Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg inzake de geluidszonering Teuge.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Vorige week hebben wij opnieuw gesproken over de kleine luchtvaart, nu onder andere over de zonering van de luchtvaartterreinen Seppe en Teuge. Ten aanzien van Seppe ben ik absoluut niet overtuigd door de regering dat niet moet worden vastgehouden aan een aantal vliegtuigbewegingen van 55.000. Voor wat Teuge betreft – dat staat voor mij meer centraal – ben ik ervan overtuigd dat de baanverlenging en de baanverlichting niet nodig zijn, doch hooguit door de exploitant worden gewenst. Vluchten zouden volgens hen namelijk 's zomers en 's winters plaats moeten kunnen vinden van 7.00 tot 23.00 uur. Op zich is er niets tegen inwisseling van recreatieve vluchten ten gunste van zakenvluchten, maar wel als daarvoor het uitgangspunt van een maatgevende daglichtperiode moet worden losgelaten. Dat is voor ons een principiële wijziging die in strijd is met het reeds zo summiere beleid ten aanzien van de kleine luchtvaart. Dat beleid bepaalt dat kleine luchtvaartterreinen beperkt moeten blijven tot aanwezige voorzieningen en bestaande faciliteiten. Voor baanverlenging en -verlichting en daarmee voor het vliegen buiten de maatgevende daglichtperiode zijn aanpassingen nodig die uitgaan boven de beleidsrandvoorwaarden. Een en ander wordt bevestigd door de beoogde ontwikkeling van 5 tot 10 ha bedrijfsterrein bij het vliegveld.

In het overleg werd de uitbreiding en de karakterwijziging vooral gemotiveerd vanuit de veronderstelde milieuverbetering. De vraag is dan: verbetering ten opzichte van wat? Ik acht dat op grond van vier punten – daarna kom ik tot een motie – een vertekend beeld. In de eerste plaats vinden alle geplande 80.000 vluchten ook op het vliegveld in zijn huidige omvang plaats, behalve dat nu geen vluchten in het donker plaatsvinden. In de tweede plaats is de reductie van het aantal helikoptervluchten juist, maar vindt die hoe dan ook plaats, met of zonder baanverlenging. In de derde plaats is de redenering dat meer avondvluchten leiden tot minder dagvluchten op zich juist, maar is zij natuurlijk geen argument om vluchten buiten de daglichtperiode toe te staan. Integendeel: de negatieve correctiefactor voor avondvluchten is juist geïntroduceerd omdat van die vluchten de meeste hinder wordt ondervonden. Meer avondvluchten zijn uit milieuhygiënisch oogpunt ongewenst.

De toename van het aantal zakenvluchten levert geen substantiële milieuwinst op. Door de uitbreiding van het vliegveld vindt immers slechts een toename van 3 tot 4% van de zakenvluchten plaats.

Voorzitter! Ik wil hierover de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de aanwijzingen in het kader van de Luchtvaartwet en de Wet op de ruimtelijke ordening uitgaan van verlenging van de huidige verharde baan tot 1199 meter;

  • - alle beoogde soorten en het aantal vliegtuigbewegingen ook nu reeds op het vliegveld in zijn huidige omvang plaatsvinden, voor zover ze plaatsvinden binnen de zogenaamde maatgevende daglichtperiode;

  • - het huidige beleid gericht is op het voortbestaan van thans "aanwezige voorzieningen" en "bestaande faciliteiten";

  • - baanverlenging en baanverlichting ten behoeve van vluchten buiten de maatgevende daglichtperiode strijdig zijn met dat beleid;

verzoekt de regering:

  • - de zonering van het luchtvaartterrein Teuge te beperken tot de zonering van het bestaande luchtvaartterrein;

  • - besluitvorming over de geluidszone behorende bij een verlengde baan pas in overweging te nemen op het moment dat duidelijk is welke beleidsuitgangspunten ten aanzien van de kleine luchtvaart in het kader van het nog op te stellen structuurschema Burgerluchtvaart zullen worden gehanteerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (24400 XI).

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ten slotte nog een vraag.

De voorzitter:

Uw tijd is om.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik verzoek de minister om schriftelijk te reageren naar aanleiding van persberichten over het vliegveld Noordoostpolder, waar nogal wat aan de hand is. Men wil het opheffen, maar dat blijkt weer jaren te kosten, terwijl men eigenlijk met de zonering bezig is. Dat is een hoogst merkwaardige zaak.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Ik zal het eerst over Seppe hebben, omdat wij daarover informatie hadden gevraagd. De balans is voor ons helder. Wij hebben de vorige keer al gesteld dat het aantal woningen in de geluidszone te hoog is ten opzichte van het economisch belang, dat overigens niet overtuigend is aangetoond. Wij houden vast aan onze motie op stuk nr. 56 en willen die gelijk met de motie van de heer Stellingwerf in stemming gebracht zien.

Wij hebben geen behoefte aan de motie inzake Teuge.

De heer Esselink (CDA):

Ik wil nog even op Seppe terugkomen. Tijdens een algemeen overleg...

De voorzitter:

Ik moet erop wijzen dat het gaat om een afrondend debat om een motie in te dienen. U gaat thans een samenvatting geven van iets wat is gebeurd.

De heer Esselink (CDA):

Een nieuw feit is dat de motie van de heer Crone in stemming gaat komen. Tijdens het laatste algemeen overleg hebben wij daarover uitvoerig gesproken. De minister heeft erop gewezen dat de consequentie van het aanvaarden van die motie is, dat de procedure nog tijden vooruitgeschoven kan worden. Welke informatie heeft de heer Crone daarover? Tijdens het algemeen overleg heeft hij gezegd: ik zal in Brabant...

De voorzitter:

Ik maak er toch bezwaar tegen. Dit is geen afronding van een algemeen overleg meer. Het had in het overleg aan de orde moeten komen. De vraag is helder. Kunt u die in één zin beantwoorden?

De heer Crone (PvdA):

Ik zou het ook zonder vraag gedaan hebben. De minister heeft gezegd dat het maximaal twee jaar duurt. Als iedereen goed meewerkt, gaat het veel sneller. Ik heb contact gehad met de voorzitter van de commissie 28, die mij heeft verzekerd dat hij zo snel mogelijk zal vergaderen op basis van informatie. Er zal uiteraard geen verzet van belanghebbende bewoners komen, want die gaan er alleen maar op vooruit. Ik meen dat wij zeer snel resultaat kunnen hebben van het overleg. Het hoeft geen grote vertraging ter zake van de zonering te betekenen. Ik neem aan dat de minister haar volle gewicht hier tegenaan zal gooien.

Voorzitter! Wat Teuge betreft, hebben wij geen behoefte aan de motie van de heer Stellingwerf, omdat duidelijk is dat rond Teuge volgens bestaand beleid wordt gezoneerd. Er is geen sprak van dat de baanverlichting of -verlenging tot een ander type luchthaven leidt. De ministers hebben ons verzekerd dat er op termijn geen grotere zonering komt. Wij halen meer dan een halvering van de geluidshinder binnen, omdat de helikopterbewegingen verder teruggaan. Het is overdreven om bang te zijn voor hetgeen in de motie staat.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Wij hebben eerder informatie ontvangen van de ministers, waaruit blijkt dat belangen geschaad kunnen worden indien de motie van de heer Crone aangenomen zou worden en beleidslijn zou worden. U zegt nu zo makkelijk dat er geen bezwaren worden ingediend, maar ik denk dat het best mogelijk is. Bijvoorbeeld de luchthaven kan een bezwaar indienen en dan is er nog altijd het risico van langjarige vertraging. Kijkt u daar niet veel te gemakkelijk tegenaan?

De heer Crone (PvdA):

Nee, omdat ik niet twee dingen door elkaar haal, zoals u. Het eerste betreft de vraag wat wij gaan zoneren. Op het moment dat dit vastgesteld is, kan iedereen ertegen in beroep gaan. Dat gebeurt sowieso. Het tweede is de vraag of de zonering, waarover nog voorafgaand overleg nodig is, lang moet duren. Die hoeft niet lang te duren als iedereen meewerkt. De belanghebbende bewoners zullen de procedure niet vertragen en de economisch belanghebbenden kunnen hun bezwaren helder voor het voetlicht brengen, al is het maar doordat zij een grote meerderheid in de commissie hebben. Na ommekomst hiervan hebben wij alle resultaten hier en kan de minister de zonering doorzetten.

De voorzitter:

U wilt een motie die u eerder hebt aangehouden, weer op de agenda plaatsen. Kunt u het nummer van die motie noemen?

De heer Crone (PvdA):

Stuk 24400-XI, nr. 56.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Crone stel ik voor, zijn motie over de geluidszone van het luchtvaartterrein Seppe (24400-XI, nr. 56), ingediend op 6 februari bij de behandeling van het verslag van een algemeen overleg over de geluidszonering rond de luchtvaartterreinen Seppe en Budel, bij deze beraadslaging te betrekken.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Ik heb een vraag aan de minister over de interpretatie van mijn motie over 1992 als stand-still-beginsel voor de zonering van de kleine luchtvaart. Van 't RietWij hebben hierover discussie gehad in het algemeen overleg. Ik leg mij erbij neer dat de interpretatie van de minister iets anders was dan de mijne. Ik zie het liefste een zonering per luchthaven en de minister gaat uit van het totale aantal vliegbewegingen. Daar leg ik mij bij neer. Dat betekent wel een bepaald quotum. Kan de minister dit voor ons in beeld brengen door ons een brief of een notitie te sturen over het aantal vliegbewegingen per 1992, dat voor de zonering van belang is?

Ook bij Teuge volg ik de minister in de zonering tot 80.000 vliegbewegingen. Er komt daar echter wel een ander soort vliegveld dan nu, wat in strijd is met het structuurschema Burgerluchtvaartterreinen. Op zich is de overlast natuurlijk het ijkpunt. De overlast neemt, als ik de stukken begrijp, niet toe en kan zelfs afnemen doordat het aantal helikopterbewegingen behoorlijk wordt verminderd. In die zin volgen wij de zoneringsaanwijzing van de minister.

Over Seppe heeft de heer Crone voldoende gezegd. Wij steunen zijn motie en behoren tot de mede-indieners ervan. Wij laten die dus graag in stemming brengen.

De discussie over de Noordoostpolder hebben wij enigszins gevoerd. Het opheffen van de luchthaven is aan de orde. Ook ik sluit mij aan bij het verzoek van de heer Stellingwerf om de stand van zaken van de minister te horen.

Minister De Boer:

Voorzitter! Ik begin bij Teuge en de motie hierover die is ingediend door de heer Stellingwerf. Wij hebben er reeds in een eerder stadium over gediscussieerd, hoewel toen de motie nog niet ingediend was. Ik herhaal wat ik in de discussie heb gezegd, namelijk dat Teuge een luchtvaartterrein op kleine schaal blijft. Het wordt geen regionaal vliegveld, à la Beek. Het SBL sluit wijzigingen van de baanstructuur ook voor dit soort vliegveldjes niet uit. Het sluit zelfs een extra baan niet uit. Een nieuwe baan, baanverlenging of het bouwen van accommodaties is dan ook niet in strijd met het SBL zolang het karakter van het vliegveld niet gewijzigd wordt. Dat gebeurt niet. Ik ontraad dus aanneming van deze motie.

Verder vroeg de heer Stellingwerf naar het vliegveld in de Noordoostpolder. Ik zal daarop schriftelijk reageren; dat zeg ik ook mevrouw Van 't Riet toe.

De heer Crone heeft zijn motie over Seppe weer opgevoerd. Ik heb de vorige keer al gezegd dat wij rekening moeten houden met een procedure van twee jaar. Dit betekent niet dat wij naar een termijn van twee jaar streven, maar wij moeten er wel rekening mee houden. Wanneer de motie aangenomen wordt, hetgeen ik op zichzelf niet wenselijk acht, zullen wij natuurlijk ons best doen om de procedure zo kort mogelijk te houden. Men moet zich er echter niet in vergissen dat er nogal wat bezwaren zullen zijn in de regio – misschien niet bij de burgers, maar wel bij een aantal gemeenten en bij belanghebbenden. Maar goed, dat calculeert de heer Crone allemaal in. Wij zijn er echter geen voorstander van.

Dan kom ik bij mevrouw Van 't Riet, betreffende het stand-still-beginsel. Wij zijn het dus eens over of zij legt zich neer bij de interpretatie die ik aan haar motie geef. Mevrouw Van 't Riet wil graag het quotum hebben van 1992. Nu, dat kan gegeven worden. Ik zeg er nu al bij dat een uitwerking van dat beginsel nog niet meteen gegeven kan worden, want dat vergt natuurlijk meer tijd. Ik kan echter een precieze opgave doen van het aantal vliegbewegingen in 1992, dat uitgangspunt moet zijn voor het stand-still-beginsel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven