Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg van 17 april 1997 inzake de JBZ-raad.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Voor de goede orde wijs ik erop dat er spreektijden van 2 minuten gelden.

De heer De Graaf (D66):

Mijnheer de voorzitter! Begin vorige week werd ons door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken een tekst toegestuurd die was opgesteld door de zogenaamde High Level Group, een groep op hoog niveau bestaande uit ambtenaren van de vijftien lidstaten van de EU. Deze groep werd ingesteld door de Europese Raad van Dublin, met als taak een samenhangend pakket aan maatregelen op te stellen ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in Europa.

D66 steunt dit initiatief, omdat er tot op heden nog te weinig sprake is van coördinatie tussen de verschillende lidstaten en er naar onze overtuiging nog veel meer moet gebeuren. De bestrijding van de georganiseerde criminaliteit is een prioriteit van dit kabinet en behoort dat ook in Europa te zijn. De bedreigingen van grootscheepse criminele organisaties liggen behalve in de handel van illegale goederen vooral in de mate van geweld en intimidatie, het gevaar voor corruptie en aantasting van de integriteit van de overheden en de samenleving en in de enorme illegale winsten die kunnen worden geïnvesteerd in de Europese economie.

Wij hebben vorige week tijdens het algemeen overleg over het rapport van deze High Level Group kunnen spreken. De status van het stuk is onduidelijk, maar zeker is dat formele instemming van het nationale parlement noch van het Europees Parlement vereist is. Op de afzonderlijke voorstellen ga ik nu niet in. Bij sommige zetten wij vraagtekens, andere zullen in hun uitwerking nog om formele besluiten vragen en dus ook om instemming van de Kamer. Over het algemeen is er naar het oordeel van D66 sprake van voorstellen die een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan een betere Europese infrastructuur voor de criminaliteitsbestrijding. De hand van het Nederlandse voorzitterschap is duidelijk zichtbaar in dit stuk en het is een felicitatie waard dat Nederland erin is geslaagd om alle Europese landen op één lijn te krijgen.

Niettemin, voorzitter, is er reden tot zorg en die zorg wil D66 uitdrukken in een in te dienen motie. De onderscheiden fracties in deze Kamer kunnen zeer verschillend denken over verschillende maatregelen in het document, bijvoorbeeld over Europol of over de rol van de Unie-instituties. Daar is het nodige al over gezegd en wij zullen er te zijner tijd op terugkomen. Maar Kamerbreed is in de afgelopen jaren steeds benadrukt dat de Europese samenwerking op het gebied van politie en justitie niet mogelijk is zonder een goede en adequate democratische controle en een rechterlijke controle. Daar spreekt het document van de High Level Group in het geheel niet over. Dat baart zorgen, zeker als wij bedenken dat ook in de afgelopen jaren de Kamer praktisch bij elke gelegenheid heeft uitgesproken dat de democratische en juridische controle onlosmakelijk verbonden moeten zijn met de Europese criminaliteitsbestrijding. Wij menen dat het de plicht is van de Kamer om er elke keer opnieuw op te wijzen en de regering keer op keer aan te sporen. Om die reden wil ik de Kamer de volgende motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

kennisnemend van het rapport van de door de Europese Raad ingestelde Groep op Hoog Niveau met betrekking tot de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit;

overwegende, dat dit rapport en daarin vervatte maatregelen een zinvolle bijdrage vormen aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in de Europese Unie;

van oordeel, dat intensivering van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit op Europees niveau gepaard dient te gaan met adequate democratische en rechterlijke controlemogelijkheden;

verzoekt de regering bij de besluitvorming over en de nadere uitwerking van de door de Groep op Hoog Niveau voorgestelde maatregelen grote aandacht te besteden aan de democratische en rechterlijke controle, in het bijzonder met betrekking tot de eventuele taakuitbreiding van Europol,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Graaf, Van Oven en Van den Doel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (23490).

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Heeft de heer de Graaf op grond van het debat dat wij vorige week hebben gevoerd en met name op grond van de reactie van de minister van Justitie de indruk dat het kabinet geen aandacht zal besteden aan de democratische en juridische controle terzake van de samenwerking tussen politie en justitie?

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Ook collega Verhagen kan weten dat de hele Kamer in de afgelopen jaren, en niet alleen onder dit kabinet maar ook onder het voorgaande, steeds één lijn heeft getrokken en aandacht heeft gevraagd voor de controlemogelijkheden. Ik ben ervan overtuigd dat de ministers het belang daarvan wel degelijk inzien. Echter, net als bij de discussies over het verdrag inzake De GraafEuropol en net als bij eerdere discussies over Schengen en andere zaken in het kader van JBZ, vind ik het van groot belang dat de Kamer, ongeacht de intentie van de minister, steeds zelf uitspreekt dat het belang van de democratische controle niet kan worden veronachtzaamd. Mijn motie is in de eerste plaats voor de ministers een steun in de rug en in de tweede plaats een tekst waarop zij zich kunnen beroepen. Als er namelijk sprake is van compromissen of onderhandelingen in de Raad van ministers of in de Europese Raad, kunnen zij naar voren brengen dat het Nederlandse parlement op dit vlak nadrukkelijk uitspraken heeft gedaan. Het rare is dat de heer Verhagen nu deze vraag stelt, terwijl de CDA-fractie tot op de dag van vandaag op dit punt zelf het voortouw heeft genomen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ook vorige week heb ik tijdens het algemeen overleg heel nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de democratische controle. De minister heeft toen heel duidelijk gezegd dat zij mijn mening deelde. Blijft de vraag waarom de heer De Graaf van mening is dat het kabinet in dit verband zijn rug niet recht houdt. Hij geeft namelijk het signaal af dat het kabinet dit niet doet.

De heer De Graaf (D66):

Nee, dat signaal geef ik niet af. Als ik dat had willen afgeven, had ik dat ook wel met zoveel woorden in de motie gezet, collega Verhagen. Wat doe ik met mijn motie wel? Dat is de regering oproepen om te blijven vechten voor democratische en justitiële controle. Tevens steun ik haar bij het streven die controle te realiseren. Overigens, dit doe ik met tegelijk op te merken dat in het document waarover wij spraken en dat onder Nederlands voorzitterschap door de ambtenaren van de vijftien lidstaten is opgesteld, dit onderwerp helemaal niet aan de orde komt. Dat was voor mij de reden om mijn bezorgdheid uit te spreken en op dit punt een motie in te dienen.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Tijdens het algemeen overleg heb ik namens de VVD-fractie gesteld dat wij de initiatieven om tot een effectievere aanpak van de georganiseerde misdaad in Europa te komen, van harte ondersteunen. Wie kan er nu tegen een harde aanpak van de misdaad zijn? Niemand toch! Wij steunen de regering dan ook van harte en wij verwelkomen het actieplan om in Europees verband de misdaad effectiever aan te pakken. Om dat doel te bereiken heeft de zogenaamde groep op hoog niveau in het gezamenlijke actieplan een pad uitgezet dat voor mij reden is tot het plaatsen van kanttekeningen. Allereerst wil ik dan iets zeggen over de rol van Europol.

De VVD-fractie is van mening dat de taken en bevoegdheden van Europol in lijn moeten zijn met het Europolverdrag. De kracht van Europol moet zijn: de coördinatie, de informatie-uitwisseling en de samenwerking op de diverse terreinen van de misdaadbestrijding, Europol als centraal punt van analyse, informatieverzameling en -uitwisseling. In het actieplan is toch de tendens te bespeuren dat men verder wil gaan in de richting van het toebedelen van executieve bevoegdheden aan Europol. Er wordt overduidelijk gesteld dat de rol van Europol meer moet zijn dan alleen die welke in het verdrag is voorzien. Aan deze stap is mijn fractie op dit moment niet toe. Bovendien vinden wij dat we eerst de discussie over de ratificatie van het Europolverdrag moeten voeren. Daarna zou eventueel wijziging of een andere invulling daarvan aan de orde kunnen zijn. Wij moeten niet de omgekeerde volgorde aanhouden. In feite wordt wel voorgesteld dat te doen.

Voorzitter! Dan kom ik toe aan mijn tweede kanttekening bij het plan. Een effectieve misdaadbestrijding staat op gespannen voet met het creëren van nieuwe praat- en overleggremia. Aan uitbreiding van de bureaucratie hebben wij geen behoefte. Er bestaat al een oerwoud aan comités en werkgroepen en de uitbreiding daarvan is in niemands belang. Waar mogelijk zal dus binnen de bestaande kaders moeten worden opgetreden. Om de regering duidelijk te maken waar wij staan, wil ik de Kamer de volgende motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de bestrijding van de georganiseerde misdaad zowel in nationaal als in Europees verband een hoge prioriteit verdient;

  • - het rapport van de Groep op Hoog Niveau daartoe een goede aanzet geeft;

  • - de bevoegdheden van Europol in overeenstemming dienen te zijn met het Europolverdrag;

van mening, dat:

  • - de samenwerking met en de coördinerende rol van Europol verder moeten worden versterkt, maar Europol vooralsnog geen executieve bevoegdheden mogen worden toebedeeld;

  • - de inspanningen ter bestrijding van de georganiseerde misdaad primair gericht dienen te zijn op verhoging van de effectiviteit van de misdaadbestrijding en dat het instellen van nieuwe overleggremia hiermee op gespannen voet staat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Doel, Van Oven en De Graaf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (23490).

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Ook de fractie van de PvdA staat achter de gedachte dat de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit meer actieve en ook meer gecoördineerde actie in Europees verband vereist. De gedachte achter het rapport van de High Level Group en de daarin ontvouwde hoofdtrekken spreken de fractie van de PvdA in die zin zeker aan. Er is natuurlijk geen sprake van een "take it or leave it"-situatie van alle voorstellen die in het rapport worden gedaan; er komt nog een uitwerking van.

Het rapport is in die zin niet volmaakt, ondanks alle waardering die mijn fractie ervoor heeft, dat een definitie van het begrip "georganiseerde criminaliteit" en een analyse van de omvang node ontbreken. Ook ontbreekt er een fundamentele discussie over de plaats van het Europese strafrecht. Dat is de opstellers van het rapport minder kwalijk te nemen, maar het is wel hard nodig in Europees verband. De PvdA-fractie zou ervoor zijn dat wij daarover eens principieel van gedachten wisselen, zo mogelijk nog voor de IGC. Zij zal daartoe een voorstel doen aan de vaste commis sie voor Justitie en de algemene commissie voor Europese Zaken.

Mijn fractie steunt de gedachte dat wij moeten waken voor het overdragen van soevereiniteit zonder dat sprake is van voldoende democratische en rechterlijke controle. Uit dien hoofde steunen wij de moties die door de collega's De Graaf en Van den Doel zijn ingediend. Wij zullen ons dan ook daarvoor uitspreken.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie juicht het toe dat onder het Nederlandse voorzitterschap deze initiatieven zijn genomen in de High Level Group voor een Europese aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Het beeld van open grenzen waarvan criminele organisaties optimaal profiteren door middel van het vrije verkeer van personen, goederen en diensten tegenover de politieauto die remmend tot stilstand moet komen voor niet bestaande grenzen, levert naar het oordeel van de CDA-fractie geen mooi plaatje op. Dat beeld doet ook het Europa voor de burger geen goed. De burger van Europa verwacht, naar de opvatting van de CDA-fractie meer dan terecht, dat ook in Europese samenwerking een adequaat en effectief antwoord wordt gegeven op de internationaal opererende criminele organisaties. Niet alleen in nationaal, maar ook in Europees verband moeten de opsporende instanties beschikken over een voldoende gevulde gereedschapskist om de misdaad effectief te kunnen bestrijden. Daarom juichen wij de notitie als zodanig en de initiatieven van het Nederlandse voorzitterschap op dit punt toe.

In de notitie wordt voorgesteld om op verschillende terreinen te komen tot nieuwe werkgroepen en overlegfora. Naar de mening van de CDA-fractie past op dat punt een scherpe waarschuwing. Zij acht het niet wenselijk dat er weer een woud van nieuwe overleggremia verrijst. Dat wekt de ongewenste indruk van duistere Brusselse achterkamertjes waar verstrekkende besluiten op justitieel en politieel terrein worden genomen zonder dat daarop veel toezicht is, laat staan democratische controle. Naar de mening van de CDA-fractie zal daar ook de nodige aandacht aan moeten worden geschonken. In het overleg waarvan wij nu het verslag bespreken, hebben wij ook heel nadrukkelijk aandacht gevraagd voor die democratische controle op de Europese besluitvorming op justitieel en politieel terrein. De CDA-fractie is er tijdens dat overleg voldoende van overtuigd geraakt dat ook de betrokken bewindslieden heel duidelijk de noodzaak van het waarborgen van die democratische controle onderschrijven. Wij achten de voorliggende motie van de heer De Graaf derhalve overbodig. Als je de discussie tot deze motie beperkt, geef je volgens mij ook een verkeerd signaal af. Beide ministers hebben tijdens het overleg heel nadrukkelijk duidelijk gemaakt dat zij juist een balans willen tussen enerzijds een effectieve bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, ook op Europees niveau, en anderzijds voldoende democratische en justitiële controle. Als je na zo'n debat in een motie neerlegt dat dit niet voldoende gewaarborgd zou zijn door de inzet van deze bewindslieden, dan geef je naar mijn mening een verkeerd signaal af, zeker nu het Nederlandse voorzitterschap zo'n zwaar punt heeft gemaakt van een effectieve bestrijding. Deze notitie is daar juist een uitstekend gevolg van.

De heer De Graaf (D66):

U kunt natuurlijk interpreteren wat u wilt, maar het is hier een goed gebruik dat de indieners van een motie een interpretatie daarvan geven. Als eerste indiener heb ik dit nu een- en andermaal gedaan. Het lijkt mij wat kunstmatig dat u daar vervolgens als woordvoerder van een oppositiepartij een geheel andere interpretatie van geeft. Ik kan u verzekeren dat de indieners de door mij gegeven authentieke interpretatie delen. Ik wil u evenwel vragen hoe het toch komt dat het CDA plotseling de Kamerbrede eenheid heeft losgelaten die er steeds is geweest ten aanzien van de grenzen van hetgeen de Kamer bereid is te accepteren in het kader van democratische en justitiële controle. Heeft dit te maken met de vervulling van uw rol als oppositiepartij en een kennelijk hernieuwd geloof in het zoeken van scherpe contrasten? Ik vrees dat dit het geval is. Ik vind dat jammer, omdat u daarmee ook aan ons het foutieve signaal geeft dat de CDA-fractie niet echt meer geïnteresseerd is in het Kamerbreed ondersteunen van de wens van een steviger democratische controle.

De heer Verhagen (CDA):

U geeft naar mijn mening een verkeerd signaal af door te suggereren dat de democratische controle niet voldoende gewaarborgd zou zijn door de inzet die de bewindslieden op dit punt duidelijk getoond hebben. Zij hebben die inzet heel helder verwoord. Je moet juist blij zijn dat een oppositiepartij vertrouwen heeft in de inzet van het kabinet voor een effectieve bestrijding van de misdaad in Europees verband en voor het waarborgen van democratische controle. Mevrouw Sorgdrager heeft erop gewezen dat in Europees verband de neiging bestaat om tussen de pijlers in te gaan zitten, zonder dat de democratische controle gewaarborgd is. Zij heeft vervolgens nadrukkelijk gesteld dat Nederland dit niet wil en dat Nederland zich ervoor zal blijven inzetten dat dit niet gebeurt.

Wat ik in dit debat duidelijk wil maken, is dat wij van mening zijn dat er een effectieve bestrijding van de georganiseerde criminaliteit moet komen, dat de gereedschapskist gevuld moet zijn, ook op Europees niveau, en dat wij er voldoende vertrouwen in hebben dat het kabinet zich zal inzetten voor het waarborgen van democratische controle. U moet zich eens voorstellen hoe de discussie in Europees verband zal verlopen als wij nu als Kamer het signaal afgeven dat wij eigenlijk ons eigen kabinet wantrouwen. Wij moeten blij zijn dat er onder het Nederlandse voorzitterschap een notitie is gekomen die een antwoord kan geven op de internationaal opererende criminaliteit. Daarmee kan een einde gemaakt worden aan het gegeven dat de criminaliteit optimaal profiteert van de open grenzen, terwijl de politieauto remmend tot stilstand moet komen bij de grens. Ook kan er een einde gemaakt worden aan het feit dat wij steeds een stap achterlopen bij de bestrijding van de criminaliteit. Dat signaal wil ik afgeven.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Wat ik niet begrijp in de redenering van de heer Verhagen – dat bleek ook al tijdens het algemeen overleg – is dat hij alles concentreert op Europol. Hij doet daar dwingende uitspraken over, maar wil daar vervolgens niet een consequentie uit trekken door met de rest van de Kamer de uitspraak te doen dat dit alleen maar kan als er ook sprake is van een adequate democratische controle. Het wekt bij mij de indruk dat de heer Verhagen afscheid neemt van het belang van die democratische en rechtsstatelijke controle en dat hij alles wil inzetten op het beeld dat het CDA voluit gaat voor criminaliteitsbestrijding, zonder die andere kant van de balans in de gaten te houden.

De heer Verhagen (CDA):

Zeer zeker niet, aangezien wij in het debat heel nadrukkelijk juist die balans in het oog hebben gehouden. Wij hebben daarbij gepleit voor democratische controle. Tegelijkertijd hebben beide bewindslieden heel nadrukkelijk duidelijk gemaakt dat die balans in hun ogen zeer zeker gewaarborgd is, en dat men zich daarvoor inzet. Het gaat om die balans, die u verstoort. Wij hebben daarom geen behoefte aan uw motie, omdat die in onze ogen overbodig is. Wij hebben toch meerdere malen in dit parlement geconstateerd dat niet alleen in het woud aan overbodige overleggremia, maar ook in het woud aan overbodige moties gekapt moet worden?

De heer Van den Doel (VVD):

U heeft uw zorgen uitgesproken over het oerwoud aan nieuwe overleggremia, waarbij u het woord "achterkamertjespolitiek" gebruikte. U heeft het dan over de absentie van democratische controle. U kunt de motie ook zo zien dat ook wij daartegen zijn, en dat alles wat er gebeurt, zichtbaar en controleerbaar moet zijn. Dat je dat als Kamer nog eens markeert met een motie als steun in de rug van de regering, kan helemaal geen kwaad.

De heer Verhagen (CDA):

Een oppositiepartij fungeert niet direct als steun in de rug van de regering. Maar als diezelfde regering een heel adequaat antwoord geeft, in reactie op door ons geuite zorg over achterkamertjespolitiek, heb ik geen behoefte aan een overbodige motie. Weest u blij dat een oppositiepartij op dit punt vertrouwen heeft in deze minister!

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Nog even recapitulerend: de zogenaamde High Level Group, waarvan ík de naam overigens niet heb bedacht, is ingesteld door de Europese Raad van Dublin. Er zit een zekere urgentie achter, wat ook door de regeringsleiders is vastgelegd in de conclusies. Ik moet concluderen dat er onder het Nederlandse voorzitterschap heel veel werk is verricht. Ik ben blij met het rapport van de High Level Group. We zien heel wat Nederlandse invloeden in de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, zoals wij denken dat die moet worden gevoerd, terug. Ik vind het heel verheugend en bijzonder dat dit inzicht ook op Europees niveau bestaat en dat men dat wil overnemen.

Ik ben blij met de inhoudelijk gezien brede steun van de Kamer voor het werk dat tot stand is gebracht. De procedure is nu zo dat aanstaande maandag de volgende JBZ-raad wordt gehouden. Daar zal geen besluitvorming plaatsvinden, maar zal gekeken worden of ook op politiek niveau het draagvlak bestaat dat op ambtelijk niveau aanwezig was. Het is een stuk dat uiteindelijk aan de Europese Raad zal worden aangeboden, uiteraard voorzien van commentaar van de JBZ-raad. De bedoeling is dat dit stuk op de top van Amsterdam wordt aanvaard door de regeringsleiders. Wat is dan de status van het stuk? Er is sprake van political guidelines. Dat wil zeggen dat er inhoudelijk niet diep wordt ingegaan op de materie. In het stuk zijn nog geen definities opgenomen, noch beelden van aard en omvang van de georganiseerde criminaliteit, want die komen daarna aan de orde. Natuurlijk hebben de guidelines politieke waarde, maar de concrete uitwerking komt iedere keer in de JBZ-raad aan de orde. Dan wordt de normale procedure gevolgd, waarbij elke vergadering van de JBZ-raad in de Kamer aan de orde komt, en waarbij instemmingsrecht vereist is voor Nederland bindende besluiten. Met andere woorden: de Kamer komt dan natuurlijk aan bod.

In die zin is de motie-De Graaf c.s. in zekere zin overbodig, maar ik kan haar ook beschouwen als een ondersteuning van wat ik al heb uitgesproken. Natuurlijk zal ik met de Kamer overleggen. Democratische controle is van groot belang. Voor mij is ook van belang dat er justitiële controle is. Dat heb ik nog niet zo gehoord, maar punt één is dat als Europol verstrekkende bevoegdheden krijgt – breder dan nu in het verdrag is opgenomen – een controle door een vorm van een openbaar ministerie gewaarborgd moet zijn.

De heer De Graaf (D66):

Ik ben het geheel met u eens. Ik wijs u op de tekst van de motie, en op mijn bijdrage, waarin een- en andermaal wordt gesproken van rechterlijke controle, in het bijzonder met betrekking tot de eventuele taakuitbreiding van Europol.

Minister Sorgdrager:

U heeft gelijk. We zijn het eens.

Ik kom toe aan de motie-Van den Doel c.s. en de toelichting daarop. In de toelichting constateer ik van de zijde van de VVD een wel heel erg terughoudende houding ten opzichte van Europese samenwerking bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Ik vind dat merkwaardig.

De heer Van den Doel (VVD):

Waar leidt u die terughoudende opstelling uit af?

Minister Sorgdrager:

Niet uit de tekst van de motie, maar uit de toelichting daarop.

De heer Van den Doel (VVD):

Dan moet u man en paard noemen. Ik heb gezegd dat de initiatieven van harte worden gesteund. Het gaat om de effectiviteit van de misdaadbestrijding. Wij mogen niet verzanden in nieuwe overlegvormen en werkgroepen.

Minister Sorgdrager:

Ik doel op uw toelichting inzake Europol. Niemand heeft gepleit voor executieve bevoegdheden van Europol; ik niet, de High Level Group niet en de Kamer ook niet. Er wordt een aantal voorstellen gedaan voor de invulling van de operative powers.

De heer Van den Doel (VVD):

Op pagina 7 van het rapport van de werkgroep staat dat de rol van Europol moet worden uitgebreid. In de preambule van het actieplan staat dat Europol bevoegdheden moet krijgen die verdergaan dan nu in het verdrag is voorzien. Dit wordt ook verder uitgewerkt in de aanbevelingen.

Minister Sorgdrager:

Daarmee is er nog geen sprake van executieve bevoegdheden. Er zijn wel voorstellen gedaan inzake toekomstige verbreding van de taak van Europol. Op dit moment pleit echter niemand voor een Europese politiemacht. Over twintig jaar kan dit gewenst worden geacht, maar nu is dat niet het geval. De heer Van den Doel is naar mijn idee wel heel erg angstig.

Ik heb tijdens het algemeen overleg al aangegeven dat Europol op drie niveaus werkzaam is. Ik noem in dit verband de drugseenheid, die nu is uitgebreid met een aantal andere delictsoorten. Deze eenheid kan op een redelijk beperkt niveau functioneren. In de High Level Group is de aandacht niet gefocust op de specifieke delictsoorten maar op de bestrijding van georganiseerde groepen, ongeacht de soorten delicten. Naar ons idee is dat een effectievere vorm van bestrijding van georganiseerde misdaad. Binnen het raam van het verdrag, als dat eenmaal is geratificeerd door alle lidstaten, krijgt Europol meer mogelijkheden. Ook dan zijn echter niet die zaken mogelijk die daarnaast in het rapport van de High Level Group worden genoemd, zoals daadwerkelijke steun aan nationale politieteams. Wanneer wij dat willen, moet het verdrag inzake Europol worden uitgebreid dan wel moeten er bepalingen terzake worden opgenomen in het verdrag van Amsterdam. Die punten zijn nog onderwerp van onderhandeling.

De High Level Group schetst de richting waarin Europol zich verder kan ontwikkelen. Een en ander dient uiteraard onder democratische controle te geschieden. Die controle komt op vele momenten aan de orde. De voorstellen worden in de Kamer besproken en moeten ook goedgekeurd worden. De Kamer heeft alle gelegenheid om alsdan de voorstellen inhoudelijk te beoordelen.

De heer De Graaf (D66):

Die gelegenheid zullen wij ook zeker grijpen.

Minister Sorgdrager:

Daar twijfel ik in het geheel niet aan.

De heer De Graaf (D66):

In het dictum van de motie van collega Van den Doel – die ik mede heb ondertekend – wordt een grens aan de nadere ontwikkeling van Europol gesteld. Er staat "vooralsnog geen executieve bevoegdheden". Als Europa geheel anders is georganiseerd, met een federaal strafrecht en met een parlement dat dezelfde bevoegdheden heeft als de nationale parlementen, komen wij een stapje verder in de richting van een Europese politieorganisatie met executieve bevoegdheden. De vraag is echter of de regering zich kan vinden in het oordeel dat door de indieners van deze motie wordt uitgesproken, namelijk dat de ontwikkeling die geschetst wordt door de High Level Group wordt gestuit door het feit dat er geen executieve bevoegdheden aan Europol kunnen worden gegeven. Ik ben het met de minister eens dat dit andere bevoegdheden zijn dan de operationele bevoegdheden.

Minister Sorgdrager:

Dat klopt. Ik heb een- en andermaal gezegd: geen executieve bevoegdheden in die zin dat politiemensen met uitvoerende bevoegdheden vanuit Europol kunnen werken. Ik denk daarbij aan teams die in alle landen huiszoekingen kunnen doen of mensen aanhouden en dergelijke. Dat willen wij niet. Wel willen wij dat de expertise die Europol opbouwt op het gebied van analyse en van andere deskundigheden ook direct ten dienste komt aan onderzoeken die door nationale of door multinationale teams worden uitgevoerd. Maar dat kan ook nog niet volgens dit verdrag. Wij zijn het er dus over eens dat vooralsnog, zoals in de motie gesteld is, daar de grens wordt gesteld.

De heer De Graaf (D66):

Dan neem ik aan dat u respecteert dat de Kamer op basis van de nadere uitwerking van de operative powers – het aan die teams deelnemen – haar oordeel geeft of zij het daarmee eens is of niet. Op hoofdlijnen steunen wij het rapport van de High Level Group. Sommigen van ons hebben echter vraagtekens gezet bij de nadere uitwerking. Het is de vraag tot hoever moet worden gegaan en wat een en ander in de praktijk zal betekenen. Daarover kunnen wij pas een oordeel geven op het moment dat de voorstellen voor besluitvorming daadwerkelijk voorliggen.

Minister Sorgdrager:

Dat klopt. Als daar een besluit over wordt genomen, zal dat gewoon via de JBZ-raad gaan en via een procedure waar de Kamer ook aan te pas komt. Dus in die zin is dat gedeelte van de motie overbodig. Aan de andere kant is het toch een steun. In feite zijn wij het met elkaar eens.

Dan kom ik bij het tweede onderdeel van de motie en dan gaat het om nieuwe overlegfora. Het gestelde in de motie is wel heel erg strak. Misschien is het soms nodig dat er een nieuwe groep wordt ingesteld. Ik ben ook niet voor bureaucratisering. Absoluut niet, en zeker niet voor allerlei vage commissies of werkgroepen op Europees niveau. Maar als er op het gebied van expertise iets heel specifieks moet gebeuren, dan moet dat ook gebeuren. Maar ook wat dat betreft zullen de resultaten uiteindelijk merkbaar zijn. Het gaat mij wat ver om nu vast te stellen dat er absoluut geen nieuwe fora mogen worden ingesteld.

De heer Van den Doel (VVD):

Als de minister de motie goed leest, staat er "staat op gespannen voet met". Ik ben het helemaal met de minister eens dat bezien moet worden of overleg binnen bestaande kaders kan plaatsvinden en dat voorkomen moet worden dat er nieuwe clubjes worden opgericht. Wat dat betreft is er geen verschil in benadering tussen de minister en mij. Er staat niet: het mag niet gebeuren. Er staat: het staat op gespannen voet met. In het actieplan wordt de suggestie gewekt – en de praktijk zal moeten leren of dat waarheid wordt – dat er allerlei overlegvormen gecreëerd worden die misschien niet echt nodig zijn.

Minister Sorgdrager:

Ik denk dat wij het over de te volgen lijn wel eens zijn. Als er zou staan "het kan op gespannen voet staan", was ik helemaal tevreden geweest. Maar goed, het is een signaal en dat zal ik in die zin opvatten en ter harte nemen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, na de middagpauze te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 12.45 uur tot 13.35 uur geschorst.

Voorzitter: Lansink

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven