Aan de orde is de voortzetting van:

de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 1996 (24400), en de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 1996 (24400-IXB);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 1996 (24400-IXA)

,

- van:

- de motie-Heerma over de groepsgrootte in het basisonderwijs (24400, nr. 5);

- de motie-Ybema c.s. over een experiment een fiscale faciliteit in de vorm van vrije afschrijving (24400-IXB, nr. 6);

- de motie-Ybema/Hoogervorst over het inschakelen van werkloze onderwijzers in de onderbouw (24400-IXB, nr. 7).

(Zie vergadering van 4 oktober 1995.)

De (algemene) beraadslaging wordt heropend.

De voorzitter:

Deze heropening betreft in feite een derde termijn. Dat betekent dat een en ander binnen de begrotingsspreektijden valt.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Helaas moet ik vandaag mijn collega Gerrit Terpstra vervangen, maar een ieder weet waarom hij niet kan deelnemen aan deze derde termijn.

Met betrekking tot het onderwerp dat vandaag aan de orde is, komt het de CDA-fractie over alsof hier een toneelstukje wordt gespeeld. Of is het een show? Mevrouw Netelenbos moest immers ook een aantal keer voor de televisie verschijnen. Of begint het een drama te worden? Het gaat toch om het erbij krijgen van zoveel leerkrachten? Op dat punt lag er een kamerbrede wens.

Ik zal de zaak nog even op een rijtje zetten. Tijdens de algemene politieke beschouwingen kwamen de Partij van de Arbeid en D66 met de wens om meer handen in de school te krijgen. Zij leverden er echter geen geld bij. De CDA-fractie kwam met een concreet voorstel en zij leverde daar wel een degelijke dekking bij. Dat is inmiddels ook erkend door iedereen. Maar de minister-president wees het voorstel categorisch af. Hij zei dat het in strijd was met het regeerakkoord en dat de dekking hem niet zinde. De CDA-fractie kreeg dus een negatief antwoord. Vervolgens werd de staatssecretaris van Onderwijs de bühne op gestuurd, want zij moest het binnenhalen. Dat was het eerste hoofdstukje.

Het tweede hoofdstukje werd opgevoerd tijdens de financiële beschouwingen. De Partij van de Arbeid kwam opnieuw met de wens. Die was consistent ten opzichte van de algemene en politieke beschouwingen, maar de PvdA leverde daar weer geen dekking bij. Dat gebeurde zowel in de eerste als in de tweede termijn niet; er werd geen boter bij de vis gedaan. Vervolgens was de irritatie bij de andere coalitiepartijen zo hoog opgelopen dat D66 en de VVD een motie indienden. Dat was een prima motie met een dekking conform het CDA-alternatief. Door beide partijen werd ook onderstreept dat het een deugdelijke dekking was. Dat werd eveneens door het kabinet onderstreept. Ik heb met genoegen gelezen wat de minister van Financiën daarover heeft geschreven. Waarom heeft de minister-president in het eerste debat zo'n hard oordeel over onze dekking gegeven, terwijl de minister van Financiën het in principe een deugdelijke dekking vindt, die alleen niet zijn keuze is?

Er is ruzie in de tent. De coalitie gebruikt in de Kamer grote woorden. Ik hoef alleen maar de woorden van collega Van der Ploeg in herinnering te roepen. Aan hem vraag ik wat er zich in de tussentijd heeft afgespeeld. Is het een toneelstukje geweest of was hij er eerst wel aan gecommiteerd? Ik vind dat collega Van der Ploeg in dit debat daarover duidelijk moet zijn, want hij heeft er een heel rare show van gemaakt.

Dan komt er een heel korte brief van de minister van Financiën, waarin staat dat de dekking deugdelijk is. Wij hadden niets anders verwacht. De minister kan voortaan op ons rekenen voor dekkingsplannen. Hij kan ze direct overnemen; dan heeft hij zekerheid. Dan voorkom je ruzie in de tent en hoeven kamerleden elkaar niet uit te schelden.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft echter publiekelijk het "onaanvaardbaar" uitgesproken, omdat het dekkingsplan op gespannen voet met het regeerakkoord staat. Wist de minister van Financiën dat in tweede termijn niet? Uit zijn mond hebben wij dat immers niet gehoord. Met die banen loopt het helemaal niet zo snel, dus ik vind nog steeds dat de fracties van D66 en de VVD een heel goede dekking hebben aangegeven. Ik wacht het stemgedrag over die motie wel af, maar de brief van het kabinet bevreemdt de CDA-fractie in hoge mate.

