dochter PTT Telecom is omgezet in een duopolie van KPN en Libertel, maar het zou beter zijn voor het bedrijfsleven en voor de consument als snel meer aanbieders van mobieletelefoniediensten met elkaar de concurrentie aanging. Het aantal aansluitingen loopt nu in Nederland relatief nog achter bij dat in een aantal andere Europese landen en de prijzen zijn aan de hoge kant. Ook zijn in een aantal andere Europese landen behalve een GSM-vergunning al een of meer vergunningen voor DCS 1800-telefonie uitgegeven. Dat het in Nederland nog niet zover is, is onder meer een gevolg van de keuze die de minister heeft gemaakt. Als middel om de vergunningen voor het gebruik van de schaarse frequenties te verdelen, koos zij voor een veiling en niet voor een vergelijkende toets. Voor een veiling is een wetswijziging nodig en zoiets kost nu eenmaal tijd.

De minister werd in haar keuze gesteund door een Kamermeerderheid, waartoe ook de VVD-fractie behoorde. Wij staan nog steeds volledig achter die keuze. Daarbij verwachten wij dat het beleid van de minister ertoe zal leiden dat de huidige, beperkte achterstand in Nederland op het gebied van de mobiele telefonie snel in een beduidende voorsprong zal kunnen omslaan. Ik ga op beide punten kort in.

Voorzitter! Ik begin met het punt waarom wij voor een veiling zijn. Een veiling in een situatie van schaarste geeft de gelegenheid om op een transparante wijze te selecteren. Iedereen begrijpt waarom de een wel een vergunning krijgt en een ander niet. Een veiling geeft ook de gelegenheid om de keuze uiteindelijk door de markt te laten maken en niet door de minister. Bij een vergelijkende toets heersen per definitie onduidelijkheid en onbegrip. Er wordt door de minister en op het ministerie gedaan wat de markt veel beter zelf kan doen. De VVD-fractie is voor een veiling, maar niet omdat die geld oplevert. Geld is niet het doel. Het doel is om door concurrentie te komen tot een gevarieerd aanbod van hoogwaardige mobieletelefoniediensten tegen lage prijzen. Daarom hebben wij voorgesteld de schaarste te beperken door de 10 MHz E-GSM-frequenties bij de veiling te betrekken en om te proberen de 50 MHz DCS 1800-frequenties, die bij KPN voor Nozema in gebruik zijn, op de kortst mogelijke termijn vrij te maken voor een volgende veiling. Daarom ook hebben wij voorgesteld om de voorwaarden waaraan de nieuwe vergunninghouders moeten voldoen, in het bijzonder de termijn waarbinnen zij hun mobieletelefonienet moeten aanleggen, aan te scherpen.

De VVD kiest voor een veiling boven een vergelijkende toets, maar niet voor een veiling zonder enige restricties. Een snelle overgang van een monopolie en een duopolie naar een markt met gezonde concurrentie gaat niet van zelf; daar moet de overheid de voorwaarden voor scheppen.

Een tweede punt waarmee ik begon, was de stelling dat Nederland op voorsprong zal komen. Dat zal het geval zijn, omdat het beleid dat de minister vormgeeft met onder andere het voorstel dat nu aan de orde is, ertoe leidt dat in ons land voor het eind van het jaar 2000 vier onafhankelijke, landelijk dekkende mobieletelefonienetten aangelegd zullen zijn, wat ons betreft nog eens aangevuld met verschillende regionale netten in de dichtstbevolkte gebieden. Die situatie, vier onafhankelijke landelijke netten aangevuld met regionale netten in de dichtstbevolkte gebieden, is een ideale uitgangspositie voor concurrentie. Nu bovendien in andere Europese landen al DCS 1800-frequenties uitgegeven zijn aan GSM-vergunninghouders en ook daar de E-GSM-frequenties voor mobiele telefonie ingezet zullen worden, zal spoedig apparatuur voor gebruik in gecombineerde GSM-E en GSM-DCS 1800-netten op de markt zijn. Nederland zal een van de eerste landen zijn waar deze techniek op commerciële basis kan worden toegepast.

Het aan de orde zijnde voorstel van de minister dat de veiling van DCS 1800-frequenties in combinatie met E-GSM-frequenties mogelijk moet maken, krijgt, nadat het door de minister in haar nota naar aanleiding van het verslag en de eerste nota van wijziging is aangepast, in hoofdlijnen de steun van de VVD-fractie. De aanpassing die inhoudt dat in plaats van één twee vergunningen worden uitgegeven en dat de uitgifte van de zeer recent vrijgekomen E-GSM-frequenties gekoppeld wordt aan die van de direct beschikbare DCS 1800-frequenties, is in overeenstemming met onze voorstellen bij de schriftelijke behandeling. De twee nieuwe vergunninghouders kunnen DCS 1800 toepassen in de stedelijke gebieden en E-GSM in de landelijke gebieden en zo een efficiënt net realiseren tegen lagere kosten dan bij toepassing van alleen DCS 1800.

Wij steunen ook de naheffing – de minister spreekt van vergoeding – die de GSM-vergunninghouders moeten betalen indien er een veilingopbrengst is.

Ik zei dat de VVD-fractie het voorstel op hoofdlijnen steunt, omdat ik op een aantal onderdelen nader wil ingaan. Eerst wil ik ingaan op de vragen wat er precies geveild moet worden, wanneer en hoe.

Volgens de minister is voor veiling op dit moment 22 MHz DCS 1800 beschikbaar. Wij denken dat 25 MHz beschikbaar is. Dat is een toch niet te veronachtzamen verschil, dat echter niet leidt tot een andere conclusie dan dat op dit moment 20 MHz uitgegeven moet worden in combinatie met de laatste schaarse GSM-frequenties die vrij zijn, de E-GSM-frequenties. Het is essentieel om nu iedere verdere vertraging te voorkomen. De markt is op dit moment "booming" en daarmee wordt een fundament gelegd onder de toekomstige marktposities van KPN en Libertel, een fundament dat steeds sterker wordt. De veiling moet daarom plaatsvinden direct nadat de wet die nu wordt voorgesteld tot stand zal zijn gekomen en wat ons betreft liever in juli dan in augustus. Een koppeling aan DCS 1800-frequenties, die naar wij sinds kort mogen aannemen over een jaar zullen vrijkomen, zal een onzeker element in de veiling brengen en daarmee een ingebouwd risico op uitstel. Met het veilingsysteem dat de minister voor ogen staat, stemt de VVD-fractie in. Het zal op ordentelijke wijze leiden tot prijzen voor de twee te veilen pakketten, die elkaar niet veel zullen ontlopen.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

De afgelopen dagen is een totaal nieuwe situatie ontstaan, nu er overeenstemming is tussen Nozema en KPN dat over een jaar die grote band van 50 MHz vrijkomt. Waarom spreekt de heer Kamp dan nog steeds over onzekerheid? Het is toch heel goed mogelijk om die 50 MHz bij de veiling te betrekken?

De heer Kamp (VVD):

Het verschil zit in het woord "komt". Het ene ís vrij en het andere kómt vrij. Wij denken dat het over een jaar vrijkomt, maar wij weten niet wat er in dat jaar gebeurt. Als er in dat jaar iets gebeurt wat wij niet verwachten en niet hopen, mag de veiling niet toch weer onzeker worden en uitgesteld worden. De minister wil niet iets verkopen waarvan zij niet 100% zeker weet dat het er zal zijn. Ik wil er niet met de minister over in discussie gaan wanneer je wel zeker bent en wanneer niet. Ik voorspel dat het enkele maanden gaat duren en die enkele maanden uitstel van de veiling wensen wij niet.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Terwijl u weet dat er binnen een jaar na de veiling enorm veel extra capaciteit vrijkomt, wilt u op basis van de relatief beperkte capaciteit een veiling houden. Dat is toch een vorm van kunstmatige schaarste?

De heer Kamp (VVD):

Absoluut niet. Ik zal straks voorstellen, de 50 MHz DCS 1800-frequenties te veilen zodra zij op 1 juni 1998 vrijkomen. Sterker nog, ik zal voorstellen ze al eerder te veilen, namelijk zodra het helemaal vaststaat dat zij vrijkomen, en ze op 1 juni 1998 in gebruik te laten nemen. Op dit moment hebben wij die 100% zekerheid nog niet.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Dan kunt u de veilingen toch evengoed combineren? Of het nu een of twee maanden later is, daar zal de markt niet wakker van liggen, maar wel van een gelijktijdige veiling, die een zeer substantieel effect op de prijs kan hebben.

De heer Kamp (VVD):

Wij vermoeden dat het niet om een, twee maanden zal gaan, maar dat het wel iets langer kan duren. Verder vinden wij zelfs een, twee maanden verder uitstel ongewenst. Wij moeten nu zo gauw mogelijk veilen wat er is. De volgende hoeveelheid moeten wij ook veilen zodra het mogelijk is. Iedereen die bij de eerste veiling biedt, weet wat er bij de tweede veiling staat te komen. Dus er is openheid naar alle kanten.

Ik heb erover gesproken wat er precies geveild kan worden. Ik heb gesproken over het veilingsysteem dat de minister heeft uitgelegd, en gezegd dat de fractie van de VVD hiermee instemt. De fractie van de VVD stemt er ook mee in dat de GSM-vergunninghouders geen naheffing hoeven te betalen over de twee jaren dat hun vergunning al loopt.

De nieuwe DCS 1800 E-GSM-vergunninghouders krijgen de kans met KPN en Libertel te concurreren en zullen er heel hard aan moeten trekken. Ik voorspel dat de gegadigden voor deze vergunningen zich niet in rijen van twee zullen hoeven op te stellen. Elk van de twee nieuwe vergunninghouders zal een bedrag van rond de 2 mld. moeten investeren, voor een deel in nieuwe techniek, namelijk gecombineerd gebruik van verschillende frequenties, bovendien voor een deel frequenties die nog niet beschikbaar zijn. Hiermee bedoel ik de E-GSM-frequenties langs de relatief lange grenzen met Duitsland en België. Als zij die vergunning hebben, moeten zij concurreren met twee sterke, gevestigde, landelijke aanbieders op een markt die wel attractief is en snel groeit. Anders dan voor de gevestigde concurrenten zijn er voor de twee nieuwkomers voorlopig geen inkomsten uit internationale roaming. Op dezelfde markt zullen bijna gelijktijdig met hen bovendien enkele regionale aanbieders actief worden in de dichtstbevolkte gebieden van het land.

Om in deze omstandigheden de twee nieuwe vergunninghouders de kans te geven snel een goede start te maken, steunt de fractie van de VVD het oorspronkelijke voornemen van de minister om KPN en Libertel in beginsel gedurende drie jaar van DCS 1800-frequenties uit te sluiten. Ik zeg "het oorspronkelijke voornemen van de minister", omdat zij in haar brief van 6 juni lijkt terug te krabbelen. Wij houden aan die drie jaar vast en zullen de Kamer zo nodig in tweede termijn een motie voorleggen, in het besef dat drie jaar in de telecommunicatiewereld lang is. Ik kom zo op een mogelijk capaciteitstekort in die periode bij de twee GSM-vergunninghouders terug.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Op welke juridische titel wilt u die drie jaar exclusiviteit baseren? Europese richtlijnen bepalen dat ingrijpen in de markt alleen is toegestaan bij schaarste en nooit om marktredenen. U doet het nu precies om marktredenen.

De heer Kamp (VVD):

Waarom het mag, kunt u lezen in het voorstel van de minister, die zelf de driejarige periode heeft voorgesteld.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Toen was er nog schaarste.

De heer Kamp (VVD):

Wij willen dat er een markt met zoveel mogelijk concurrentie komt, waarop mededinging een kans krijgt, en niet een situatie waarin monopolisten of duopolisten de zaak voor zichzelf kunnen afschermen. Nee, wij willen echte, eerlijke concurrentie op die markt. Voor de overgang van een markt met een duopolie naar een markt met vrijere concurrentie moet je als overheid wat doen. Asymmetrische regelgeving is in dit verband een erkend fenomeen, ook in Brussel.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

U gaat niet echt in op mijn vraag. Brusselse richtlijnen stellen dat vergunningverlening mogelijk is bij schaarste. Hier is geen schaarste meer; dat heeft de minister zelf in de nota naar aanleiding van het verslag gezegd. Alleen werd toen nog gedacht dat het in het jaar 2000 was en nu komt dat veel dichterbij. Hoe kunt u dan volhouden dat een driejaarsperiode van exclusiviteit mogelijk is, als er geen schaarste meer is? Dan zit u toch de markt te ordenen, waar dat niet toegestaan is?

De heer Kamp (VVD):

We zitten de markt te ordenen in een overgangssituatie, met het doel om die markt zo vrij mogelijk te laten zijn. Het feit dat je een exclusieve periode geeft, is absoluut geen nieuw fenomeen waar Brussel van zal staan te kijken. Hetzelfde is in ons omringende landen ook een aantal keren gebeurd en zelfs nog wel voor perioden die langer zijn dan drie jaar; een termijn die wat mij betreft aan de orde is.

Voorzitter! Drie jaar exclusiviteit ten opzichte van KPN en Libertel is een belangrijke tegemoetkoming aan de twee nieuwe vergunninghouders en daar moet wat tegenover staan. Wat daar tegenover moet staan, is dat wij de zekerheid moeten hebben dat zij inderdaad binnen die drie jaar ieder een onafhankelijk, landelijk dekkend net zullen aanleggen. Die zekerheid kan alleen bereikt worden door dat als een harde voorwaarde bij de vergunningverlening op te nemen. Ik overweeg dan ook in tweede termijn de Kamer op dit punt een motie voor te leggen.

Als toelichting kan ik nog zeggen dat er een groot risico in zit, dat de nieuwe vergunninghouders zich zullen concentreren op het feitelijk aanleggen van een net in alleen dat gebied waar de bevolking geconcentreerd zit en dat zij in de rest van het land blijvend gebruik zullen maken van roamingmogelijkheden. Dan krijg je geen volwaardige gelijke partijen op de markt. Het feit dat wij hier in Nederland de kans hebben om vier volwaardige gelijke, van elkaar onafhankelijke partijen met landelijk dekkende netten op de markt te krijgen, is voor ons een heel essentieel punt in de voorstellen van de minister.

Dan kom ik bij het capaciteitstekort. De twee GSM-vergunninghouders hebben ieder 7,5 MHz-frequenties ter beschikking, tegen ieder 15 MHz voor de DCS 1800 en E-GSM-nieuwkomers. KPN en Libertel hebben al gemeld dat ze extra GSM-frequenties nodig hebben. Daarvoor zijn alleen beschikbaar de ruim 8 MHz GSM-frequenties die KPN nog in gebruik heeft voor het analoge ATF 3-systeem, een systeem dat zijn langste tijd heeft gehad. De minister heeft de bevoegdheid om op ieder moment de voor ATF 3 in gebruik zijnde frequenties voor GSM toe te wijzen aan de GSM-vergunninghouders, natuurlijk tegen betaling van het bedrag dat voor hen nu uit de veiling gaat rollen. De minister stelt ook te kunnen besluiten dat de ATF 3-frequenties over vijf jaar geheel vrij moeten vallen. Ik vraag me af of zij niet in staat is om die frequenties al in het jaar 1999 vrij te krijgen. In paragraaf 6a van de nota naar aanleiding van het verslag staat dat in 1994 voor vijf jaar een machtiging is gegeven voor ATF 3. Die loopt in 1999 af en dan kan het dus helemaal vrij zijn. Of het aan de orde komt, weet ik niet, want ik verwacht dat daarvoor, vanwege het capaciteitsgebrek bij KPN en Libertel, de claim op die frequenties toch al zal worden gelegd.

Een snel besluit over een stappenplan, gespreid over enkele jaren, om de ATF 3-frequenties ten goede te laten komen voor GSM-gebruik, lijkt ons mogelijk en nodig. Maar dat kan niet anders dan met een stappenplan, zoals ook de minister aangeeft, omdat nog steeds 290.000 KPN-klanten gebruikmaken van ATF 3. Maar het resultaat moet wel zijn dat een capaciteitstekort bij de GSM-vergunninghouders binnen de periode van drie jaar dat zij geen DCS 1800-frequenties in mogen zetten, opgevangen kan worden met de ATF 3-frequenties. Als dat, anders dan ik verwacht, onverhoopt toch niet zou kunnen en als zij door capaciteitsgebrek in hun marktontwikkeling zouden worden belemmerd en de marktontwikkeling in totaliteit daar ook door zou worden belemmerd, dan ontstaat er voor ons een nieuwe situatie.

De gang van zaken, voorzitter, bij het vrijmaken van de 50 MHz DCS 1800-frequenties die KPN in gebruik heeft voor het tv-straalverbindingennet van Nozema, verdient niet de schoonheidsprijs. Wij betreuren het dat die frequenties in 1994, een jaar nadat ze internationaal waren toegewezen aan mobiele telefonie, opnieuw voor het Nozema-gebruik tot 1 januari 2000 zijn uitgegeven aan KPN. Wij hebben tijdens de schriftelijke behandeling indringend gevraagd naar de mogelijkheden om deze frequenties op korte termijn voor mobiele telefonie vrij te maken en de minister antwoordde dat dit niet voor de datum van 1 januari 2000 zou kunnen. Inmiddels is duidelijk geworden dat KPN en Nozema daar zelf anders over denken, want zij sloten zelfs een overeenkomst die ertoe leidt dat die frequenties wel degelijk op, naar wij nu mogen verwachten, 1 juni 1998 vrijkomen. Mijn vraag aan de minister is, hoe zij nu tot haar onjuiste antwoord aan ons is gekomen. Wij trekken in ieder geval uit dat antwoord twee conclusies.

De eerst is dat de datum van 1 juni 1998 nu bij dit debat vastgelegd moet worden. Dat kan door in het voorjaar van 1998 de 50 MHz en DCS 1800-frequenties te veilen en deze frequenties onmiddellijk per 1 juni 1998 in gebruik te geven. Als er dan toch nog vertraging ontstaat omdat KPN en Nozema hun eigen overeenkomst en de toezegging aan de minister niet nakomen, moeten wij de rekening voor de vertraging maar bij hen leggen!

Voor KPN en Libertel geldt dat zij mee mogen bieden op de veiling in 1998 voor die 50 MHz. De frequenties die zo eventueel verwerven, mogen zij echter pas gebruiken na het verstrijken van de eerder genoemde termijn van drie jaar. Wij overwegen in tweede termijn de Kamer ook daarover een motie voor te leggen.

De tweede conclusie die wij uit deze kwestie trekken, is dat kritischer gekeken moet worden naar technische informatie die belanghebbenden in het veld aan de minister verstrekken en via de minister aan ons. De wenselijkheid blijkt de werkelijkheid te kunnen beïnvloeden. Wij zetten daarom opnieuw vraagtekens bij de invoeringsdatum van de voor concurrentie essentiële nummerportabiliteit. Zolang klanten hun telefoonnummer niet kunnen meenemen naar een andere operator, komt er van concurrentie nog weinig terecht. De minister heeft de Kamer meegedeeld dat het technisch niet mogelijk is in 1998 in Nederland nummerportabiliteit in te voeren. Zou KPN bij nader inzien daaraan geen mouw weten te passen? In de ons omringende landen is het wel mogelijk. Waarom dan niet hier?

Voorzitter! Zoals ik reeds zei, hecht de fractie van de VVD grote waarde aan de totstandkoming van vier onafhankelijke landelijke netten. Wij willen echter voorkomen dat er méér opstelpunten met hoge antennes voor mobiele telefonie komen dan nodig. Dat leidt tot onnodige vertraging vanwege allerlei onderhandelingen over grondverwerving, toestemming en horizonvervuiling die daaraan vooraf moeten gaan en tot hoge kosten. Waar nodig zouden oude en nieuwe vergunninghouders tegen een redelijke kostengeoriënteerde vergoeding gecombineerd gebruik moeten maken van elkaar locaties voor opstelpunten – sitesharing in het vakjargon – zoals de aanbieders van de vaste telefonie via interconnectie gebruikmaken van elkaar kabels. Een sitesharingbepaling in de wet maakt het voor de twee nieuwe vergunninghouders gemakkelijker om te voldoen aan de door ons gewenste voorwaarde dat binnen drie jaar een onafhankelijk landelijk dekkend net moet zijn aangelegd. Het amendement op stuk nr. 9 dat mevrouw Van Zuijlen en ik hebben ingediend, voorziet in zo'n bepaling.

Dit wetsvoorstel betreft een wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de invoering van het veilen van schaarse frequenties voor digitale mobiele telefonie. De minister was al bezig met de voorbereiding van een andere veiling, namelijk die van de schaarse FM-frequenties voor commerciële radio. De fractie van de VVD steunde ook deze veiling maar was ook hier van mening dat de schaarste zoveel mogelijk moest worden beperkt en dat het geen veiling zonder restricties mocht zijn. Wij wilden het aantal frequenties voor commerciële radio vergroten door de technische mogelijkheden daartoe te benutten. Daarop is het bekende zerobaseonderzoek gericht.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voordat de heer Kamp op dit punt doorgaat, mag ik erop wijzen dat ik vernomen heb dat vanochtend in de procedurevergadering is afgesproken dat dit onderwerp volgende week aan de orde komt bij de behandeling van het wetsvoorstel inzake de structuur van de Mediawet. Het lijkt mij dubbelop om twee keer plenair dezelfde brief te gaan behandelen.

De heer Kamp (VVD):

Ik spreek over een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat die gaat over een wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. Die brief is niet behandeld in een procedurevergadering van de commissie voor Verkeer en Waterstaat. Wat mij betreft, is er niets aan de hand.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Als de brief nog niet eens in procedure genomen is in de commissie voor Verkeer en Waterstaat, is dat reden temeer om die niet reeds nu in het plenaire debat te behandelen. Bovendien betreft de brief zowel Verkeer en Waterstaat als OCW. Er is een duidelijke relatie met het mediabeleid. Vanochtend is die in de procedurevergadering van OCW in procedure genomen.

Mevrouw Roethof (D66):

Wij spreken in de Kamer over alle informatie waarover wij beschikken, al komt die bij wijze van spreken uit de Roemeense krant. Ik zie niet in waarom wij niets mogen zeggen over een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat die wij net hebben ontvangen. Het lijkt mij verstandig in de procedurevergadering van Verkeer en Waterstaat te bepalen of wij die brief nog eens apart willen bespreken. Voorzover de brief relevant is voor dit onderwerp, kunnen wij natuurlijk wel duidelijk maken dat wij kennisgenomen hebben van de inhoud.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik begrijp dat de brief aan de orde geweest is in een procedurevergadering, niet de commissie voor Verkeer en Waterstaat betreffende. Blijkbaar is daar gedacht de brief volgende week te behandelen bij een wetsvoorstel, waarmee ik mij overigens niet bemoei. Ik zou u alleen erop willen wijzen dat ik volgende week de Transportraad moet voorzitten.

De voorzitter:

Ik dacht dat het hier ging om een procedurevergadering van de gezamenlijke commissies voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Binnenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat. Zo staat de vergadering althans geboekt op de agenda van heden. Wil mevrouw Van Zuijlen hier nog iets over zeggen?

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Ik ben dezelfde mening toegedaan als de fractie van D66. Het betreft hier frequentiebeleid. In de brief gaat het ook om het frequentiebeleid. De brief is ondertekend door Verkeer en Waterstaat. Wij staan hier met de vier woordvoerders telecommunicatie. Het lijkt mij evident dat hier nu over kan worden gesproken, zeker als wij anders het risico lopen dat er niet meer over gesproken kan worden. Wij hebben nog maar twee weken. Ik wijs erop dat de agenda heel vol zit.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! Ik wijs erop dat procedurevergaderingen niet voor niets worden gehouden in de Kamer. De voorzitter heeft terecht de correctie aangebracht dat het niet alleen een procedurevergadering voor de commissie voor OCW, maar ook voor de commissie voor VWS was. Soms gaan die zaken snel. Het kan niet zijn dat in de ene zaal in dit huis een procedure wordt afgesproken, dat vervolgens in deze zaal een behandeling plaatsvindt en dat volgende week opnieuw behandeling plaatsvindt. Natuurlijk is het een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat. Maar het onderwerp is met name aan de orde geweest bij de wijziging van de Mediawet. Het heeft een zijdelingse relatie hiermee.

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Dan behandelen wij het dus volgende week, als de minister van Verkeer en Waterstaat er niet bij is. Dat lijkt mij zinloos.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Dat is een andere zaak. Ik vind het in ieder geval volstrekt onjuist dat in dit debat, waarin het gaat om de telecomfrequenties, ineens een onderwerp wordt toegevoegd naar aanleiding van een brief waarvan tijdens de procedurevergadering niet is bepaald dat die bij dit debat betrokken moet worden. Wij bespreken plenair wat op de agenda staat. Deze brief staat niet op de agenda.

De voorzitter:

Wil de minister van Verkeer en Waterstaat daar in deze fase van het debat nog iets over zeggen?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik wil een corrigerende opmerking maken, voorzitter. Het ging niet om een debat over alleen een wijziging van de Mediawet. Het ging in hetzelfde debat om een wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, inzake het veilen.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

In het debat over de Mediawet.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Nee, helemaal niet. Er waren twee wijzigingen. Er lag een wijziging van de Mediawet voor én er lag een wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen voor. Ik acht het logisch dat als wordt gesproken over veilingsystemen, dan ook dit onderwerp aan de orde kan komen.

De voorzitter:

Ik heb de indruk dat voortzetting van dit deel van het debat niet leidt tot veel toegevoegde waarde. Er bestaat een verschil van mening in de Kamer. Er is een meerderheid en er is een minderheid. Ik denk niet dat wij dit plenair moeten uitvechten.

Mijnheer Kamp, u heeft een spreektijd van 15 minuten opgegeven. Die tijd is nu twee keer verstreken. Er zijn wel wat interrupties gepleegd. Wij hebben de laatste tijd echter te kampen met het feit dat de geachte afgevaardigden geen realistische inschatting hebben gemaakt van de tijd die zij nodig denken te hebben. Eind van het verhaal is dat de nachtelijke uren in zicht komen. Bent u ongeveer klaar met uw betoog?

De heer Kamp (VVD):

Ik wil toch een korte reactie geven op deze interrupties, die toch wel zo'n 10 minuten hebben geduurd. Ik zal daarna snel mijn verhaal afronden. Ik merk allereerst op dat er geen procedurevergadering heeft plaatsgevonden waarvoor ik ben uitgenodigd. Dat is dus niet aan de orde. En als wij er nu niet over praten, komt dit onderwerp voor het reces niet meer aan de orde. Dan ontstaat de feitelijke situatie dat de Kamer geen invloed meer heeft. De enige woordvoerder van ons vieren die destijds niet heeft deelgenomen aan de behandeling van de wetswijziging waarover ik sprak, bent u, mevrouw Van Rooy. Als u met een coördinatieprobleem zit, moet u dat niet op ons afwentelen.

Voorzitter! Het aantal frequenties dat voor commerciële radio beschikbaar is, willen wij vergroten door de technische mogelijkheden daartoe te benutten. Dat is het doel geweest van de VVD-fractie. Wij zijn van mening dat op dit moment niet geveild kan worden, omdat er te weinig frequenties voor de commerciële radio zijn. Dit betekent dat kunstmatige schaarste wordt geveild. En dat is niet gewenst. Er moet een einde worden gemaakt aan de dubbele dekking van Radio 1. De overmatige dekking van de regionale publieke omroep moet beëindigd worden en het te grote beslag van de publieke omroep op de FM-band moet ook beëindigd worden. Volgens ons kunnen in het najaar van 1998 de uitkomsten van het zerobaseonderzoek gerealiseerd zijn en kan in de tussentijd ook de politieke besluitvorming over de andere punten hebben plaatsgevonden. In afwachting van het zerobaseonderzoek is een tussenvoorziening nodig, omdat de tijdelijke vergunningen die vier commerciële radiostations voor de FM hadden, zijn beëindigd. Wij kunnen ons vinden in de analyse, de uitgangspunten en het voornemen in de brief van de minister.

Wij willen hier wel drie kanttekeningen bij plaatsen. Ten eerste is de tijdelijke voorziening, wat ons betreft, zeer tijdelijk. Bij een ingangsdatum van 1 januari 1998 is die voorziening er misschien zelfs maar voor een jaar. Hoe eerder de uitkomst van het zerobaseonderzoek er is en hoe eerder er geveild kan worden, hoe beter. Ten tweede overweegt de minister een marktconforme heffing te koppelen aan de tijdelijke maatregel. Wij nemen dat voor kennisgeving aan en wachten een voorstel van haar af. Ten derde houden wij evenmin als de minister van het op de plank laten liggen van frequenties. Wij denken hierbij aan de frequenties die Nozema voor een regionaal commercieel radiostation in het noordoostelijke deel van het land vond. Ziet de minister kans om in afwachting van de veiling ook voor situaties als deze een tijdelijke voorziening te treffen, los van de tussenoplossing die zij net getroffen heeft?

Voorzitter! Afrondend, keer ik terug tot het onderwerp dat ook volgens mevrouw Van Rooy aan de orde is, namelijk het wetsvoorstel inzake het veilen van mobieletelefoniefrequenties. Namens de VVD-fractie kom ik tot afsluitende conclusie dat de minister hiermee op het goede spoor zit. De VVD-fractie volgt haar op dat spoor en geeft aan hoe hier en daar een bocht kan worden afgesneden.

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de Partij van de Arbeid is een verklaard voorstander van het veilen van frequenties. In theorie is dit de meest transparante manier waarop dergelijke schaarse publieke middelen kunnen worden verdeeld. Bovendien zullen naar verwachting die partijen winnen die financieel een goede uitgangspositie hebben, en worden zij geprikkeld om de frequenties zo kostenefficiënt mogelijk te gebruiken. In de praktijk echter blijkt vooral het begrip "schaarste" voor verwarring te zorgen. Wanneer is werkelijk sprake van schaarste en hoelang? Wat ons betreft moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. Ten eerste moet de overheid kunnen aantonen dat er werkelijk sprake is van schaarste. Ten tweede moet voor de marktpartijen duidelijk zijn wanneer er extra frequenties zullen worden vrijgegeven, zodat zij daar rekening mee kunnen houden in de hoogte van hun bod. Met name door deze onduidelijkheid op het punt van de schaarste was de schriftelijke inbreng van de PvdA-fractie kritisch. Wij konden niet inzien waarom vanuit schaarsteoverwegingen werd gekozen voor slechts één nieuwe concurrent. Ook andere fracties wezen terecht op bijvoorbeeld de mogelijkheden die de extended GSM-band zou kunnen bieden. Het ministerie heeft hier uiteindelijk alert op gereageerd en besloten om niet één, maar twee concurrenten toe te laten.

Ten aanzien van de schaarste blijft bij mij een kleine frustratie hangen. Vanaf het begin hebben wij erop gewezen dat de minister onzes inziens te weinig druk op KPN en Nozema uitoefende om frequenties vrij te maken en naar alternatieven te zoeken. Ook daarin bleken wij gelijk te hebben, want wat schetst onze verbazing: vorige week bleek er opeens een nieuwe situatie te zijn ontstaan. Volgens de minister was die situatie van de kant van Nozema minder duidelijk dan van de kant van KPN, maar inmiddels heeft ook de Nozema zich gecommitteerd aan het vrijmaken van de DCS 1800-band. Hoe is het mogelijk dat, ondanks herhaaldelijk aandringen van de kant van de Kamer, de minister niet eerder in staat is geweest om KPN en vooral Nozema, waar zij nota bene zelf in de raad van beheer zit, te dwingen om frequenties vrij te maken? Ik ben mij er van bewust dat het hier gaat om private contracten, maar de minister zal het toch met mij eens zijn dat hier vooral het algemeen belang in het geding is. Is de minister zelf ook niet enigszins gefrustreerd of misschien zelfs wel geïrriteerd over het feit dat zij maandenlang van KPN en Nozema de verzekering heeft gekregen dat het absoluut niet snel kon en dat nu plotseling blijkt dat het allemaal toch prima mogelijk is?

Met excuses aan mevrouw Van Rooy voor de slordige procedure – ik geef dat toe – wil ik even kort ingaan op de radiofrequenties. Wij zijn namelijk bang dat die anders niet meer aan de orde komen. Ook bij de radiofrequenties speelt namelijk onduidelijkheid over de al dan niet schaarste een belangrijke rol in het debat. Deze onduidelijkheid heeft de coalitie er zelfs toe gebracht, een amendement aan te nemen dat de veiling uitstelde tot het moment dat het zerobaseonderzoek is afgerond. Een belangrijke reden voor het wantrouwen van de marktpartijen over de zogenaamde schaarste is het gebrek aan onafhankelijkheid van organisaties als Nozema en de RDR. Het moge duidelijk zijn dat de fractie van de PvdA nog steeds sterk voorstander is van het onderbrengen van het zakelijk frequentiebeheer bij de OPTA en van de verzelfstandiging van Nozema. Ten aanzien van dat laatste vraag ik de minister wat de stand van zaken is. Wanneer verwacht zij dat de operatie afgerond kan worden? Aangezien de Kamer uitdrukkelijk om een snel terugtrekken van de overheid en de publieke omroepen heeft gevraagd, kan de minister de Kamer ook per brief informeren over het tijdschema.

Een gevolg van het uitstel van de veiling was dat er een tussenoplossing moest worden gevonden. Na een consultatie van de marktpartijen heeft de minister ons een paar dagen geleden van deze oplossing op de hoogte gesteld. De fractie van de PvdA is niet geneigd te schuiven in dit breekbare compromis. Wij hebben wel een paar vragen. In de eerste plaats vraag ik de minister hoe snel er naar haar inschatting geveild kan worden, als daarbij alle radiofrequenties betrokken worden. Met andere woorden, hoe tijdelijk is deze oplossing? In de tweede plaats weet iedereen dat wij over het algemeen in tijden van schaarste niet gecharmeerd zijn van dubbele bedekkingen. Is het voor deze oplossing essentieel dat partijen als Veronica en Arcade dubbele bedekking krijgen? Zo niet, kan dit betekenen dat die paar andere partijen die nu ook al actief zijn op de kabel daar eventueel gebruik van kunnen maken? Is deze mogelijkheid onderzocht? Zo niet, kan die nog onderzocht worden? Ten slotte vraag ik de minister om aan te geven op welke wijze zij zich heeft ingedekt tegen klachten van mededingingsrechtelijke aard. Nogmaals, de basishouding van mijn fractie is positief, maar ik heb wel behoefte aan enige toelichting.

Ik ben nu toe aan de verdere behandeling van het aan de orde zijnde wetsvoorstel. Wat verandert de brief van KPN over de mogelijkheid om snel de DCS 1800-band vrij te maken, aan onze oorspronkelijke inzet? Wat mij betreft niet veel. Vanuit marktordenende overwegingen is het namelijk belangrijk asymmetrische regelgeving toe te passen. Voor het in Nederland zo snel mogelijk doen ontstaan van een level playing field op het gebied van mobiele telecommunicatie is asymmetrische regelgeving van het grootste belang. Kan de minister ingaan op de Europees-rechtelijke aspecten van deze zaak? Belemmeren zij de toepassing van asymmetrische regelgeving?

Wat de PvdA-fractie betreft, betekenen de recente ontwikkelingen dat de nieuwe frequenties, oftewel de 50 MHz van de DCS 1800-band, in zijn geheel kunnen worden meegenomen in de nieuwe veiling. Is het mogelijk om de nieuw vrijkomende frequenties en de twee landelijke pakketten in één keer te veilen? In de praktijk kan dat erop neerkomen dat ook andere partijen uiterlijk per 1 juni 1998 bijvoorbeeld regionale frequenties kunnen krijgen. Ook KPN en Libertel kunnen meedingen naar deze frequenties. Zij zullen echter moeten wachten met het gebruik ervan. De heer Kamp heeft gesuggereerd dat dit kan betekenen dat de nieuwe marktpartijen binnen deze periode hun net moeten hebben opgebouwd. Is de minister het daarmee eens? Is dat noodzakelijk?

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Vanmorgen werd in een artikel in een landelijk dagblad de suggestie gewekt dat mevrouw Van Zuijlen en de heer Kamp een gezamenlijk voorstel zouden indienen. Ik beluister nu dat mevrouw Van Zuijlen zegt dat het mogelijk moet zijn om het totaal aan vrijkomende frequenties tegelijk te veilen. De heer Kamp is die mening niet toegedaan. Klopt dat?

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Ik hoop dat die mogelijkheid er is. Wij moeten uitgaan van de belofte, de toezegging van KPN en Nozema dat de frequenties worden vrijgemaakt. Ik weet dat die toezegging geen juridische status heeft, dus er is een element van onzekerheid. Over dat aspect verneem ik graag de mening van de minister.

Voorzitter! Ondanks het feit dat door de keuze voor een veiling ook de PvdA-fractie verantwoordelijk is voor een vertraging in het dossier, heeft zij grote verwachtingen van de ontwikkelingen op de mobieletelecommunicatiemarkt. Ten aanzien van prijs, kwaliteit van het net, service en penetratiegraad is ook voor de nieuwe partijen nog een wereld te winnen. Eerlijke concurrentie tussen marktpartijen is daarvoor echter een belangrijke voorwaarde. Voor het creëren van eerlijke concurrentieverhoudingen is het nodig dat KPN en Libertel gedurende een bepaalde periode worden uitgesloten van DCS 1800-frequenties. Die periode moet aan de ene kant niet te kort zijn, omdat dan het gevaar van voortdurende dominantie dreigt, en aan de andere kant niet te lang, omdat marktpartijen niet onnodig van technologieën moeten worden uitgesloten. Wat ons betreft is de periode waar nu voor is gekozen eerder aan de krappe dan aan de ruime kant. Zeker nu nieuwe partijen echter de beschikking hebben over extended GSM-frequenties zou het mogelijk moeten zijn om snel een net en een marktaandeel op te bouwen.

