Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 1996 (24400-XIV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Landbouw-Egalisatiefonds, Afdeling A, voor het jaar 1996 (24400-B);

het wetsvoorstel Wijziging van hoofdstuk XIV (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 (slotwet/rekening) (24309);

het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Landbouw-Egalisatiefonds, Afdeling A, voor het jaar 1994 (slotwet/rekening) (24313)

,

- van:

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven over de 163 mln. lastenverlichting (24400-XIV, nr. 8);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven over een herstructureringsfonds (24400-XIV, nr. 9);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven over de Kaderregeling beleidsintensivering (24400-XIV, nr. 10);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven over het overhevelen van 30 mln. uit Cluster III naar de Kaderregeling (24400-XIV, nr. 11);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven/Van der Vlies over de compensatiebedragen (24400-XIV, nr. 13);

- de gewijzigde motie-M.B. Vos/Stellingwerf over de biologische landbouw (24400-XIV, nr. 27);

- de motie-M.B. Vos over het internationaal natuurbeheer (24400-XIV, nr. 15);

- de motie-Blauw over de fiscale claim van het eerste-pachtersvoordeel (24400-XIV, nr. 16);

- de motie-Ter Veer over Staatsbosbeheer (24400-XIV, nr. 17);

- de motie-Stellingwerf c.s. over voldoende middelen voor het soortenbeleid (24400-XIV, nr. 18);

- de motie-Stellingwerf over een structurele dekking voor een adequaat soortenbeleid (24400-XIV, nr. 19);

- de motie-Van der Vlies over de terugloop van de overheidsuitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (24400-XIV, nr. 21);

- de motie-Van Middelkoop over het sociaal plan herstructurering glastuinbouw (24400-XIV, nr. 22);

- de motie-Van Middelkoop/Ter Veer over riooloverstortingen en gezondheidsschade bij vee (24400-XIV, nr. 23);

- de gewijzigde motie-Van Middelkoop c.s. over een ethische toets voor dieren (24400-XIV, nr. 28).

(Zie vergadering van 12 oktober 1995.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven stel ik voor, haar motie (24400-XIV, nr. 11) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Voor de goede orde wijs ik erop dat de spreektijden die nu gebruikt worden, in het totaal van de spreektijden voor de begrotingen worden meegenomen.

De heer Woltjer (PvdA):

Voorzitter! Tijdens de eerste en tweede termijn van het debat over de landbouwbegroting hebben wij uitvoerig gediscussieerd over de noodzaak dat de Sociaal-economische voorlichtingsdienst en de Dienst landbouwvoorlichting tot een fusie zouden moeten komen. Alhoewel de minister dit standpunt voluit deelt met de Kamer, is ook in tweede termijn onze vrees voor een te afstandelijke houding van het ministerie om deze fusie prioritair te stimuleren, niet weggenomen. Vandaar dat wij heropening van de beraadslaging hebben gevraagd en dat ik mede namens mijn collega's Ter Veer en Blauw de volgende motie aan de Kamer voorleg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Woltjer

van mening, dat het drieluik onderzoek-voorlichting-onderwijs van groot strategisch belang is voor de vernieuwing van de Nederlandse land- en tuinbouw;

overwegende, dat verdere verhoging van efficiency en effectiviteit alsmede het beperken van versnippering in het kennissysteem wenselijk en mogelijk is;

overwegende, dat samengaan van de Sociaal-economische voorlichtingsdienst en de Dienst landbouwvoorlichting belangrijke schaalvoordelen kan opleveren;

verzoekt de regering de voorgenomen overheveling van de rijksbijdrage aan DLV en SEV naar de kaderregeling Stimulering vernieuwende projecten in 1996 nog niet te effectueren maar mede ter stimulering van een wenselijk geacht fusieproces in te zetten en dit voor de jaren daarna nader te bezien in overleg met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Woltjer, Ter Veer en Blauw. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (24400-XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

De heer Woltjer heeft dit punt inderdaad opgeworpen tijdens het debat over de begroting van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Ik meen mij te herinneren dat de minister op dit punt positief heeft gereageerd. Wat voegt de motie toe aan hetgeen vorige week is gewisseld in het begrotingsdebat?

De heer Woltjer (PvdA):

Er zijn twee aspecten. De minister heeft in de beantwoording van de vragen – ook in de schriftelijke beantwoording – aangegeven dat het in eerste instantie nadrukkelijk een zaak zou zijn van de besturen van de voorlichtingsdiensten. Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat het voor het proces van vernieuwing en dynamiek in de landbouwsector van belang is dat hierop ook vanuit het ministerie de nodige druk wordt uitgeoefend. Vandaar dat wij nog eens nadrukkelijk aangeven dat de minister daar actief prioritair mee bezig moet gaan en dat hij eventueel de beschikbare middelen moet gebruiken om het fusieproces te stimuleren. Ik heb het gevoel dat dit een wat actievere inzet betekent dan de minister ons toegezegd heeft.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Ik heb toch de indruk dat u vorige week het bedrag van 10 mln. hebt genoemd. Dat was een aansporing om de fusie tot stand te brengen, maar dan via de weg van de geleidelijkheid. Ik was het op dat punt met u eens. Ik begreep dat de minister uw lijn steunde. Ik kan daarom nog steeds niet inzien wat het vernieuwende in deze motie is.

De heer Woltjer (PvdA):

Ik geef nogmaals aan wat ik met de motie bedoel. Ik had het gevoel dat wij duidelijk een verschil in benadering hadden. Er was geen verschil in het doel. Deze motie geeft de minister nog eens extra een mogelijkheid om instrumentarium in te zetten voor het stimuleren van de fusie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Samen met de heer Stellingwerf heb ik een motie ingediend, die beoogt een plan van aanpak voor de biologische landbouw tot stand te laten komen. De minister heeft ons laten weten dat hij daar op zichzelf welwillend tegenover staat, maar dat het tijdstip waarop wij dat plan willen, een probleem is. Daarom wijzig ik de motie als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de groei van de biologische landbouw in Nederland achterblijft bij die in andere Europese landen;

overwegende, dat versterking van de concurrentiekracht van de biologische landbouw door de regering terecht als prioriteit wordt aangemerkt;

overwegende, dat de minister van LNV de Kamer in december een evaluatie van de beleidsnotitie biologische landbouw zal doen toekomen;

verzoekt de regering op basis van deze evaluatie de Kamer voor de zomer van 1996 een plan van aanpak biologische landbouw te doen toekomen, waarin wordt aangegeven op welke wijze een substantiële groei van de biologische sector en van het marktaandeel van biologische produkten in de komende jaren bevorderd kan worden en welke middelen en instrumenten concreet voor het bereiken van die doelen zullen worden aangewend,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze nader gewijzigde motie is voorgesteld door de leden M.B. Vos en Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (24400-XIV).

Minister Van Aartsen:

Mijnheer de voorzitter! In de motie van de leden Woltjer, Ter Veer en Blauw wordt mij verzocht af te zien van het voornemen dat ik had om al in 1996 een bedrag van 10 mln. in mindering te brengen op de subsidie aan de DLV. Dit bedrag zou worden ingezet ten behoeve van de kaderregeling, maar die regeling komt, zoals ik aan de Kamer heb uiteengezet, nog niet tot stand per 1 januari 1996 en zal dan ook nog niet in werking treden. Dit betekent dat ik de middelen die bestemd waren om in die kaderregeling te komen, nu mede zou kunnen inzetten voor de stimulering van het fusieproces. Zo begrijp ik de motie van de geachte afgevaardigden. Het inzetten van die middelen zou dus ook op een zodanige manier moeten zijn, dat het een stimulans vormt voor de fusie. Immers, ik neem niet aan dat de heer Woltjer bedoelt, dat er 10 mln. voor een fusie nodig zou zijn, want dat zou wel een heel groot bedrag zijn. In die zin, voorzitter, vind ik het dictum van deze motie een ondersteuning van het beleid en van datgene wat ik mij had voorgenomen te zullen doen.

Wat betreft de nader gewijzigde motie van mevrouw Vos en de heer Stellingwerf, ter vervanging van de gewijzigde motie op stuk nr. 27, merk ik het volgende op. De oorspronkelijke motie ging mede uit van een discussie die de geachte afgevaardigde en ik hebben gevoerd over niet alleen het tijdstip, maar ook de aard van het instrumentarium. In het overleg met uw Kamer heb ik gezegd dat de biologische landbouw volgens mij van vitaal belang voor Nederland kan zijn, dat er een evaluatie komt en dat er op basis daarvan – dat is nu de gedacht die in de motie is neergelegd – een plan van aanpak zou moeten komen, in ieder geval vóór de zomer van volgend jaar. Dat is precies, voorzitter, wat de regering beoogt, zodat ik ook deze motie beschouw als een steun in de rug.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik heb twee vragen aan de minister naar aanleiding van hetgeen hij ten aanzien van de motie van de paarse coalitie heeft verwoord.

Allereerst is daar de combinatie met de kaderregeling die niet kan ingaan per 1 januari 1996. Kan de minister aangeven, wanneer hij denkt dat de kaderregeling van kracht zal kunnen zijn?

Mijn tweede vraag is of de minister deze motie beschouwt als een excuus, of als een argument, om de kaderregeling niet met ingang van 1 januari te kunnen laten ingaan.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Dat laatste zeker niet. Ik heb voor uw Kamer het beeld geschetst waaruit blijkt dat het, door de loop der dingen en omdat wij nogal veel willen met die kaderregeling en het nieuwe subsidie-instrument, gewoon een onmogelijkheid is om dit per 1 januari 1996 in te laten gaan. Dat betekent dat er een probleem ontstaat in de financiering van DLV/SEV omdat ik in de overleggen die ik heb gehad met DLV/SEV heb gezegd dat men een deel van het bedrag dat weggaat, vervolgens weer kan terugkrijgen via het inleveren van goede projecten in het kader van de stimuleringsregeling. Welnu, die regeling komt niet tot stand en dan is het verstandig om die middelen in te zetten ten behoeve van de voortzetting van het werk van DLV/SEV, zij het op een zodanig programmatische wijze aangewend, dat het mede het fusieproces stimuleert. In de motie wordt overigens de vraag gesteld of er in de jaren daarna overleg met de Kamer kan worden gepleegd. Welnu, het is mijn oogmerk om over de hoofdlijnen van de kaderregeling overleg met de Kamer te voeren. Ik heb dat uw Kamer toegezegd en ik hoop voor het einde van dit jaar een hoofdlijnennotitie over de kaderregeling aan de Kamer te kunnen overleggen. De bedoeling is, om de kaderregeling met ingang van het volgende begrotingsjaar te laten ingaan.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 17.42 uur

Naar boven