Het kabinet komt dan als een reddende engel met een oplossing, maar dat is een prut-oplossing; laten wij wel zijn. Onderwijs moet het zelf maar betalen; het krijgt dus een sigaar uit eigen doos. Kondigt het kabinet binnenkort aan dat het lesgeld of het collegegeld weer omhoog moet, net zoals indertijd met het hoger onderwijs, omdat het zo moeilijk is om middelen te vinden op de krappe begroting? Het kabinet wentelt het vermoedelijk weer af, maar het blijft een sigaar uit eigen doos.

Het tweede deel van de dekking is nog fraaier; ik durf het bijna geen dekking meer te noemen. De minister van Financiën verwijst daarvoor naar de Voorjaarsnota en de Kaderbrief. Dat heeft de CDA-fractie goed in de oren geknoopt. Als onze fractie nog een plannen indient, kan de minister ons geen slechte dekking daarvan verwijten, want daar komt hij nu zelf mee.

Het gaat nu om de eerste echte begroting van de minister van Financiën, en zo gaat hij met het geld om. Is deze opstelling aan het staartje van de financiële beschouwingen geen smet op zijn blazoen? Hij zal er wel weer een prachtig verhaal over houden, maar dit kan toch niet?! De minister van Financiën wijst een adequate dekking af terwijl hij die had moeten omarmen en komt zelf met een dekkingstekort. Wat is er over van zijn positie, nu al, in het eerste echte begrotingsjaar?

Voorzitter! Ik vind dit een schandelijke vertoning. Het onderwijs is er niet mee gediend. De minister van Financiën moet duidelijk maken dat die 100 mln. er op een verantwoorde manier en op korte termijn komt. Het onderwijs moet zekerheid krijgen in plaats van een sigaar uit eigen doos en dat mag niet nog een halfjaar duren.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Er is niet zoveel te zeggen. In een brief gaat het kabinet in op de dekking voor plannen ten bedrage van 100 mln. voor het basisonderwijs. Het is zeer plezierig dat er klasse-assistenten – of hoe zij ook gaan heten – aangesteld kunnen worden. In 1996 wordt de dekking daarvan gevonden in de onderuitputting. Voor de jaren daarna zal 35 mln. gevonden moeten worden bij Onderwijs zelf. De rest zal verkregen moeten worden via een budgettaire inpassing. De PvdA hecht eraan dat die in ieder geval niet zal wringen met de financiële afspraken die wij in het kader van het financieringstekort gemaakt hebben.

De heer Reitsma vroeg mij te vertellen of het een toneelstukje was. Het hele leven is een toneelstuk, maar het gaat toch om een serieuze zaak. Misschien is het het beste om een quote te geven van Oscar Wilde: A cynic is the man who knows the price of everything and the value of nothing. De PvdA vindt het basisonderwijs zo verschrikkelijk belangrijk dat zij daar per se een impuls aan wil geven. Wij zijn ook bereid, daar dekking voor te leveren. Maar ja, op een gegeven moment gaan inhoudelijke zaken vóór puur technisch-financiële zaken. Ik zie dat de heer Reitsma naar voren komt. Wil hij een vraag stellen?

De heer Reitsma (CDA):

Ik luister.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Dat is prima. Ik heb hier eigenlijk nog weinig over te zeggen. Wij zijn blij met de brief van het kabinet.

De heer Reitsma (CDA):

Ik verwachtte dat u nog een aantal dingen wilde zeggen. Nu dat niet zo is, heb ik nog wel een vraag.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Wij zijn zuinig op onze tijd voor de begrotingsbehandeling, net zoals wij zuinig zijn op het geld van het Rijk.

De heer Reitsma (CDA):

Dat is in u te prijzen. Dat zou u ook moeten doen ten aanzien van de overheidsfinanciën. Daarover heeft de CDA-fractie echter forse twijfels gekregen. U hebt in tweede termijn schande uitgeroepen over D66 en de VVD.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Nee, ik heb geen schande...

De heer Reitsma (CDA):

Ik zal uw woorden niet herhalen, maar daar kwam het materieel op neer. In de krant stond dat u op de hoogte was en dat u ermee ingestemd had. U speelde hier een stukje toneel, want u zei dat het u volledig had overvallen en dat het nergens op leek. En dat terwijl in de krant staat dat u er vóór die tijd mee akkoord was gegaan.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Het enige wat telt, is wat hier in de Kamer gezegd wordt. In de krant is een aantal berichten verschenen – ik weet niet waar ze vandaan komen – waarin staat dat ik een bepaalde motie zou hebben ondertekend. In de koffiekamer zijn gesprekken gevoerd, waarbij bepaalde voorstellen over tafel zijn gegaan. Iemand heeft het blijkbaar gehad over een soort motie, waar misschien ook mijn naam onder stond, maar die ik nooit getekend heb en die ik ook niet heb ingediend. Die motie circuleerde in de krant. Ik geef nog maar een quote van Oscar Wilde, betrekking hebbend op degene die misschien bewust gelekt heeft naar de pers om mij in een ander daglicht te plaatsen: I rely on you to misrepresent me. In dit geval geldt hetzelfde. Ik neem er volstrekt afstand van. Hier geldt wat hier in de Kamer is gezegd. De Partij van de Arbeid vindt het basisonderwijs heel belangrijk. Zij constateert dat de hele Kamer dat vindt. Als de dekking ten koste gaat van Melkert-gelden en dus van de werkgelegenheid, vinden wij die dekking niet acceptabel. Dat is precies wat ik in tweede termijn heb gezegd.

De heer Reitsma (CDA):

Dit is niks anders dan de mantel der liefde.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Wat is er mis met de mantel der liefde?

De heer Reitsma (CDA):

Bij de algemene beschouwingen legt u wensen op tafel, maar geeft u geen dekking aan. Bij de financiële beschouwingen legt u wensen op tafel, maar geeft u geen dekking aan. U roept nu nog eens dat die 100 mln. er moet komen. Daarmee zijn wij het eens. U verschuift echter weer de dekking. U geeft niet aan waar de pijn dan in de rijksbegroting moet liggen. U maakt geen keuzes, mijnheer Van der Ploeg.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Mijnheer Reitsma, wij maken de keuze om 100 mln. extra te investeren in het basisonderwijs ten behoeve van bijvoorbeeld klasse-assistenten. Wij hebben geconstateerd dat er op de begroting voor 1996 voldoende ruimte is in de onderuitputting. Voor de jaren daarna wordt aangegeven dat ook Onderwijs zelf een bijdrage moet leveren. Dat zijn wij eens met het kabinet. Ik heb in mijn bijdragen gerefereerd aan de wachtgelden, maar het kan ook een andere post zijn. Vervolgens zijn wij, dus ook de Partij van de Arbeid, eraan gebonden om de 65 mln. in latere jaren inderdaad te vinden binnen de financiële afspraken die wij met z'n allen gemaakt hebben in het regeerakkoord. Daar houden wij ons aan.

De heer Reitsma (CDA):

Ik blijf bij mijn conclusie dat u geen keuzes maakt. U anticipeert nu al op onderuitputting in 1996, terwijl dat begrotingsjaar nog niet eens begonnen is. Ik vind het goedkoop, maar als u op deze manier goedkope politiek wil bedrijven, dan doet u dat maar. Ik vraag mij wel af in welke situatie u de minister van Financiën brengt. En hij gaat er ook nog in mee. Wat blijft er dan van zijn blazoen over?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ten slotte. Het is beter, goedkope politiek te bedrijven dan goedkope oppositie. Ik heb liever dat de klasse- assistenten er komen en dat dit niet ten koste gaat van de mensen die het het meeste nodig hebben. Dit is een herhaling van zetten, want ik heb dit in tweede termijn al gezegd. Het mag niet ten koste gaan van mensen met weinig of geen opleiding. De dekking die u wilde hebben, gaat derhalve ten koste van de werkgelegenheid. Ik wil er nu niet meer met de minister van Financiën over twisten, zoals ik in tweede termijn heb gedaan, of het ten koste gaat van 1100 of 2500 banen, maar het gaat ten koste van de werkgelegenheid. Eigenlijk ben ik het ermee eens zoals het staat in deze brief. Ik wijs de minister er wel op dat wij er met z'n allen verantwoordelijk voor zijn, dat er een fatsoenlijke dekking komt.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie heeft niet van meet af aan hard ingezet op de 100 mln. extra voor het basisonderwijs. Wij wisten dat zo'n bedrag eigenlijk te gering zou zijn, om echt veel te kunnen doen in het basisonderwijs en wij wisten tegelijkertijd dat voor een echte grote inspanning het geld er gewoonweg niet is. Tegelijkertijd erkennen wij wel dat met het beschikbaar stellen van een dergelijk bedrag een signaal kan worden afgegeven, maar dan moet je wel bereid zijn om een keuze te maken, vandaar dat de VVD-fractie steeds op budgettaire dekking van dit voorstel heeft aangedrongen. Dit natuurlijk ook, omdat wij bijzonder hechten aan handhaving van de budgettaire discipline. Ook daarom hebben wij concrete dekking aangeboden.

Het kabinet heeft de dekking van de motie-Ybema/Hoogervorst afgewezen. Dat begrijpen wij niet echt, want wij vonden en vinden die dekking alleszins acceptabel. Het is helemaal jammer dat het kabinet vervolgens niet zelf met een echt alternatief is gekomen, maar die keuze heeft uitgesteld tot het voorjaar. Wij vinden dit, eerlijk gezegd, een beetje een miezerige uitkomst, waarvan volgens ons niemand echt beter wordt.

Oké, er gaat nu wat extra geld naar het basisonderwijs, maar van harte gaat het niet. Het kabinet heeft er immers geen andere middelen voor willen vrij maken. Sterker nog: nu moet de onderwijsbegroting zelf voor een derde van het bedrag bloeden. Het is onzes inziens duidelijk dat staatssecretaris Netelenbos nogal wat wrevel in het kabinet heeft gewekt. Ik denk dat zij de eerste drie jaar niet weer met de pet binnen het kabinet hoeft rond te gaan, om nog wat extra geld in te zamelen voor het basisonderwijs. Ik denk dan ook dat per saldo de mensen in het basisonderwijs niet erg verrukt zullen zijn van deze uitkomst.

Voorzitter! Wij hebben niet de illusie dat wij met onze motie op dit moment door de onwil van het kabinet heen zullen kunnen breken. De heer Ybema zal straks aangeven wat wij met onze motie zullen doen; mogelijkerwijs zal zij nog in het voorjaar een rol kunnen spelen. Op dat moment zal het kabinet immers wel met een echte dekking moeten komen. Ik kan mij niet voorstellen dat het kabinet daar wederom niet in zal slagen, want dan zou het kabinet toelaten dat de begrotingsdiscipline wordt ondermijnd door loze gebaren. Wat de VVD betreft, blijft het bij deze ene keer.

De heer Reitsma (CDA):

Ik heb nog even een vraag; vooral uw laatste opmerking vond ik zeer interessant. Dit is dus het verhaal van de VVD-fractie tegen de minister van Financiën: eens maar nooit weer?

De heer Hoogervorst (VVD):

Wat ons betreft blijft het bij deze ene keer.

De heer Reitsma (CDA):

En u keurt, als fractie, de handelwijze waar het kabinet nu mee komt, af?

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik heb gezegd dat ik het een miezerige uitkomst vind. Erg blij ben ik er inderdaad niet mee.

Als ik zeg dat ik hoop, dat het bij deze ene keer blijft, spreek ik natuurlijk niet alleen tot de heer minister en ook niet in eerste instantie.

De heer Reitsma (CDA):

Het doet ons deugd dat de VVD-fractie hier heldere taal spreekt ten aanzien van de minister van Financiën. Wij zullen u eraan helpen herinneren.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Bij deze heropening staat de 100 mln. structureel voor het basisonderwijs centraal. Voor die wens bestond reeds vanaf het begin brede steun vanuit de Kamer en wij kunnen constateren dat er, eigenlijk ook vanaf het begin, steeds veel sympathie voor dit voorstel heeft bestaan bij het kabinet. Alleen, hoe krijgen wij financieel de zaak rond?

De motie die ik samen met de heer Hoogervorst heb ingediend, zou volgens uitlatingen van het kabinet, bij monde van de minister-president, op onoverkomelijke beleidsmatige bezwaren stuiten bij het kabinet. Ik zou graag nog eens van de minister een nadere toelichting daarop horen. In de brief wordt gerefereerd aan het te zeer op gespannen voet staan met het regeerakkoord. Het zal een ieder duidelijk zijn dat het de fractie van D66 aanspreekt dat het kabinet de uitvoering van het regeerakkoord zo nauw bewaakt, maar enige toelichting zouden wij bij deze heropening nog wel op prijs stellen.

Op 16 oktober hebben wij een brief van het kabinet gekregen met een voorstel om uit de impasse te geraken. De voor de fractie van D66 meest centrale zin in die brief is, dat het kabinet heeft besloten om het gevraagde bedrag ter beschikking te stellen. Daar ging het om. In de ogen van mijn fractie is dat winst. Die 100 mln. structureel voor het basisonderwijs komt er dus en daar ging het ons vanaf het begin om. Maar het financiële plaatje dat in de brief wordt gegeven, roept vragen op. Allereerst het beeld voor 1996: een bedrag van 42 mln. zou dan worden ingevuld bij de Voorjaarsnota en bij de Kaderbrief 1997. Betekent dit dat in de procedure voor de Voorjaarsnota 1996 het bedrag van 42 mln. wordt meegenomen en dat het kabinet de suggestie om dat nu te doen, gedaan in het amendement van collega Van der Ploeg, afwijst?

Voor 1997 wordt voorgesteld om een bedrag van 35 mln. via herschikking binnen de begroting voor OCW vrij te maken: 0,1% van het totale OCW-budget. In de ogen van mijn fractie is dat acceptabel. Je zou kunnen zeggen dat ook de staatssecretaris en uiteraard met haar de andere bewindslieden op OCW met zo'n begrotingsbudget ook zelf iets mogen doen. Daarmee zou de gebruikte zendtijd die de staatssecretaris heeft geclaimd ook iets mogen kosten.

Dan is er nog het restant van 65 mln. Ook daarvoor wordt verwezen naar de procedure voor de Voorjaars nota en de Kaderbrief 1997. Komt het kabinet in het voorjaar met een uitgewerkt voorstel ten aanzien van deze 100 mln. of wordt het bedrag van 100 mln. in de verschillende onderdelen verwerkt bij de Voorjaarsnota van 1996 voor zover het op 1996 betrekking heeft en wordt het verder betrokken en verwerkt in de begroting voor 1997 voor zover het op 1997 betrekking heeft?

Voorzitter! Eigenlijk vind ik het voorstel gedaan in de brief van het kabinet, een beetje halfbakken. Het kabinet heeft vanaf het begin de Kamer gewezen op de verantwoordelijkheid voor een solide dekking. Dat is ook de verantwoordelijkheid van het kabinet. Ik had eigenlijk verwacht dat het voorstel van het kabinet ook die volledige dekking zou bevatten. Er is een aanzet gedaan voor een dekking maar verder wordt er vooral een procedurevoorstel gedaan. Dat valt mij eigenlijk een beetje tegen, want dat is niet helemaal in lijn met de opstelling die het kabinet zelf vanaf het begin heeft gekozen. Voor ons blijft centraal staan, dat het kabinet bereid is om de 100 mln. ter beschikking te stellen en wij vinden ook dat het kabinet de kans moet krijgen om met een uitgebreid voorstel te komen. Met het oog daarop stel ik voor, mede namens collega Hoogervorst, om onze motie nu niet in stemming te brengen maar haar aan te houden en eventueel nog een rol te laten spelen afhankelijk van het voorstel van het kabinet.

De voorzitter:

Welk nummer heeft die motie?

De heer Ybema (D66):

Dat is de motie op stuk nr. 7, voorzitter.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Ybema stel ik voor, de motie-Ybema/Hoogervorst (24400-IXB, nr. 7) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Uiteraard zullen wij, als er nadere informatie van het kabinet komt over de volledige dekking, daar nader kijken naar kijken.

Tot slot, voorzitter, maak ik met enige weemoed de volgende opmerking. De beleidsmatige invulling van de 100 mln. zal straks weer overgaan naar de woordvoerders van het basisonderwijs. Als financiële woordvoerders zullen wij niet meer kunnen spreken over het schoonmaken van het bord, het vastmaken van de veters en het opruimen van de poppehoek. Ik zal dat toch een beetje missen.

Minister Zalm:

Voorzitter! Ook mij spijt het dat de heer Terpstra niet hier kan zijn, hoewel de heer Reitsma een waardige vervanger is.

De hele gang van zaken rond die 100 mln. voor het basisonderwijs is een weinig gelukkige, althans in ieder geval in mijn ogen. En ik heb het gevoel dat de Kamer daar net zo over denkt. Op zichzelf is het verstandiger dat fracties in de toekomst bij het denken aan prioriteiten, tegelijkertijd ook denken aan posterioriteiten. Op die manier krijg je een echte afweging.

Het kabinet had bezwaren tegen de dekking die door de fracties van VVD en D66 werd aangewezen, omdat die dekking te zeer op gespannen voet staat met het regeerakkoord. Op verzoek van de heer Ybema zal ik dat nog eens nader toelichten. Een belangrijk onderdeel van het regeerakkoord was het 40.000-banenplan, een van de aanvullende instrumenten om werkgelegenheid aan de onderkant te creëren voor langdurig werklozen, voor mensen met weinig kwalificaties. Het afdoen aan die strategie wordt door het kabinet als buitengewoon bezwaarlijk gezien. De heer Reitsma vroeg mij of ik dat niet eerder had kunnen bedenken. Ik moet hem er wel op wijzen dat ik dat probleem bij diverse gelegenheden heb aangegeven, al was de heer Reitsma daar dan niet bij. Daarom kon ik ook niet ter plekke akkoord gaan met de financieel deugdelijke, maar politiek moeilijke dekking. Het kabinet heeft uiteindelijk gezegd het niet acceptabel te vinden.