Wat het betalen van de veilingprijs betreft, dring ik aan op enige coulantie. De minister vindt dat de partijen het bedrag ineens direct na de veiling moeten betalen. Zou het niet mogelijk zijn om ook daarin uiting te geven aan het beginsel van asymmetrie? Dat betekent bijvoorbeeld dat de partijen drie jaar na de vergunningverlening het veilingbedrag en de vergoedingen betalen. PTT Telecom moet dus direct betalen, Libertel krijgt even uitstel en de nieuwe landelijke licentiehouders hoeven pas drie jaar na hun vergunningverlening te betalen. In dit voorstel wordt ook uitgedrukt dat PTT Telecom en Libertel weliswaar ten opzichte van de nieuwe partijen een dominante rol spelen, maar dat Libertel zich ten opzichte van KPN in een minder goede uitgangspositie bevindt, al was het alleen maar omdat PTT Telecom twee jaar langer de tijd heeft gehad om een net op te bouwen.

Ten aanzien van ATF 3 bestaat kennelijk enige onduidelijkheid over de tijdsduur en de eindigheid van de frequenties. Omdat ook voor ATF 3 een naheffing geldt en de band nodig is voor de uitloop van de vollopende GSM-banden van PTT Telecom en Libertel, is het nodig dat hierover snel duidelijkheid komt. Hoe verlopen de gesprekken van de minister met Telecom? Binnen hoeveel tijd wordt de band vrijgemaakt? Heeft die termijn ook effect voor de hoogte van de te betalen naheffing? Is het nodig dat de minister een moment X aangeeft waarop na vijf jaar de band wordt vrijgemaakt? Duurt dat niet veel te lang?

Ik heb nog een vraag over het opbouwen van een net. De fractie van de PvdA zou het verstandig vinden als de minister de mogelijkheid van sitesharing in de wet zou opnemen. De toename van het aantal netten leidt ertoe dat veel masten het landschap bederven. Dat kan eenvoudig worden verholpen door partijen wederzijds te verplichten elkaars opstelplaatsen te delen. In Engeland werkt men op dit moment vanwege de overlast al met kunstbomen en in Denemarken is de mogelijkheid van sitesharing in de wet opgenomen. Met het doel dit ook in Nederland te regelen, heb ik samen met de VVD een amendement ingediend.

Ook ten aanzien van nummerportabiliteit wil ik graag nog extra duidelijkheid. Waarom kiest de minister niet, net als in Duitsland, voor de ingangsdatum van 1 januari 1998 en laat zij niet aan de OPTA de mogelijkheid om partijen uitstel te verlenen? Belangrijker is dat het goed mogelijk is om ook binnen Nederland de bewijslast om te draaien: laat KPN maar aantonen dat invoering technisch niet mogelijk is. Na een onafhankelijke beoordeling kan de OPTA dan eventueel uitstel verlenen. Wij moeten te allen tijde voorkomen dat KPN, net als bij het vrijmaken van de DCS 1800-frequenties, de touwtjes in handen heeft. Ik roep nog maar even in herinnering dat wij juist met dit doel de OPTA hebben ingesteld.

Ten slotte maak ik een opmerking over de opbrengst van de veiling. Vooropgesteld moet worden dat een eventuele opbrengst bij een veiling van schaarse middelen nooit een doel op zichzelf mag zijn. Het doel is transparantie en efficiëntie. Een bijkomend effect kan een financiële opbrengst zijn. Over de aanwending daarvan is nog niet veel gezegd, behalve dat die in de schatkist verdwijnt. De fractie van de PvdA heeft veel sympathie voor het voorstel van een groot aantal marktpartijen om de opbrengst aan te wenden voor investeringen in informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs. In het rapport "DCS-1800: de jeugd heeft de toekomst" pleiten zij voor impulsen op drie terreinen: interactief onderwijs op de leerplichtige leeftijd; wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, en elektronische interactieve overheidsdiensten. Ondertussen zijn minister Ritzen en staatssecretaris Netelenbos met voorstellen gekomen om de investeringen in onderwijs en ICT te intensiveren. De financiering hiervan op de langere termijn is echter niet geheel duidelijk. De fractie van de PvdA wil niet de door het kabinet gekozen systematiek doorbreken, maar wel de keuze voor informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs vastleggen. Hoe denkt de minister daarover?

De heer Kamp (VVD):

Verwacht mevrouw Van Zuijlen een aanmerkelijke opbrengst van de veiling?

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Dat vind ik heel moeilijk in te schatten. Op het moment waarop wij dit hebben afgerond, zou een aantal marktpartijen, ook uit het buitenland, plotseling kunnen zeggen: waarom eigenlijk niet, laten wij het maar doen. Het gevolg zou kunnen zijn dat er toch nog flink geboden gaat worden. Ik kan het een niet uitsluiten, maar het ander ook niet. Ik weet het dus niet.

Mevrouw Roethof (D66):

Voorzitter! Wat een verrassingen houdt dit dossier toch voor ons in petto. Never a dull moment aan het veilfront. Precies op het moment dat wij denken een redelijk verdeling te maken van de schaarse ethercapaciteit, komen er inzichten op tafel die een loopje nemen met onze uitgangspunten zodat het hele proces op losse schroeven kan komen te staan.

De betrokkenen hebben een goede timing. Dat is ook begrijpelijk, want zij opereren op de moderne, dynamische markt voor de telecommunicatie. Ons politici rest de vraag of wij ons door de marktpartijen moeten laten manipuleren.

PTT Telecom heeft zich kosten noch moeite gespaard om het principe van de veiling en de afgeleide heffing die bestaande GSM-operators opgelegd krijgen, te voorkomen. Mijn fractie heeft door de berichten over het vrijmaken van de Nozema-ruimte op de 1800-band – dat betreft maar liefst de helft van de capaciteit – even gemeend dat wij dit debat moesten uitstellen totdat wij meer duidelijkheid hadden over de onderhandelingen tussen PTT Telecom en Nozema over het alternatieve straalverbindingsnet en dat wij dus ook met meer zekerheid konden zeggen hoeveel frequenties in het najaar geveild konden worden. De twee DCS 1800-frequenties waar de minister van uitgaat, of wel vier of vijf frequenties voor mobiele telefonie?

Deze vraag is wel belangrijk in dit debat, maar is bij nader inzien voor het al of niet instemmen met deze wet slechts van secundaire betekenis. Mijn fractie hecht eraan tijdens dit debat een helder onderscheid te maken tussen het wetgevende kader en het frequentiebeleid. Wij volgen de minister in haar onverstoorbaarheid en werken gewoon mee aan een snelle totstandkoming van deze wet. Wel zullen wij deze gelegenheid aangrijpen om een kritisch licht te werpen op het frequentiebeleid, want daar begint D66 zich steeds meer zorgen over te maken. De brieven van 9 juni betrekken wij daarom bij het debat voorzover het gaat over de verdeling van frequenties en de ruimte die door de minister, via de RDR, voor commerciële radio wordt vrijgemaakt. Die vinden wij te klein. De tijdelijke oplossing waar zij nu mee komt, willen wij apart agenderen. Ik kan nu al zeggen dat wij grote moeite hebben met het uitsluiten van kleinere commerciële stations. In de ether is naar ons idee ruimte genoeg. Dat is ook wel gebleken tijdens de schriftelijke voorbereiding van deze veilwet.

Op 16 april 1996 bereikten ons de beleidsvoornemens voor vergunningverlening van DCS 1800. In deze brief verdedigde de minister op grond van een onderzoek van KPMG de stelling dat de markt voor mobiele telefonie slechts ruimte bood aan één landelijke DCS-vergunninghouder. Dit principe hield zij geruime tijd vast. Het wetsvoorstel dat eind 1996 de Kamer bereikte, had dan ook tot doel één aanbieder van DCS 1800 op de been te helpen die dan met KPN en Libertel, die allebei reeds over een landelijk mobiel net beschikten, kon concurreren. Door slechts één vergunning te verlenen zou de nieuwkomer zijn achterstand het snelst kunnen inlopen. Het grootste bezwaar van mijn fractie tegen het oorspronkelijke voorstel was de periode van drie jaar exclusiviteit voor de nieuwe aanbieder. Deze exclusiviteit werd nodig geacht om de concurrentie met KPN en Libertel aan te kunnen. Natuurlijk is dat wel een manier om evenwicht op de markt aan te brengen, maar het nadeel is dat de overheid zich verplicht het liberaliseringsproces te vertragen en vrijkomende etherfrequenties onbenut te laten ten behoeve van een of twee marktpartijen.

In plaats van te vertragen moet de overheid versnellen. Daar is de markt bij gebaat en daar zijn de consumenten mee gediend. Mijn fractie heeft er bij diverse gelegenheden voor gepleit, meer ruimte in het frequentiespectrum vrij te maken voor zakelijke toepassingen. Daarbij hebben wij expliciet de militaire frequenties genoemd en de frequenties die in gebruik zijn voor de publieke omroep. Wij zijn dan ook buitengewoon verheugd over de verrassende, recente en minder recente gebeurtenissen. In april van dit jaar bleek dat de extended GSM die voorheen voor militaire doeleinden in gebruik was, toch vrijgemaakt kon worden voor civiel gebruik en dat er daarom wel degelijk twee DCS 1800-vergunningen konden worden geveild. Deze toch grote beleidswijziging verklaarde de minister met een verwijzing naar een Europees besluit: de European radio committee had besloten de extended GSM-band aan het militaire domein te onttrekken. In hoeverre heeft Nederland invloed uitgeoefend op deze beslissing? Is er actief voor gelobbyd of is ons dit in de schoot geworpen en stelden wij er eigenlijk geen prijs op? Ik hoor graag van de minister wat de positie van Nederland was in dat internationale overleg.

De moeilijkheid is dat de argumentatie in het laatste stuk, de nota naar aanleiding van het verslag, aanzienlijk verschilt van de oorspronkelijke onderbouwing in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Wij vinden het geen ramp, maar het relativeert de zaak. Al te stellige beweringen over mogelijkheden en onmogelijkheden in het frequentiespectrum neemt mijn fractie in het vervolg dan ook met een korreltje zout.

Tegelijkertijd zijn wij nog meer dan eerst doordrongen geraakt van de noodzaak, meer inzicht in dat frequentiespectrum te krijgen. Het is onmogelijk de minister te steunen in beleidsbeslissingen waarvan de Kamer de contouren niet kent. Omdat er schaarste bestaat in de ether en de mate van schaarste op een bepaald moment met beleidsbeslissingen samenhangt, zal de Kamer ruimschoots voor het zerobaseonderzoek inzicht moeten krijgen in de mogelijkheden tot efficiënter gebruik en in de internationale afspraken die de randvoorwaarden bepalen van de nationale keuzes die wij kunnen maken.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Wat bedoelt mevrouw Roethof daarmee? De intentie van het zerobaseonderzoek is juist die duidelijkheid te verkrijgen. Zij vraagt echter ruim voor die tijd duidelijkheid te krijgen. Dat is voor mij een probleem. Ik weet niet wat zij bedoelt.

Mevrouw Roethof (D66):

Ik zag het liefst dat de minister na het zomerreces een tussenrapportage naar de Kamer stuurt waarin zij uitlegt over welke informatie zij op dat moment beschikt en wat de mogelijkheden en de onmogelijkheden zijn in het frequentiespectrum. Daarbij behoren ook de internationale afspraken waaraan zij gebonden is.

Voorzitter! De circa 50 MHz in de 1800 band zou volgend jaar kunnen vrijkomen, als de Nozema zich tevreden stelt met een nieuw straalverbindingennet van de PTT. In Europees verband zijn afspraken gemaakt – de heer Kamp refereerde daar ook reeds aan – dat die 1800-band bestemd is voor mobiele telefonie en voor dataverkeer. De heer Kamp wist dat. Ik niet. Ik had de minister de vraag willen stellen wanneer die afspraak precies gemaakt is. Is het mogelijk van dat type afspraken op het moment dat zij gemaakt worden, liefst vlak daarvoor, maar in ieder geval vlak daarna, op de hoogte gesteld te worden?

Het probleem van mijn fractie is dat als wij naar de nationale noden kijken, wij een nijpend probleem hebben met het vinden van frequentieruimte voor commerciële radio. Als wij konden kiezen, had mijn fractie liever gezien dat wij twee of drie DCS 1800-vergunningen hadden uitgegeven. De rest van de 50 MHz die volgend jaar juni zou kunnen vrijkomen, had bestemd kunnen worden voor commerciële radio om die schaarste op te heffen. Aangezien onze soevereiniteit wordt ingeperkt door internationale afspraken, is dat van grote relevantie voor het debat dat wij vandaag voeren.

In het wetsvoorstel staat dat de minister kan bepalen hoeveel vergunningen er op een bepaald moment worden uitgegeven, dus hoeveel frequenties er worden geveild. Ik ben benieuwd naar haar antwoord. Wat moet er naar haar mening met die nieuwe mogelijkheden gedaan worden? Houdt zij vast aan het nu veilen van twee frequenties of grijpt zij de mogelijkheid aan, meteen meer frequenties te veilen ook al komen zij pas volgend jaar juni vrij?

In de brief van 6 juni die wij hebben gekregen van de minister, schrijft zij dat de overeenkomst tussen PTT en Nozema nog niet rond is, aangezien het voorstel nog niet voldoet aan de kwaliteitseisen van Nozema. Wij vinden dat een interessante benadering, omdat de Staat nog steeds 60% van de aandelen van Nozema bezit. Naar ons idee heeft de minister dus wel degelijk mogelijkheden om dit proces te beïnvloeden. Misschien kan zij daar een reactie op geven.

Wij vroegen ons ook af – maar ik zeg er eerlijk bij dat dit een heel technische vraag is – of de laatste zin van het tweede lid van artikel 13h eigenlijk niet inhoudt dat de nu gevonden Nozema-ruimte in de procedure meegenomen moet worden. Misschien kunnen de ambtenaren zich daar in de pauze even over buigen.

Ons standpunt over dit wetsvoorstel luidt kort gezegd als volgt. Wij willen wel veilen, maar wij willen niet dat voor de frequenties onrealistisch veel wordt betaald. Daarom gaat onze voorkeur uit naar een transparant systeem, waarbij wel degelijk voorwaarden worden gesteld aan potentiële aanbieders. Die voorwaarden zijn vergelijkbaar met de procedure die voor GSM is gevolgd. Deze verplichtingen moeten van tevoren bekend zijn aan de ondernemingen die bieden op de veiling. Een bijkomend voordeel van het stellen van voorwaarden is dat de prijs erdoor gedrukt wordt en dat het ons enigszins beschermt tegen de risico's die kunnen ontstaan als de frequenties worden verhandeld.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw Roethof zegt dat je voorwaarden kunt stellen. Ziet zij de voorwaarde dat er binnen drie jaar een roll-out komt als een voorwaarde die aan de partijen kan worden gesteld?

Mevrouw Roethof (D66):

Zeker.

Het type veiling waarvoor de minister kiest, de meerrondeveiling waarbij het aantal ronden niet van tevoren is bepaald, kan naar ons idee een prijsopdrijvend effect hebben. Als je de hele dag tegen elkaar op zit te bieden, gaat de prijs eerder omhoog dan omlaag. Wij behouden een voorkeur voor wat in de stukken zo fraai de "Vickreyveiling" wordt genoemd: de hoogste bieder wint en betaalt het bod van nummer twee.

De vergunningen die nu worden uitgegeven, bieden de mogelijkheid tot een gecombineerd gebruik van GSM en de DCS 1800-techniek. Het voordeel is dat men in de landelijke gebieden van de 900-band gebruik kan maken, terwijl voor de dichtbevolkte Randstad juist met het geschiktere DCS 1800 kan worden gewerkt. Wij vinden dit een goede keuze die Nederland in technisch opzicht inderdaad weer in de voorhoede plaatst. Natuurlijk zal er ook concurrentie ontstaan tussen vaste en mobiele netten. Daarom vragen wij de minister om te overwegen om van de extra capaciteit in de 1800-band, die in juni 1998 kan vrijkomen, ruimte te reserveren voor houders van regionale infrastructuurvergunningen, opdat zij die befaamde "wireless local loop" kunnen realiseren.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mag ik daar een vraag over stellen? Als je veilt, veil je en ga je niet reserveren. Of zegt u dat je, naast het reserveren voor regionaal of landelijk gebruik, ook inhoudelijk moet zeggen waar je de frequenties precies voor wilt gebruiken? Dan gaan wij ons echt met de markt bemoeien.

Mevrouw Roethof (D66):

Ik denk dat de frequenties onderdeel kunnen uitmaken van de regionale infrastructuurvergunning.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Nee, dat kan niet. U zegt dat wij moeten voorschrijven wie de frequenties mogen hebben. Dat komt in plaats van het veilinstrument, waarbij de markt bepaalt of zij nodig zijn om zo'n local loop te organiseren. Zij kunnen natuurlijk altijd meedoen en voor hen zal het heel aantrekkelijk zijn. Wij gaan toch niet, net zoals dreigt te gebeuren bij de radiofrequenties, op alle punten clausules opnemen wie voor wat mag meedoen? Ik hoop niet dat dat uw bedoeling is.

Mevrouw Roethof (D66):

Nee, dat bedoel ik echt niet. Het is niet mijn bedoeling om te veilen en om intussen te zeggen wie de frequentie mag krijgen. Die logica volg ik niet, maar als je regionale infrastructuurvergunningen uitgeeft, is het goed als daar ook frequenties bij zitten en dat die daar een onderdeel van uitmaken. Die zitten daar ook al voor een gedeelte bij. Die ruimte in het spectrum moet je wel degelijk reserveren. Ik heb van de partijen begrepen dat zij bij hun regionale infrastructuurvergunning bepaalde frequenties toegezegd hebben gekregen, maar dat die niet worden geleverd en niet op tijd door KPN worden vrijgemaakt. Als er op dat punt problemen zijn – die zijn er nu – denk ik: kijk nou voordat je het hele zwikkie in de DCS 1800-band veilt, of daar een probleem zit. Misschien kun je een gedeelte van het spectrum daar gebruiken en heb je dat nodig om het probleem op te lossen dat bij de regionale infrastructuurvergunningen is ontstaan.

Voorzitter! Ik zal snel afronden. De ontwikkelingen in de markt gaan zeer snel, zo snel dat men zich kan afvragen of het nog langer verantwoord is om een deel van de 900 MHz-band voor analoog gebruik te blijven reserveren. Mijn fractie vindt dat hier geen efficiënt gebruik van het spectrum wordt gemaakt en meent dat KPN, die nu nog 300.000 ATF 3-abonnees heeft, er goed aan zou doen om deze klanten aan een digitaal alternatief te helpen. Met de vrijgekomen ruimte zou in ieder geval kunnen worden voldaan aan de behoefte tot uitbreiding van Libertel en KPN zelf, wat nu ook is afgesproken, die beide nu al kunnen aantonen dat zij met efficiënt gebruik van het aandeel dat zij nu hebben in de capaciteitsproblemen komen. Wij vinden het ook een interessante gedachte om dat deel van de 900-band te verdelen tussen de nieuwe aanbieders die dan ook over een GSM-frequentie beschikken die niet de nadelen heeft van E-GSM en DCS 1800, waarmee zij dus gelijk vanaf de eerste dag met PTT en Libertel kunnen concurreren.

Over de veelbesproken naheffing die beide ondernemingen moeten betalen, merkt mijn fractie op dat er van een naheffing geen sprake is. Het moment van heffen gaat in op het moment dat deze wet in het Staatsblad verschijnt en van terugwerkende kracht is geen sprake. Het gaat dus meer om een vergoeding die gerelateerd is aan de opbrengst van de veiling. Onder de gegeven omstandigheden denken wij, mijnheer Kamp, dat de opbrengst van die veiling niet erg hoog zal zijn en dat geldt dan ook voor de vergoeding.

In het verslag hebben wij al gepleit voor een combinatie van DCS 1800 met GSM, zodat er multinormapparatuur op de markt kon komen. Wij hebben ook gevraagd om het ontruimen van militaire frequenties en om het vrijmaken van de 50 MHz die bij Nozema voor de publieke omroep in gebruik was voor zakelijk en digitaal verkeer.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik kom nog even terug op die heffing. Ik kan de redenering van mevrouw Roethof wel volgen. Impliceert die echter niet dat een deel van de heffing terug moet worden gegeven, als in de toekomst nieuwe veilingen worden gehouden en de prijzen aanzienlijk lager zijn? Hoe moeten wij daartegen aankijken?

Mevrouw Roethof (D66):

Vindt u hetgeen u nu zegt logisch volgen uit mijn woorden? Ik zie het verband eigenlijk niet.

De heer Stellingwerf (RPF):

U zette uiteen waarom die heffing volgens u een terechte zaak is.

Mevrouw Roethof (D66):

Wat ik uiteenzet, is dat het geen naheffing is. Het gaat in op het moment dat ook de nieuwe aanbieders betalen voor frequentiegebruik. Zij hebben geboden op die veiling. Dat kost ze geld. Vanaf dat moment moeten de mensen die nu een etherfrequentie in gebruik hebben en er niet voor betalen er ook voor gaan betalen. Dat vind ik reëel.

De heer Stellingwerf (RPF):

Het is dus gerelateerd aan een veiling op dit moment. Als er in de toekomst nieuwe veilingen komen van nieuwe netten – en daar lijkt het nu op – en de prijzen vallen aanzienlijk lager uit, moet je dan ook niet denken aan teruggave van een deel van de heffing? Dat zou mij dan logisch lijken.

Mevrouw Roethof (D66):

Het staat u vrij om daaraan te denken. Ik dacht nog niet zover. Ik zou eigenlijk niet weten waarom niet, maar ik vind het geen goed idee.

Voorzitter! Ik was aan het afronden. De D66-fractie is blij omdat de ontwikkelingen aardig onze kant opkomen. Met het wetsvoorstel hebben wij niet zoveel moeite, met het frequentiebeleid des te meer. Maar wij vinden dat onderwerp te ingewikkeld om het in de marge van dit plenaire debat af te doen.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! Ik wil de minister van Verkeer en Waterstaat aan het begin van dit debat over de veilwet adviseren om vaak met wetswijzigingen naar de Kamer te komen. Iedere keer als wij hier plenair een wetswijziging bespreken, blijken daags tevoren plotseling allerlei ontwikkelingen mogelijk te zijn die in de tijd ervoor absoluut onmogelijk waren. Wat de minister blijkbaar niet kan bereiken door de partijen toe te spreken en invloed uit te oefenen, kan wel door zaken in de Kamer te brengen als uur U dreigt.

Voorzitter! Nu wij hier plenair de veilwet behandelen en uiteraard het accent door de collega's vooral gelegd wordt op de nieuwe situatie die ontstaan is door het contract tussen Nozema en KPN wil ik niet nalaten ook enkele meer principiële opmerkingen te maken en te herhalen waarom de CDA-fractie geen principiële bezwaren heeft tegen marktwerking als verdelingsinstrument als er schaarste is, maar wel onder de huidige omstandigheden, hetgeen wij de afgelopen jaren consequent hebben uitgedragen.

Wij hebben verschillende bezwaren. In de eerste plaats heeft de aanpak om telecomfrequenties via een veiling te verdelen veel te veel tijd gevergd. Wij hebben de minister van het begin af aan gewaarschuwd dat het een veel langer proces zou worden dan zij in haar optimisme in 1995 nog dacht. Het zou een paar maandjes langer duren dan bij een openbare aanbesteding. Als de minister meteen na de aanbesteding van GSM in het voorjaar van 1995 de aanbesteding van DCS 1800 had gestart, zou dat al lang en breed in de lucht zijn geweest en zouden de nieuwe toetreders tot de markt niet de handicap hebben gehad dat de bestaande twee telecomaanbieders de markt steeds verder hebben ontwikkeld.

De heer Kamp (VVD):

Denkt u dat, als in 1995 een vergunning was verleend voor alleen DCS 1800 met die kleine cellen, op dit moment al een bedrijf aan het werk zou zijn geweest?

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Dat denk ik zeker. Gelet op de ervaringen in andere landen zie ik niet in waarom het hier niet zou zijn gelukt.

Mevrouw Roethof (D66):

Zou u kunnen ingaan op de nadelen die kleven aan zo'n tenderprocedure, namelijk dat het allemaal vertrouwelijk is, dat niemand weet wat er precies aan de hand is en dat er geruchten, achterdocht en wantrouwen ontstaan? De transparantie van die procedure schiet ernstig tekort, zoals wij bij GSM hebben gemerkt.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Ik wil allerminst beweren dat een tenderprocedure de fraaiste procedure is. Het probleem is dat aan veiling onder de huidige omstandigheden ook buitengewoon veel bezwaren kleven. Ik wil absoluut niet verhelen dat, zoals de minister al geschreven heeft, zij bij een tenderprocedure een keuze moet maken, dat zij dit nu niet hoeft te doen en dat dit zeker een voordeel is. In andere landen lukt het om via een tenderprocedure de DCS 1800-vergunningen te verdelen en ik zie niet in waarom dat hier niet zou lukken. Met name het tijdsaspect heeft voor ons zeer zwaar gewogen. Dat geldt ook voor het feit dat in de telecommarkt voor GSM via een aanbesteding al vergunningen verdeeld zijn, terwijl men nu voor DCS 1800 in dezelfde mobiele markt via een heel ander systeem gaat werken met andere condities. Dit betekent voor ons dat men halverwege de spelregels wijzigt, ook voor de bestaande vergunninghouders. Deze zullen, als het een beperkte veiling betreft, ineens met een geweldige naheffing geconfronteerd worden, iets waarop de Raad van State niet voor niets zo'n forse kritiek op heeft gehad.

Mevrouw Roethof (D66):

Ik dacht dat het voornaamste bezwaar van de CDA-fractie was dat de overheid schaarste creëerde. Daarvan is onder de huidige omstandigheden met de DCS 1800 echt geen sprake meer van.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Dat was ook een bezwaar. Ik zal al onze bezwaren niet uitvoerig opnieuw etaleren, maar het zijn er veel. Ik noem onder meer het tijdsaspect, de problematiek van de naheffing als het een beperkte veiling betreft en het feit dat beide vergunninghouders GSM daarmee in hun businessplan op geen enkele manier rekening hebben kunnen houden. De minister heeft de vragen van mijn kant in het verslag op geen enkele manier beantwoord. Het creëert veel meer problemen dan dat het oplossingen oplevert. Verder is er nog het wezenlijke punt van de schaarste.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw Van Rooy spreekt over velerlei nadelen. Als het aan haar had gelegen had zij al in 1995-1996 één vergunning voor DCS 1800 gegeven.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

In 1995.

De heer Kamp (VVD):

In 1995 hebben wij de vergunning voor GSM uitgegeven. Toen was de zaak voor DCS nog niet klaar. Dat hadden wij misschien eind 1995, begin 1996 kunnen doen. Mevrouw Van Rooy had dan één vergunning voor DCS 1800 uitgegeven. Op dit moment geeft de minister twee vergunningen uit voor DCS 1800, gecombineerd met E-GSM, waarvan iedereen weet dat het technisch een veel beter systeem is en dat je zo goedkoper kunt bouwen. Dus twee vergunninghouders in plaats van één en ook nog op een betere manier. Wat is nu het nadeel van de keuze die de minister heeft gemaakt?

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Met name dat het te lang geduurd heeft. De minister probeert nu van de nood een deugd te maken, doordat de E-GSM is vrijgekomen, door een soort situatie te creëren van een dynamiserende achterstand. Doordat het lang geduurd heeft en DCS 1800 nog niet op de markt is, kunnen wij nu voorop gaan lopen bij een combinatie van DCS 1800 en E-GSM. Daarbij teken ik overigens wel aan dat er ook nog de nodige bezwaren aan die combinatie zitten en dat het niet alleen halleluja is vanuit de markt, omdat die apparatuur nog op de markt moet komen en duur is. Ik heb dus nog zo mijn twijfels of dit voor de nieuwkomers op de markt zo'n geweldige startpositie is.

De heer Kamp (VVD):

Wat de minister doet, gesteund door een ruime Kamermeerderheid, is één keer de keuze maken voor een veiling vanwege de voordelen die al door anderen zijn genoemd. Vervolgens gaat zij E-GSM en DCS 1800 op de markt zetten, zodra zij beschikbaar komen, volgens dat nieuwe systeem. Dat lijkt mij heel consequent.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Wij hebben verschillende visies hierover. Dat is duidelijk. Wij hebben die ook al vaak gewisseld. Daarom wil ik hier niet al te lang bij stilstaan. Ik vind het ook wat interessanter om over die kunstmatige schaarste te praten, die er naar onze mening de afgelopen tijd duidelijk is geweest en die ook niet door de minister verminderd is. Bij de nadelen wil ik toch overigens ook genoemd hebben dat ik de redenering van de minister dat die naheffing, zo die er zal komen, alleen maar ten laste van de aandeelhouders komt, een absoluut invalide redenering vind. Als het de bedoeling is om een level playing field te creëren, helpt een pure winstbelasting alleen ten laste van de aandeelhouder niet. Dan heeft dat geen enkel effect op de marktverhoudingen. Wij denken dat dit wel degelijk zal doorwerken in de prijzen. Dan gaat het simpele theoretische verhaal van de minister dat het vaste kosten zijn en dat het niet doorwerkt in de prijzen, absoluut niet op. De minister is in het geheel niet ingegaan op ons argument dat je hier juist met een markt in ontwikkeling te maken hebt, een nieuwe markt, waar vaste kosten en variabele kosten in een investeringssituatie veel minder verschil tonen dan wanneer je praat over een koekmarkt met een fabriek die er allang staat. Dan kun je namelijk wel het onderscheid tussen vaste en variabele kosten maken. Dit betekent dat de marginale kosten een veel steiler verloop hebben en dat afwenteling op de consument veel eerder zal plaatsvinden. Het feit dat alle aanbieders in het voorstel met dezelfde naheffing geconfronteerd worden, legt een bodem in de markt waar men op een gegeven moment niet onderdoor wil gaan. Die bodem zal hoger liggen met een veilingprijs en een naheffing dan zonder. Ik wil dit gezegd hebben om onze bezwaren opnieuw volledig geëtaleerd te hebben.

Ik wil nu teruggaan naar het heel belangrijke punt dat al zo vaak aan de orde is geweest. Is er nu eigenlijk wel sprake van schaarste, zoals de minister het altijd heeft doen voorkomen? Eerst was er maar ruimte voor één vergunning. Toen het wetsvoorstel er al lag, kwam die E-GSM erbij. Toen was er ruimte voor twee en nu lijkt de ruimte bijna onbeperkt te zijn. De Kamer heeft de minister bij herhaling hierover bevraagd en duidelijk gemaakt dat er grote twijfel over het bestaan van die schaarste was. Er was in 1993 afgesproken dat de 50 MHz-band, waarop DCS 1800 zit, in 1996 zou vrijkomen. Waarom is het ministerie, toen KPN in 1994 zei deze band langer nodig te hebben, in vredesnaam hierop ingegaan? Dat is toch een volstrekt foutieve inschatting van de marktontwikkelingen geweest?

Is het juist dat de minister nog op 12 december 1996, toen wij al heel vaak hierover gediscussieerd hadden, KPN vergunning verleend heeft om deze band tot 2000 te blijven gebruiken? Waarom heeft zij de Kamer toen niet hierover geïnformeerd, wetend dat dit een belangrijk punt was in de discussie met de Kamer? Ik vind dit werkelijk onbegrijpelijk en heb de indruk dat de minister de Kamer op dit punt niet juist geïnformeerd heeft, liever gezegd, informatie voor de Kamer heeft achtergehouden. Zij wekt in de nota naar aanleiding van het verslag de indruk dat het besluit op dat verzoek uit 1994 ook in 1994 genomen is. Hoe zit het dan met de vergunningverlening op 12 december 1996? Zo is de minister toch bezig, zelf de schaarste kunstmatig in stand te houden?

Waarom heeft de minister, die het vergunningsinstrument in de hand had, niet voet bij stuk gehouden tegenover KPN en Nozema? Op deze partijen kan zij bovendien nog invloed uitoefenen, zeker als grootaandeelhouder op Nozema. Waarom heeft zij niet gezegd: jullie kunnen me wat, maar je zorgt maar dat de boel vrijkomt? Die band had in 1996 eigenlijk al vrij moeten zijn. Blijkbaar heeft de minister zich weer allerlei technische praatjes op de mouw laten spelden waaruit blijkt dat het niet kon, en heeft men gewoon zijn eigen weg gevolgd.

Nu KPN er belang bij heeft dat er frequenties vrijkomen, is het ineens wel mogelijk. Zelfs dan schrijft de minister in de brief van 6 juni aan ons dat er weliswaar zogenaamd vanuit KPN bezien een akkoord was, maar dat de zaak om technische redenen nog niet duidelijk was. De inkt van de brief was nog niet droog of hij was alweer achterhaald, want toen kwam het persbericht, niet alleen van KPN, maar ook van Nozema. Wij vragen ons werkelijk af welke greep de minister op deze zaak heeft. Het lijkt wel alsof niet zij het beleid stuurt, maar alsof KPN en Nozema het beleid sturen en de minister de volgende partij in plaats van de sturende partij is. Hetzelfde gebeurde toen in de Kamer de radiofrequenties aan de orde kwamen, een onderwerp dat ik wat minder beheers. Toen kwamen er ook ineens allerlei frequenties vrij. Als de markt er belang bij heeft, kan er ineens alles. De minister is aan zet, zij moet sturen en niet de markt moet sturen. Het is slecht gemanaged; wij kunnen er geen andere kwalificatie van geven.

Laten wij nu overstappen naar de toekomst. Hoe moeten wij nu verdergaan? Over een jaar is die grote ruimte vrij. Tot nu toe zijn alle toezeggingen vanuit de markt eerder gerealiseerd, en nooit later. Ik heb er dus geen enkele reden voor om aan te nemen dat, nu Nozema en KPN zeggen dat het over een jaar kan, het niet binnen een jaar mogelijk is en waarom er nu allerlei onzekerheid over is dat het misschien later wordt. Het zal heus geen jaar later zijn. Laten wij ervan uitgaan dat die enorme extra ruimte over een jaar vrij is.

Wij staan op het standpunt dat de minister in het najaar niet slechts het beperkte pakket van twee vergunningen kan veilen, zoals ook mevrouw Van Zuijlen en mevrouw Roethof naar voren brachten. Of had mevrouw Roethof dat niet naar voren gebracht? Pardon. Dan heb ik dat gehoopt.

Mevrouw Roethof (D66):

Dat had u inderdaad gehoopt. Ik wilde afwachten waarmee de minister komt. Mijn fractie vindt dat het allebei mogelijk is: twee of meer.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Mevrouw Van Zuijlen heeft wel die vraag gesteld en ik onderstreep die met kracht. Als de minister echt in het najaar de zekerheid heeft dat een paar maanden later die grote ruimte vrijkomt, kan zij niet het veilen van een beperkte capaciteit volhouden. Dan houdt zij echt de schaarste kunstmatig in stand.

Mevrouw Roethof (D66):

De marktpartijen die gaan bieden, weten toch wat er gaande is? Zij weten toch dat er met ingang van juni volgend jaar veel meer frequenties vrij zijn? Dit zal toch van invloed zijn op het bod dat zij uitbrengen? Daar hoef je die frequenties niet gezamenlijk voor te veilen. Die invloed op het bod is er sowieso. Dat heeft te maken met de informatie die je over die markt hebt.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Er is meer duidelijkheid wanneer je het hele traject tegelijkertijd veilt, waarbij een deel onmiddellijk beschikbaar is en een deel op iets langere termijn beschikbaar komt. Dat kunnen de partijen dan in de prijzen die zij bieden, incalculeren.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Mevrouw Van Rooy zei dat de minister misschien wel "gemanipuleerd" wordt – zij heeft dit woord zo niet genoemd...

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Dat woord heb ik niet gebruikt.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw Van Rooy gaf aan dat de minister gebruikt werd door de marktpartijen, die haar díé informatie gaven die hun het beste uitkwam.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Ik heb het vrij zorgvuldig geformuleerd. Zo heb ik het niet gezegd.

De heer Kamp (VVD):

Als het nu zo is dat de partijen die er op dit moment belang bij hebben dat die 50 MHz zo spoedig mogelijk op de markt komt, over een halfjaar weer denken: het is misschien wel beter om nog even wat technische problemen te creëren, en als de minister daarmee wordt geconfronteerd, terwijl zij het wel geveild heeft, dan zou dit heel onzorgvuldig zijn van de minister. Ik denk dat de minister ieder risico bij een veiling uit moet sluiten en alleen dát mag veilen, waarvan zij zeker weet dat zij het kan leveren.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Nee, voorzitter, ik denk dat de heer Kamp hier nu onrecht doet aan de partijen. Partijen kunnen er op enig moment belang bij gehad hebben om te vertragen, maar om nu, als er afspraken liggen, te zeggen: men gaat willens en wetens technisch de zaak "manipuleren", dat is in ieder geval niet de manier waarop ik aankijk tegen partijen als Nozema en KPN, waar wij het hier over hebben.

