Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, met ingang van 13 mei tot aan het zomerreces het zogenaamde "zware" vergaderschema te hanteren, dat wil zeggen op dinsdag van 14.00 uur tot uiterlijk 23.00 uur en op woensdag en donderdag van 10.15 uur tot uiterlijk 23.00 uur.

Uitzonderingen hierop zijn de woensdagen 14 en 21 mei.

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 13, 14 en 15 mei:

  • - het wetsvoorstel Regels inzake instelling van een college voor de post- en telecommunicatiemarkt (Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit) (25128);

  • - het wetsvoorstel Nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap (Natuurbeschermingswet 1994) (23580);

  • - het wetsvoorstel Een afzonderlijke inkomensvoorziening voor kunstenaars (Wet inkomensvoorziening kunstenaars) (25053);

  • - het wetsvoorstel Aanpassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele andere wetten in verband met verruiming van de mogelijkheid tot het opleggen van voorlopige aanslagen tot een negatief bedrag (voorlopige teruggaaf) (25119);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet, houdende verlaging van de voorkeurdrempel (25221);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet, houdende verlenging van de duur van de stemming tot acht uur 's avonds alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (25227).

Ik stel voor, de behandeling van de Raming (25278) en de voorstellen inzake de financiële ondersteuning fracties (23686, nrs. 4 en 5) te verplaatsen naar de vergaderingen van 13, 14 en 15 mei.

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 21 en 22 mei:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een nieuwe regeling van informatievoorziening en van de Wet van 7 juli 1993, Stb. 405, in verband met de besteding van nascholingsgelden (regeling informatievoorziening) (25198).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, eveneens aan de orde te stellen in de vergaderingen van 21 en 22 mei:

  • - het IGC-debat, met maximumspreektijden voor de fracties van de PvdA, het CDA en de VVD van 10 minuten, voor D66 8 minuten, voor de overige fracties 5 minuten, voor de groep-Nijpels en het lid Hendriks ieder 2,5 minuut.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! De PvdA-fractie heeft voorgesteld een notaoverleg te houden en vervolgens een plenair debat over de inbreng bij de IGC. Dat wordt nu in uw voorstel beperkt tot een plenair debat met een spreektijd van 10 minuten voor de grote partijen. Dat is voor een dergelijk fundamenteel debat bijzonder mager. Ik stel voor de grote partijen bijvoorbeeld 20 minuten spreektijd te geven.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! Ik sluit mij graag bij het verzoek van de heer Van Oven aan. Het overleg in de vaste commissie was erop gebaseerd voldoende tijd te hebben voor het goed en uitvoerig bespreken van zo'n belangrijk onderwerp als de IGC. Met de zojuist door u aangegeven spreektijden is dat niet mogelijk. Het moet een full-fledged debat zijn.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik sluit mij hierbij aan. Een debat over zo'n belangrijk onderwerp tijdens het Nederlandse voorzitterschap met zo weinig spreektijd is onder de maat. Mijn fractie vraagt niet vaak om meer spreektijd, maar in dit debat zouden enkele minuten erbij toch wel plezierig zijn.

De voorzitter:

Gehoord hetgeen door de Kamer is opgemerkt, stel ik voor, aanstaande dinsdag een besluit te nemen naar aanleiding van een nader voorstel en daarbij de mogelijkheid van een notaoverleg te betrekken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in:

  • - de commissie Emolumenten het lid Rehwinkel tot lid in plaats van het lid Van Zijl.

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in:

  • - de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Visser-van Doorn tot lid in plaats van het lid De Hoop Scheffer;

  • - de vaste commissie voor Defensie het lid Visser-van Doorn tot plv. lid in plaats van het lid De Hoop Scheffer;

  • - de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken het lid Visser-van Doorn tot plv. lid in plaats van het lid De Hoop Scheffer;

  • - de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het lid Visser-van Doorn tot lid in plaats van het lid Soutendijk-van Appeldoorn;

  • - de vaste commissie voor Financiën het lid Visser-van Doorn tot plv. lid in plaats van het lid De Hoop Scheffer;

  • - de vaste commissie voor Justitie het lid Koekkoek tot lid in plaats van het lid De Hoop Scheffer en het lid Smits tot plv. lid in plaats van het lid Koekkoek;

  • - de algemene commissie voor Europese Zaken het lid Gabor tot lid in plaats van het lid De Hoop Scheffer;

  • - de vaste commissie voor Economische Zaken het lid De Haan tot plv. lid in plaats van het lid Van Rooy;

  • - de commissie voor de Werkwijze der Kamer het lid Th.A.M. Meijer tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid De Hoop Scheffer.

Het woord is aan de heer Van Oven.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Gisteren heeft de Europese Commissie een beslissing genomen over het zogenaamde LGO-besluit. Er is een nieuwe vrijwaringsmaatregel genomen die erop neerkomt dat tot 1 oktober van de LGO-landen, waaronder de Nederlandse Antillen en Aruba, maar bijzonder kleine quota aan rijst kunnen worden ingevoerd. Dit volgt op de besluitvor ming binnen de koninkrijksministerraad van eind januari. Daarna is door de koninkrijksministerraad toegezegd dat binnen drie maanden over deze problematiek drie rapporten zouden worden opgesteld. Ik stel voor, de regering om een brief te vragen waarin het standpunt van de regering over de nieuwe vrijwaringsmaatregel wordt vermeld en haar te rappelleren over de drie rapporten die nu inmiddels gereed zouden moeten zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven