Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Koekkoek aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, over haar antwoorden op vragen over de instandhouding van de openbare basisschool te Drouwenerveen (24400-VIII, nr. 101).

De heer Koekkoek (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Op 1 oktober 1995 telde de openbare basisschool te Drouwenerveen 22 leerlingen. Dat zou leiden tot opheffing van die school per 1 augustus van dit jaar. De bevolking van Drouwenerveen vraagt om het behoud van de school, heel begrijpelijk. Nog dezelfde week zegt staatssecretaris Netelenbos toe dat de bekostiging van de school bij wijze van hoge uitzondering, dus ondanks het feit dat niet aan enig wettelijk criterium wordt voldaan, wordt voortgezet. Mijn vragen aan de staatssecretaris zijn de volgende.

1. Wat heeft u ertoe gebracht om bij wijze van hoge uitzondering af te wijken van de wet?

2. Zijn er in andere, vergelijkbare gevallen toezeggingen gedaan?

3. Bent u bereid om gelijke gevallen – "één leerling onder de norm" – gelijk te behandelen? Ik denk aan het geval van de montessoribasisschool in Loenersloot.

4. Bent u bereid om te overwegen om in de Wet op het basisonderwijs een hardheidsclausule op te nemen? Immers, dergelijke gevallen doen zich herhaaldelijk voor.

5. Bent u bereid om te bekijken of de regelgeving kan worden verduidelijkt? Ik denk in dit verband aan de volgende punten. Het komt soms voor dat een nevenvestiging wordt gevormd en dat een school tegelijkertijd een beroep doet op het criterium van de gemiddelde schoolgrootte. Er bestaan op dit punt tegenstrijdige circulaires. Er is dus verduidelijking van de wetgeving nodig. Verder blijkt dat een samenwerkingsovereenkomst tussen scholen op grond waarvan een school in stand kan worden gehouden, meer dan een jaar voor de teldatum moet zijn gesloten. Ook dat leidt in de praktijk tot problemen. Ik noem het geval van de school De Bron te Woldendorp.

Staatssecretaris Netelenbos:

Mijnheer de voorzitter! De schets die de heer Koekkoek geeft van het openhouden van de openbare school te Drouwenerveen klopt: ik heb de school laten weten dat deze nog een jaar open kan blijven. De heer Koekkoek suggereert door het stellen van zijn vragen echter dat ik dat heb gedaan, omdat er actie kwam vanuit de bevolking. Ik zou daar bij wijze van spreken onmiddellijk op hebben gereageerd. Zo werkt het natuurlijk niet. Bij ieder besluit om een school te sluiten, wordt er door de bevolking actie gevoerd. Men is het er nooit mee eens. Je moet dus altijd heel goed kijken naar de redenen om een dergelijk besluit eventueel te nemen. En wat heeft er allemaal gespeeld in de voorbereiding van dat besluit? Het komt voor dat er sprake is van misverstanden. Dat komt een enkele keer voor. Dan gaan wij na wanneer en waarom dat misverstand is ontstaan. Waarom heeft men bijvoorbeeld bepaalde stappen niet gezet? Ook dat komt voor. Soms heeft het schoolbestuur zitten slapen. Soms is er sprake van misverstanden in de uitwisseling van gegevens met het departement. Soms heeft men een denkfout gemaakt, bijvoorbeeld als het gaat om nevenvestigingen of andere opties om een locatie in stand te houden. Wat hier speelt en wat wel eens vaker speelt, is dat van de kant van het departement is gesuggereerd dat men nog een jaar respijt had. Een school denkt dan: goed, wij hebben 22 leerlingen en wij moeten er 23 hebben; wij hebben nog een jaar te gaan, dus wij gaan ons geweldig inspannen om leerlingen te werven. Als men denkt nog een jaar te hebben, onderneemt men in het jaar daarvoor niet zo'n activiteit. Dat heeft hier gespeeld, omdat in de communicatie met het departement was gesuggereerd dat men nog een jaar respijt had. Ik heb dat laten uitzoeken. Men had de indruk dat men nog een jaar leerlingen kon werven, maar uiteindelijk bleek dat niet het geval te zijn. Toen heb ik besloten om de school nog een jaar respijt te geven. Dat betekent dat men het komende jaar moet benutten om ervoor te zorgen dat men meer dan 22 leerlingen, dus ten minste 23 leerlingen op de school heeft. De argumentatie lag in dit geval bij het departement zelve.

Komt dat wel eens vaker voor? Ja, helaas wel. In principe moet er natuurlijk geen verkeerde informatie worden verstrekt, maar soms gebeurt dat wel. Soms ligt die informatie al in een ver verleden. In het voorbeeld van Woldendorp was sprake van een groot misverstand als gevolg van het aantal kilometers over de weg in relatie tot de mogelijkheid om een nevenvestiging te stichten. Dat bleek niet te kloppen. De administratie daarvan was al van jaren her en kwam voort uit wat men toen noemde de "Deetman-maatregel". In formele zin was het aantal kilometers ontoereikend, maar materieel, op schrift, was al gedurende een periode van zo'n tien jaar een ander aantal kilometers in de administratie neergeslagen. Er is in te komen dat een schoolbestuur dan de verkeerde aannames hanteert. Ook toen heb ik gezegd: in formele zin hoort de school gesloten te worden, maar er zijn zoveel argumenten die begunstigend zijn voor het schoolbestuur, dat wij hier de hand over het hart strijken. Ik vind dat je bestuurlijk zo moet kunnen opereren. In Loenersloot en in Boksum is hetzelfde gebeurd, ook op grond van een verkeerde uitwisseling van informatie. Het is in de afgelopen periode vier keer voorgekomen.

De heer Koekkoek vraagt of men toch niet een leerling onder de norm mag zetten. Neen, bij iedere cesuur trek je een grens. Anders hebben wij over enige tijd weer een discussie over niet een, maar twee leerlingen. Dat moeten wij niet doen. Wij moeten de norm gewoon goed hanteren.

Er is aanleiding tot het verduidelijken van de regelgeving, zowel intern als extern. Dat vind ik een goede suggestie. Wij zullen dat zeker doen.

Ik kom bij de gedachte dat er een hardheidsclausule in de wet moet worden opgenomen. Laten wij dat niet doen. Vroeger hadden wij een hardheidsclausule in de wet. In discussies met de Kamer hebben wij uiteindelijk onszelf beschermd, zowel de regering als het parlement, om niet in de verleiding te kunnen komen om subjectief per keer te beoordelen of een school moet worden opengehouden. Met zo'n clausule kunt u niet uit de voeten. U zult elke keer toch de school openhouden. Dan komen wij net als in het verleden in een situatie waarin wij veel te veel te kleine scholen handhaven met alle gevolgen van dien voor de equipering van de basisscholen zelf. Wat dat betreft, hebben wij leergeld betaald. Ik zie hier geen aanleiding toe. Er is geen sprake van een precedent, maar wel van de aanname dat wij ervoor moeten zorgen dat de informatie op orde is, zowel in het departement zelve als in de samenleving.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris zeer voor de door haar gegeven antwoorden. Ik wil op een enkel puntje een nadere vraag stellen.

Wat Drouwenerveen betreft, was er niet zozeer een misverstand bij het departement, maar bij het gemeentebestuur van Borger. Het is een kleine correctie, maar het doet in wezen niet af aan het geval. Ik ben blij dat de staatssecretaris in gelijke gevallen gelijk heeft gehandeld. Ik neem aan dat zij dat ook in de toekomst zal doen.

Ik ben ook blij dat zij de regelgeving wil verduidelijken. Mijn vraag is of zij ook het probleem onderkent van de tegenstrijdige circulaires. Mocht dat niet het geval zijn, dan zal ik haar de circulaires graag geven. Ik heb ze namelijk bij me.

Voorzitter! Ik heb deze mondelinge vragen gesteld, omdat de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wederom, dus niet voor de eerste keer, aan de CDA-fractie geweigerd heeft om over deze zaak overleg met de staatssecretaris te voeren. Ik wilde dat toch ook plenair graag onderstrepen.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Op dat laatste kan ik natuurlijk niet ingaan. Ik heb mij wel verbaasd over het stellen van mondelinge vragen over het openhouden van een school, want het omgekeerde ligt natuurlijk meer voor de hand. Op zichzelf is het namelijk altijd heel plezierig als een school kan worden opengehouden.

Wat betreft het gelijk behandelen van gelijke gevallen, wil ik wel heel precies zijn. Gaat het om fouten die door het departement zijn gemaakt in de communicatie over en weer, hetgeen wij goed administreren, dan dien je daarmee uiteindelijk rekening te houden. Gaat het om fouten die bij een schoolbestuur worden gemaakt, dan staat men op grond van dat feit natuurlijk niet in zijn recht. Anders zou namelijk iedereen fouten maken, en dat is zeker niet de bedoeling. Ik hoop dat wij elkaar op dat punt goed verstaan.

Het tegenstrijdig zijn van circulaires kan natuurlijk niet. Omdat er zo vreselijk veel belangen mee in het geding zijn, heb ik al toegezegd dat wij scholen en schoolbesturen nog eens heel goed zullen informeren over de regels, zodat die maar voor één uitleg vatbaar zijn.

Naar boven