De heer Kamp (VVD):

U heeft gedurende vijf minuten niets anders gesuggereerd.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Nee, voorzitter, het verschil is dat er nu afspraken liggen.

De heer Kamp (VVD):

Ja, die afspraken liggen er op dit moment ook, maar de minister heeft een vergunning gegeven aan KPN om tot 1 januari 2000 die 50 MHz te gebruiken. Dat ligt er net zo hard als er nu weer een afspraak ligt tussen Nozema en KPN. Allebei is het hard, maar de minister moet er, zo denk ik, toch rekening mee houden dat er in deze omstandigheden dingen op die markt en bij de partijen gebeuren, in technische zin ook, die zij niet kan overzien. Dat zij in die situatie er voorzichtig mee is iets te veilen, kan ik mij heel goed voorstellen.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! Ik kijk daar anders tegenaan. Ik moet constateren dat, als wij terugkijken naar de afgelopen jaren en het telecombeleid, de werkelijkheid eigenlijk iedere keer de politiek sneller ingehaald heeft. Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat dit nu ineens het tegenovergestelde zou zijn.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Mevrouw Van Rooy spreekt dan wel over inhalen en achterstanden – dit zijn vrij neutrale begrippen – maar betekent haar hele pleidooi niet dat zij impliciet zegt: de partners waar wij mee spreken, zijn eigenlijk onbetrouwbaar?

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Nee, ik zeg dat de minister te weinig druk op de partners heeft uitgeoefend om wat mogelijk was, ook te realiseren. Dat is een verantwoordelijkheid van ministers. Ik heb de indruk dat in feite de marktpartijen iets meer aan het sturen zijn dan dat de minister het beleid voert.

De heer Stellingwerf (RPF):

Wat daarvan zij, misschien is dat wel zo; daar hoor ik graag de reactie van de minister op. Maar is de andere kant ook niet een beetje waar, namelijk dat u impliciet op z'n minst vraagtekens zet bij de handelwijze van de overlegpartners?

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Ik denk dat het behoorlijk kritisch geklonken heeft naar de partijen toe waar het over gaat. Het moet immers niet zo zijn dat zij aan het stuur zitten: dat behoort de minister te doen.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Mevrouw Van Rooy zegt dat zij de indruk heeft dat de marktpartijen wat meer aan het sturen zijn dan de minister. Hoe kan zij dan uitsluiten dat diezelfde marktpartijen tussen nu en 1 juni 1998 nog eens gaan beginnen met sturen?

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Dit is ook omdat de partijen er zelf belang bij hebben.

De heer Kamp (VVD):

Maar die belangen wisselen; dat is heel duidelijk.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! Ik heb geen reden om aan te nemen dat als er een contract ligt respectievelijk een afspraak tussen Nozema en KPN, men zich daar niet aan zou houden. Dan zou men zich echt onmogelijk maken in de markt.

De voorzitter:

Wilt u uw betoog vervolgen?

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! De minister schrijft in haar brief van 6 juni een belangwekkende zin. Zij schrijft daar dat zodra frequenties beschikbaar komen, deze frequenties ook op de markt moeten komen en dat KPN en Libertel dan niet meer uitgesloten worden. Ik ga ervan uit dat, waar de minister toen nog dacht, op 6 juni, dat dit wat later zou zijn dan nu het geval is, de minister bij dat standpunt blijft. In de nota naar aanleiding van het verslag ging de minister er nog van uit dat dit in 2000 het geval was. Nu heeft zij dit in feite ook neergeschreven met de terechte argumentatie, dat er geen frequenties op de plank mogen blijven liggen. Het is overigens interessant dat de heer Kamp, als het gaat over de radiofrequenties, wel zegt dat er geen frequenties op de plank mogen blijven liggen, maar dat hij, als het hier om telecomfrequenties gaat, er anders over denkt.

De heer Kamp (VVD):

Dat is heel consequent. Het gaat er uiteindelijk om dat de concurrentie zoveel mogelijk haar gang kan gaan. Bij de overgang van een monopolie en een duopolie naar een vrijemarktsituatie moet je als overheid wel sturen, anders ontstaat de nieuwe situatie niet of te langzaam.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! Ook de fractie van het CDA worstelt met de vraag hoe, nu er zoveel frequenties vrijkomen, de ruimte benut kan worden en hoe ervoor kan worden gezorgd dat nieuwe partijen reële kansen krijgen een plek te vinden op de markt. Tot nu toe waren wij altijd voorstander van een zekere periode van exclusiviteit, van een asymmetrische aanpak, omdat wij uitgingen van schaarste. Die schaarste gaf de minister ook een titel om een dergelijke exclusiviteit te realiseren. Wij vragen ons af of de minister nu nog een titel heeft om voor drie jaar exclusiviteit te realiseren. Wij moeten de vraag beantwoorden of het voor partijen die uitgesloten worden, mogelijk is onmiddellijk naar het Europese Hof te stappen. Wij weten inmiddels wat de effecten kunnen zijn van uitspraken van het Europese Hof. Wij moeten dit goed bekijken, opdat wij niet voor een tweede keer onze neus stoten. Ik verneem op dit punt heel graag de visie van de minister. Naar onze mening is het in het kader van de Brusselse regelgeving mogelijk via vergunningen het aantal aanbieders op de markt te beperken als er sprake is van schaarste, maar uitdrukkelijk niet om in te grijpen in de markt en dat gebeurt immers als er een periode van exclusiviteit wordt toegestaan. Wij neigen tot het zetten van grote vraagtekens bij zo'n periode van exclusiviteit. Daarbij komt meteen de vraag aan de orde, op welke manier wij ervoor kunnen zorgen dat nieuwe partijen een kans op de markt krijgen, zeker nu zowel KPN als Libertel een aardige positie ontwikkeld heeft op die markt.

Wij steunen graag het voorstel van mevrouw Van Zuijlen en de heer Kamp om het nieuwe aanbieders via medegebruik van opstelplaatsen mogelijk te maken hun net sneller uit te rollen. Op die manier wordt tegelijkertijd voorkomen dat er een soort horizonvervuiling ontstaat met allerlei mastjes door het hele land. Ook de verplichting aan beide GSM-licentiehouders om binnenlandse roaming toe te staan, draagt eraan bij dat nieuwkomers sneller een positie op de markt kunnen veroveren.

Wij vinden de periode van drie jaar te lang. Mocht de minister een juridische titel zien om wel exclusiviteit toe te staan, dan vinden wij dat de periode korter moet zijn, mede gelet op het feit dat de markt zich keer op keer sneller ontwikkelt dan wij voor mogelijk houden. Toen Libertel op de markt kwam, was er ook geen sprake van een periode van exclusiviteit. Libertel moest meteen tegen de markt opboksen.

Voorzitter! Dan kom ik bij de tekorten die KPN en Libertel op dit moment reeds ervaren vanwege de snelle groei van de markt. De minister heeft aangegeven dat er een stappenplan is. In de memorie van toelichting staat dat dit in het eerste kwartaal zal worden afgerond. In de nota naar aanleiding van het verslag waren de bewoordingen iets minder duidelijk. Hoe staat het daarmee? Het bevordert nooit de marktontwikkeling als marktpartijen geconfronteerd worden met schaarste. Wat wil de minister hieraan doen? Wij overwegen hierover in tweede termijn een motie in te dienen. Wij overwegen overigens ook een motie in te dienen om de minister uit te nodigen om reeds deze zomer consultaties te houden met de marktpartijen over de extra frequentieruimte die vrijkomt. Maar ik keer terug naar de tekorten bij KPN en Libertel. Hoe is nu precies de situatie ten aanzien van ATF 3? De minister zegt: die capaciteit kan ik binnenkort vrijmaken. De berichten van KPN zijn echter: dat kan helemaal niet, daar piekeren wij niet over. Wat is nu precies de situatie? Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de capaciteit wordt vrijgemaakt. Maar ATF wordt vrijgemaakt en de abonnees worden op GSM overgezet. Aan de ene kant maak je capaciteit vrij en aan de andere kant heb je extra capaciteit nodig. Anders gezegd, wat lost het op?

Voorzitter! Ik sluit mij kortheidshalve graag aan bij de opmerkingen van mevrouw Van Zuijlen en de heer Kamp over de nummerportabiliteit.

Dan wil ik nog enkele opmerkingen maken over een onderwerp waarvan ik weinig af weet. De collega's hebben toch iets over de FM-frequenties gezegd. Ik ben van oordeel dat dit onderwerp, conform de procedurevergadering, volgende week pas aan de orde is. Maar als ik de minister daarmee behulpzaam ben, wil ik nu wel enkele opmerkingen maken. Ik doe dat dan wel namens collega Verhagen, die beter thuis is in dit onderwerp. De eerste vragen gaan over het interim-voorstel dat de minister op tafel heeft gelegd. Is dat juridisch rond? Is er geen strijd met de Mededingingswet? En heeft minister Jorritsma stations als Arrow Classic Rock, Sun FM en City FM wel bij het overleg betrokken? Dat zijn de kleinere partijen. En als die er niet bij zijn betrokken, waarom is dat dan niet gebeurd? Natuurlijk wist de Kamer, toen zij daarop aandrong, dat het niet eenvoudig zou zijn om een tussenoplossing te vinden, om de moeilijkheden met alle partijen op te lossen. De indruk bestaat wel bij ons dat de brief van de minister wel erg is geschreven in de richting van de oplossing die de grotere stations met elkaar hebben bedacht. De negen overwegingen lijken deze oplossing wel erg te ondersteunen. De Kamer heeft nooit gezegd dat de andere partijen buiten de deur gehouden zouden moeten worden. Ook nu merk ik, wellicht ten overvloede, op dat de fractie van het CDA ook na de interim-oplossingen haar bezwaren tegen het veilen houdt. Maar ik neem aan dat de minister dat inmiddels duidelijk zal zijn. Tot slot meld ik dat ook de landelijke dekking van Radio 1 een permanent aandachtspunt moet blijven.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik spreek deze bijdrage mede namens de GPV-fractie uit, voorzitter.

De ontwikkelingen op de telecommarkt zijn nauwelijks bij te houden. De afgelopen dagen berichtten de media onder andere over de liberalisering van de markt en de daarmee samenhangende omnummeroperatie, de richtsnoeren voor interconnectie, de op handen zijnde splitsing van KPN, de beveiliging van het PTT-net, de 06-gedupeerden, de introductie van drie soorten abonnementen bij PTT Telecom en niet te vergeten de perikelen rond de veiling van frequenties voor mobiele telefonie.

De mobiele telefonie heeft de afgelopen tijd een grote vlucht genomen. Zo langzamerhand zal de snelle jongen met zonnebril en sportwagen iets nieuws moeten verzinnen om op te vallen. Weliswaar is het aantal mensen mét een mobiele telefoon nog ver in de minderheid, maar ik vermoed dat dat niet lang meer zal duren. Voordat het zover is, zullen echter wel meer frequenties beschikbaar moeten zijn dan nu het geval is. Met het oog daarop is de minister gekomen met de voorgestelde wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen.

Het belangrijkste doel van de wijziging is het creëren van een wettelijke grondslag voor veilen van het gebruiksrecht van frequenties voor mobiele telecommunicatie. Veilen wordt dus het tweede verdelingsmechanisme, naast de vergelijkende toets, ook wel de tenderprocedure genoemd. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt gesteld dat dit doel moet worden gezien in het kader van de bevordering van concurrentie op de markt voor mobiele telecommunicatie. Ik vind eerlijk gezegd dat er wel wat valt af te dingen op deze redenering. De concurrentie op deze markt kan goed losbarsten, als er meer frequenties beschikbaar komen. Het lijkt ons echter dat dit ook kan zonder te veilen. Onze fracties hebben geen principiële bezwaren tegen het gebruik van het instrument veilen. Wat ons betreft, zou daaraan wel de voorwaarde moeten worden verbonden dat de gegadigden aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen, zoals ook bij de tenderprocedure gebeurt. Hoe het ook zij, wij hebben geen problemen met het feit dat in het voorliggende wetsvoorstel een wettelijke basis wordt gecreëerd voor de veiling van frequenties. Formeel gezien, is aanvaarding van het wetsvoorstel dan ook geen probleem.

Ik vraag mij wel af of de minister zich bij het maken van de keuze voor veilen niet te sterk heeft laten leiden door budgettaire overwegingen en of bij het afwegen van de voor- en nadelen van de twee verdelingsmechanismen de balans inderdaad duidelijk doorslaat naar veilen. Het budgettaire aspect heeft ongetwijfeld een belangrijke rol gespeeld. De opbrengsten van de veiling zullen hoogstwaarschijnlijk fors zijn. Er circuleren in elk geval enorme bedragen, alhoewel de verwachtingen inmiddels naar beneden zijn bijgesteld als gevolg van de ontwikkelingen. Er is echter zelfs al een bedrag van 1 mld. genoemd. Ik heb me dan ook verbaasd over de passage in de nota naar aanleiding van het verslag dat de mogelijke opbrengsten bij de besluitvorming nauwelijks een rol hebben gespeeld. Ik vind dit echt een twijfelachtige passage. Ik wil de minister dan ook vragen om dit standpunt hier nog wat nader te onderbouwen.

Het is mij nog niet helemaal duidelijk waaruit de voordelen van het veilen nu precies bestaan. Die zullen toch niet gezocht moeten worden in de tijdwinst, want bij een tendersysteem hadden, zonder wetswijziging, de zaken allang voor elkaar kunnen zijn. En de Duitse praktijk leert ons dat de procedure binnen een halfjaar is af te ronden. Blijkbaar vindt de minister het een voordeel dat niet behoeft te worden beoordeeld op grond van het beste resultaat van de aanvragers, zoals bij het tendersysteem. Maar waarom schrikt de minister zo terug van een kwaliteitstoets? Bij een veiling kunnen alleen minimumeisen aan de aanvrager worden gesteld. Deze hebben meer te maken met zijn financiële draagkracht en zijn kennis en ervaring dan met inhoudelijke kwaliteitseisen, zoals die aan de GSM-vergunninghouders zijn gesteld. Daarbij gaat het onder andere om de kwaliteit van het net, de aan te bieden diensten en het ondernemingsplan. Moet ik nu uit het standpunt van de minister in de stukken afleiden dat zij eigenlijk met tegenzin deze kwaliteitstoets heeft losgelaten op de huidige GSM-vergunninghouders? En vindt de regering het niet rechtvaardiger, als alle aanbieders van mobiele diensten aan dezelfde kwalitatieve verplichtingen moeten voldoen?

De belangrijkste rechtvaardiging voor de keuze van het instrument van veilen is de schaarste van frequenties. Er bestaat schaarste, zegt de minister, omdat de vraag naar frequenties het aanbod daarvan overtreft. Ik vind die term in dit verband, eerlijk gezegd, nogal relatief. Want als er ergens sprake is van revolutionaire ontwikkelingen, ook waar het gaat om het vrijkomen van meer frequenties en het ontwikkelen van nieuwe technieken, dan is het wel op het terrein van de mobiele telefonie. Dat blijkt ook uit de stukken en uit de berichten in de media. Twee ontwikkelingen zijn in het kader van deze wet van groot belang.

Om te beginnen ging de minister er bij de indiening van het wetsvoorstel nog van uit dat er één licentie zou worden geveild. Inmiddels heeft zij de Kamer meegedeeld dat ze twee licenties wil veilen, omdat er meer frequenties zijn dan aanvankelijk werd verwacht. Niet alleen kunnen DCS 1800-frequenties worden verdeeld, maar ook zullen frequenties van de extended GSM-band beschikbaar komen. Nederland zal een van de eerste landen zijn die de E-GSM-band voor mobiele telecommunicatie zal gebruiken. Wil de minister ingaan op de mogelijkheden die er zijn om deze twee technieken te combineren? Ik heb begrepen dat er nog geen toestellen op de markt zijn die deze techniek beheersen, en dat nog nergens is overgegaan tot commerciële exploitatie.

De tweede ontwikkeling is van nog groter belang. In de sector wordt er namelijk van uitgegaan dat op afzienbare termijn veel meer ruimte op de band kan vrijkomen, als KPN de radiofrequenties van Nozema, met een omvang van maar liefst 53 MHz, vrijmaakt. Dan zou er in theorie zelfs ruimte zijn voor drie tot vijf extra landelijke mobiele netwerken. Ik heb begrepen dat KPN en Nozema inmiddels overeenstemming hebben bereikt over de toepassing van nieuwe technieken waardoor de hele DCS 1800-band, met een omvang van 75 MHz, binnen een jaar beschikbaar komt voor de mobiele telefonie. Overigens is het wel opmerkelijk dat de deal tussen KPN en Nozema uitgerekend nu is gesloten. Ook al zou het niet zo opmerkelijk zijn, dat neemt niet weg dat daarmee het wetsvoorstel in een ander licht komt te staan. Zo zou de hele DCS 1800-band nog dit jaar verdeeld kunnen worden. Klopt de schatting van de vertegenwoordiger van dochter T-mobil van Deutsche Telekom, Gebhard Weiss, dat een eventuele veiling op z'n vroegst eind 1997 kan plaatsvinden? Deze ontwikkeling kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor de positie van KPN en Libertel. Zou de exclusieve periode verkort of zelfs achterwege gelaten kunnen worden, zodat beide eerder kunnen meedingen naar DCS 1800-frequenties? De minister biedt die opening wel op pagina 7 van de nota naar aanleiding van het verslag. Ik ga ervan uit dat beide ondernemingen in elk geval op termijn ook op de DCS 1800-band kunnen, los van de experimenteerruimte van 2 MHz op deze band, die op grond van deze wet ontstaat.

Ook is denkbaar dat in het najaar wel de gehele DCS 1800-band geveild wordt, maar dat de exclusieve periode van drie jaar voor nieuwkomers blijft bestaan. KPN en Libertel zouden dan pas na drie jaar de DCS 1800-frequentie mogen gebruiken. Vanmorgen las ik in Het Financieele Dagblad dat de fracties van de PvdA en van de VVD in deze richting denken. Wij hebben in elk geval sympathie voor deze gedachte, omdat de nieuwkomers wel in de gelegenheid moeten zijn om een positie op de markt te veroveren. Is het overigens denkbaar dat een DCS 1800-licentiehouder een soort alliantie aangaat met een GSM-vergunninghouder, door bijvoorbeeld vergaande roamingafspraken te maken? Zo ja, acht de minister dat wenselijk?

Misschien wil de minister hierbij ingaan op de vraag of het ook denkbaar is dat de nieuwkomers op de markt ook te zijner tijd GSM-frequenties tot hun beschikking krijgen, zodat in dat opzicht een evenwichtige situatie ontstaat. Wat ons betreft, verdient dit de voorkeur. Ik wil de minister vragen of op basis van de huidige WTV ook GSM-frequenties aan de nieuwkomers kunnen worden toegedeeld.

Wij hebben de indruk dat de minister los van deze ontwikkelingen hoe dan ook wil veilen. Zij stelt met betrekking tot dit punt in de nota naar aanleiding van het verslag: "Zodra de resterende frequenties in de DCS 1800-band verdeeld worden, verwacht ik dat de schaarste geheel of vrijwel geheel zal zijn opgeheven." Er zal in dat geval geen veiling plaatsvinden, zou je verwachten. De minister kan deze uitspraak echter gemakkelijk voor haar rekening nemen, want ze vervolgt direct met de opmerking: "Komen er minder aanvragen binnen dan er vergunningen te verlenen zijn, dan is er klaarblijkelijk geen schaarste en zal er dus niet geveild worden." Denkt de minister dat het reëel is, te verwachten dat in de huidige situatie, zelfs als de gehele DCS 1800-band vrijkomt, de vraag kleiner zal zijn dan het aanbod en dat dus van veiling kan worden afgezien?

Het is bekend dat er verschillende kapers op de kust zijn, die naar onze inschatting ook wel een berg kapitaal met zich meebrengen. Zover ons bekend, worden naast Enertel en Telfort nog andere gegadigden genoemd uit de VS en Frankrijk. Daarnaast is, zoals ik al zei, denkbaar dat ook KPN en Libertel kunnen meedingen naar een licentie, als inderdaad de hele DCS 1800-band beschikbaar komt. Al met al lijkt het erop dat het gek moet lopen, wil er geen sprake zijn van veiling. Wil de minister in dit verband ingaan op de vraag of op de Nederlandse markt ruimte is voor meer dan vier à vijf aanbieders die een landelijk dekkend net hebben? Gaat de minister er verder van uit dat er ook regionale aanbieders zullen komen?

Ik heb in dit verband nog een vraag over de mogelijke deelname van Enertel. De fracties van de RPF en het GPV hebben in december vorig jaar naar aanleiding van de ondergang van Sport 7 aan enkele bewindspersonen, waaronder de minister van Verkeer en Waterstaat, gevraagd naar de wenselijkheid van commerciële nevenactiviteiten door nutsbedrijven. In de beantwoording werd meegedeeld dat onderzoek zou worden verricht naar de risico's van deelname aan commerciële activiteiten buiten het domein van energie. Is dit onderzoek inmiddels afgerond en, zo ja, hoe moet in dat licht de deelname van Enertel worden beoordeeld?

Voorzitter! Ons land kiest in tegenstelling tot andere Europese landen voor veilen. Als schaarste de belangrijkste rechtvaardiging is voor die keuze, dringt zich onwillekeurig de vraag op of in de andere landen dan geen sprake is van schaarste. Ik stel deze misschien retorische vraag, omdat het wat ons betreft wenselijk is dat er duidelijkheid bestaat over de vraag of er voldoende aanleiding bestaat voor deze afwijkende opstelling in Europees verband. Of wordt hiermee vooruitgelopen op een reactie in Europees verband?

Overigens blijkt uit het overzicht in de nota naar aanleiding van het verslag dat ook een tenderprocedure forse opbrengsten voor het Rijk kan genereren. Ik verwijs naar Spanje, waar maar liefst 500 mln. ecu werd betaald voor een licentie. Heeft de minister een verklaring voor het sterk uiteenlopen van de bedragen in de verschillende landen?

Voorzitter! Het lijkt mij logisch dat zowel de bestaande GSM-vergunninghouders als de ondernemingen die op een licentie azen belang hebben bij een sterke financiële uitgangspositie. Het veilinginstrument komt hen dan ook niet erg gelegen. Ik vind dat de minister hier wel erg luchtig over doet als zij stelt dat een vergunninghouder zich, voordat hij een bod uitbrengt, zal hebben verzekerd van een financieel goede uitgangspositie. Bovendien gaat deze redenering niet op voor KPN en Libertel, die al een vergunning hadden voordat bekend werd dat de regering zou gaan kiezen voor veilen. De Raad van State maakt bezwaren tegen de wijze van handelen van het kabinet. Hier wordt naar ons oordeel tot nu toe geen adequaat antwoord op gegeven. Kan de minister ook aangeven of KPN en Libertel bij voorbaat kansloos zijn als zij hiertegen zouden procederen? Zou het niet eerlijker zijn als de heffing voor KPN en Libertel wordt gerelateerd aan bijvoorbeeld de gemiddelde veilingprijs, die het resultaat is van de eerste besloten ronde? Men kan toch niet worden geconfronteerd met de maximumhoogte die twee toevallige nieuwe aanbieders bereid zijn te dokken? En wat als bij een volgende veilingronde aanzienlijk lagere bedragen worden betaald? Wordt er dan weer een soort teruggave van de heffing bedacht?

Voorzitter! In het verlengde hiervan heb ik nog een andere vraag over de betaling van het verschuldigde bedrag voor de licentie. Naar ons oordeel moet daarbij uitgangspunt zijn dat er sprake is van gelijkwaardige mededingingsposities tussen alle bestaande partijen én de nieuwe partijen op de markt. De nieuwkomers moeten een hoger bedrag ineens ophoesten dan de gevestigde partijen, omdat laatstgenoemden niets hoeven te betalen over de al lopende licentieperiode. Ik vraag de minister wat zich ertegen zou verzetten om uit te gaan van jaarlijkse vergoedingen.

Voorzitter! In het verslag heb ik verwezen naar de zorg bij de Europese Commissie over de mogelijke doorwerking van de betaalde veilingprijs in de tarieven. De minister sluit niet uit dat de consumententarieven inderdaad zullen stijgen, al verwacht zij dat niet. Dat laatste lijkt mij haast een wat naïeve benadering. Uiteraard kunnen de aanbieders kiezen voor een lagere winstmarge, maar in een sector met een moordende concurrentie zal dan al snel sprake zijn van verliezen. Het zal toch niet de bedoeling van de minister zijn om de telecommunicatiesector te verzwakken door het in deze wet geïntroduceerde veilinginstrument? Ik vind het consistent dat zij niet wil ingrijpen in de prijsvorming in deze markt, maar dat neemt niet weg dat de overheid in het voortraject, waar wij ons nu in bevinden, een cruciale rol speelt. De overheid besluit namelijk om tot het relatief dure veilinginstrument over te gaan en heeft zo wel degelijk invloed op de prijsvorming op de markt.

De (algemene) beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.26 uur tot 14.10 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven