Noot 1 (zie blz. 3119)
Interpellatievragen van het lid Heerma (CDA) aan de minister-president
over de Betuweroute
1
Waarom heeft het bijna drie weken geduurd voordat een antwoord op mijn
verzoek inzicht te verschaffen in het tijdstip waarop het Kabinet met zijn
standpunt over de Betuweroute komt, gedaan tijdens het orde-debat van 24 januari
jl. is binnengekomen?
2
Hangt deze lange duur samen met meningsverschillen in het kabinet?
3
Zijn er koppelingen gelegd met de voortgang bij andere projecten?
4
Waarom is er geen concreet tijdstip aangegeven waarop het Kabinet een
besluit zal hebben genomen?
5
Zijn in het besluitvormingsproces binnen het Kabinet andere facetten betrokken
rondom de aanleg van de Betuwelijn dan in de oorspronkelijke PKB? Zo ja, welke
invloed hebben die dan op het tempo van de besluitvorming?
6
Bent u bereid zich in te zetten om vóór de verkiezingen
van 8 maart a.s. in ieder geval duidelijkheid te verschaffen over het Kabinetsstandpunt
betreffende de oorspronkelijke PKB?
Interpellatievragen van het lid Rosenmöller (GroenLinks)
aan de minister-president over de A73 en de Betuweroute
1
Wat is de reden dat de uitvoering van de kameruitspraak over de A73 van
30 juni 1994 nu al bijna acht maanden op zich laat wachten?
2
Waarom is het kabinet er niet in geslaagd om rond de jaarwisseling –
zoals was beloofd – een besluit hierover te nemen?
3
Zijn de berichten waar, als zou het kabinet – op aandringen van
D66 uit vrees voor electorale schade – hebben besloten het besluit over
de A73 pas na de statenverkiezingen 8 maart a.s. te nemen? Welke overwegingen
hebben hierbij een rol gespeeld?
4
Waarom heeft het kabinet een koppeling aangebracht tussen de besluiten
over de A73 en de Betuweroute?
5
Vindt de minister-president het ook niet merkwaardig dat de minister van
Verkeer en Waterstaat het uitblijven van een besluit naar aanleiding van de
motie-Rosenmöller/Van 't Riet1 van 30 juni 1994 meent te kunnen
wijten aan de recent opgetreden watersnood?
6
Wat let het kabinet om te kiezen voor de goedkoopste en minst milieu-onvriendelijke
variant, namelijk het tracé op de westoever van de Maas, waarvoor ook
een kamermeerderheid zich heeft uitgesproken?
7
Welke nieuwe feiten heeft de commissie Hermans naar voren gebracht die
er toe leiden dat het kabinet niet (zoals in het regeerakkoord van 15 augustus
aan de Kamer toegezegd) «binnen een half jaar aan het parlement duidelijkheid
zal geven over de vraag of er aanvaardbare, betere alternatieven zijn»
voor het eerder vastgestelde tracé?
8
Betekent het niet halen van de genoemde termijn dat de regering fundamenteel
zal afwijken van het door de commissie Hermans uitgebrachte advies? Bestaat
er binnen het kabinet overeenstemming over het invoeren van heffingen en limitering
die volgens de commissie noodzakelijk zijn om de doelen van het nationale
milieubeleid te bereiken?
9
Deelt de minister-president het oordeel, dat de kiezers recht hebben op
duidelijkheid over zowel de A73 als de Betuwelijn vóór de statenverkiezingen
op 8 maart?
10
Zal het kabinet voor 8 maart over genoemde onderwerpen een besluit nemen? 1 Kamerstuk 23 772, nr. 2.