Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van:

a. de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en van de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement (wijziging bedragen schadeloosstelling en vergoedingen) (25160);

b. de vaste commissie voor Financiën:

  • - het wetsvoorstel Aanpassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet op de loonbelasting 1964 en enkele andere wetten in verband met verruiming van de mogelijkheid tot het opleggen van voorlopige aanslagen tot een negatief bedrag (voorlopige teruggaaf) (25119);

c. de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (heffing op EOX) (25129);

d. de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid:

  • - het wetsvoorstel Regeling voor de totstandkoming van een gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen en jongeren (Wet inschakeling werkzoekenden) (25122).

Ik stel voor, vast te stellen dat, voorzover het deze Kamer betreft, instemming is verkregen met de ontwerpbesluiten Uitvoerend Comité Schengen, toegezonden bij brief 19326, nr. 152, onder de voorwaarde dat de toezeggingen van de regering aan deze Kamer gedaan strikt in acht zullen worden genomen en onder de voorwaarde dat de Eerste Kamer aan deze instemming en deze toezeggingen, voorzover gedaan, niets toevoegt of afdoet.

Ik stel voor, de stukken 19326, nrs. 151 en 152 voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, vast te stellen dat, voorzover het deze Kamer betreft, instemming is verkregen met de ontwerpbesluiten Unie-Verdrag toegezonden bij brief 23490, nr. 57, onder de voorwaarde dat de toezeggingen van de regering aan deze Kamer gedaan strikt in acht zullen worden genomen en onder de voorwaarde dat de Eerste Kamer aan deze instemming en deze toezeggingen, voorzover gedaan, niets toevoegt of afdoet.

Ik stel voor, de stukken 23490, nrs. 54 t/m 62 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb de Kamer gisteren gevraagd mij toestemming te geven om de minister-president te mogen interpelleren in verband met de procedures rond de hogesnelheidslijn. De Kamer heeft mij toen gevraagd in ieder geval op een brief van het kabinet te wachten. Die brief is inmiddels gearriveerd en ik heb die bekeken. Zoals verwacht bevat de brief het kabinetsstandpunt en de inhoudelijke onderbouwing daarvan. Daar zullen wij aanstaande maandag over praten. Het gaat mij erom dat ik de minister-president wil bevragen over de gevolgde procedure die heeft geleid tot dit kabinetsstandpunt en ook tot de positie die de regeringsfracties uiteindelijk op dit punt hebben ingenomen. Ik herhaal dus mijn verzoek aan de Kamer mij toestemming te geven de minister-president te interpelleren en hem te vragen welke rol hij heeft gespeeld in de totstandkoming van het compromis dat over de hogesnelheidslijn bereikt is. Dat zou ik graag op zo kort mogelijke termijn doen.

De heer Wallage (PvdA):

Voorzitter! Er is niets in mij om mevrouw Vos te belemmeren haar vragen aan de minister-president te stellen. Ik heb wel een verzoek aan u, namelijk om dit zo snel mogelijk te doen. Ook in verband met andere afspraken, dieper in de week, lijkt het mij verstandig dit, als het enigszins kan, hedenmiddag te doen.

De voorzitter:

Wil de heer Bolkestein nog het woord?

De heer Bolkestein (VVD):

Voorzitter! Ik heb niet het woord gevraagd, maar nu ik het toch gekregen heb, zou ik mij graag willen aansluiten bij de woorden van mijn collega Wallage.

De voorzitter:

Het is niet mijn bedoeling u te dwingen het woord te voeren. U maakte echter duidelijk aanstalten, althans in mijn ogen.

De heer Wolffensperger (D66):

Voorzitter! Omdat ik nu niet achter wil blijven, sluit ik mij aan bij de woorden van heer Wallage.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Wij willen het verzoek van mevrouw Vos van harte steunen.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Ik heb er geen behoefte aan het verzoek te steunen. Dat lijkt mij ook niet nodig bij deze brede steun voor dit verzoek. Persoonlijk zou ik er de voorkeur aan gegeven hebben alles te concentreren op het debat van aanstaande maandag. Dan hebben wij er negen uur de tijd voor. Wij kunnen dan heel veel mooie dingen en ook politieke zaken aan de orde stellen. Ik heb er geen behoefte aan daar een voorschotje op te nemen. Als de minister-president erbij moet zijn, kan het de feestvreugde alleen maar vergroten als wij hem uitnodigen er maandag bij aanwezig te zijn. Als een Kamermeerderheid anders verkiest, moet het echter maar zo snel mogelijk gebeuren.

De voorzitter:

Ik heb de indruk dat er een Kamermeerderheid is die mevrouw Vos toestemming zou willen geven de minister-president te interpelleren. Ik stel voor, haar daartoe verlof te verlenen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Van de kant van de heer Wallage is een opmerking gemaakt om het dan zo snel mogelijk te doen. Wij hebben voor de zekerheid even geïnformeerd wat de mogelijkheden zijn van de minister-president en hoe dat gezwaluwstaart kan worden met de eigen agenda van vandaag. Wij zijn toen terechtgekomen op het tijdstip onmiddellijk na de dinerpauze. Ik stel voor, dienovereenkomstig de agenda aan te passen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het moge bekend zijn dat er geen verplichting is tot participatie in een zodanig debat. Dat geldt voor alle debatten. Belangrijker is dat het ook bekend moge zijn dat indien men wil participeren, daar een maximale tijd van 5 minuten voor staat. Ook lijkt het mij goed dat, als mevrouw Vos zegt dat het haar niet gaat om de substantie maar om de rol van de minister-president, wij proberen ons bij een zodanig interpellatiedebat te houden bij het onderwerp en te voorkomen dat wij een voorschot nemen op maandag, als de inhoud zal worden bediscussieerd. Als de Kamer zich hiermee akkoord kan verklaren, zullen wij zo handelen.

Aldus wordt besloten.

Naar boven