Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen dinsdag 19 december bij het begin van de vergadering:

  • - de brief van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, houdende het voorstel de Modernisering van de ouderenzorg aan te wijzen als groot project (24333, nr. 4).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de commissies stel ik voor, de wetsvoorstellen 23594 (R1496) (Wijziging Nederlanderschap) en 24441 (Aanpassingswet ABP) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Bij punt 9 van deze agenda, de stemming over de moties inzake openbaar vervoer, is heropening gevraagd. Mij is gebleken dat op een nader te bepalen tijdstip, deze week, die heropening reeds kan plaatsvinden.

Op verzoek van de fractie van het CDA benoem ik:

  • - in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het lid Ten Hoopen tot plv. lid in plaats van het lid Beinema en het lid Beinema tot lid in de bestaande vacature;

  • - in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Ten Hoopen tot plv. lid in de bestaande vacature;

  • - in de vaste commissie voor Financiën het lid Ten Hoopen tot lid in plaats van het lid De Jong en het lid De Jong tot plv. lid in de bestaande vacature en het lid De Hoop Scheffer tot plv. lid in plaats van het lid Heerma;

  • - in de algemene commissie voor de Rijksuitgaven het lid Ten Hoopen tot lid in plaats van het lid De Jong en het lid De Hoop Scheffer tot plv. lid in plaats van het lid Heerma;

  • - in de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het lid Ten Hoopen tot plv. lid in de bestaande vacature;

  • - in de vaste commissie voor Economische Zaken het lid Ten Hoopen tot plv. lid in plaats van het lid Mateman en het lid Mateman tot lid in de bestaande vacature.

Met betrekking tot de orde van deze week wil ik de Kamer graag nog het volgende meedelen. Op uitdrukkelijk verzoek van het kabinet zal reeds in de loop van de middag of vanavond begonnen worden met het debat inzake uitzending van militairen naar Bosnië. In verband hiermee en in verband met het feit dat hiermee samenhangende internationale verplichtingen dominant zijn, is het vergaderschema dat de Kamer vorige week heeft ontvangen, ingrijpend gewijzigd. Van deze wijziging is de Kamer ondershands al op de hoogte gesteld. Het debat inzake Srebrenica zal niet morgen, maar pas volgende week kunnen plaatsvinden en de heropening van het debat over VROM wordt verplaatst naar morgenochtend, opdat wij vanmiddag en vanavond kunnen praten over de uitzending van militairen.

Het debat naar aanleiding van het gevoerde overleg over Weer samen naar school zal niet hedenavond, maar later deze week worden gehouden. Het staat vast dat het zal worden gehouden voor het begin van het kerstreces.

Zo spoedig mogelijk na deze regeling zal ik het vergaderschema voor deze week laten uitgaan, zodat de Kamer enig inzicht heeft in de stand van zaken en zij weet hoe het verloop van de vergaderingen er deze week uit zou kunnen zien.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Welke redenen zijn er om het debat over Srebrenica niet gewoon morgen te voeren?

De voorzitter:

De wens leeft, onder meer bij uw fractie, maar naar ik meen ook bij de fractie van het CDA, om het debat over het eigen-middelenbesluit te voeren voor de top. Lettend op de verplichtingen die de minister heeft en lettend op het feit dat op dit moment de minister van Financiën deelneemt aan de algemene financiële beschouwingen in de Eerste Kamer, moet de tijd die beschikbaar is, aangewend worden voor het debat over het eigen-middelenbesluit. De Kamer kan ook een andere prioriteitenstelling hebben, maar dit is de reden waarom ik heb moeten besluiten om volgende week het andere debat te laten houden. In ieder geval zal er sprake zijn van afronding voor het kerstreces.

De heer Blaauw (VVD):

Daar heb ik begrip voor, voorzitter. Ik dacht dat er wel tijd was voor het debat over Srebrenica maar dat de minister van Buitenlandse Zaken bij dat debat niet aanwezig kon zijn. Voor de VVD-fractie had dat geen bezwaar hoeven te zijn. Wij hadden het debat over Srebrenica ook met alleen de minister van Defensie willen voeren. De minister van Defensie had dan namens de regering gesproken. Ik begrijp dat andere problemen een rol spelen.

De voorzitter:

U heeft de kern van het punt geformuleerd. Door de bank genomen hebben wij wel de houding dat het kabinet bepaalt wie hier namens het kabinet optreedt. Mocht mij blijken dat hetgeen u formuleert bij velen leeft, ook in het kabinet, dan kunnen wij de zaak op een andere manier plooien. Maar die aanduiding heb ik tot op dit moment nog niet gekregen.

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Collega Van Middelkoop en ik hebben een probleem met een vijftal drukfouten waarmee wij tijdens het nota-overleg over de herijking van het buitenlands beleid zijn geconfronteerd. De regering zou ons daar nog iets over laten weten, maar dat is nog niet gebeurd en de stemmingen over de moties zijn voor heden geagendeerd. Wij kunnen niet over de moties stemmen, zolang de regering niet duidelijk heeft gemaakt wat zij wil met de motie van collega Van Middelkoop en van mij.

De voorzitter:

De minister van Buitenlandse Zaken heeft mij te kennen gegeven dat er nog een brief komt. Ik leefde in de veronderstelling dat dat ook gemeld zou zijn aan de griffie. Ik stel voor, punt 10 van de agenda af te voeren en volgende week te stemmen, ervan uitgaande dat de brief er deze week is.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

De brief moet er dan uiterlijk donderdag zijn.

De voorzitter:

De minister van Buitenlandse Zaken heeft op dit moment veel aandacht voor u, dus ik ga daarvan uit.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Linden.

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! Zaterdag en zondag vindt een belangrijke topconferentie in Madrid plaats. Wij zullen deze conferentie aanstaande woensdag tussen 15.00 en 18.00 uur voorbereiden. Ik verzoek u, het verslag van dat algemeen overleg op de agenda te zetten, opdat wij in staat worden gesteld een motie in te dienen over deze top, voordat de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president naar Madrid vertrekken.

Veertien dagen geleden heeft de CDA-fractie het verzoek gedaan, de minister van LNV de Kamer te laten informeren over het witboek. Ik herhaal dat verzoek, opdat wij deze informatie kunnen betrekken bij de voorbereiding van de werkzaamheden.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik kan mij er iets bij voorstellen dat de heer Van der Linden het verslag van het AO op de agenda wil hebben. Is dit niet op de een of andere manier te combineren met het debat over het eigen-middelenbesluit?

De heer Van der Linden (CDA):

Nee, want het debat over het eigen-middelenbesluit is voorzien voor woensdagavond 20.00 uur. Ik heb begrepen dat de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president op donderdagochtend naar Madrid vertrekken. Dat zou betekenen dat wij aansluitend op het algemeen overleg een twee- minutendebat in de Kamer moeten voeren, opdat wij een motie kunnen indienen.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik wil mij graag expliciet aansluiten bij het eerste deel van het verzoek van de heer Van der Linden, omdat ook door de VVD-fractie wellicht een motie zal worden ingediend, gericht op Madrid.

De voorzitter:

Het algemeen overleg vindt plaats woensdagmiddag van 15.00 tot 18.00 uur. Alles op een rij zettend betekent het dat wij onmiddellijk na dit overleg een twee-minutendebat houden. Het gaat dan puur om de afronding. Wij moeten ons inspannen om de stemming voor de dinerpauze te doen plaatsvinden. Anders moet woensdagavond, wellicht zelfs vrij laat, gestemd worden. Als het moet, dan moet het, maar het heeft niet mijn voorkeur. Het zou mooi zijn als het algemeen overleg nog wat vervroegd zou kunnen worden. Ik denk dat velen daarvoor dankbaar zullen zijn. Wellicht kan dit in de commissie worden besproken.

Ik zie dat de minister van Buitenlandse Zaken het woord wil. Het is niet gebruikelijk dat ministers zich in de regeling van werkzaamheden mengen. De Kamer beheert haar eigen agenda. Dat weet de minister van Buitenlandse Zaken zo goed, dat ik hem dat niet hoef te zeggen. Om die reden geef ik hem nu het woord.

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Wat een wijsheid en intuïtie! Ik hoorde de Kamer uitgaan van de vooronderstelling dat de minister van Buitenlandse Zaken woensdagmiddag aanwezig zou zijn. Ik wijs er echter op dat ik bij de ondertekening van het verdrag in Parijs moet zijn. De Kamer zal zich derhalve moeten behelpen met de minister-president. Ik hoop dat de Kamer over dit ongemak heen kan komen.

De voorzitter:

De gezichten ziende, denk ik dat men daarmee kan leven. Wat ik nu hoor, is wel nieuw, want tot even voor deze vergadering had ik andere informatie.

De heer Van der Linden (CDA):

Wij kunnen daarmee instemmen; wij hebben ons wel eens met minder moeten behelpen.

De heer Weisglas (VVD):

Wij kunnen daar ook mee instemmen, ervan uitgaande dat de minister van Buitenlandse Zaken ermee akkoord gaat dat er wellicht een motie zonder zijn aanwezigheid wordt aangenomen, die daarna door hem moet worden uitgevoerd.

De voorzitter:

Dat is impliciet, want de minister-president treedt dan op als minister van Buitenlandse Zaken ad interim. Ik zeg nog maar eens ten overvloede dat het kabinet in deze Kamer met één mond spreekt: wat is gezegd door één bewindspersoon, geldt voor het totale kabinet.

Dat betekent dus dat wat dit onderdeel betreft, is besloten conform het voorstel van de heer Van der Linden: voor de dinerpauze naar aanleiding van het algemeen overleg een twee-minutendebat, aansluitend daarop stemming, waarbij zal worden bezien of dat AO met de minister-president wat kan worden vervroegd.

Wat het tweede deel van het verzoek betreft, stel ik voor, het stenogram van dit deel van de vergadering deze middag met spoed door te geleiden naar de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Esselink.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Wij hebben gisteren het mestdebat afgesloten voordat de regering in tweede termijn heeft kunnen antwoorden. Afgesproken is dat zij dat schriftelijk zal doen. Naar verwachting zal die schriftelijke reactie, die ook de reactie op de moties omvat – dat zijn er nogal wat – aanleiding zijn om volgende week een korte heropening van dat debat te houden. Ik wil u nu alvast vragen, daarmee in de agenda voor de volgende week rekening te houden.

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! Wij steunen dit voorstel.

De heer Ter Veer (D66):

Ook mijn fractie steunt dit voorstel.

De voorzitter:

Ik stel voor, te voldoen aan het breed gedragen voorstel van de heer Esselink. Ik zal een spreektijdbeperking moeten opleggen, omdat in de commissie ook spreektijdbeperking gold. Het is in feite een derde termijn, en de leden kennen de toedeling die hier gebruikelijk is, en die ook voor deze heropening in derde termijn zal gelden. Terecht heeft u duim en wijsvinger bijna tegen elkaar, als het gaat om de omvang van de spreektijden.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Vorige week hebben wij hier een debat gevoerd over artikel 23 van de Grondwet. Mijn fractie heeft daarin haar positie gemarkeerd: niet voor het schrappen van het artikel uit de Grondwet, maar wel voor oplossingen voor praktische problemen. In Gouda en Amsterdam doen zich problemen voor als het gaat om een gevreesde tweedeling tussen de scholen, zowel als het gaat om de etnische samenstelling van de groepen, als om de financiële verhoudingen tussen scholen. Via u vraag ik de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen of zij bereid is voor het eind van het kerstreces in een brief aan de Kamer aan te geven hoe zij deze problemen wil oplossen, als zij er ook van overtuigd is dat de gevreesde tweedeling het gevolg is van toepassing van artikel 23 van de Grondwet.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar staatssecretaris Netelenbos van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Wat de stemmingen van vandaag dan wel morgen betreft, wijs ik erop dat misschien op enig moment gestemd moet worden over de uitzending naar Bosnië. Maar dit hangt af van het verloop van dit debat, dus daarover kan ik op dit moment geen voorstel doen. Daar zal een passend tijdstip voor worden gevonden; dat zal zeker vandaag niet nodig zijn. Ik taxeer dat morgen die stemming kan plaatsvinden, maar dat blijkt wel bij het debat. Zodra er op dit punt meer duidelijkheid is, zal de Kamer worden geïnformeerd.

Naar boven