Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van 4 juni 1997 over de herstructurering van de tuinbouw.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! In twee sessies hebben wij in algemene overleggen uitgebreid gepraat over de 300 mln. voor de herstructurering voor de glastuinbouw en over de wijze waarop dit bedrag besteed moet worden. Inmiddels is per brief van 11 juni jl. ook nog een mededeling gekomen van de minister over de vragen van de heer Huys over eventuele fiscale regelingen om te kunnen komen tot verplaatsing. Daarover wil ik het nu niet hebben, maar wel over die 300 mln.

De fractie van D66 is van mening dat wij moeten komen tot moderne, goed geoutilleerde bedrijven, met kansen op een goede positie in de internationale markt voor de glastuinbouw. Problemen zijn er vooral in de tuinbouwgebieden in het Westland en rond Aalsmeer. Andere regio's kunnen een bijdrage leveren aan de oplossing van de problemen in deze gebieden. Een drieslag is mogelijk: vermindering van de druk op het Westland en op de gebieden rond Aalsmeer, verbetering van de tuinbouwinfrastructuur van de regio's en van de tuinbouwstructuur op zichzelf in de regio's alsmede de oprichting van moderne bedrijven die aan milieu-eisen voldoen. De regio Noord-Nederland heeft een plan ingediend dat D66 wil honoreren in dat kader. Daarom dien ik een motie in die door collega Blauw is medeondertekend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het bieden van goede vestigingsvoorwaarden elders in Nederland, in combinatie met herstructurering van de bestaande glastuinbouwgebieden, de beste mogelijkheden biedt om de verplaatsing vanuit de Randstad naar elders te bevorderen;

overwegende, dat het noorden reeds een goed vestigingsklimaat biedt voor nieuwe glastuinbouwbedrijven;

overwegende, dat een extra financiële impuls het noorden als vestigingslocatie nog verder zal versterken;

overwegende, dat de noordelijke overheden onder gelijke voorwaarden een gelijk bedrag beschikbaar stellen;

verzoekt de regering de komende twee jaar 5 mln. per jaar uit het op de begroting van LNV beschikbare budget voor herstructurering van de glastuinbouw ter beschikking te stellen voor maatregelen gericht op het verbeteren van de structuur en de vestigingsvoorwaarden voor nieuwe glastuinbouwbedrijven in het noorden des lands,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Augusteijn-Esser en Blauw. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (25000 XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De motie die nu is ingediend door mevrouw Augusteijn en de heer Blauw beperkt zich tot het verbeteren van vestigingsvoorwaarden in het noorden van het land. Het lijkt een beetje een hapsnapvoorstel. Wij zijn ooit begonnen met een groot herstructureringsplan voor de glastuinbouw in het gehele land. Dit betreft maar een partje van het geheel.

Op dit moment vindt er een onderzoek plaats door het LEI over de beste vestigingsmogelijkheden voor de glastuinbouw. Ligt het nu niet voor de hand deze motie te betrekken bij de uitkomsten van dat onderzoek?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Mijn mening ten aanzien van deze steun is ook gebaseerd op een onderzoek van het LEI. Dat heeft op verzoek van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland de mogelijkheden onderzocht voor dit gebied. Ik constateer dat er op dit moment 300 mln. beschikbaar is voor herstructurering, waaronder het verbeteren van de structuur en de vestigingsvoorwaarden ook kan vallen. Ik constateer tevens dat wij al maanden praten over de invulling van die 300 mln. en dat er nog geen cent is uitgegeven. Op basis van de goede plannen die er liggen van het SNN – elke regio in Nederland is mij ten aanzien van de tuinbouw even lief – stel ik voor daarmee te beginnen en vervolgens te kijken wat het LEI ons aan andere studies biedt.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Ik begrijp dit standpunt. Mevrouw Augusteijn zegt dat er een rapport lag. Dat is waar. Er vindt nu een nader onderzoek plaats, maar ik meen mevrouw Augusteijn zo te mogen begrijpen dat zij vindt dat de huidige beschikbare gelden ook voor de overige gebieden toereikend moeten zijn. Er komen immers natuurlijk nog meer plannen. Dit is nog maar een van de eerste plannen. Uiteindelijk zal het om het totaal gaan en er is maar een beperkt bedrag. Hoe denkt mevrouw Augusteijn dat op te lossen?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

De beperking van het bedrag ligt in de 300 mln., maar ik heb al gezegd dat daar nog geen cent van is uitgegeven. Er ligt ook nog voor geen cent een plan. Er ligt er nu één en voor de rest zijn er ontzettend veel brieven. Er wordt ontzettend veel gesteggeld over geld en inmiddels zitten wij onszelf meer in de weg dan dat wij echt een begin met iets maken. Vandaar dat ik op dit moment vanaf dit katheder zeg dat wij nu een begin moeten maken.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Het probleem met de provincies Noord- en Zuid-Holland over de nieuwe infrastructuur is mevrouw Augusteijn bekend. Daar ligt echt een conflict over de financiën. Is zij, met het oog op de royale toezegging aan het noorden, bereid om ook te bekijken hoe die problemen kunnen worden opgelost?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Ik kan mevrouw Van Ardenne op dat punt geruststellen, hoewel ik niet gerust ben over het feit dat er alweer, ook dit punt, gesteggel plaatsvindt over de infrastructuur en de daarvoor benodigde gelden. Aanvankelijk zat er een groot gat van meer dan 50 mln. tussen het bedrag dat de minister ons heeft aangegeven en het bedrag dat de LTO ons heeft aangegeven. Dat gat is nu althans voor de helft gedicht: er ligt nu een geschil van 25 mln., maar op dit punt zeg ik precies hetzelfde als zojuist: laten wij nu in ieder geval beginnen met het op een goede wijze invullen van die 300 mln. Als er tekort wordt gekomen, weet ik heel zeker dat de LTO de weg naar de Kamer wederom weet te vinden.

De heer Huys (PvdA):

Wij hebben een fax van LTO Nederland gekregen waarin werd gesteld dat deze verplaatsingsregeling ongewenst is. In mijn visie is hier geen sprake van een verplaatsingsregeling. Heb ik dat goed begrepen?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Dat is volkomen juist en dat wordt ook bevestigd door de brief van het SNN zelf.

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! Ik kan heel kort zijn. De VVD-fractie heeft deze motie met volle overtuiging medeondertekend, temeer omdat zij aan een aantal verdedigbare randvoorwaarden voldoet en omdat zij in het geheel geen verplaatsingsregeling is. LTO Nederland komt slecht van start, met name omdat men in den brede van mening is dat men nationaal te weinig middelen heeft. Deze motie geeft nationaal bij uitstek de mogelijkheid om middelen toe te voegen aan de bestaande hoeveelheid. In de motie staat namelijk dat de noordelijke overheden onder gelijke randvoorwaarden een gelijk bedrag erbij moeten leggen. Met deze motie geven wij geen vorm aan de gedachte om 10 mln. uit het reservoir van 300 mln. te pakken, maar brengen wij er 10 mln. bij en verhogen wij het bedrag van 300 mln. tot 310 mln. Ik had er behoefte om dit nog eens uiteen te zetten, gelet op de emoties die binnen de LTO zijn ontstaan.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Waar was het nou allemaal om begonnen? Het was begonnen om herstructurering van oud naar nieuw glas, om nieuwe kavels, om infrastructuur en om het behouden van efficiënte en met het oog op het milieu verantwoorde tuinbouwbedrijven. Er moet nog veel gebeuren; dat weten wij allemaal. In feite staan wij aan het begin van het traject. De CDA-fractie heeft altijd bepleit dat er voldoende financiële middelen voor de totale herstructurering moeten zijn – daarvoor hebben wij ook substantiële bedragen uitgetrokken – en dat een gebiedsgerichte integrale aanpak – dat wil zeggen: verkavelen, saneren, nieuwe infrastructuur en verplaatsen – wordt bevorderd. Juist voor de verouderde gebieden is ruimte om te verkavelen en om glas te vernieuwen nodig. Ik heb dat al eerder bepleit en op dit punt is een kleine wijziging aangebracht in de indertijd aangehouden motie-Van Ardenne-van der Hoeven c.s. over een verplaatsings- en saneringsregeling (24140, nr. 29).

De voorzitter:

De motie-Van Ardenne-van der Hoeven c.s. (24140, nr. 29) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de regering in het kader van de herstructurering van de tuinbouw een verkavelingsregeling voorbereidt;

overwegende, dat voor de gewenste vernieuwing en mobiliteit ruimte voor herverkaveling in de verouderde gebieden nodig is;

verzoekt de regering ten behoeve van de herstructurering tevens verschillende mogelijkheden van verplaatsingsregelingen, waaronder een mobiliteitsfonds, uit te werken en deze aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Van Ardenne-van der Hoeven, M.B. Vos en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (25000-XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Op initiatief van de fracties van D66 en de VVD worden de vestigingsplannen van de noordelijke provincies gehonoreerd. Dit mag natuurlijk niet ten koste van de overige gebieden gaan. Ik heb de heer Blauw al tijdens het algemeen overleg horen zeggen dat er altijd met de VVD valt te praten als er geld bij moet, waarvan akte. Een conflict, zoals er nu is, tussen de minister en de provincies Zuid- en Noord-Holland over de financiën voor nieuwe infrastructuur kan echt niet. Dat zullen de heer Blauw en mevrouw Augusteijn wel met ons eens zijn. Daarom dien ik met collega Van der Vlies de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de minister voor nieuwe infrastructuur in oude glastuinbouwgebieden een 50/50 financiering heeft toegezegd;

verzoekt de minister het thans gerezen conflict over financiering van nieuwe infrastructuur in Noord- en Zuid-Holland ten spoedigste bevredigend op te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ardenne-van der Hoeven en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (25000 XIV).

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! Ik word hierdoor toch enigszins verrast. Ik heb in het algemeen overleg niet gezegd dat het geld er wel komt als aan het eind van de herstructurering blijkt dat er te weinig is. Ik heb juist het omgekeerde gezegd. Ik heb gezegd dat ook de provinciale besturen zijn ingehuurd om te kiezen als het gaat over de investeringen op provinciaal niveau ten gunste van infrastructuur en voorts dat het binnen het budget zou moeten. Ik herinner mij niet dat ik een pleidooi heb gehouden voor een openeinderegeling. Ik weet zeker dat ik dat niet heb gedaan.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Het is altijd heel lastig om met de heer Blauw over financiën te discussiëren. Wij zijn vorig jaar begonnen met berekeningen "over de duim" van de heer Blauw van 500 mln. voor de herstructurering van de glastuinbouw. Dat was in zijn eerste termijn tijdens het algemeen overleg over de glastuinbouw. Vervolgens is dat bedrag geslonken tot wat wij op dit moment hebben: 18 mln. voor dit jaar, meer is er voorlopig niet. De heer Blauw gaat daarmee akkoord, maar zijn rekensommen kloppen niet. Het is niet waar dat wij aan die 300 mln. – als die er al zijn – 10 mln. toevoegen. Dat is geld van provincies. Dat voegt hij niet toe. Hij haalt 10 mln. af van hetgeen nodig is in de verouderde gebieden. Hij maakt dus heel typische rekensommen.

De heer Blauw (VVD):

Het zou kunnen dat ik het wat nationaler bekijk en u wat regionaler. Het gaat over de nationale herstructurering van de glastuinbouw en met deze motie komt daar 10 mln. bij. Ik heb inderdaad gezegd dat er voor de financiering en de financierbaarheid van de herstructurering veel middelen nodig waren en ik heb een bedrag genoemd. Dat hebben wij niet helemaal gehaald, maar wat komt er nu uiteindelijk wel? Wat zit er nog in potjes? Er is 300 mln. en ik ben ervan overtuigd dat de provinciale overheden daar nog tientallen miljoenen bijleggen. Dan zijn er nog het CO2-potje en de groenfinanciering. Ook een aantal gemeentelijke overheden zal daar ongetwijfeld wat in investeren. Ik denk dat wij aan het eind van de route ontzettend dicht bij het bedrag zijn dat ik oorspronkelijk noemde.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Ik kom allereerst bij de motie van mevrouw Augusteijn, waarvan de contouren tijdens het algemeen overleg al duidelijk werden. Ik heb tijdens het algemeen overleg ook gezegd dat deze aanpak mij goed lijkt. Om meteen maar bij de conclusie te beginnen: ik ben bereid om de motie van de geachte afgevaardigde, mevrouw Augusteijn, uit te voeren. Ik ben ook gelukkig met het feit dat zij in antwoord op de vraag van de heer Huys aangaf dat het absoluut niet de bedoeling is om tot een vorm van verplaatsingssubsidie over te gaan, maar dat het gaat om het ontwikkelen van activiteiten die het karakter hebben van een "pullfactor", zoals wij het tijdens het overleg wel hebben genoemd. Ik denk dat het goed is om dit te doen in het kader van de drieslag die de geachte afgevaardigde noemde. Daarbij zal het erom gaan in het noorden een aantal maatregelen te nemen die te maken hebben met een verbetering van de infrastructuur en de vestigingsomstandigheden van glastuinbouwbedrijven. Als deze motie door de Kamer wordt aangenomen, zal ik in overleg treden met de noordelijke provincies conform hetgeen in dit debat en in het algemeen overleg is gezegd.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

De minister heeft gezegd: ik ben bereid deze motie over te nemen, dus uit te voeren. Verklaart de minister daarmee deze motie overbodig?

Minister Van Aartsen:

Dat lijkt mij niet, voorzitter, gegeven de aard van de debatten die dat wij hierover de afgelopen weken hebben gevoerd. Zoals bekend, heb ik enige aarzeling gehad om deze richting uit te gaan. Mevrouw Van Ardenne heeft al die debatten bijgewoond. Deze gedachte is van de kant van de geachte afgevaardigde mevrouw Augusteijn gekomen, niet van de kant van de regering. Ik acht het dan ook een heel logische zaak dat deze motie in stemming komt. Ik ben bereid haar uit te voeren.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Ik heb natuurlijk deze debatten gevolgd. Ik was bij het algemeen overleg. Daarin heeft de minister dit idee al omarmd. En nu, nog voordat de motie in stemming is gebracht, zegt de minister: ik ben bereid die motie uit te voeren. Daarmee is de motie overbodig.

Minister Van Aartsen:

Dat dacht ik niet, voorzitter. Ik preludeer op een situatie die zich zou kunnen voordoen. Ik denk dat het goed is dat de Kamer zich op dit punt in alle helderheid uitspreekt.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Mag ik mevrouw Van Ardenne een vraag stellen?

De voorzitter:

Dat mag, maar wij zijn met een VAO'tje bezig en ik weet niet of wij moeten beginnen aan een discussie over de vraag of een motie overbodig is.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Ik vraag u enige clementie. Dit is mijn eerste interruptie en kan het niet garanderen, maar ik denk dat het ook mijn enige zal zijn.

Ik wil even mijn verbazing uitspreken over de interventie van mevrouw Van Ardenne en vraag haar waarop deze gebaseerd is. Heeft zij kennisgenomen van de uitspraak van haar collega Reitsma in een debat in Barger-Compascuum over de tuinbouw? Hij heeft alle argumenten die in mijn motie te vinden zijn volledig onderschreven en ze zelfs tot de zijne gemaakt. Ik zou tegen mevrouw Van Ardenne willen zeggen: neem de kans te baat om straks voor die motie te stemmen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voor een goed begrip: ik ben net als collega Reitsma nooit tegen deze gedachte geweest. Ik constateer dat binnen paars afspraken zijn gemaakt over gelden die naar de noordelijke provincies moeten gaan. Wij zijn daar geen tegenstanders van, maar ik constateer dat deze motie overbodig is. Het gaat om een gedachte die breed wordt ondersteund in de Kamer. Dit spelletje is niet echt noodzakelijk.

De voorzitter:

Wil de minister rekening houden met het feit dat dit een tweeminutendebatje is en in het daarbij behorende tempo de Kamer beantwoorden?

Minister Van Aartsen:

Zeker, voorzitter!

Mevrouw Van Ardenne heeft in een motie gevraagd de verschillende mogelijkheden van verplaatsingsregelingen uit te werken. Ik wil verwijzen naar hetgeen ik in diverse instanties in het algemeen overleg heb gezegd en zo-even heb herhaald naar aanleiding van de motie van mevrouw Augusteijn, namelijk dat wij aan die vorm van subsidiëring niet moeten werken. Bovendien is daar binnen het beschikbare bedrag van 300 mln. geen mogelijkheid voor. Ik wil de Kamer dan ook de aanneming van deze motie ontraden.

Hetzelfde geldt voor de motie waarin sprake is van een gerezen conflict over de financiering voor de infrastructuur. Ik ben het met de geachte afgevaardigde mevrouw Van Ardenne niet eens dat er sprake is van een conflict. Het enige waar wij de discussie over hebben, is een verschil van wegen of taxatie van het geld dat nodig is voor het Westland en Aalsmeer.

Mij lijkt het nu het allerbeste, om de woorden van mevrouw Augusteijn te gebruiken, om elkaar niet in de weg te zitten en om gewoon aan het werk te gaan. Als wij dat doen, blijkt wel of mijn stelling dat er circa 30 mln. nodig en beschikbaar is, in de praktijk op juistheid en waarheid berust. De glastuinbouwsector in Nederland heeft er nu vooral belang bij dat wij aan het werk gaan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven