Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 13, 14 en 15 juni:

  • - het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de Handelsregisterwet en wijziging van enige andere wetten (Handelsregisterwet 199.) (23970);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enige wetten op het gebied van de mijnbouw in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de produktie van koolwaterstoffen (PbEG L 164) (24078);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 8 juni 1993 te Porto Carras tot stand gekomen Statuut van het Fonds voor sociale ontwikkeling van de Raad van Europa, met bijlagen (23875);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds onder meer in verband met de invoering van een premiegrensinkomen (24103).

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 20, 21 en 22 juni:

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Bijzondere bepalingen in verband met de vernieuwing van het openbaar bestuur in de provincie Rotterdam (Wet bijzondere bepalingen provincie Rotterdam) (24087);

  • - het wetsvoorstel Regels in verband met de instelling van de provincie Rotterdam en de wijziging van de gemeentelijke indeling in die provincie (Wet instelling provincie Rotterdam) (24088).

Tevens stel ik voor, in die week te behandelen:

  • - de Planologische kernbeslissing Schiphol en omgeving (23552).

Het betreft hier een afrondend debat (inclusief stemmingen) met maximumspreektijden van 7 minuten voor de fracties van de PvdA, het CDA, de VVD en D66, 4 minuten voor de overige fracties en 2 minuten voor de leden Hendriks, Verkerk en Van Wingerden.

Op verzoek van de commissie stel ik voor, de behandeling van de wetsvoorstellen 23788, 23789, 23790 en 23791 (Oorlogswet en uitzonderingstoestanden) van de agenda af te voeren.

Ik stel voor, de stukken 23900-VI, nr. 21, 22, 23 en 24, 23900-V, nr. 38, 24054, nr. 21, 23900-XIII, nr. 39, 23900-XIV, nr. 47, en 22990, nr. 11, voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! De Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen is op 1 juli vorig jaar in werking getreden. Een onderdeel van die wet was dat voor vandaag alle bedrijven met meer dan 35 werknemers in het openbaar zouden moeten rapporteren over het aantal allochtonen dat zij in dienst hebben en over de inspanningen zij in 1994 gepleegd hebben om dat aantal te verhogen.

Uit een bericht in de Volkskrant van vandaag blijkt dat slechts minder dan 1% van de werkgevers aan die verplichting heeft voldaan. Dat geldt ook voor de departementen, met het departement van Binnenlandse Zaken als gunstige uitzondering. De Kamer kan het massaal ontduiken van een wet natuurlijk niet over haar kant laten gaan. Daarom wil ik mede namens de fracties van de Partij van de Arbeid, de VVD, D66 en het GPV aan het kabinet verzoeken om ons een brief te doen toekomen, waarin antwoord zou kunnen worden gegeven op de volgende vragen.

1. Waarom is er geen openbare rapportage gereed bij al die departementen, met uitzondering van het departement van Binnenlandse Zaken? Wanneer komen die rapportages dan wel?

2. Wat is naar het oordeel van het kabinet de oorzaak van het massaal negeren van die wet? Ligt dat meer in aanloopproblemen of is hier sprake van een botte weigering dan wel een combinatie van die twee?

3. Welke consequentie trekt het kabinet daaruit?

4. Hoe verhoudt dit zich naar het oordeel van het kabinet tot recentelijk in opdracht van de werkgeversorganisaties uitgevoerd onderzoek, waaruit bleek dat dat draagvlak toch iets minder slecht was dan die kleine 1% die nu heeft gerapporteerd?

Ik wil u verzoeken, het kabinet te vragen om uiterlijk dinsdag de Kamer de brief te doen toekomen, opdat wij de mogelijkheid hebben daarover volgende week met het kabinet te debatteren.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Voorzitter! Ik wil dit verzoek graag ondersteunen, maar ik wil nog wel een aanvullende vraag stellen.

Hoe kan een minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die de wet zelf moet uitvoeren, anderen ertoe verplichten om die ook uit te voeren? Hoe denkt hij daarmee in de praktijk om te gaan?

De voorzitter:

De heer Rosenmöller sprak over dinsdag. Ging u er daarbij van uit dat wij dinsdagmiddag zouden vergaderen? Anders zou het woensdag zijn, want, in redelijkheid, een vraag moet ook beantwoord kunnen worden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Nee, het achterliggende idee van de dinsdag was dat wij in de loop van de dinsdag kunnen beoordelen of wij er woensdag iets mee kunnen. Wij weten dat woensdag de eerstvolgende regeling van werkzaamheden is. Dan zouden wij eventueel het debat kunnen aanvragen.

De voorzitter:

Laten wij dan uitgaan van dinsdag, in de loop van de dag. Maandag wordt er ook op de departementen niet gewerkt en wij moeten enige redelijkheid in acht nemen.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven