Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Mij is gebleken dat er geen behoefte is plenair te spreken over Rwanda. Ik stel voor, het geplande 2-minutendebat van de agenda van heden af te voeren.

Zoals reeds op het nader herziene schema is vermeld, stel ik voor, de behandeling van de Wet educatie en beroepsonderwijs te verplaatsen naar volgende week. Ik voorzie namelijk dat wij daar vandaag nauwelijks een begin mee kunnen maken.

Op verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport stel ik voor, de behandeling van de brief van de minister en de staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport over zorgverzekeringen en kostenbeheersing (24124) tot nader order van de agenda af te voeren.

Op verzoek van enkele fracties stel ik voor, de behandeling van de Raming van de Kamer te verplaatsen naar de week van 16, 17 en 18 mei.

Ik bepaal nader, dat het nota-overleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de nota Gezond en Wel (24126) op maandag 15 mei niet doorgaat.Voorzitter

Ik stel voor, toe te voegen aan de behandeling van de jaarverslagen Inlichtingen- en veiligheidsdiensten (22036, nr. 6) de brief van de minister van Binnenlandse Zaken over de inzage van BVD-dossiers.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 16, 17 en 18 mei:

  • - het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Cothen, Langbroek en Wijk bij Duurstede (24053).

Ik stel voor, aan de orde stellen in de vergadering van 23 en 24 mei:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in verband met de instelling van een adviesorgaan voor het beleid op het terrein van de cultuur (Raad voor het cultuurbeleid) (24090);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Hernieuwde vaststelling van de Oorlogswet voor Nederland ter aanpassing aan de Grondwet en aan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (Oorlogswet voor Nederland) (23788);

  • - het wetsvoorstel Hernieuwde vaststelling van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag ter aanpassing aan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag) (23789);

  • - het wetsvoorstel Regeling met betrekking tot uitzonderingstoestanden (Coördinatiewet uitzonderingstoestanden) (23790);

  • - het wetsvoorstel Aanpassing van de noodwetgeving aan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en nieuwe regels ter harmonisatie van de terminologie voor buitengewone omstandigheden waarin noodwetgeving kan worden toegepast en de procedures volgens welke noodwetgeving buiten een uitzonderingstoestand in werking wordt gesteld (Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden) (23791);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de dierproeven (22485);

  • - het voorstel van rijkswet Goedkeuring van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die worden gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden (22450, R1425).

Het Presidium heeft de termijn waarbinnen de verslagen omtrent de suppletore begrotingen samenhangende met de Voorjaarsnota 1995 moeten worden vastgesteld, bepaald op donderdag 8 juni te 16.00 uur.

De beantwoording van de vragen dient plaats te vinden uiterlijk 21 juni. De plenaire behandeling kan dan plaatsvinden in de laatste vergaderweek voor het zomerreces. Ik zal aan de bewindslieden meedelen dat zij er rekening mee moeten houden dat zij in die laatste week beschikbaar zijn om vragen te beantwoorden en debatten over de suppletore begrotingen bij te wonen.

Ik stel voor, de stukken 23900-VI, nr. 19, 23900-VII, nr. 33, 23900-XIV, nrs. 40 en 45, 23900-X, nr. 44, en 24123, nrs. 1 en 2 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Boxtel.

De heer Van Boxtel (D66):

Mijnheer de voorzitter! Waarom hebt u voorgesteld om het debat over de raming op te schuiven?

De voorzitter:

Mij is meegedeeld dat sommige fracties behoefte hebben aan een week uitstel, omdat zij volgende week de behandeling nog niet voltooid zouden kunnen hebben. Vandaar deze souplesse.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik had begrepen dat er een enorme druk achter is gezet. Wij hebben onze uiterste best gedaan om het zo snel mogelijk af ronden.

De voorzitter:

Ik heb geen bezwaar tegen behandeling volgende week. Ik geef alleen door wat mij vanochtend in het Presidium van verschillende kanten is gemeld. Als iedereen zegt dat men het wil behandelen, is mij dat wel.

De heer Remkes (VVD):

Dat zou mij een lief ding waard zijn, want de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken gaat de week waarin het nu behandeld zal worden, in het kader van het grote-stedenbeleid een paar dagen naar het Verenigd Koninkrijk.

De voorzitter:

Ik kan het u niet kwalijk nemen dat u dit argument noemt, maar reizen naar het buitenland zijn nimmer een argument om iets al dan niet op de agenda te plaatsen. Ik neem daar dus beleefd kennis van. Ook niet de gehele commissie gaat op reis.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik heb groot respect voor de wensen en de verlangens van de heer Remkes. Mij ging het er meer om – en dat is een interne kwestie – dat nu naar alle waarschijnlijkheid het debat zal plaatsvinden in de week dat het debat over de gehele volksgezondheid op de agenda komt.

De voorzitter:

Dat staat niet vast. Ik heb vastgesteld dat dit punt tot nader order van de agenda is afgevoerd. Ik heb vernomen van de voorzitter van de commissie dat de commissie zich hierover zal beraden in verband met het feit dat gisterenochtend de antwoorden nog niet binnen waren. Ik weet niet of zij nu binnen zijn. De beantwoording met alles erop en eraan vergt enige tijd om een goede voorbereiding te hebben. Wat dat betreft zal ik proberen daarmee rekening te houden.

De heer Van Boxtel (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Zullen wij dan toch pogen, met erkenning dat de commissie voor Binnenlandse Zaken – een beperkt aantal mensen – op reis gaat, de raming niet volgende week, maar de week daarop te behandelen, gelet op de verzoeken die mij hebben bereikt?

De heer Remkes (VVD):

Ik heb begrepen dat in elk geval drie woordvoerders geen bezwaar hebben tegen behandeling volgende week.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Dan vindt u hier een andere woordvoerder. Ik heb de vragen van de collega's nog niet eens kunnen zien, en dat is toch het minste wat ik graag zou willen. Ik vond het idee van het Presidium om het uit te stellen dan ook niet zo heel onredelijk.

De voorzitter:

Ik vermoed dat zelfs fracties waarvan woordvoerders zeggen dat zij bereid zijn om de zaak te bespreken, mij gemeld hebben dat een week uitstel geen kwaad zou kunnen. Laten wij maar bij het reeds genomen besluit blijven.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

In de loop van de middag zijn er stemmingen. Op het moment dat de lange stemmingsbel gaat, weet u dat vijf minuten daarna de stemmingen zullen aanvangen. Ik hoop dat die zullen kunnen plaatsvinden in de tweede helft van de middag. Dat betekent dus enige tijd voordat formeel de avond begint.

Naar boven