Vragen van het lid Janmaat aan de minister van Justitie, over de rol van de overheid met betrekking tot het invoeren van 400.000 kilo drugs.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Mag de CD-fractie stellen dat onze samenleving in opperste verbazing heeft kennis genomen van het invoeren van een geweldige hoeveelheid drugs door onze overheid? Wat de overheid hiermee heeft gedaan, verhandelen of dealen, is niet helemaal duidelijk geworden. Hier in de Kamer werd zoëven nog gesproken over moreel verwerpelijk gedrag van de Franse regering. De CD-fractie vindt deze kwalificatie minstens van toepassing op onze regering. Er wordt gesproken van 400.000 kilogram drugs, alleen al in Haarlem. Misschien kan de vorige korpsbeheerder van Haarlem, die nu onderdeel uitmaakt van dit kabinet, daar met deze minister eens wat duidelijkheid over geven.

De eerste vraag aan de minister is of zij enig idee heeft van de enorme hoeveelheid drugs die in de haven van Rotterdam onder het toeziend oog van de politie moet zijn ingevoerd, als in Haarlem, dat nabij de vrij kleine haven van IJmuiden ligt, al 400.000 kilo is terechtgekomen. Misschien kan de minister daarvoor te rade gaan bij de toenmalige procureur-generaal van Rotterdam, het openbaar ministerie in Den Haag.

De regering geeft precies aan hoeveel honderdduizend kilo het is. Wij hebben al twee ministers gehad die hun functie hebben neergelegd; de eerste deed dat, overigens terecht, eigener beweging en de tweede gedwongen. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken heeft gezegd dat hij het te gek begon te vinden dat de Nederlandse overheid 5000 kilo heroïne bestelde. Dat is heel veel, alhoewel er natuurlijk iedere keer kleine beetjes besteld kunnen worden. Heeft de minister zicht op de verdeling in hard- en softdrugs van die 400.000 kilo van Haarlem?

Voorzitter! De politie heeft in die periode meerdere malen grote vangsten gedaan als het ging om het in beslag nemen van drugs. Zo langzamerhand rijst de vraag of dat coördinatiefouten waren. Worden er hoeveelheden drugs in beslag genomen om de prijs op te drijven? Wat is precies de regie van de politie? De politie is erbij betrokken. De overheid wekt niet de indruk, de handel te willen bestrijden. Het lijkt er eerder op dat zij die wil overnemen. Hoe is een en ander financieel geregeld? Op welke wijze was de overheid financieel geïnteresseerd in deze gigantische drugshandel?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Het krantebericht waar de heer Janmaat aan refereert, heb ik ook gelezen. Ik heb ook in de krant van vanmorgen gelezen dat een aantal kamerleden zich nogal verontrust heeft getoond over hetgeen in dat krantebericht stond. Er is dan ook aanleiding om daarover enige informatie te geven. Ik moet mij daarin echter beperken vanwege de vertrouwelijkheid van het onderzoek dat op dit moment nog loopt.

Mijn collega Dijkstal heeft op 21 augustus jl. een reguliere vergadering belegd met korpsbeheerders en korpschefs over alles wat het beheer van de politie aangaat. Hij mij gevraagd, daarbij aanwezig te zijn om de korpsbeheerders en korpschefs enige informatie te geven over het rijksrecherche-onderzoek naar de CID in Kennemerland, omdat de korpsbeheerders zich vanuit hun beheersoptiek nogal zorgen maakten over de ontwikkelingen. Ik heb de vergadering geïnformeerd over de hoofdlijnen van het onderzoek en over de hoofdlijnen van de bevindingen tot op het moment van die vergadering, dus tot op 21 augustus.

Het moet me hier wel van het hart dat ik het buitengewoon jammer vind dat men vanuit deze besloten bijeenkomst – waar toch functionarissen bijeen waren die verantwoordelijk zijn voor de leiding van de politie, zoals korpsbeheerders en korpschefs – gemeend heeft mededelingen te moeten doen aan de pers. Ik kan dat de pers natuurlijk niet verwijten, maar wel de mensen die bij deze vergadering zijn geweest.

Het rijksrecherche-onderzoek waarover ik praat, is ingesteld naar aanleiding van een bericht in de pers van april jongstleden. Het betrof hierbij een zaak van de CID in Rotterdam, waarbij sprake was van de zogenaamde doorleveringsmethode. Het ging om 40.000 kilo drugs, op dat moment doorgeleverd. Het leek erop dat de helft daarvan vrij op de markt was gekomen. Deze methode was toegepast in samenwerking met de CID in Kennemerland. Aangezien er naar een aantal kwesties bij de CID in Kennemerland al een rijksrecherche-onderzoek liep, is dat onderzoek uitgebreid naar de activiteiten van Rotterdam en de verbondenheid met de CID in Kennemerland. Zo heeft dat onderzoek dus een landelijke impact gekregen. Het stond ook onder landelijke regie.

De bedoeling van het rijksrecherche-onderzoek is, te kijken hoe het zit met het gebruik van deze methode, wie daarvoor toestemming geeft of heeft gegeven en onder wiens verantwoordelijkheid dit alles heeft plaatsgevonden. Deze vraag betreft zowel de politie als het openbaar ministerie. En ten slotte gaat het erom vast te stellen waar in het land deze methode verder nog wordt toegepast, al dan niet geregisseerd door de CID in Kennemerland.

Zoals ook al in het persartikel te lezen was, is uit het onderzoek gebleken dat het gaat om een regelmatig gebruik van deze methode van gecontroleerde doorlevering. De schattingen variëren van 100 tot 400 ton. Ik heb dat ook op die vergadering gezegd. In dat opzicht is het krantebericht dus te stellig. Het gaat dus om 100 tot 400 ton. Dat wil dus zeggen dat er 100.000 tot 400.000 kilogram softdrugs via deze methode is doorgeleverd. Misschien betreft het ook harddrugs. Ook dat is onderwerp van onderzoek. Het gaat over de periode 1991 tot 1995. Men kan met een dergelijke hoeveelheid in elk geval Nederland voor een periode van meer dan een jaar van softdrugs voorzien. Voor Europa is iets meer nodig. Ook in dat opzicht is het krantebericht dus niet helemaal juist.

Hoeveel ton er daadwerkelijk op de markt is gekomen, is nog onderwerp van onderzoek. In de krant staat dat het de helft is. Het kan minder zijn, maar ook meer. Het lijkt erop dat deze methode ook op een enkele andere plaats in Nederland, meestal in relatie met de CID-Kennemerland, wordt toegepast. Er is geen sprake van uitwaaieren over het gehele land, zoals het krantebericht vermeldt.

Voorzitter! Het is uiteraard van belang dat de georganiseerde misdaad op een krachtdadige wijze wordt bestreden. Ik vind dan ook dat bij deze strijd tegen de georganiseerde misdaad veel mogelijk moet zijn. Dit moet echter wel gebeuren onder een strakke controle. Dat is absoluut noodzakelijk.

Daarom heb ik het openbaar ministerie al in december vorig jaar verzocht, een doorlichtingsoperatie uit te voeren om te zien welke methoden er zoal worden toegepast en wie daarvoor toestemming geeft. De Centrale toetsingscommissie is ingesteld. Deze commissie beoordeelt de toepassing van ingrijpende opsporingsmethoden.

Deze doorlichtingsoperatie liep nog, toen ik eind juni werd geïnformeerd door het onderzoeksteam en vernam dat het inderdaad mogelijk was dat er doorlevering heeft plaatsgevonden van 100 tot 400 ton softdrugs. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Daarom heb ik een brief geschreven naar het college van procureurs-generaal waarin deze methode door mij in beginsel wordt verboden tot nader order, tenzij er gegronde redenen zouden bestaan om in een bepaald geval wel iets dergelijks te doen. Daarvoor zou dan een speciale procedure in het leven geroepen worden, die eindigt in een speciale toestemming voor dat speciale geval door het college van procureurs-generaal. Afwegingen en criteria zijn gronden van proportionaliteit en te verwachten effectiviteit.

Over deze brief heb ik enkele dagen later gesproken met het college van procureurs-generaal. Dat gesprek ging over de wijze waarop uitvoering gegeven zou worden aan deze opdracht. Tot dusverre heeft het college van procureurs-generaal nog geen verzoek bereikt om toestemming voor het gebruik van deze procedure.

Voorzitter! Ik hoop dat u begrijpt dat ik, hangende het onderzoek, geen nadere mededelingen kan doen. De parlementaire enquêtecommissie wordt door mij regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang van dit onderzoek. Ik meen hiermede de vragen beantwoord te hebben.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Uit de antwoorden van de regering blijkt dat bij het politieapparaat de normen voor het bestrijden van criminaliteit langzamerhand volledig zijn zoekgeraakt. Bij dergelijke hoeveelheden hadden op diverse plaatsen stoppen moeten doorslaan. Binnen het politieapparaat is dat niet gebeurd, wel op de drugsmarkt.

Wij kunnen de enquêtecommissie niet vervangen. Wij willen haar bij haar werkzaamheden ook niet in de wielen rijden. Er leven echter veel vragen waarop de samenleving zicht wil krijgen, maar om haar moverende redenen heeft de minister op die vragen geen antwoord gegeven. Ik zal er verder niet naar vragen. Zij heeft ook geen antwoord gegeven op de vraag naar de financiële betrokkenheid van de overheid daarbij. Als zij deze vraag nu niet kan beantwoorden, kan zij het antwoord schriftelijk aan de Kamer of aan de vragensteller meedelen? Wij kunnen dan meteen zien of de toenmalige minister van Financiën daarbij betrokken is geweest.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ook op deze vraag kan ik geen antwoord geven, omdat dit punt nog onderwerp van onderzoek is. Bovendien denk ik dat deze kwesties ook bij de enquête aan de orde zullen komen.

De heer Van der Heijden (CDA):

Voorzitter! Was het bericht dat het Algemeen Dagblad over deze zaak bracht al onthutsend, wat de minister van Justitie thans meedeelt en wat neerkomt op een bevestiging in grote lijnen, is te meer onthutsend omdat zij ook spreekt over bewust lekken door zeer verantwoordelijke mensen, waarmee kennelijk afspraken zijn gemaakt. Het is goed, de verantwoordelijkheid voor dat lekken in deze Kamer nog een keer te onderstrepen. De minister zelf kan die verantwoordelijkheid niet ontlopen.

Onze fractie wilde liever nog niet over deze materie debatteren, omdat wij het onderzoek door de rijksrecherche heel belangrijk vinden. Bovendien willen wij niet vooruitlopen op de uitkomsten van de enquête die door de heer Van Traa wordt geleid. Het materiaal dat de minister nu overlegt, geeft aanleiding, nog eens goed na te denken over de vraag of wij nog voordat de enquêtecommissie tot een conclusie komt, wij over deze kwestie van gedachten moeten wisselen. Er is meer aan de hand dan wij dachten.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! De heer Van der Heijden vraagt wat er allemaal aan de hand is. Om dat te onderzoeken is destijds de parlementaire enquêtecommissie ingesteld. In het kader van deze parlementaire enquête moet boven water komen wat zich zoal afspeelt. Dat wij een onderzoek door de rijksrecherche hebben ingesteld, komt omdat ook ik verontrust was door de berichten. Om die reden heb ik destijds zowel de doorlichtingsoperatie gestart, als een onderzoek door de rijksrecherche als een brief geschreven waarin ik tot nader order deze methode in beginsel verboden verklaar. Dat geldt voor de periode dat de parlementaire enquêtecommissie nog niet tot een conclusie is gekomen. Als de commissie haar rapport heeft uitgebracht, moeten wij tot een conclusie komen.

De heer Van der Heijden zegt, refererend aan het bewust lekken uit de vergadering, dat ik zelf daarvoor de verantwoordelijkheid niet kan ontlopen.

Nu neem ik aan, en zo voel ik het ook, dat ik als minister van Justitie voor zeer veel verantwoordelijk ben, maar niet voor het feit of korpsbeheerders of korpschefs uit een besloten vergadering gaan lekken. Voor een korpsbeheerder ben ik niet verantwoordelijk en voor het feitelijke gedrag van een korpschef is de korpsbeheerder verantwoordelijk.

Dat neemt echter niet weg dat ik het een zeer ernstige zaak vind. Dat wil ik hier nog wel een keer aan toevoegen. Ik ben ook erg teleurgesteld over het feit dat je niet meer in zo'n vergadering met zulke verantwoordelijke functionarissen dergelijke informatie kwijt kunt.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter! Ik hecht eraan, over dit laatste aspect nog een nadere vraag te stellen. Het komt mij voor dat dit een voorbeeld dreigt te worden in de Nederlandse cultuur van verfloddering. Ik neem aan dat er over het vertrouwelijke karakter van de desbetreffende vergadering gesproken is. Als een minister, die met haar collega's dit land heeft te regeren, mensen die onder ambtseed staan en die zich bevinden in de top van de politie, in een vertrouwelijke vergadering bijeenroept en vervolgens constateert dat er uit die vergadering gelekt is, dan kan dat hier in 's lands vergaderzaal niet afgedaan worden met de mededeling dat er spijt en treurnis is over dat feit. Ik verwacht van de regering dat zij niet kan volstaan met dit antwoord en dat er in overleg met de minister van Binnenlandse Zaken adequate maatregelen genomen worden om een einde te maken aan deze jungle.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Het is niet zozeer spijt die ik uitspreek, want ik heb hierin niet iets verkeerd gedaan. Maar het is wel mijn grote bezorgdheid die ik hier wil uitspreken over het feit dat dit soort dingen kunnen gebeuren op dergelijke niveaus in een organisatie. Die wil ik wel uitspreken. Ik wilde dat ik wist wie de pers hierover te woord heeft gestaan. De korpsbeheerders en de korpschefs van 25 politiekorpsen zijn bij zo'n vergadering aanwezig, dus men zal begrijpen dat het zeer moeilijk is om erachter te komen wie dat is geweest. Men weet ook dat een journalist zijn bronnen niet prijsgeeft.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Als de minister op dit formele, staatsrechtelijke punt dit antwoord geeft, dan heb ik toch werkelijk het idee dat zij de plank misslaat. De zaak zelf is overigens veel belangrijker. Laten wij dat vooropstellen. Honderdduizenden kilo's drugs op de markt brengen, is natuurlijk iets wat je absoluut niet kunt accepteren. Op zichzelf heeft de minister daarover haar zorgen uitgesproken. Die deel ik. Daar komen wij inhoudelijk nog op terug.

Maar de minister zit te vergaderen met mensen die bij wijze van spreken door haarzelf of door het kabinet benoemd worden. Daar zit ook de politieke verantwoordelijkheid. Daar waar zij zichzelf bewust is van het feit dat zij voor heel veel verantwoordelijk is, houd ik haar voor dat zij voor nog meer verantwoordelijk is. Zij is er ook verantwoordelijk voor dat het kabinet dit zo organiseert dat het gewoon niet meer kan. Als zij man en paard zou kunnen aanwijzen, want het clubje is blijkbaar heel select, dan moet zij die man of vrouw eruit schoppen. Daar moet dus een ander voor in de plaats komen.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Daarover zijn de heer Rosenmöller en ik het van harte eens.

Naar boven