Aan de orde zijn de stemmingen over twee moties, ingediend bij de behandeling van de brief inzake de Rijksweg A73, te weten:

- de motie-Reitsma/Verbugt over een autosnelweg op de oostoever (23772, nr. 7);

- de motie-Rosenmöller over verdubbeling en elektrificatie van het spoortracé Roermond-Nijmegen (23772, nr. 8).

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Rosenmöller stel ik voor, zijn motie op stuk nr. 8 (23772) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Schutte (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Tijdens de discussie het vorige jaar over de A73 heeft mijn fractie laten blijken, geen overwegend bezwaar te hebben tegen de A73 op de oostoever. Blijkens het regeringsstandpunt dat nu op tafel ligt, is een van de conclusies van de regering dat er sprake is van een gering voordeel uit een oogpunt van natuur en milieu bij een keuze voor de aanleg van de A73 op de westoever. Aan dat geringe voordeel tillen wij zwaar, onder één voorwaarde, namelijk dat dit voordeel ook op termijn houdbaar is. Dit heeft de regering desgevraagd naar onze overtuiging niet aannemelijk gemaakt.

De planologische ontwikkelingen op de oostoever zijn legitiem aan de gang en kunnen, zoals de ervaring leert, niet op korte termijn worden stopgezet als de plannen van de centrale overheid veranderen. Bovendien stimuleren de aanvullende maatregelen die nu op de oostoever worden genomen, hoe noodzakelijk zij ook in het totale kader zijn, de ontwikkelingen op de oostoever op zichzelf al. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft erkend dat onze vrees voor een roep om een tweede snelweg op de oostoever in een later stadium niet helemaal ongerechtvaardigd is. Dit kan betekenen dat een keuze voor een gering voordeel voor natuur en landschap nu leidt tot een grotere inbreuk op natuur en landschap later. Dat risico willen wij niet nemen. Daarom blijven wij bij ons aanvankelijke oordeel dat de oostvariant de minst schadelijke oplossing betekent voor een allerwegen erkend probleem.

De heer Van den Berg (SGP):

Mijnheer de voorzitter! De A73 plaatst niet alleen het kabinet maar ook de Kamer voor een moeilijke afweging. De SGP-fractie heeft in het verleden een- en andermaal aangedrongen op een zorgvuldige heroverweging van de aanvankelijke voorkeur voor de oostelijke variant. Zij heeft dit gedaan vanwege de ingrijpende gevolgen van deze keuze uit een oogpunt van financiën en natuur en landschap, zonder dat zij daarmee overigens in dat stadium een definitief oordeel over de westelijke variant heeft uitgesproken.

Deze heroverweging heeft plaatsgevonden en heeft het kabinet geleid tot het voorstel voor een westelijke variant. Deze variant heeft naar ons oordeel duidelijke voordelen op het punt van financiën en natuur en milieu, maar is uit een oogpunt van verkeersafwikkeling wellicht niet de optimale variant. Niettemin – en daarin volgen wij de minister van Verkeer en Waterstaat – kan deze variant uit een oogpunt van verkeersafwikkeling als een acceptabele oplossing worden aanvaard.

Zorg heeft mijn fractie over het antwoord op de vraag of op termijn niet zal blijken dat deze oplossing niet de optimale is geweest en dat wij uiteindelijk het risico lopen een schijnwinst geboekt te hebben. Deze zorg heeft de regering niet geheel kunnen wegnemen. Zij heeft echter duidelijk gemaakt dat er op dit moment onvoldoende redenen zijn om aan te nemen dat deze ontwikkeling zich zal voordoen. Zekerheid daarover kan nu niet worden verkregen.

Voorzitter! Na zeer zorgvuldige afweging heeft mijn fractie dan ook de conclusie getrokken dat de westelijke variant voor ons een acceptabele oplossing vormt. Wij hebben dus onvoldoende reden om van het regeringsstandpunt af te wijken. Wij zullen de motie van het CDA niet steunen.

In stemming komt de motie-Reitsma/Verbugt (23772, nr. 7).

De voorzitter:

De heer Reitsma verlangt hoofdelijke stemming over de motie.

Vóór stemmen de leden: Heerma, Van der Heijden, Hendriks, Hessing, Hillen, Hirsch Ballin, Van der Hoeven, Hofstra, Van Hoof, Hoogervorst, De Hoop Scheffer, Janmaat, De Jong, H.G.J. Kamp, M.M.H. Kamp, Keur, Klein Molekamp, Koekkoek, De Korte, Korthals, Lansink, Leerkes, Mateman, Van Middelkoop, Mulder-van Dam, Nijpels-Hezemans, Reitsma, Remkes, Van Rey, Rijpstra, Van Rooy, Schutte, Schuurman, Smits, Soutendijk-van Appeldoorn, Van der Stoel, Terpstra, Te Veldhuis, Verbugt, Verhagen, O.P.G. Vos, Voûte-Droste, B.M. de Vries, J.M. de Vries, Weisglas, Van Wingerden, Wolters, Zonneveld, Van Ardenne-van der Hoeven, Beinema, Biesheuvel, Bijleveld-Schouten, Blaauw, Boers-Wijnberg, Bolkestein, Boogaard, Brinkman, Bukman, Van de Camp, Cherribi, Cornielje, Dankers, Dees, Deetman, Van den Doel, Doelman-Pel, Van Erp, Esselink, Essers, Gabor en Van Heemskerck Pillis-Duvekot.

Tegen stemmen de leden: Van Heemst, Hoekema, Houda, Huys, Jorritsma-van Oosten, Kalsbeek-Jasperse, De Koning, Lambrechts, Liemburg, Marijnissen, Middel, Noorman-den Uyl, Oedayraj Singh Varma, Oudkerk, Van Oven, Van der Ploeg, Poppe, Rabbae, Rehwinkel, Roethof, Rosenmöller, Rouvoet, Scheltema-de Nie, Schimmel, Sipkes, Stellingwerf, Sterk, Swildens-Rozendaal, Van Traa, Valk, Ter Veer, Verkerk, Versnel-Schmitz, Verspaget, Vliegenthart, Van der Vlies, Van Vliet, H. Vos, M.B. Vos, Vreeman, Wallage, Van Walsem, Van Waning, Witteveen-Hevinga, Wolffensperger, Woltjer, Van Zijl, Zijlstra, Adelmund, Aiking-van Wageningen, Apostolou, Augusteijn-Esser, Bakker, Van den Berg, Van den Bos, Van Boxtel, M.M. van der Burg, De Cloe, Crone, Van Dijke, Dijksma, Dijksman, Dittrich, Duivesteijn, Fermina, Van Gelder, Van Gijzel, Giskes, De Graaf en Groenman.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de motie met 71 tegen 70 stemmen is aangenomen.

Het woord is aan de heer Heerma.

De heer Heerma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Gezien de uitslag van de stemming over de motie-Reitsma/Verbugt, die u zojuist bekend maakte, ga ik ervan uit dat het kabinet die motie uitvoert. Ik zou er prijs op stellen dat het kabinet de Kamer schriftelijk laat weten of dat de juiste veronderstelling is, en dat wil bevestigen. Het kabinet komt morgen bijeen. Ik zou het op prijs stellen die brief van het kabinet, met het antwoord op mijn vraag, vóór het weekend te ontvangen.

Ik zou de voorzitter van de Kamer willen vragen, deze brief van de regering voor dinsdagmiddag te agenderen.

De voorzitter:

Allereerst zijn er een aantal opmerkingen gemaakt die richting het kabinet gaan.

Het woord is aan de minister van Verkeer en Waterstaat.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Zoals de heer Heerma terecht constateerde, is er morgen kabinetsberaad. Het is gebruikelijk dat een aangenomen motie even in het kabinet komt; u krijgt daarover bericht.

De voorzitter:

Ervan uitgaande dat er een brief zal komen, zal de brief, zo stel ik de Kamer voor – dat was het tweede verzoek van de heer Heerma – zo nodig toegevoegd worden aan de agenda van dinsdag.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter! Mag ik een toezegging van het kabinet, dat wij die brief vóór het weekend ontvangen?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Eerlijk gezegd zou ik niet weten, waarom dat niet zou kunnen. Het is gebruikelijk dat wij zo snel mogelijk reageren op moties.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter! Gezien het onderwerp dat wij nu behandeld hebben, wil ik graag een expliciete toezegging.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Zo langzamerhand heb ik het gevoel dat wij het sneller kunnen dan u. Wij zullen dat morgen zien.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter! Als dat een toezegging inhoudt, ben ik tevreden.

De heer Wallage (PvdA):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij uw terechte opmerking dat "zo nodig" de brief aan de kameragenda wordt toegevoegd, want het lijkt mij dat wij de inhoud van de brief moeten kennen, om te beoordelen of er nog over gesproken moet worden.

De voorzitter:

U heeft de woorden "zo nodig", althans de reden waarom ik die gebruikt heb, correct weergegeven.

Sluiting 17.11 uur

Naar boven