Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vos.

De heer Vos (PvdA):

Voorzitter! Namens de vaste commissie voor Economische Zaken zou ik u willen vragen aan de minister van Economische Zaken te verzoeken, zo spoedig als mogelijk is een zo actueel mogelijke brief over de situatie bij Fokker aan de commissie te sturen, zodat wij daarna, goed voorbereid, daarover een afsluitend debat in de Kamer kunnen voeren.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Zou ik aan het verzoek van collega Vos mogen toevoegen, dat de CDA-fractie gaarne datgene in de brief zag opgenomen wat is verschenen over aanwezige businessplannen, zodat wij bij het debat over Fokker op grond van die informatie kunnen debatteren.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Economische Zaken. Ik neem aan dat nadat de brief is binnengekomen, de commissie zich zal beraden over de manier waarop de brief zal worden behandeld. Het ligt dus niet in de rede te veronderstellen dat deze week een plenair debat zal plaatsvinden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Biesheuvel.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! Gisteren heeft de heer Knepper, die coördinator is bij het TICA voor de herkeuringen in de WAO gemeld dat er een nijpend tekort is bij de bedrijfsverenigingen aan artsen om de herkeuringen uit te voeren. Het zou zelfs zo ver zijn gekomen dat bij een uitzendbureau nog maar kort geleden afgestudeerde artsen gevraagd worden die herkeuringen uit te voeren. Ik zou graag namens de CDA-fractie een brief van de staatssecretaris willen hebben waarin hij weergeeft hoe groot het tekort is en of hij vindt dat de kwaliteit van de herkeuringen hierdoor niet onder druk komt te staan. Tot slot vraag ik of hij wellicht een aanwijzing kan geven hoe hij denkt de oplossingen te vinden voor dit nijpende tekort aan goed opgeleide keuringsartsen.

Mevrouw Schimmel (D66):

Voorzitter! Naar aanleiding van dezelfde berichten van de arts Knepper hebben wij inmiddels schriftelijke vragen gesteld, en volgens mij zijn wij niet de enigen in de Kamer.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Precies, ik heb het ook al gedaan.

De voorzitter:

De vragen zijn nog in procedure. Het lijkt mij daarom goed dat de heer Biesheuvel even pas op de plaats maakt met zijn verzoek en het antwoord op die schriftelijke vragen afwacht.

Het woord is aan mevrouw Adelmund.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Voorzitter! Ik wil om een reactie verzoeken over de stand van zaken bij het conflict over de risicodeling in de private WAO. Dat staat vandaag, 19 maart, in Het Financieele Dagblad. Het lijken mij zaken die allang uit de wereld hadden moeten zijn. Er is hier ooit besloten dat vastgesteld zou worden, hoe het teveel aan kosten via een vereveningsinstantie en een vereveningsregeling zou kunnen worden afgedekt. Daar zijn een aantal conflicten over aanstaande. De pensioenfondsen vinden in ieder geval dat er veel te veel kosten moeten worden betaald.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Stellingwerf.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Vorige week hebben wij een algemeen overleg gehad over de geluidszoneringen van de vliegvelden Teuge en Seppe. Ik wil u vragen om het verslag van het algemeen overleg op de agenda te zetten, opdat ik en wellicht anderen een motie kunnen indienen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit punt aan de agenda van morgen toe te voegen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Lansink.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! De Evangelische Omroep heeft zaterdagavond opnieuw aandacht besteed aan het thema van de prenatale diagnostiek, nu in het bijzonder aan de methode van "serum-screening", een onderzoek waarbij vroegtijdig vastgesteld kan worden of er eventueel sprake is van het syndroom van Down. In gewone woorden betekent dit het tot stand komen van een mongooltje en andere verwante ziektebeelden rond de neurale-buiseffecten. Dat is een zeer omstreden thema, dat in de Kamer verschillende keren tot overleg heeft geleid, voor het laatst overigens in 1991. Het heeft ook tot heldere brieven geleid van de staatssecretarissen Dees en Simons. De Kamer heeft er toen blijk van gegeven de terughoudendheid van het toenmalige kabinet te delen rond dit onderzoek, zeker als het algemeen toepasbaar zou zijn en op ruime schaal gebruikt zou worden. Nu blijkt dat dit toch het geval is. In de brief die de minister heeft geschreven over de prenatale diagnostiek, wordt niet op dit thema ingegaan. Daarom zouden wij mogen aannemen dat de lijn zoals die in de Kamer is bevestigd, die van terughoudendheid, nog steeds geldt. Omdat dit niet zeker is, mede gelet op de uitspraken van de minister in de uitzending van EO Tijdsein, vraag ik of de minister een aanvullende brief kan sturen, in het bijzonder over dit thema, waarbij zij in zou moeten gaan op de punten die destijds in het mondeling overleg met de Kamer zijn besproken.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik steun de vragen van de heer Lansink. Ik zou er voor het verslag aan willen toevoegen, dat die brief er op een zodanig moment moet komen dat het in het reguliere, geplande algemeen overleg in mei over dit onderwerp meegenomen kan worden.

De heer Van Dijke (RPF):

Ik kan niet anders dan het verzoek van harte ondersteunen. Wij hadden eigenlijk van tevoren afgesproken dat het verzoek mede namens ons gedaan zou worden.

De heer Lansink (CDA):

Ik had willen zeggen dat ik dit verzoek mede doe namens de heren Van Dijke en Schutte. Dat ben ik vergeten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Tijdens het mondelinge vragenuur van een week of drie geleden zei staatssecretaris Linschoten dat er in het geval van het bestuur van het CTSV absoluut geen sprake was van partijpolitieke benoemingen. Afgelopen week mocht ik de antwoorden van minister Melkert ontvangen op mijn vragen over de voordracht voor de kroonleden van de SER. Ook de minister stelde uitdrukkelijk dat geen sprake was van partijpolitieke benoemingen. Het resultaat van een en ander is wel dat ik met twee vragen blijf zitten. Hoe komt het toch dat zoveel ex-politici in allerlei advies- en controle-organen zitten? In hoeverre functioneert het kabinet als een soort outplacementbureau voor oud-politici? Het is om die reden dat ik graag een brief wil hebben van het kabinet, waarin in ieder geval de volgende zaken aan de orde komen.

1. Zou het kabinet de Kamer een inventarisatie willen verstrekken van al die functies waar het kabinet of leden van het kabinet over beslissen dan wel een voordracht aan de Kroon formuleren? Ik denk aan de burgemeester, commissarissen van de koningin, adviesorganen, enz.

2. Welke criteria worden daarbij gehanteerd? Hoe vinden de procedure en de selectie plaats?

3. Deelt het kabinet de zorg van de SP-fractie, dat er een soort nomenclatura dreigt te ontstaan waarbij politici en ex-politici elkaar de bal toespelen in de vorm van benoemingen en adviezen, gezien het feit dat er zoveel ex-politici in die organen zitten? Het reservoir waaruit wordt geput, te weten politieke partijen, wordt steeds kleiner. Nog slechts 2% van de bevolking is lid van een politieke partij.

Ik zou ten slotte graag een antwoord willen hebben op de vraag of niet sprake is van een toenemend risico van informele partijpolitieke circuits, waarmee de onafhankelijkheid van kroonleden, maar ook van anderen die door de overheid zijn benoemd, gevaar loopt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik heb de Kamer beloofd dat ik mededelingen zou doen over de agenda van deze week. Voor donderdag was een plenaire afronding voorzien van het overleg van de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het drugsbeleid dat gisteren heeft plaatsgevonden. Inmiddels is duidelijk geworden dat de commissies hun taak nog niet hebben kunnen voltooien, zodat een voortzetting van dit nota-overleg met stenografisch verslag dient plaats te vinden. Ik stel voor, donderdag daartoe de gelegenheid te geven. Dat betekent dat er donderdag geen plenaire vergadering van de Kamer is. Dit houdt in, dat de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport donderdag van 10.15 uur tot 23.00 uur verder zullen vergaderen over de nota Drugbeleid. Ik ga ervan uit dat alsdan het debat kan worden voltooid.

Voorts deel ik aan de Kamer mee, dat omdat de antwoorden die gesteld zijn aan de enquêtecommissie IRT thans nog niet voorhanden zijn, maar later deze week voorhanden komen – dat zal donderdag zijn – het in de rede ligt te veronderstellen dat het debat dat voor volgende week was voorzien, dan niet zal plaatsvinden. Dat betekent, dat het IRT-debat op een later tijdstip zal plaatsvinden. Ik zal daarover later deze week mededeling doen. Een en ander hangt ook samen met de antwoorden van de kant van de regering. Men mag ervan uitgaan, dat er wel de nadrukkelijke inspanning ligt om het debat in april te doen plaatsvinden.

Voorts stelt het Presidium voor, toestemming te geven voor een nota-overleg met stenografisch verslag op 15 april van 11.15 uur tot 18.30 uur van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de beleidsbrief IHS. Ook hier hebben wij met het fenomeen van doen, dat de commissie haar werkzaamheden gisteren niet heeft kunnen voltooien en voortzetting van de beraadslaging op een later tijdstip nodig is.

Aldus wordt besloten.

Naar boven