Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek (23438).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Vos (VVD):

Voorzitter! Er is een aantal onderdelen van het recht, waarmee iedere burger te maken heeft. Dat zijn het personen- en familierecht en het arbeidsrecht. Arbeidscontracten worden gesloten tussen werkgevers en werknemers. Het gaat om zeer zwaarwegend en levendig recht, dat bovendien een onmiskenbare invloed heeft op arbeidsmarkten. Mitsdien is het politiek relevant. De wijze van behandeling van het arbeidsrecht is misschien niet de meest gelukkige geweest. In de memorie van toelichting schrijven de indieners dat de wijzigingen met politieke inslag buiten beschouwing zijn gelaten. De VVD-fractie heeft vastgesteld dat het niet eenvoudig is gebleken om de arbeidsovereenkomst vrijwel volledig a-politiek te behandelen. Dat recht blijft immers het geleidingsinstrumentarium van de belangen en de tegenstellingen daarin tussen werkgever en werknemer. Het is niet gevrijwaard van politieke keuzen.

De Vereniging voor arbeidsrecht heeft in mei 1995 een boek over dit wetsvoorstel gepubliceerd. In de inleiding stelt prof. Van der Heijden dat kennelijk enige kamerleden uit de nBW-slaap zijn opgeschrikt. Hij vraagt zich af of de Haagse werkwijze wel de meest adequate is geweest. Aan het einde van een 23-jarige aanloopperiode komt immers een wetsvoorstel in de Kamer waarin de essentiële politieke onderdelen buiten de discussie zijn gehouden. Hij is van mening dat de discussie zal losbarsten na het publiceren van deze wet in het Staatsblad. De gevolgde werkwijze kan met zich brengen dat de titel die is vastgesteld onmiddellijk zal worden gevolgd door een reeks van herzieningen.

De door hem geschreven inleiding draagt de titel "Gemiste kansen bij de invoering van titel 10, Boek 7". De VVD-fractie wil dat predikaat nog niet geven. Het risico van gemiste kansen kan nog worden afgewend. Daarvoor is wel aanvullende actie nodig. Het is de fractie van de VVD bekend dat voor diverse onderwerpen trajecten lopen, zoals de nota over flexibilisering en de aanpassing van het ontslagrecht. Het betreft hier onderdelen van het arbeidsrecht. De VVD-fractie heeft de indruk dat zowel het ministerie van Justitie als dat van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderdelen bewerken. De fractie van de VVD vraagt de minister welke initiatieven zij neemt om de integrale behandeling van die ontwerpen in het arbeidsrecht te waarborgen.

Naast die trajecten staan talloze andere onderwerpen ter discussie. Ik geef daar een kleine bloemlezing van. Ik wijs op het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen dat deel van het arbeidsrecht dat dwingend moet worden voorgeschreven en dat deel dat door sociale partners of in onderhandelingen tot stand kan worden gebracht. Ter illustratie geldt het voorbeeld van prof. Jacobs die heeft gesteld dat een werknemer met een inkomen van meer dan ƒ 150.000 een werkovereenkomst zou moeten sluiten en niet over dezelfde bescherming dient te genieten als een standaard werknemer. Bovendien wijs ik op het feit dat de gelaagde structuur die voor het nBW typerend is, ontbreekt in dit wetsvoorstel. Er is niet gekozen voor een algemeen bindend deel en daarop volgende aanvullende delen die alternatief kunnen worden toegepast.

Het concurrentiebeding is reeds in de schriftelijke fase uitgebreid de revue gepasseerd. Vaststaat dat ook daar nieuwe regelgeving wenselijk is. Als alternatief kan bijvoorbeeld worden aangesloten bij het Europees kartelrecht. Vergelijkbare bepalingen zijn in Europees verband bediscussieerd.

De discussie over het tuchtrecht is de minister reeds bekend. In het bijzonder is van belang het toepassingsgebied van de schorsing en de non-actiefstelling. De nietigheid van de arbeidsovereenkomsten tussen echtgenoten is vervallen op basis van het voorliggende wetsvoorstel. Daarvan zal met name gebruik worden gemaakt in de MKB-sfeer: de man die bij de vrouw in dienst is. De relatie tussen het familierecht en het ontslagrecht is niet gelegd. Wat gebeurt er bijvoorbeeld bij een voorlopige voorziening in MKB-verband? Gaat dat een ontslagreden opleveren in de onderneming?

Een volgend punt van discussie is in hoeverre grondrechten voor werknemers dienen te worden geëxpliciteerd in de Wet op de arbeidsovereenkomst. De lijst laat zich gemakkelijk uitbreiden met diverse andere onderwerpen: het goed werkgever- en werknemerschap, onder andere gericht op de integratie van gehandicapte werknemers, de vakantie- en verlofregelingen in relatie tot ATV-dagen en religieuze feesten van allochtone werknemers en de aansprakelijkheid voor schade door werknemers. Wij werken immers met tijdelijke werknemers, uitgeleende werknemers en gedetacheerde werknemers. Je kunt je afvragen of met al die varianten aan werknemers de algemene aansprakelijkheid hetzelfde behoort te blijven. Ook de rechten van een werknemer bij de overgang van een onderneming verdienen nadere aandacht. Het zou verstandig zijn te definiëren wat onder "overgang" en onder "onderneming" wordt verstaan.

Ik heb deze onderwerpen de revue laten passeren om duidelijk te maken – er zijn vele andere voorbeelden – dat arbeidsrecht zeer levendig is en dat de discussie daarover flink gevoerd wordt. Namens de VVD verzoek ik de minister een nota op te stellen van knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen die in de praktijk van werkgevers en werknemers en in de rechtspraak worden gesignaleerd. Het is logisch als daarbij organisaties van werkgevers en werknemers betrokken worden. Vervolgens kan de Kamer over die knelpunten discussiëren. Ik hoop dat ik de minister ervan heb kunnen overtuigen dat een vervolg op dit wetsvoorstel, dat wat bloedeloos door de Kamer geaccepteerd zal worden, nodig is.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ik ben het geheel eens met de heer Vos dat arbeidsrecht een van de belangrijkere vormen van het recht is, dat iedere burger raakt. Het klopt dat vrijwel iedere burger er ooit in zijn leven mee te maken zal krijgen. Het is dan ook niet voor niets dat deze vorm van het recht ook politiek heel gevoelig is en, zoals wij dat uit plegen te drukken, heel beweeglijk is. De meningen daarover veranderen nog wel eens in de loop van de tijd.

Dat is eigenlijk een van de redenen waarom uiteindelijk is besloten tot de aanpak van de wetgeving die nu is gevolgd. Het zal bekend zijn dat je een wetgevingsproject als dit op twee manieren kunt aanpakken. Je kunt alle onderdelen tegelijkertijd aanpakken. Je kunt ook, zoals nu, ervoor kiezen eerst het raamwerk te maken, met eerst de "technische" onderdelen en daarna de politiek wat gevoeliger onderdelen.

Hadden wij op dit terrein gekozen voor de aanpak om alles tegelijkertijd te doen, dan zouden wij naar ik vrees voortdurend gewacht hebben op onderdelen, omdat die nog niet uitgediscussieerd waren, en nooit aan iets toegekomen zijn. Vandaar de gehanteerde vorm van wetgeving.

De heer Vos heeft gelijk dat een aantal belangrijke thema's nog in discussie zijn. Uiteraard ben ik mij daarvan ten volle bewust en ben ik daarbij ten volle betrokken. Zo kunnen genoemd worden de flexibilisering van de arbeidsmarkt – wij moeten dan denken aan het ontslagrecht, het uitzendwezen en de kwaliteit van arbeid – de ontwikkeling van publiekrechtelijke regelingen naar privaatrechtelijke regelingen – ook dat onderwerp is politiek zeer gevoelig en staat zeer in de belangstelling – en het collectief arbeidsrecht. Over die drie thema's zullen wij over enige tijd zeker voorstellen indienen.

Ik kan tegemoetkomen aan de wens van de heer Vos, een nota op te stellen met de knelpunten die er nu zijn en de projecten die nu in behandeling zijn of binnenkort in behandeling komen. Kamer en regering kunnen dan gezamenlijk een afspraak maken over de manier waarop wij die nota behandelen.

De heer Vos (VVD):

Voor alle duidelijkheid wil ik de minister vragen of naast de bestaande knelpunten, die zij terecht noemt, ook een bloemlezing van de vele overige knelpunten in zo'n nota kan komen.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ik bedoelde de punten die nu in discussie zijn en waarover wij binnenkort voorstellen zullen indienen, maar ook de dingen die nog komen. Ik zal dus aan het verzoek van de heer Vos voldoen. De regeringscommissaris voor het nieuw Burgerlijk Wetboek, die nu naast mij zit, heeft al gezegd dat het zeker tot de mogelijkheden behoort en dat het een goede gedachte is om deze dingen eens met elkaar te bespreken.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Ik heb zoëven verzuimd, de regeringscommissaris welkom te heten. Voor zover ik weet, is het voor het eerst dat hij achter de regeringstafel zit. Ongetwijfeld zal hij ook nog wel een keer het verlangen hebben om het woord te voeren. Daar zien wij naar uit.

Naar boven