Wat had het kabinet dan nog kunnen doen? Wij hadden in het kabinet het gehele begrotingsoverleg weer kunnen heropenen. Daar heb ik een heel heldere opvatting over: het begrotingsoverleg doen wij één keer per jaar. Wij gaan die begroting niet elke keer weer overhoop halen.

Een andere mogelijkheid was geweest het nemen van een besluit of er wel een niet een bedrag van 100 mln. beschikbaar werd gesteld uit te stellen tot de Voorjaarsnota/Kaderbrief. Dat zou hebben betekent dat wij nog een halfjaar onzekerheid zouden hebben over de vraag of wij nu wel of niet die impuls aan het basisonderwijs zouden geven. Het lijkt mij dat dat ook in de organisatorische sfeer problemen zou hebben opgeleverd. Want je moet ook wel de nodige voorbereidingen treffen om dit dan op 1 augustus van start te kunnen laten gaan.

Dus hebben wij besloten over die 100 mln. geen onduidelijkheid te laten bestaan. Die zullen wij in de begroting verwerken. Wat mij betreft kan dat ook bij nota van wijziging. Dat behoeft niet tot een later stadium te worden uitgesteld en het behoeft ook niet bij suppletore begroting te worden geregeld. Dan weten wij in ieder geval waar wij aan toe zijn.

De gehele gang van zaken is ook wel "een sigaar uit eigen doos" genoemd, omdat het ministerie van Onderwijs hier ook zelf aan bijdraagt. Maar ik moet wel zeggen dat ik dat heel normaal vind. Als iets echt belangrijk voor een departement wordt geacht, is het zeer voor de hand liggend dat in de eerste plaats dat departement zelf daaraan een bijdrage levert en dat pas in tweede instantie er ook uit andere bronnen wordt geput. Als iets echt een prioriteit is voor een departement, en dat departement zou vervolgens niet in staat of bereid zijn daarvoor op de eigen begroting ook maar één cent te vinden, vind ik dat een niet zo geloofwaardig verhaal. Dus vind ik het ook wel gepast dat ook vanuit Onderwijs zelf daaraan een zekere bijdrage wordt geleverd.

De heer Reitsma (CDA):

Maar dat is toch de realiteit. De minister van Onderwijs heeft vanuit een prioriteitenstelling zijn eigen begroting opgesteld. Die is goedgekeurd door het kabinet en neergelegd in het parlement. Vervolgens komt uit bijna alle fracties, behalve die van de VVD, de vraag om voor 100 mln. aan extra middelen op de begroting van Onderwijs op te nemen, omdat de fracties in de totale afweging daaraan een heel hoge prioriteit geven. Dan is het toch een beetje vreemd dat het gehele kabinet inclusief de minister van Onderwijs nu zegt dat bij nader inzien de prioriteitenstelling in de begroting wel kan worden gewijzigd. Dat is toch een beetje vreemd, terwijl er hier in de Kamer een grote meerderheid is die in feite een adequate dekking aanwijst.

Minister Zalm:

Het zou een beetje vreemd zijn geweest als wij het totale bedrag van 100 mln. op Onderwijs zouden hebben verhaald. Het is niet vreemd dat een grote begroting zoals de begroting van Onderwijs hieraan dan ook zelf een bijdrage levert. Ik vind het ook gepast. En overigens is het ook gepast dat de minister van Onderwijs en het kabinet luisteren naar opvattingen die in de Tweede Kamer leven. Ik heb van de regeringsfracties een heldere posterioriteitenstelling gemist. Er is niet gezegd: als wij 100 mln. voor onderwijs erbij willen hebben, weten wij 100 mln. te vinden op een manier die zich verdraagt met het regeerakkoord. Dat verwijt maak ik de heer Reitsma niet, want het CDA had een keurige tegenbegroting. Natuurlijk was op onderdelen daarvan ook wel iets aan te merken. Ik had van de regeringsfracties verwacht dat het denken over posterioriteiten en prioriteiten gelijk op was gegaan en dat het regeerakkoord in het oog was gehouden. Daarin zijn lijnen uitgezet waaraan men zich te houden heeft.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Het kabinet stelt dat het strijdig is met het regeerakkoord wanneer de 100 mln. van de Melkert-banen voor dit doel worden aangewend. Ik kan mij bij die politieke lading wel iets voorstellen. Feitelijk zijn alle uitgaven van de overheid onderdeel van het regeerakkoord. Hoe is het voor ons dan mogelijk ergens 100 mln. vandaan te halen en niet strijdig te zijn met het regeerakkoord?

Minister Zalm:

Zoals u wellicht gezien hebt, mijnheer Hoogervorst, staat er in mijn brief niet dat het strijdig is met het regeerakkoord. Er staat, dat het te zeer op gespannen voet staat met het werkgelegenheidsbeleid, zoals afgesproken is in het regeerakkoord. Die 40.000 banen zijn een belangrijk, duidelijk herkenbaar onderdeel van het regeerakkoord. Bij implicatie kun je natuurlijk zeggen, dat overal waarover niets in het regeerakkoord staat de oude cijfers gehandhaafd worden en het aldus ook onderdeel van het regeerakkoord is. Ik pas die redenering ook wel eens toe als het mij zo gelegen komt. Maar die 40.000 banen aan de onderkant zijn een duidelijk, politiek herkenbaar onderdeel van het regeerakkoord. Daarom kan het kabinet niet accepteren dat daarop wordt afgedongen. Dat is de situatie.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

De minister zei, dat de regeringsfracties niet gefeliciteerd kunnen worden met het feit dat zij een goede dekking aangegeven hebben. Ik vertaal zijn woorden enigszins.

Wij hebben echter wel een grote prioriteit aangegeven, namelijk 100 mln. extra voor het basisonderwijs. De fractie van de PvdA heeft ook gezegd, dat een deel van de dekking gevonden moest worden op de onderwijsbegroting. Dat zijn wij met de minister eens. Voor het restant van 65 mln. moet een oplossing gevonden worden. De Kamer heeft dit uitgezet bij het kabinet. Ook het kabinet vond het moeilijk om een goede dekking te vinden. Dat betekent niet dat wij voor de jaren 1997-1998 geen dekking zullen aangeven. Wij als regeringsfracties hebben ons best gedaan een goede dekking aan te geven, het kabinet heeft dat ook gedaan, maar wij zijn er nog niet uit. Laten wij nuchter constateren dat de inhoudelijke redenen voor het plaatsen van klasse-assistenten zo belangrijk zijn, dat die ons niet ontslaan van de plicht voor 1997-1998 een serieuze dekking aan te geven. Daarmee is de minister het toch eens?

Minister Zalm:

Ik ben het daarmee eens maar plaats daarbij toch een kanttekening. Het kabinet heeft voor 1996 – na een voorbereiding die liep van maart tot en met augustus, met het hoofdmoment in maart/april – een begroting opgesteld, die naar onze mening een goed evenwicht in de prioriteitenstelling vormde. Wij hebben daarvoor ruim de tijd genomen. Dat is de begroting. Als de Kamer daarin iets mist, is het een normale procedure dat tegelijkertijd wordt aangegeven wat er af moet. Dat vind ik een standaardregel. Als de heer Hoogervorst zegt: eens maar nooit weer, onderschrijf ik dat graag. Om uit de impasse te komen, zegt het kabinet die 100 mln. toe want anders blijft dit de verhoudingen binnen de coalitie belasten en daarbij is niemand gebaat. Die 100 mln. voor onderwijs zeggen wij dus toe. Wij nemen die mee in de volgende besluitvorming en zullen een en ander dan inpassen in het totale beeld. Het is geen fraaie oplossing. Dat is ook door de heer Reitsma en de heer Ybema benadrukt.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Natuurlijk is het geen fraaie oplossing. Maar zou het niet nog minder fraai geweest zijn als wij een dekking hadden aangegeven die zoveel schadelijke neveneffecten had dat wij nog verder van huis geweest waren? De minister had niets van de Kamer gehoord over 100 mln. voor klasse-assistenten als wij voor de rest van het financiële beleid – dankzij zijn goede en verstandige beheer van de openbare financiën – ruimschoots onder de normen zaten die waren afgesproken in het regeerakkoord. Niemand zou eraan durven denken tijdelijk dit probleem vooruit te schuiven opdat wij voor de jaren 1997-1989 een verstandige inhoudelijke beslissing kunnen nemen, zodat het niet alleen om financiële redenen goed gedekt is maar ook om inhoudelijke redenen. Dat is de nuancering die ik bij de opmerking van de minister wil maken.

Minister Zalm:

Voorzitter! Ik sta hier niet om heel trots te vertellen hoe deugdelijk en degelijk dit nu allemaal is opgelost. Dit is een gelegenheidsoplossing om uit een impasse te komen. Wij nemen dat straks mee bij de begrotingsvoorbereiding. Het is ook geen drama: 65 mln. is de laagste schade die in de afgelopen twintig jaar is geleden bij algemene en financiële beschouwingen. Ik wil het ook niet dramatiseren. Ik vind het alleen jammer dat er toch een smetje is gekomen op het idee van de discipline dat toch ook in de Kamer leeft: je moet binnen het uitgavenkader blijven; als je iets omhoog doet, moet er ook iets omlaag. In die zin heeft de heer Reitsma gelijk.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De minister zei zojuist in een bijzin: er is niemand bij gebaat dat er ruzie in de coalitie is. Ik denk dat de minister bedoelde dat hij er niet bij gebaat is, want voor ons geldt: hoe meer ruzie, hoe beter.

Minister Zalm:

De heer Reitsma is er zeer bij gebaat dat er ruzie in de coalitie ontstaat.

De heer Reitsma (CDA):

Dank u wel. Ik heb ook concrete vragen, maar deze nuancering moest toch gemaakt worden. Ik had de indruk dat u ook namens mij sprak.

De minister zegt dat dit geen schoonheidsprijs verdient. Hij verwijt de coalitiepartijen dat zij eigenlijk geen goede keuzen hebben gedaan, aangezien zij ook aan het regeerakkoord vastzitten. Ik heb twee vragen. Schat de minister ook in dat er onderuitputting zal komen bij de Melkert-banen? Vindt hij dat op deze manier, nu hij door de coalitie en het kabinet wordt gedwongen de budgettaire discipline los te laten, bij de eerste de beste begroting die hij zelf heeft opgemaakt en die hij hier gaat verdedigen eigenlijk al de schoonheidsprijs wordt weggehaald?

Minister Zalm:

Voorzitter! Als het om een beautycontest gaat, ben ik kansloos; zo mooi ben ik niet. Ik ben dus niet uit op die schoonheidsprijs. Er ligt een degelijke begroting. Die 65 mln. ligt er nog; dat nemen wij mee bij de Voorjaarsnota/Kaderbrief. Ik had ook oplossingen kunnen voorstellen, zoals die in het verleden wel zijn gekozen in kabinetten waar de heer Reitsma steun aan verleende. Dan waren wij er heel snel uit geweest: even 65 mln. korten op de prijsbijstelling, een versleuteling van 65 mln. over de begroting; dan heb je het ook gedekt. Dat had ik in het kabinet bij wijze van spreken zo geregeld kunnen krijgen. Alleen is dat geen ordelijke manier van besluitvorming en van prioriteiten stellen. Wij nemen dat mee als wij de hele begroting doorgaan, namelijk bij de Voorjaarsnota/Kaderbrief. Dat ene moment van besluitvorming vind ik heel belangrijk. Dan wordt het in het totaal verwerkt en wordt de totale problematiek opgelost. Ik zie niets in aparte tussentijdse ombuigingsrondjes om 65 mln. te zoeken.

De heer Reitsma (CDA):

Dat lijkt mij ook. Daarom was het verstandiger geweest dat u de rug recht had houden en dat u de coalitiepartners echt keuzen had laten doen.

Ik kom bij mijn laatste vraag in dit verband. De VVD is net nogal hard geweest in het oordeel over de handelwijze van het kabinet. Dat komt eigenlijk hierop neer: eens maar niet weer.

Minister Zalm:

Daar ben ik het helemaal mee eens.

De heer Reitsma (CDA):

Bent u het daarmee eens?

Minister Zalm:

Ja.

De heer Reitsma (CDA):

Belooft u hier ook dat u achter die uitspraak gaat staan?

Minister Zalm:

Ik vind dat dit zich niet voor herhaling leent. Dat is heel onverstandig. Ik vind dat wij voor de toekomst moeten afspreken dat, als de Kamer prioriteiten heeft die afwijken van de prioriteiten die in de begroting zijn opgenomen, tegelijkertijd de posterioriteiten door de Kamer worden aangegeven. Dat zou mijn hartstochtelijke voorkeur zijn. Ik ben ook van mening dat er wat te leren valt uit dit ongelukje om het in de toekomst toch anders aan te pakken. Als dat de winst is van de schade van 65 mln., ben ik zeer gelukkig en is het een goede investering geweest.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 11.29 uur tot 13.00 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven