Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel op verzoek van de commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken voor, toe te voegen aan de agenda voor volgende week het verslag van een algemeen overleg inzake zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) met spreektijden van maximaal 2 minuten.

Ik stel voor, te behandelen op donderdag 29 mei bij het begin van de vergadering:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in verband met het opnemen van een vrijstellingsmogelijkheid voor bepaalde uitkeringen tot bestrijding van onderhoudskosten van thuiswonende gehandicapte kinderen (25322);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de liberalisering van de spraaktelefoondienst (25331).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda voor 3, 4, en 5 juni de plenaire afronding van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbetering van de aansluiting van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het hoger algemeen voortgezet onderwijs op het hoger onderwijs (profielen voortgezet onderwijs) (25168).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda voor 10, 11 en 12 juni:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de invoering van het veilen van schaarse frequenties voor systemen van digitale mobiele telecommunicatie (veilen frequenties mobiele telecommunicatie) (25171).

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 17, 18 en 19 juni:

  • - het debat naar aanleiding van de Europese Raad te Amsterdam, met maximumspreektijden van 15 minuten voor PvdA, CDA en VVD, 13 minuten voor D66, 7 minuten voor GroenLinks, 5 minuten voor de overige fracties en 2,5 minuut voor de groep-Nijpels en het lid Hendriks;

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 18 juli 1995 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage op 18 mei 1977 (24610);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met een herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep (25216);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de bepalingen betreffende huur en verhuur van bedrijfsruimte en intrekking van de Huurwet (24150);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Regels met betrekking tot naar buitenlands recht opgerichte, rechtspersoonlijkheid bezittende kapitaalvennootschappen die hun werkzaamheid geheel of nagenoeg geheel in Nederland verrichten en geen werkelijke band hebben met de staat naar welks recht zij zijn opgericht (Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen) (24139);

  • - het wetsvoorstel Regels van internationaal privaatrecht met betrekking tot corporaties (Wet conflictenrecht corporaties) (24141).

Ik stel voor, vast te stellen dat voorzover het deze Kamer betreft instemming is verkregen met de ontwerpbesluiten Unieverdrag, toegezonden bij brief 23490, nr. 73, onder de voorwaarde dat de toezeggingen van de regering aan deze Kamer gedaan strikt in acht zullen worden genomen en onder de voorwaarde dat de Eerste Kamer aan deze instemming en deze toezeggingen, voorzover gedaan, niets toevoegt of afdoet.

Ik stel voor, stuk 23490, nr. 73 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Hoeven.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Gisteravond hebben de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen overleg gevoerd met de ministers Dijkstal en Ritzen over de problematiek bij de USZO. Ik verzoek u het verslag van die vergadering op de plenaire agenda te plaatsen en gelet op de weinig bevredigende uitkomsten van het geheel en vanwege de noodzaak om precies aan te geven wat de bedoeling is, spreektijden te hanteren die iets langer zijn dan de gebruikelijke twee minuten. Ik verzoek u die op vijf minuten te stellen.

De voorzitter:

Het verzoek om een debat naar aanleiding van een algemeen overleg lijkt mij reëel. De aard van de discussie tijdens het algemeen overleg en de uitkomst daarvan is nooit de maat geweest voor de spreektijden tijdens zo'n debat. Twee minuten is normaal. De vijf minuten waar u om verzoekt, betekenen een vermenigvuldigingsfactor 2,5 en dat lijkt mij wat overdreven.

Vanochtend is er enig overleg geweest met de toen fungerende voorzitter. De uitkomst daarvan was een spreektijd van drie minuten en dat lijkt mij een hanteerbaar compromis waaraan overigens geen precedentwerking mag worden verbonden. Ik stel voor, dit compromis te volgen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Als dat overleg alleen inhoudelijk onbevredigend zou zijn verlopen, zou ik het volledig met u eens zijn. Echter, wij zijn ook wat de tijd betreft onder druk komen te staan. De voorzitter van de commissie zal dit, naar ik aanneem, kunnen beamen. Daarom ondersteunen wij het verzoek van mevrouw Van der Hoeven.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Ik ben het met u eens. Mevrouw Van der Hoeven heeft een reden om u te vragen het verslag van het algemeen overleg op de agenda te plaatsen en dat is een goede reden die ik kan ondersteunen. Echter, daarnaast is er het debat over de USZO en dat debat is niet af te ronden in twee, drie of vijf minuten. Daarover zullen wij nog verschillende malen in nieuwe AO's moeten praten. Met andere woorden: laten wij nu het debatje over het verslag van het algemeen overleg ook echt toespitsen op het hoofdpunt waarvoor mevrouw Van der Hoeven dat debatje heeft bedoeld.

De voorzitter:

Ik merk dat mijn voorstel zo slecht nog niet was en daarom handhaaf ik het.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het is mijns inziens duidelijk dat minister Ritzen in zijn maag zit met het probleem van de OV-kaart voor studenten. Kennelijk meent ook het kabinet dat dit een moeilijk vraagstuk is. Immers, de minister-president heeft de Kamer uitgenodigd om met de minister mee te denken. Blijkbaar past dat bij de nieuwe stijl van het kabinet. Daarnaast zien wij dat, in het verlengde hiervan, minister Ritzen de drie coalitiepartners bij hem thuis heeft uitgenodigd om over deze zaak mee te denken. Als gevolg van dit meedenken hebben wij via de media het een en ander kunnen vernemen over de opvattingen van de coalitiepartners. Nog vanochtend sprak de heer Bakker van de fractie van D66 hierover via de radio. Mijn conclusie is dat dit meedenken overal gebeurt, behalve in deze Kamer. Vandaar, voorzitter, dat ik u namens mijn fractie verzoek om in het begin van de volgende week een interpellatie toe te staan met de minister van Onderwijs over deze kwestie.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Van harte sluit ik mij aan bij het verzoek van de heer Rabbae. Inderdaad is het nodig dat wij met minister Ritzen een stevig robbertje praten. Kennelijk heeft zijn collega Dijkstal school gemaakt door in verband met de stadsprovincies de coalitiepartners te vragen om de problemen maar op te lossen. Je ziet welk een bedroevend resultaat dat oplevert. Die school moet onzes inziens dan ook worden afgebroken. De Kamer in haar totaliteit moet kunnen praten over de stand van zaken betreffende de OV-kaart voor studenten. Het komt mij voor dat dit interpellatieverzoek door de hele Kamer zou moeten worden ondersteund. Het kan niet zo zijn dat deze zaak in een achterkamertje wordt geregeld, temeer daar de woordvoerders van de coalitiepartijen buiten deze Kamer wél uitspraken doen.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Ik zie geen redenen om het verzoek van de heer Rabbae niet te ondersteunen. Ik meen dat wij voor deze interpellatie de ruimte moeten geven. Wél wijs ik erop dat in die zin de situatie gecompliceerd is, dat wij niet alleen te maken hebben met het contact tussen Kamer en regering. Met de heer Lansink ben ik het eens dat het debat hierover hier moet kunnen plaatsvinden, zeker als wij er buiten dit gebouw, ook via de radio, over discussiëren. Echter, hierbij is ook een derde partij betrokken, namelijk de OV-bedrijven waarmee onderhandelingen gaande zijn. Het is wat lastig dat minister Ritzen hier niet vooruit kan lopen op de uitkomsten daarvan; anders ondergraaft hij zijn positie. Het is met deze kanttekening dat ik geen moeite heb met de gevraagde interpellatie.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Enerzijds heeft de heer Bakker gelijk, anderzijds doet hij zelf uitspraken over deze kwestie in de media. Op grond daarvan neem ik aan dat het door hem bedoelde station is gepasseerd.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik ben wat verbaasd over de inhoudelijke reactie van collega Bakker. Immers, het is de minister die hier het voortouw neemt en zegt dat hij niet kan onderhandelen wanneer hij nog niets van de regeringspartijen heeft gehoord. Ik ben van mening dat hij van de héle Kamer iets moet willen horen. Ook wij kunnen meedenken, voorstellen afwijzen, amenderen enz. Dat het debat hier moet plaatsvinden, houd ik staande.

De voorzitter:

Het is evident dat de heer Bakker inwilliging van het verzoek van de heer Rabbae niet afwijst.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Het debat over de OV-kaart voor studenten vindt overal plaats, behalve in deze Kamer. Ik meen dat vooral de studenten recht hebben op een inzicht in de meningen die hierover in de Kamer leven. Vandaar dat ik het verzoek van de heer Rabbae van harte ondersteun.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verzoek van collega Rabbae om de minister van Onderwijs te interpelleren in te willigen en voor deze interpellatie een spreektijd van vijf minuten te hanteren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Voor de interpellatie zal vroeg in de volgende week tijd worden gereserveerd.

Ik deel u mede, dat op de tribune heeft plaatsgenomen een delegatie van de Juridische Commissie van het Europees Parlement. Ik wil deze delegatie welkom heten.

(Applaus)

Naar boven