Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | nr. 101, pagina 6138-6142 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | nr. 101, pagina 6138-6142 |
Er is geen inhoudsopgave aanwezig.
De voorzitter:
Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. nota-overleg met stenografisch verslag op:
maandag 20 november:
- van 11.15 uur tot 15.00 uur van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over het begrotingsonderdeel Visserij 1996;
maandag 6 november:
- van 11.15 uur tot 18.30 uur van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Financieel Overzicht Zorg 1996.
Ik stel voor, met ingang van de week na Prinsjesdag gedurende de begrotingsbehandeling op dinsdag te vergaderen van 14.00 uur tot uiterlijk 23.00 uur en op woensdag en donderdag van 10.15 uur tot uiterlijk 23.00 uur.
Ik stel voor, de spreektijden voor de begrotingsbehandeling (eerste en tweede termijn gezamenlijk) als volgt vast te stellen:
- de PvdA 530 minuten;
- het CDA 505 minuten;
- de VVD 480 minuten;
- D66 420 minuten;
- GroenLinks 160 minuten;
- de CD 105 minuten;
- de groep-Nijpels 90 minuten;
- de RPF 105 minuten;
- de SGP 95 minuten;
- het GPV 95 minuten;
- de SP 95 minuten;
- het AOV 60 minuten;
- de Unie 55+ 80 minuten;
- de heer Hendriks 30 minuten.
Dit is inclusief de spreektijd – ik wijs daar nadrukkelijk op – voor de financiële beschouwingen.
Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 3, 4 en 5 oktober:
de gezamenlijke behandeling van:
- de algemene financiële beschouwingen;
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 1996 (24400-IXB);
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 1996 (24400-IXA);
- het wetsvoorstel Wijziging van hoofdstuk IXA (Nationale Schuld) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 (slotwet/rekening) (24303);
- het wetsvoorstel Wijziging van hoofdstuk IXB (Ministerie van Financiën) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 (slotwet/rekening) (24304);
- het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de lasten en de baten en van de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van het Staatsmuntbedrijf voor het jaar 1994 (slotwet/rekening) (24318);
- de brief van de minister van Financiën ten geleide van de slotwetten en financiële verantwoording 1994 (24294);
- de brief van de Algemene Rekenkamer ten geleide van de rapportage Rechtmatigheidsonderzoek 1994 (Algemeen gedeelte) (24275);
de gezamenlijke behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven van het Huis der Koningin (I) voor het jaar 1996 (24400-I);
- het wetsvoorstel Wijziging van hoofdstuk I (Huis der Koningin) van de begroting van de uitgaven voor het jaar 1994 (slotwet/rekening) (24295);
de gezamenlijke behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin (II) voor het jaar 1996 (24400-II);
- het wetsvoorstel Wijziging van hoofdstuk II (Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 (slotwet/rekening) (24296);
de gezamenlijke behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 1996 (24400-III);
- het wetsvoorstel Wijziging van hoofdstuk III (Ministerie van Algemene Zaken) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 (slotwet/rekening) (24297);
- het wetsvoorstel Vaststelling vanVoorzitter titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek (23438);
- het wetsvoorstel Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet) (24169).
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van Nieuwenhoven.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Voorzitter! Ik heb, misschien wat ongebruikelijk, een vraag aan u bij de regeling van werkzaamheden.
Zoals u weet, ben ik voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In de werkwijze die wij met ons allen in de Kamer hebben vastgesteld, is de voorzitters een rol toebedeeld in het procedureel afhandelen van een aantal zaken. De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 1 september jl. een brief naar de minister gestuurd met het verzoek om een regeringsstandpunt over de Genderkliniek. Dat is een zaak die ons in de vaste kamercommissie al ettelijke maanden bezighoudt. In die procedurevergadering, waarbij in ieder geval namens alle grote fracties, maar zelfs namens de meeste kleine fracties, een lid aanwezig was, hebben wij voorts afgesproken dat wij niet uitsloten dat een overleg met de minister zou moeten plaatsvinden over deze zaak, omdat wij die heel belangrijk vinden. Wie schetst mijn verbazing dat u kennelijk toestemming hebt gegeven aan een lid van deze Kamer om hedenmiddag mondelinge vragen aan de minister te stellen. Ik kan dit niet anders dan op deze plek en op deze manier doen, omdat de mondelinge vragen anders eerst worden gesteld, voordat ik dit procedureel met u kan afhandelen.
Mijn vraag is dus heel erg intern gericht. Daarvoor mijn excuses, maar ik wil het wel erg graag weten.
De voorzitter:
Dat wat u zegt, is mij slechts kort voor de vergadering geworden, niet van uw kant overigens. Bij de goedkeuring van de mondelinge vragen was mij dat onbekend.
In de tweede plaats heeft de voorzitter van de Kamer wat betreft de procedurele gang van zaken niet de mogelijkheid om vragen tegen te houden, behalve op grond van het feit dat iemand bij het indienen ervan één seconde eerder is geweest dan zijn collega. Dat betekent derhalve dat als een lid gebruik wil maken van het vragenrecht, op welke manier dan ook, dit altijd allerlei andere procedures overrulet, zoals gebruikelijk. Het betekent ook dat zo'n zaak, als deze zich voordoet, binnen commissieverband en met de betrokken leden moet worden kortgesloten. Ik zei al dat het mij onbekend was, maar zelfs als het mij bekend was, dan had ik met het Reglement van orde niet de mogelijkheid om een lid het recht te ontzeggen om vragen te stellen. Dat is u ook bekend.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Voorzitter! Ik ben het met u eens dat het formeel zo is geregeld. Gegeven de werkwijze van de Kamer is het wel vrij uniek. In de lange jaren dat ik lid van de Kamer ben, is het zelden of nooit voorgekomen dat collega's op deze manier...
De voorzitter:
Mag ik u even onderbreken? Hebt u hierover ook gesproken met de betrokken collega, mevrouw Soutendijk?
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dat heb ik geprobeerd, maar ik hoorde het ook pas om tien voor twee. Daarom zei ik al dat het een wat onsympathieke weg is. U hebt gelijk: het staat iedereen vrij om wanneer dan ook vragen te stellen. Wilt u dan eens entameren dat in de commissie voor de Werkwijze hier aandacht aan wordt besteed? Ik denk namelijk dat het een beetje in strijd is met de wijze waarop de vaste kamercommissies in procedurele zin met elkaar zouden moeten omgaan.
De voorzitter:
Dat is waar. Ik voeg er nog iets aan toe, al is het een schot voor open doel. Het kan geen kwaad dat fracties ervoor zorgen dat zij in de procedurevergadering vertegenwoordigd zijn en dat zij de gemaakte afspraken intern bekend maken. Dat is het doel van procedurevergaderingen. Wie de schoen past, trekke hem aan.
Mevrouw Soutendijk-van Appeldoorn (CDA):
Voorzitter! Er is hier sprake van een groot misverstand! Ik heb vorige week aangekondigd mondelinge vragen te willen stellen. Nadat ik op de hoogte ben gekomen van datgene wat er in de vaste kamercommissie is gebeurd, heb ik dat voornemen ingetrokken. Er moet dus sprake zijn van een misverstand. Mijn medewerkster heeft geverifieerd of de intrekking doorgekomen was op de griffie. Ik heb dus helemaal niet het voornemen om mondelinge vragen te stellen.
De voorzitter:
Dit is een levendig bedrijf. Er zijn dus geen mondelinge vragen van mevrouw Soutendijk. Op het gewijzigde groentje dat zoëven is rondgedeeld, staan zulke vragen trouwens ook niet vermeld. Ik dank mevrouw Van Nieuwenhoven dat zij mij in de gelegenheid heeft gesteld om te attenderen op het belang van de procedurevergadering.
Het woord is aan de heer Lansink.
De heer Lansink (CDA):
Voorzitter! Tijdens het zomerreces heeft minister Ritzen de Kamer geïnformeerd over zijn beslissing om af te zien van de zogenaamde spaarregeling die het studenten mogelijk maakt om, wanneer zij wat meer hebben gepresteerd, dat meerdere later in te ruilen, en omgekeerd. Die spaarregeling is een gevolg geweest van een wijzigingsvoorstel dat ik indertijd bij de behandeling van het wetsvoorstel "Student op eigen benen" heb ingediend, en waarvoor ik grote instemming van de Kamer heb verworven. Nog belangrijker is het dat de minister in deze Kamer en in de Eerste Kamer heeft toegezegd dat hij met zo'n spaarregeling zou komen. Het is dus verbazingwekkend dat hij daar nu van afziet. De Kamer kon niets doen omdat dit tijdens het zomerreces gebeurde.
Het Interuniversitair studentenoverleg, het ISO, had bovendien een kort geding aangespannen. Dat kort geding heeft tot een merkwaardige uitspraak geleid. De rechter achtte zich niet bevoegd, maar wel wees hij de studenten op mogelijkheden en gaf hij wat tips. Daarover wil ik het nu niet hebben. Het gaat mij erom dat de Kamer met de minister van gedachten moet kunnen wisselen over de eerdere brief en over een brief waar ik nu om verzoek. Omdat de minister niet in het land is, stel ik voor om daarvoor tijd te reserveren in de eerste week na de algemene beschouwingen. Ik verzoek dus concreet om een nieuwe brief van de minister, waarin hij tevens ingaat op de uitspraken van de rechter en op andere toespelingen die tijdens het kort geding naar voren zijn gebracht.
De heer Rabbae (GroenLinks):
De fractie van GroenLinks steunt dit verzoek van harte.
Mevrouw Kamp (VVD):
Voorzitter! Het wordt bijna een herhaling. Over dit onderwerp is in de vorige procedurevergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uitvoerig gesproken. Er is al afgesproken om, na Prinsjesdag en vóór 1 oktober, met de minister een algemeen overleg te voeren over dit onderwerp. Ik stel dus voor om de brief waar de heer Lansink om vraagt, toe te voegen aan de stukken voor het algemeen overleg.
De heer Van der Ploeg (PvdA):
Ook de fractie van de PvdA is van mening dat vorige week al besloten is om de minister aan de tand te voelen over dit onderwerp, en na te gaan hoe het precies zit met de spaarregeling en de uitspraken van de rechter. Ik ga ervan uit dat de vragen van de spreker gewoon meegenomen kunnen worden.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Een algemeen overleg lijkt mij een prima gelegenheid om met de minister hierover van gedachten te wisselen, hetgeen overigens ook is afgesproken.
De heer Lansink (CDA):
Voorzitter! Ik heb het punt van het overleg en hetgeen in de commissie aan de orde is geweest, meegewogen. Het gaat hierbij overigens niet om informatieve vragen over de brief. Het gaat erom hetgeen de Kamer eerder heeft uitgesproken, vastgelegd in een wijzigingsvoorstel, te toetsen en te herbevestigen. Dat is het doel. Daarvoor is een mondeling overleg niet het geschikte middel. Ik ben overigens mede tot dit verzoek gekomen door de publiciteit rondom de uitspraken in het kort geding. Het lijkt mij veel beter dat daarover een plenair debat wordt gevoerd in plaats van een informatief algemeen overleg.
De heer Rabbae (GroenLinks):
Voorzitter! Zoals de heer Lansink al heeft gezegd, is deze zaak eerder plenair besproken. De minister heeft hetgeen is neergelegd in een amendement, niet uitgevoerd. Het lijkt mij dan ook correct dat deze zaak plenair wordt behandeld.
Mevrouw Kamp (VVD):
Eerst een AO en daarna een plenair debat; het een sluit het ander niet uit.
De voorzitter:
De oplossing is gelegen in de laatste opmerking van mevrouw Kamp. Dit betekent dat wij er rekening mee moeten houden dat er na het AO – het is overigens een zaak van de commissie om al dan niet een AO te houden – een plenair debat zal plaatsvinden, waarvan de bijzonderheden op een nader moment zullen worden geregeld. Het is aan de commissie, te beoordelen of men een AO of dat men direct een plenair debat wenst. Dat ligt buiten de bevoegdheden van de Kamer. De commissie kan altijd bijeenkomen.
De heer Lansink (CDA):
Ik wil in de procedurevergadering een nieuwe poging doen om de collega's ervan te overtuigen, evenals de heer Rabbae dat zojuist probeerde, dat een plenair debat toch de meest aangewezen route is. Lukt mij dat niet, dan moet het maar via de weg van een algemeen overleg, maar dan vraag ik wel meer spreektijd dan twee minuten om die zaak te beoordelen.
De voorzitter:
Ik stel aan de Kamer voor, een plenair debat over dit onderwerp te houden. Op de nadere bijzonderheden komen wij terug in de regeling van werkzaamheden. Ik beveel aan dat de commissie intern overleg voert om de vraag te beantwoorden of er onmiddellijk een plenair debat wordt gehouden of eerst een voorbereidend algemeen overleg.
Aldus wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Sipkes.
Mevrouw Sipkes (GroenLinks):
Voorzitter! Na de regeling zal ik mondelinge vragen stellen aan de minister van Defensie ad interim over het feit dat wij door de minister van Defensie niet volledig op de hoogte gesteld zijn van hetgeen er in en rond de val van Srebrenica is gebeurd. Het zijn mondelinge vragen. Zeker naar aanleiding van de brief van vanmorgen had de fractie van GroenLinks er de voorkeur aan gegeven om de minister van Defensie vandaag te interpelleren. Hetgeen is gebeurd, is voor ons zeer, zeer ernstig.
Voorzitter! De minister van Defensie is in het buitenland en het schijnt niet mogelijk te zijn om hem hier naartoe te halen. Daarom handhaven wij de mondelinge vragen. Ik wil wel, mede op basis van de brief van vanmorgen, aanstaande donderdagavond – de eerste gelegenheid waarop de minister weer in Nederland is – een algemeen overleg houden. Wij sluiten met nadruk niet uit dat dit eventueel uitmondt in een plenair debat.
De heer Wallage (PvdA):
Voorzitter! Ik neem de conclusies van mevrouw Sipkes voor kennisgeving aan. Op basis van haar redenering zijn zij ook logisch. Ik heb één kanttekening. De vraag of een minister beschikbaar moet zijn voor de Kamer, is in de allereerste plaats hier ter beoordeling. Als de Kamer vindt dat de minister geïnterpelleerd moet worden, dan is hij er ook, zo lijkt mij, misschien niet à la minute, maar dan toch wel een paar uur later. Ik vind de argumentatie van mevrouw Sipkes in dat opzicht dan ook niet correct. Als de fractie van GroenLinks een interpellatie wil, vragen wil stellen aan de minister van Defensie, moet dat hier op tafel komen. Dan kan de Kamer beoordelen of zij dat wil. Het is dan vervolgens een kwestie van goede gewoonte dat bewindslieden ervoor zorgen dat zij hier zijn.
De heer Heerma (CDA):
Mijnheer de voorzitter! Ik steun hetgeen collega Wallage hierover zegt. Als er van de zijde van de fractie van GroenLinks het verzoek wordt gedaan een interpellatie te houden, steun ik dat. Dat is de hoofdroute. De minister van Defensie moet dan beschikbaar zijn. Elke andere procedure is minder goed.
Mevrouw Sipkes (GroenLinks):
Voorzitter! Wij hebben deze mogelijkheid vanmorgen uitvoerig overwogen. Wij hebben geïnformeerd of deze mogelijkheden er zijn en een inschatting gemaakt of het mogelijk zou zijn om de minister hier te krijgen. Dat is een moeilijke kwestie. Toen hebben wij gezegd: prima, dan nu eerst met de minister ad interim helderheid over datgene wat er is gebeurd, min of meer op basis van de brief. Donderdagavond bekijken wij een en ander wat uitvoeriger, waarbij een plenair debat later niet uitgesloten is. Het punt was inderdaad de tijd. Dat is een organisatorisch probleem. Deze oplossing leek ons in dit geval het beste.
De voorzitter:
Ik zou misschien de opmerking mogen maken dat in algemene zin geldt, dat een minister aanwezig moet zijn op het moment dat de Kamer dat verlangt. Maar dat moet ook fysiek mogelijk zijn. Vandaag geeft dat complicaties, dat is reeds in technische zin gecheckt.
Er is ook een andere afweging die ik de Kamer wil voorhouden. Het gaat niet om een binnenlands werkbezoek, maar om een bezoek aan een ander land. Daarbij moeten wij ook afwegen dat een bezoek dat net in de beginfase is, dan onmiddellijk zou moeten worden afgebroken.
Vasthoudend aan het beginsel dat een minister er altijd moet zijn als wij dat wensen, zeg ik: het moet wel fysiek mogelijk zijn en er moet soms naar een praktische oplossing worden gezocht. Die kanttekening wilde ik alleen maar maken.
De heer Wallage (PvdA):
Voorzitter! Dat lijken mij allemaal respectabele overwegingen, maar dat doet niet af aan het feit dat de verantwoordelijkheid of je wel of niet interpelleert en vervolgens vragen stelt aan een ad interim minister in dit geval bij de fractie van GroenLinks ligt. Zij heeft zelf gekozen om het zo te doen; niet de afwezigheid van de minister is de reden. Als wij het echt willen, moet alles op alles worden gezet om de minister hier te krijgen.
Mevrouw Sipkes (GroenLinks):
Voorzitter! Uiteraard hadden wij het aan de Kamer kunnen voorleggen, als wij daarop hadden gestaan. Het is uiteraard aan de meerderheid van de Kamer om hiermee akkoord te gaan. Zoals ik daarnet al zei tegen de heer Heerma, waren er in dit geval tal van praktische bezwaren, waardoor wij inschatten dat het min of meer onmogelijk was. Daarom hebben wij voor deze oplossing gekozen.
De voorzitter:
Wij hebben van deze mededeling kennis genomen. Het al dan niet houden van een algemeen overleg is een zaak van de desbetreffende commissie. Straks merken wij wel welke vragen u zult stellen. Had u nog een ander punt voor de regeling?
Mevrouw Sipkes (GroenLinks):
Ja, voorzitter. Twee weken geleden heb ik bij de regeling gevraagd om een brief met spoed van mevrouw Schmitz naar aanleiding van alle "incidenten" die steeds opnieuw plaatsvinden bij de IND. Deze brief is dit weekend binnengekomen. Om eerlijk te zijn, deze brief stelt mij min of meer teleur. Ik heb het gevoel dat wij als Kamer weer aan het lijntje worden gehouden, met dien verstande dat er nu een aantal initiatieven liggen en dat de staatssecretaris de belofte doet dat het resultaat van het allerlaatste onderzoek dat zij heeft gelast naar de gehele asielketen, binnenkort ter beschikking komt en ruim voor de behandeling van de justitiebegroting bij de Kamer zal zijn. Daar wil ik nog op wachten, maar ik maak daarbij een aantekening. Zij zegt: voor de justitiebegroting. De fractie van GroenLinks hecht eraan om het los te maken van de justitiebegroting, gegeven de aard van het onderwerp. Wij gaan ermee akkoord om er nu niet op terug te komen, maar wèl ruim voor de justitiebegroting. Wij moeten de tijd hebben om erover te debatteren.
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter! Wij hebben de brief inderdaad dit weekend gekregen. Ik ga ervan uit dat deze brief in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie besproken zal worden, zodat wij de mogelijkheid hebben om ruim voordat de begroting aan de orde is, een algemeen overleg te voeren. Ik steun het verzoek om daarover een algemeen overleg te voeren.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Rosenmöller.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter! Met het milieubeleid was het het eerste jaar van dit kabinet droevig gesteld en de start van het tweede jaar belooft niet veel beters. Wat is er aan de hand? In mei van dit jaar heeft de Kamer op initiatief van onze fractie met de minister van milieu een spoeddebat gehouden over het CO2-beleid. CO2 is een belangrijke veroorzaker van het broeikaseffect. De doelstelling was om min 3% te halen, dus een reductie van 3%, maar dat lijkt van geen kant te lukken. Wij moeten eerder denken aan plus 10% dan aan min 3%. Een van de uitkomsten van dat spoeddebat, in de vorm van een citaat van de minister van VROM uit de Handelingen, was: "het toegezegde pakket om die min 3% te halen, heb ik onmiddellijk na het zomerreces klaar". Ik neem aan dat het ook voor deze minister zomer geweest is. Dat zal gelden voor het gehele kabinet. Derhalve heb ik in de richting van het kabinet het verzoek om dat aanvullende pakket om die min 3% daadwerkelijk te halen, deze week bij de Kamer te deponeren, zodat we dat volgende week in de algemene politieke beschouwingen kunnen meenemen.
Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):
Ik zou de heer Rosenmöller in overweging willen geven om dit soort verzoeken voortaan gewoon in te dienen bij de VROM-procedurevergadering, want dat hoort daar thuis en niet hier in deze plenaire vergadering.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik zal als vierde spreker bij deze regeling niet vervallen in geneuzel rond allerlei procedures hier. Gelukkig maak ik nog zelf uit waar ik wat aan de orde stel. Als ik iets zeer belangrijk vind, waar de minister een toezegging voor gedaan heeft die twee weken na het zomerreces niet is waargemaakt, heb ik alle gelegenheid en ook alle recht – dat weet de voorzitter van de commissie – om dat hier aan de orde te stellen. In die zin kap ik die discussie, die ik absoluut oninteressant vind, af. Dat is punt één. Punt twee is dat ik hoop dat de fractie van D66 mijn verzoek steunt, namelijk dat het aanvullende pakket om de doelstellingen van het CO2-beleid inderdaad gerealiseerd te krijgen, deze week komt. Ik ben namelijk zeer benieuwd of de fractie van D66 dat volgende week, in het debat over de algemene politieke beschouwingen, mee wil nemen.
Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):
Wij hebben vanaf het moment dat de Kamer van reces terug is, twee procedurevergaderingen van de vaste commissie voor VROM gehad. Als dit volgens de heer Rosenmöller zo verschrikkelijk noodzakelijk en snel moest, had dit dus twee keer kunnen gebeuren. Ik zou het werkelijk daarheen willen leiden dat wij dat voortaan zo doen. Ik heb het nu niet over de inhoud, die uiteraard uitgebreid aan bod komt.
De voorzitter:
De gang van zaken binnen de desbetreffende commissie is een zaak van die commissie. Daarover kunnen wij hier niet van gedachten wisselen. Ik stel verder voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19941995-101-6138-6142.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.