Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (23029, R1461).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van:

a. de vaste commissie voor Justitie:

  • - het wetsvoorstel Invoeging van de titels 7 en 12 in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (24061);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 4 november 1988 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI) (24062);

b. de algemene commissie voor de Rijksuitgaven:

  • - het rapport Fondsbeheer in de sociale zekerheid (24065).

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Op 30 juni vorig jaar heeft de Kamer na een spannende hoofdelijke stemming ingestemd met een motie van ondergetekende en mevrouw Van 't Riet over de A73, de autoweg in het noorden van Limburg. De vraag was of die weg op de west- of oostoever van de Maas moest worden aangelegd. De meerderheid van de Kamer vond dat de meer milieuvriendelijke variant, aanleg op de westoever, de voorkeur moest krijgen.

Ik heb nadien meerdere malen aan de minister van Verkeer en Waterstaat gevraagd hoe het stond met de uitvoering van deze motie. Rond de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat heeft zij gezegd dat zij het zou bevorderen dat het kabinet voor de jaarwisseling een besluit zou nemen. Dat is allemaal niet gebeurd.

Een week of twee geleden wisten de kranten te melden dat dit punt tien dagen geleden in het kabinet aan de orde zou komen. Of dat gebeurd is, weet ik niet. Vorige week meldden de kranten dat het punt verschoven zou zijn vanwege het feit dat D66 een probleem had met haar milieugezicht. Wij hebben in ieder geval een probleem met het feit dat het kabinet niet op een goede manier uitgaat van de kamermeerderheid van 30 juni 1994.

Ik vraag het kabinet om een brief waarin drie vragen beantwoord worden. Wat is de reden voor de nieuwe vertraging die rond de besluitvorming over de A73 is ontstaan? Klopt het dat er tussen de betrokken bewindslieden overeenstemming was, maar dat de zaak in de ministerraad is geblokkeerd na een interventie van de vice-premier van D66? Wanneer komt er wel een besluit waarover de Kamer met het kabinet kan spreken?

De heer Heerma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Veertien dagen geleden heb ik bij de regeling van werkzaamheden gevraagd om een brief met een kabinetsstandpunt over de aanleg van de Betuwelijn. Conform het regeerakkoord zou dat standpunt binnen een halfjaar worden overgelegd. Ik begrijp dat een koppeling is aangebracht tussen de A73 en de Betuwelijn. Is dat inderdaad juist? Zo ja, waar bestaat die koppeling dan uit? Als er een koppeling is, hetgeen ik overigens curieus zou vinden, ontvang ik graag voor de statenverkiezingen van 8 maart een beleidsstandpunt, zowel over de Betuwelijn als over de A73. Hoewel ik wellicht over de tracékeuze met de heer Rosenmöller van mening verschil – ik ben geneigd, de politieke consensus in Limburg te volgen – steun ik zijn verzoek. Ik vraag om een brief over beide zaken, dus de Betuwelijn en de A73, en wel op een dusdanig tijdstip, dat het kabinetsstandpunt voor 8 maart bekend is.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Hoeven.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Vorige week heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, aangevuld met een aantal andere kamercommissies, overleg gehad met de betrokken bewindslieden over de schadeafwikkeling van de watersnood in grote delen van ons land. Er is toen een aantal zaken toegezegd, waaronder een brief over de schadeafwikkeling. In de ministerraad van vrijdag 3 februari is dat aan de orde geweest; we hebben die brief tot op dit moment nog niet ontvangen. Wij vragen de regering, de Kamer deze brief met spoed te doen toekomen. Verder dreigt op dit moment met name door de perspublikaties enige onduidelijkheid te ontstaan over de aard van de schadeafwikkeling. Dat is natuurlijk niet goed, en dat is de reden dat wij de Kamer willen verzoeken, dit als agendapunt toe te voegen aan de plenaire kameragenda voor deze week of voor de volgende week, zodat we op het juiste moment, als de beantwoording van de kant van het kabinet binnen is, daarover van gedachten kunnen wisselen.

De heer Huys (PvdA):

Voorzitter! Wij kunnen constateren dat het kabinet heel snel heeft gereageerd op de vragen vanuit de Kamer en vanuit de getroffen gebieden. Ik denk dat het juist zou zijn om even af te wachten wat die brief ons te melden heeft en dan te bekijken, hoe we daarmee om zullen gaan. Ik kan mij herinneren dat we vorig jaar hierover uitdrukkelijk in de commissies hebben gesproken, wat ik een goede procedure vond. Ik weet niet wat de meerwaarde is van het voorstel van mevrouw Van der Hoeven. Ik acht het wenselijk om het onderwerp juist eerst in de commissies te brengen. Als we het daar niet eens worden, kunnen we altijd nog in de plenaire vergadering hierover een uitspraak doen.

De heer Van Rey (VVD):

Voorzitter! Ik prijs de verhoogde activiteit van het CDA op dit terrein. Toen de vorige watersnood zich voordeed, heeft die partij veel van de VVD-fractie geleerd! Wat belangrijker is, is natuurlijk dat de vijf bewindslieden vorige week een brief hebben toegezegd, die in de loop van deze week zal komen. Ik vind het wat ongebruikelijk om dan op dinsdag, bij de regeling van werkzaamheden, naar die brief te vragen. Volgens mij betekent "in de loop van deze week" voor donderdag, 17.00 uur, zodat we eventueel nog kunnen besluiten 's avonds daarover een debat te houden. Deze zaak zal zeer grondig moeten worden voorbereid. Als de brief er is, moeten we niet eerst het debat voeren – ik sluit mij hierbij aan bij de heer Huys – maar moeten we de zaak eerst eens goed bespreken, misschien in een algemeen overleg, met eventueel een afronding in deze zaal. Het lijkt mij daarom beter, de toegezegde brief af te wachten.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! D66 vindt het uitermate belangrijk dat die brief er komt, en dat hij ook op redelijke termijn besproken kan worden. Maar met de voorgaande sprekers ben ik van mening, dat de zorgvuldigheid hierbij toch een groot goed is, en dat wij zorgvuldig opgestelde gegevens zullen moeten hebben over de vereiste procedures, waarmee we zo snel mogelijk aan het werk kunnen gaan. Verder moeten we aandacht besteden aan de bevoegdhedenkwestie en aan de schadevergoedingsregeling. Ik wil het verzoek om een zo snel mogelijke, zorgvuldige reactie ondersteunen, maar ik denk dat we niet te overhaast te werk moeten gaan: als die brief er is, moeten we bezien op welke termijn, liefst zo kort mogelijk, hij behandeld kan worden.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Mijn eerste vraag luidde dan ook: waar blijft die brief? Als in de ministerraad van 3 februari jl. een aantal besluiten is genomen, heeft de Kamer er recht op, daarover ten spoedigste geïnformeerd te worden. Wij hadden deze brief eigenlijk vandaag al moeten hebben. Ik had dan kunnen verzoeken, de brief meteen op agenda van de plenaire vergadering te plaatsen. Nu moet ik de brief afwachten. Ik kan mij best voorstellen dat wij eerst de besluiten moeten bestuderen. Ik verzoek dan ook, deze brief eind deze week of begin volgende week aan de agenda toe te voegen.

De heer Van Rey (VVD):

Mevrouw Van der Hoeven heeft ongelijk. Als de brief al was ontvangen, had de CDA-fractie gezegd: er heeft nog geen overleg met betrokkenen plaatsgevonden. Voorzitter! Er wordt op dit moment op het ministerie van Economische Zaken met betrokkenen overlegd. Wij wachten het resultaat daarvan af. De brief zal dan automatisch volgen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

De CDA-fractie kan zelf wel bepalen wat zij moet zeggen; daar hebben wij de VVD-fractie niet voor nodig.

De voorzitter:

Ik laat in het midden of deze brief de Kamer al dan niet al had kunnen bereiken. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Hoeven heeft verzocht, de gevraagde brief toe te voegen aan de agenda. Wij kunnen daarover – conform de regels – pas een besluit nemen als de brief er is. Op dat moment is er tevens gelegenheid om overleg in de commissie te voeren, waarvoor anderen gepleit hebben. Ik heb van de wens van mevrouw Van der Hoeven kennis genomen. Ik merk wel, op welke wijze een en ander deze week en volgende week zal verlopen.

Het woord is aan mevrouw Scheltema.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Deze week staat de behandeling van de Brandweerwet op de agenda. Het cruciale punt daarbij is de wijze waarop de bevoegdheden van de minister bij brand, ongeval en rampen via de inspectie geregeld zullen worden. Dit aspect zal ongetwijfeld aan de orde komen bij de spoedig te houden evaluatie van de watersnood van vorige week. In dat verband zullen behartigenswaardige dingen worden gezegd en het is niet onmogelijk dat die ook hun weerslag hebben op de inspectie zoals omschreven in de Brandweerwet. Mede namens de fracties van VVD, PvdA en CDA verzoek ik u, de behandeling van de Brandweerwet deze week van de agenda af te voeren en zo spoedig mogelijk na de evaluatie weer op de agenda te plaatsen, opdat er zo min mogelijk vertraging ontstaat.

De voorzitter:

Ik stel vast, dat een meerderheid van de Kamer om uitstel verzoekt. Het ware wellicht correcter geweest als deze zaak eerst in de commissie was besproken, want deze wet staat pas voor morgenmiddag vier uur op de agenda.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik ben met u van mening dat dit correcter zou zijn geweest, ware het niet dat de discussie hierover pas dit weekend zo'n belangrijke rol is gaan spelen.

De voorzitter:

De commissie had vanmiddag bijeen kunnen komen. Wij zouden pas op z'n vroegst morgenmiddag om vier uur met de behandeling zijn begonnen. Ik had dit in het algemeen juister gevonden omdat anders de agenda van de plenaire vergadering gemakkelijk een rommeltje wordt. Als er eerst overleg was gevoerd in de commissie, hadden wij mogelijk nog naar andere onderwerpen voor morgenmiddag kunnen zoeken.

Ik stel vast, dat de meerderheid van de Kamer dit punt niet wil behandelen en derhalve is wetsvoorstel 23804 tot nader order van de agenda afgevoerd.

Het woord is aan de heer Huys.

De heer Huys (PvdA):

Voorzitter! De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft vorige week met de minister gesproken over het houden van pelsdieren. Hierbij is gebleken dat we het niet geheel met elkaar eens werden. Ik zou u daarom willen verzoeken, voorzitter, het verslag van dit overleg binnen afzienbare termijn op de agenda te plaatsen, zodat er een motie ingediend kan worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, conform het voorstel van de heer Huys, om dit punt aan de agenda toe te voegen, te besluiten. De Kamer moet er rekening mee houden dat het punt morgen aan de agenda wordt toegevoegd, lettend op het tijdstip dat zoëven is vrijgekomen doordat een ander punt is afgevoerd. Ik moet alleen nog nagaan of de minister beschikbaar is. De Kamer zal in de loop van deze middag telefonisch worden ingelicht.

Aldus wordt besloten.

Naar boven