Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 20, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 20, item 6 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet milieubeheer voor de invoering van een minimum CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking (Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking) ( 35216 ).
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de eerste termijn van de kant van de Kamer van het debat over de Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking.
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Essers namens het CDA.
De heer Essers (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De CDA-fractie heet de beide bewindslieden van harte welkom in ons midden en kijkt uit naar de constructieve samenwerking, waar we alle vertrouwen in hebben.
Voorzitter. De CDA-fractie is een warm voorstander van de uitvoering van het Klimaatakkoord. Maatregelen die eraan bijdragen dat de ambitieuze en noodzakelijke klimaatdoelstellingen worden bereikt, kunnen op onze steun rekenen. Dat zou mogelijk ook voor het onderhavige wetsvoorstel kunnen gelden, dat voorziet in een minimum-CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking en een CO2-belasting indien en voor zover de ETS-prijs lager is dan de vastgestelde minimum-CO2-prijs. Niettemin rijzen er bij nadere bestudering van dit wetsvoorstel bij ons de nodige vragen en twijfels. Wij hopen dat de bewindslieden in de loop van het debat deze vragen en twijfels zodanig overtuigend kunnen beantwoorden dat wij na afloop van dit debat het wetsvoorstel con amore kunnen aannemen.
Die twijfels zien in de eerste plaats op de effectiviteit van dit wetsvoorstel. In de memorie van toelichting die alweer dateert van 3 juni 2019 — toen zag de wereld er echt heel anders uit — sprak het toenmalige kabinet nog enthousiast over de koplopersrol die Nederland zou pakken met de invoering van een minimum-CO2-prijs. Daarbij zouden in de visie van het toenmalige kabinet "andere EU-lidstaten en onze buurlanden worden gestimuleerd om ambitieuzer energie- en klimaatbeleid te voeren en net als Nederland en het Verenigd Koninkrijk over te gaan op een minimum-CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking". Inmiddels zijn we alweer bijna drie jaar verder en kent tot dusverre alleen het Verenigd Koninkrijk een minimum-CO2-prijs. In Duitsland is er een coalitieakkoord gesloten waarin ook wordt voorzien in die minimum-CO2-prijs, maar wij zijn wel benieuwd hoe dat akkoord zich verhoudt tot dit wetsvoorstel, want volgens mij zitten er toch wel een paar andere elementen in.
Dit brengt ons op de vraag of Nederland nog steeds de ambitie heeft om op dit terrein een voorbeeld te zijn voor andere Europese landen. Of is het eerder zo dat de meeste Europese landen meer vertrouwen hebben in andere klimaatmaatregelen? Opvallend is ook dat Nederland aanvankelijk nog van de verwachting uitging dat de gesignaleerde risico's op het gebied van de leveringszekerheid zouden worden beperkt als de ons omringende landen ook een minimum-CO2-prijs zouden invoeren. De elektriciteitsproductie — dat komt iedere keer terug — kan immers gemakkelijk worden verplaatst naar het buitenland.
Dat aspect van leveringszekerheid komt zoals gezegd regelmatig terug. Dat is de reden dat Nederland slechts een "relatief lichte prikkel" bij de uitwerking van de minimum-CO2-prijs wenst, zoals het toenmalige kabinet het zei. Een relatief lichte prikkel. Maar wederom dient zich dan de vraag aan wat het werkelijke ambitieniveau van Nederland met dit wetsvoorstel is. Willen we daadwerkelijk nog steeds die koplopersrol in Europa innemen of zijn we bij voorbaat al zo bang voor de aantasting van de leveringszekerheid dat we een maatregel invoeren die nauwelijks effect zal sorteren?
Dat laatste wordt bevestigd door het feit dat er geen opbrengst wordt begroot voor de onderhavige maatregel, omdat de huidige en verwachte ETS-prijzen hoger zijn, veel hoger, dan de minimum-CO2-prijs waarin dit wetsvoorstel voorziet. Er is weliswaar een achteruitgang van die prijzen, maar die zal naar alle waarschijnlijkheid toch te maken hebben met de verschrikkingen in Oekraïne.
In de voorzienbare toekomst zal er dan ook geen aanvullende belasting op grond van deze wet plaatsvinden. We praten dus over een belasting die er vooralsnog niet zal komen. Dat zijn we niet zo gewend. Hebben we dan in feite niet te maken met een wetvoorstel dat hooguit een symbolische functie heeft? Nu kan de symboolfunctie van een wet op zich ook al waardevol zijn, maar hier is het de vraag wat die symboolfunctie dan precies inhoudt als Nederland zo terughoudend is met dit nieuwe fiscale instrument. Het enige wat je in dit verband mogelijk kunt aanvoeren, is dat de opwekkers van elektriciteit bij het doen van investeringen die de uitstoot van CO2 verminderen, weten dat ze in ieder geval ten minste de minimum CO2-prijs besparen, aangezien de eveneens bespaarde ETS-prijs minder voorspelbaar is vanwege de fluctuerende vraag en aanbod in de markt. Ik vraag de bewindslieden in hoeverre dat een overtuigende reden is voor invoering van dit wetsvoorstel.
De met deze wet samenhangende toename van de administratieve lasten mocht er toch een CO2-belasting worden geheven, roept mede gelet op het voorgaande de vraag op of Nederland niet beter naar andere, meer effectieve instrumenten kan kijken om de CO2-uitstoot terug te draaien, zoals met name oplossingen in Europees verband. Wat is de visie van de bewindslieden hierop?
Een ander twijfelpunt bij ons is het risico dat Nederland loopt om door de Europese Commissie beschuldigd te worden van het verlenen van verboden staatssteun, aangezien dit wetsvoorstel alleen geldt voor bedrijven die zich toeleggen op elektriciteitsopwekking en niet voor energie-intensieve gebruikers. Volgens de regering is de kans hierop klein, met als belangrijkste argument dat de Europese Commissie die stelling ook niet heeft ingenomen ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk, waar een soortgelijke regeling geldt. Echter, wij verwijzen naar de ervaringen met de onlangs weer ingetrokken BIK. Ook de regering was er aanvankelijk van overtuigd dat daar geen sprake was van verboden staatssteun, maar zij kreeg naderhand toch een andere boodschap van de Commissie. Daarom vragen wij de bewindslieden of het toch niet beter en verstandiger is om de staatssteunkwestie expliciet aan de Commissie voor te leggen, alvorens de wet te laten ingaan. Immers, men kan er wel geen opmerkingen over gemaakt hebben, maar is de vraag of de beperking tot elektriciteitsopwekking eventueel staatssteun zou kunnen opleveren ook expliciet voorgelegd?
Ten slotte, voorzitter. Wij hebben twijfels over de wijze waarop de ambtelijke uitvoering wordt geregeld van de additionele belasting die wordt opgelegd als de ETS-prijs onder de minimum-CO2-prijs komt. Het is niet de Belastingdienst die verantwoordelijk wordt voor de heffing en de invordering van deze CO2-belasting, maar de Nederlandse Emissieautoriteit. Wij begrijpen maar al te goed dat de Belastingdienst met serieuze capaciteitsproblemen kampt, maar is dit wel een juiste bijdrage aan de oplossing daarvoor? Zijn belastingplichtigen wel gediend met een op fiscaal terrein volstrekt onervaren dienst als de NEa, zeker bij een voor de fiscale rechtsbescherming zo cruciale wet als de Algemene wet inzake rijksbelastingen? Zie ook het advies van de Raad van State in dezen.
Kan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst in dit verband ook ingaan op de vraag waarom de hier bedoelde CO2-belasting een belasting is in de zin van de AWR? Daar komt nog bij dat het bestuur van de NEa een zelfstandig bestuursorgaan is, terwijl het ambtelijk apparaat een buitendienst, een agentschap is van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Voor de uitvoering van de wettelijke bepalingen inzake de minimum-CO2-prijs staat deze dienst echter onder het gezag van de minister van Financiën. Is deze Haagse constructie niet gedoemd om tot uitvoerings- en afstemmingsproblemen te leiden? Ik verwijs naar de ervaringen met andere constructies waar meerdere departementen bij betrokken zijn, zoals bij de toeslagen.
Voorzitter. Wij hopen dat de bewindslieden onze hiervoor genoemde vragen en twijfelpunten kunnen wegnemen.
Ik dank u wel.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Is de CDA-fractie in de Eerste Kamer van mening dat Nederland een koploper moet worden op het terrein van de klimaat- en energietransitie?
De heer Essers (CDA):
Ik zou die uitdaging zeker niet uit de weg gaan, maar als dat koploperschap alleen maar in symbolen wordt verwoord en we eigenlijk weer terugschrikken voor de eventuele consequenties ten aanzien van leveringszekerheid, dan vraag ik me af of we niet beter wat bescheidener kunnen zijn en ons kunnen aansluiten bij wat er in Europa gebeurt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer Essers verwees terecht naar Duitsland voor wat er in Europa gebeurt. Duitsland is heel belangrijk, ook in de analyse van Frontier Economics destijds over leveringszekerheid et cetera. Zou het dan niet logisch zijn om te zeggen: kom op, staatssecretaris, kom op, minister, we doen er een plus op; ga aan de slag met Duitsland en kom met een hogere minimumprijs? Dan hebben we het ergens over, want we willen toch koploper zijn in Europa.
De heer Essers (CDA):
Dat is een punt dat ik eigenlijk in alle bijdragen tot dusverre gehoord heb: we nemen kennis van deze wet, maar er ontbreekt het een en ander aan. En nu verwijst u ook weer naar de situatie in Duitsland, waar men waarschijnlijke hogere minimumprijzen heeft. Ja, als je een wet wilt hebben die effectief is en je constateert nu dat de ETS-prijs veel hoger is dan die minimumprijs, dan moet je die wet intrekken of je moet die minimumprijs verhogen of in ieder geval komen met een mechanisme zoals de wiebeltaks die de heer Crone noemde. Dan heb je er iets aan, maar ik vraag me af of we op de goede weg zijn met een wet die boven de markt zweeft, die geen effect heeft, die geen opbrengst met zich meebrengt, maar die wel als die een keer wordt ingevoerd heel veel administratieve lasten met zich meebrengt.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Vendrik.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik probeer even te snappen waar de CDA-fractie nu op uit is. Ik hoor twijfel. Dat kan ik me best voorstellen. Iedereen hier heeft vragen over dit wetsvoorstel. Het is aan het kabinet om die goed te beantwoorden. Maar met twijfel kun je twee kanten op. Ik hoor dat de heer Essers eigenlijk zegt: nee, een uitdaging als klimaatkoploper in Europa wil ik niet uit de weg gaan. Maar als ik doorvraag, hoor ik hem eigenlijk zeggen: staatssecretaris en minister, gooi dit wetsvoorstel in de prullenbak. Dat rijmt niet met elkaar. Hoe zit dat?
De heer Essers (CDA):
We hebben hier een debat waarin standpunten over en weer worden gewisseld. Dat willen we ook echt heel serieus voeren. We hebben onze twijfels. We hebben onze mind nog niet opgemaakt, maar we zijn heel benieuwd naar de beantwoording door beide bewindslieden. Wij kunnen ons wel — en dat heb ik ook verwoord — heel goed vinden in alle twijfels die ook door de collega's hier zijn uitgesproken. Dan is toch de meest logische vraag als we het hebben over een wet die meer symboolwerking dan feitelijke werking heeft: moet je dan wellicht niet terug naar de tekentafel en met een nieuw wetsvoorstel komen?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga nu door naar de volgende spreker. Dat is de heer Van der Voort namens D66.
De heer Van der Voort (D66):
Voorzitter. De D66-fractie heet beide bewindslieden welkom in de Eerste Kamer. Wij hopen op een goede samenwerking. Het onderwerp dat vandaag op de agenda staat, leent zich daar goed voor. Immers, het klimaat is de grootste zorg voor de samenleving, zowel op korte en middellange als op lange termijn. Het is daarom dat de nieuwe regering ook een minister voor Klimaat en Energie heeft aangesteld. Het doet mij persoonlijk en mijn fractie als geheel bijzonder veel genoegen dat de heer Jetten die post bekleedt.
Voorzitter. Onze fractie wil vooreerst onze bezorgdheid omtrent de situatie in Oekraïne en Rusland uitspreken, uiteraard vooral met betrekking tot het humanitaire leed. De situatie heeft daarnaast een directe link met het energievraagstuk en met de prijzen van energie. Daarmee connecteert het met het voorliggende wetsvoorstel.
Dat wetsvoorstel behelst het wettelijk verankeren van een minimumprijs voor geproduceerde CO2 bij de opwekking van elektriciteit. Althans, het opleggen van een belasting tot aan het minimumprijsniveau indien de prijs onder dat minimum daalt. Op zich een vreemde constructie. De vrije markt bepaalt de prijs van emissierechten, maar onder een minimumprijs gaat de overheid ingrijpen. In een bredere context van de wet kan het nog eens kritisch beschouwd worden, namelijk door de hoeveelheid uit te geven emissierechten te verminderen over de tijd wordt er bewust een schaarste gecreëerd met als doel de prijs op te drijven en daarmee de prikkel om te reduceren in uitstoot te vergroten. Die regulering is nodig omdat het publieke belang van CO2-reductie te groot is om aan de markt over te laten. Daarmee komt de vraag op die steeds vaker aan de orde is in het veranderende tijdsgewricht, namelijk: wat is de plaats van de markt waar het gaat om publiekewaardecreatie? Het paradigma New Public Management, waarin het marktdenken centraal staat, is aan het verschuiven naar public value management, waarin het creëren van publieke waarde centraal staat. Het beleid voor een leefbaar en duurzaam klimaat is misschien wel het mooiste voorbeeld van publiekewaardecreatie. Hoewel je kan beargumenteren dat de ETS-markt goed functioneert, is het in het licht van public value management toch boeiend om te reflecteren op de vraag waarom er überhaupt nog binnen een vrije markt wordt gewerkt als het om klimaat gaat. Zijn dit soort doelstellingen niet zo belangrijk voor de samenleving dat niet de markt maar de overheid deze primair moet uitvoeren op nationaal of Europees niveau? Kan de minister voor Klimaat zijn gedachten hierover in wat bredere zin met ons delen?
Voorzitter. De Eerste Kamer buigt zich graag over de uitvoering. De heffing en inning van de voorliggende belasting worden niet door de Belastingdienst uitgevoerd. Ook de Raad van State heeft hier kritiek op. Waarom houdt de regering vast aan de constructie van inning door de NEa, terwijl de Raad van State een helder en valide betoog houdt om dat niet te doen?
De heer Crone (PvdA):
Ik was er even door verrast dat de liberale partij par excellence nu twijfels heeft bij marktwerking, omdat de overheid het misschien zou moeten overnemen. Dat is een valse tegenstelling, zeg ik dan maar als marktsocialist. De overheid kan de markt het werk laten doen, als ze het maar normen oplegt. Dat kan via vergunningen en dat soort dingen, maar ook door een hoge heffing. Dus daar is toch niks mis mee? En dan kiest de markt de meest efficiënte oplossing, maar de heffing bepaalt, of in dit geval de ETS-markt.
De heer Van der Voort (D66):
Zeker. We spreken dan over een gereguleerde markt. Die regulatie ken ik zelf uit de zorg ook heel erg goed. Die heeft zeker goede aspecten. Toch is het goed om er, zeker in deze Kamer van reflectie, eens even goed over na te denken of een publieke waarde die zo belangrijk is als klimaat, inderdaad zo aan de markt overgelaten kan worden, of dat dat niet zo moet. Ik ben benieuwd naar de visie van de regering hierop.
De heer Crone (PvdA):
Maar het zou toch juist uw claim zijn — de mijne is het in ieder geval — dat de overheid zorgt dat er zo weinig rechten zijn dat de prijs vanzelf omhoog moet? Je hebt die rechten namelijk nodig, anders kun je niet produceren. Je moet dan dus op een krappe markt inkopen. Dat was het probleem. Toen de prijs nog €5 was, waren er gewoon te veel rechten, dus die kon je gratis krijgen.
De heer Van der Voort (D66):
Ja, en dan is er dus geen sprake meer van een vrije markt.
De heer Crone (PvdA):
Precies.
De heer Van der Voort (D66):
Er is sprake van een gereguleerde markt, en dat staat hier ter discussie.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van der Voort (D66):
Voorzitter. Dan het prijsniveau. Er is een vast prijsniveau in het wetsvoorstel opgenomen dat tot 2030 oploopt naar €31,90 per ton CO2. In februari was de ETS-prijs zelfs even €96 en nu ligt die weer rond de €60. Is het prijsniveau dat in het wetsvoorstel beschreven staat wel realistisch? Het is vandaag al eerder aan de orde geweest. Hoe groot acht de staatssecretaris van Financiën de kans dat het wetsvoorstel, eenmaal aangenomen, nooit daadwerkelijk tot belastingheffing gaat leiden? Wat is, als die kans groot is, dan toch de reden om deze wet aan te nemen?
Er is in de Tweede Kamer een amendement aangenomen waarin staat dat de evaluatie na drie jaar in plaats van na vijf jaar wordt verricht. De vraag die de D66-fractie heeft naar aanleiding van de betrekkelijk lage prijs in het huidige wetsvoorstel, is of de bedragen die in de wet zijn opgenomen ook kunnen worden aangepast naar aanleiding van deze evaluatie. En welke gedachtegang of rekenregels voor het bepalen van het nieuwe prijspeil zullen dan worden gevolgd? Er worden gratis emissierechten uitgegeven die zijn bedoeld om weglekken van activiteiten en daarmee CO2-uitstoot naar landen buiten de EU te voorkomen. Er is een motie aangenomen betreffende grensheffing, de motie-Grinwis/Van Weyenberg, om te streven naar een situatie waarin het uitgeven van deze gratis emissierechten kan worden gestaakt. Nu is bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel al enige tijd verstreken. Immers, de invoering zou oorspronkelijk 1 januari 2020 zijn. Kan de minister aangeven of in de tussentijd, de afgelopen twee jaar dus, internationaal vooruitgang is geboekt met betrekking tot afspraken over de grensheffing? Kan de regering een inschatting geven van wanneer het gratis uitgeven van emissierechten kan worden gestopt?
Voorzitter. Het zal u duidelijk dat de D66-fractie voorstander is van ieder voorstel dat de klimaatdoelen dichterbij brengt en dus ook van het voorliggende voorstel. Desalniettemin kijken we uit naar de beantwoording van onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Voort. De heer Vendrik.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het punt werd zojuist ook opgebracht door de heer Essers en ik heb er ook over gesproken, namelijk het feit dat deze minimumprijs alleen van toepassing is op elektriciteitsproducenten en niet ook op de industrie, de andere sector onder ETS. Zou de D66-fractie het kabinet willen aanmoedigen om dat ook te gaan doen, een minimumprijs voor CO2 ook van toepassing verklaren op de industrie?
De heer Van der Voort (D66):
Als ik goed ben geïnformeerd, is dat ook het plan van de regering. En als dat zo is, heeft een verdere aanmoediging op dit moment verder geen zin, maar in beginsel zijn wij er als D66 voorstander van.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik hoor eigenlijk een beetje in het betoog van de heer Van der Voort dat die prijs dan ook wel moet stijgen, een beetje richting Duitsland. Snap ik het zo goed?
De heer Van der Voort (D66):
De prijs moet inderdaad wel zodanig zijn dat het ook een zinvolle prijs is. Of dat richting Duitsland is, daar ga ik niet over, maar in ieder geval moet die omhoog.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Vendrik.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Nou ja, een beetje ... Daarnet hoorde ik woorden als "public value management". Dan heb je toch een idee over wat van waarde is en hoe je dat vertaalt in prijzen. Dan kom ik vanzelf op Duitsland uit. Hoe zit dat bij D66?
De heer Van der Voort (D66):
Wij wachten het voorstel van de regering af, maar het doel moet zijn om de klimaatdoelen zo snel mogelijk te bereiken. En dan zullen we zien welke prijs daarvoor wordt voorgesteld.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Voort. Dan is nu het woord aan de heer Van Ballekom namens de VVD-fractie.
De heer Van Ballekom (VVD):
Voorzitter. Mijn fractie heeft tijdens een vorig debat de staatssecretaris alle succes toegewenst voor de komende jaren. Dezelfde wensen gaan natuurlijk uit naar het succes van minister Jetten in zijn huidige positie.
Gezien de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer en de schriftelijke behandeling van het voorstel in deze Kamer, zou in de visie van mijn fractie het ook voldoende zijn geweest te pleiten voor een afdoening zonder debat. Maar nu we toch genoeglijk onder elkaar zijn, maak ik van de gelegenheid gebruik om nog enkele vragen te stellen aan de bewindspersonen.
Het wetsvoorstel streeft na dat bedrijven die elektriciteit produceren, dat zo schoon mogelijk doen met zo min mogelijk CO2-uitstoot. Hiervoor zijn investeringen nodig. Met een minimumprijs die oploopt tot ongeveer €30 per ton in 2030 wordt het bedrijfsleven enige zekerheid geboden, zoals de regering dat heeft neergelegd in de wet. Dat zijn nastrevenswaardige doelstellingen, voorzitter. Maar met de huidige ETS-prijs, die ik niet zo snel zie dalen, is het vooralsnog een belasting die niets oplevert, dus in de zin van opbrengsten overbodig. Ik las dat de tegenvallende inkomsten zijn gecompenseerd, maar ik zou een vraag willen stellen aan de staatssecretaris. Was dat nodig, gezien de aanmerkelijk hogere opbrengsten van de ETS-inkomsten die naar de Nederlandse Emissieautoriteit vloeien? Of haal ik nu gewoon twee zaken door elkaar? Dat kan natuurlijk ook.
Ik zou de staatssecretaris in deze context ook nog twee aanvullende vragen willen stellen. In eerste aanleg zou de CO2-uitstoot die het gevolg is van het gebruik van biomassa niet worden meegeteld. Daarop is de belasting dus kennelijk niet van toepassing. De reden is dat er sprake zou zijn van een dubbeltelling vanwege de LUCF-verordening. Hoe verzin je zo'n afkorting? Maar oké. Deze verordening is in januari aangescherpt. Nu zou er van een dubbeltelling geen sprake meer zijn. Kan de staatssecretaris eens uitleggen welke uitstoot vanwege het gebruik van biomassa nu wel en welke niet wordt meegeteld?
Een tweede punt van belang voor mijn fractie is dat sprake moet zijn van een gelijk speelveld voor alle partijen. Binnen de Unie is dat niet zo'n probleem, lijkt mij, zolang de ETS boven die €30 per ton blijft. Voor externe partijen buiten de EU gaat de CBAM gelden, het Carbon Border Adjustment Mechanism. Over dit laatste is nog geen overeenstemming. Mijn vraag is of er nog steeds sprake is van een gelijk speelveld als die CBAM er niet komt en wanneer en of de ETS-prijs onder die €30 zakt. Want dan hebben we wel een probleem, lijkt mij. Om in de woorden van een van mijn voormalige bazen te spreken: het mag natuurlijk niet zo zijn dat de wereld warmer wordt en Nederland armer.
Ook zou ik, voorzitter, met uw permissie, ook enkele vragen willen stellen aan de minister. Bij diverse gelegenheden in dit huis is gesproken over de leveringszekerheid en de prijs van energie.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik hoor de heer Van Ballekom van de VVD over een gelijk speelveld en Nederland niet warmer en armer. We worden eerder kouder en armer op dit moment. Maar dat gelijke speelveld is er helemaal niet. De belangrijkste CO2-uitstotende landen, zoals China, US en India, doen helemaal niet mee aan dit systeem. Dan creëer je in feite toch een ongelijk speelveld voor Nederland met deze heffing? Hoe ziet de heer Van Ballekom dat?
De heer Van Ballekom (VVD):
Dat heb ik al aangegeven. Dat zie ik namelijk in de CBAM. Wanneer landen buiten de EU op een minder verantwoorde manier producten produceren, kunnen we daar in de Europese Unie bij invoer een heffing op leggen. Dat is de hele idee van de CBAM. Dat heb ik ook in mijn betoog naar voren gebracht.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat is dan duidelijk. Dus we gaan importheffingen opleggen aan andere niet-EU-landen die zich hier niet aan houden. Ik begrijp dat dat uw standpunt is. Maar hoe ziet u dan — de wereld is natuurlijk compleet veranderd, ook de afgelopen weken met de inval in Oekraïne — de consequenties voor het energiebeleid, voor de energievoorziening in Nederland? U heeft zelf voor de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie gestemd. Zelfs Eurocommissaris Timmermans komt daar nu al op terug. Is de VVD ook bereid daar weer opnieuw naar te kijken en is daar voortschrijdend inzicht? Dat vraag ik aan de heer Van Ballekom van de VVD.
De heer Van Ballekom (VVD):
De heer Otten legt mij regelmatig vragen voor die ik in de rest van mijn betoog zal beantwoorden. Dus als hij enig geduld heeft, kom ik daar vanzelf op en was ik misschien al bij die passage geweest als hij niet geïnterrumpeerd had.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik begrijp dat ik een hinderlijke onderbreking ben van het betoog van de heer Van Ballekom. Dan luisteren we gespannen naar wat de heer Van Ballekom te melden heeft.
De heer Van Ballekom (VVD):
Dat is altijd te adviseren, meneer Otten.
Bij diverse gelegenheden in dit huis is gesproken over de leveringszekerheid en de prijs van energie. Voor beide elementen is van belang de verbreding van de energiebasis en de beperking van de energieafhankelijkheid. Dit alles wordt door de regering zorgvuldig gemonitord, een verschrikkelijke term overigens en een verderfelijk anglicisme, maar dat terzijde. Want met monitoren los je geen probleem op.
Bij de huidige, tot voor kort onvoorstelbare gebeurtenissen in Oekraïne komt dit natuurlijk in een geheel ander daglicht te staan. De Commissie, bij monde van de heer Timmermans — daar hebt u hem, meneer Otten — heeft aangegeven dat nood wet breekt en dat er wellicht langer sprake is van afhankelijkheid van fossiele energievoorziening.
Nu komen de vragen aan de minister. Is de minister het met de Nederlandse commissaris eens? Denkt de minister dat Carbon Capture and Storage, of Carbon Capture and Utilisation, bij de huidige marktprijzen een oplossing is om langer gebruik te kunnen maken van de fossiele energieopwekking zonder dat dit de CO2-uitstoot verhoogt? Onderschrijft de minister dat zijn ambtsvoorganger, de heer Brinkhorst, uiteindelijk tóch gelijk heeft dat het verstandig is zeer efficiënte kolencentrales te bouwen op de Maasvlakte en in de Eemshaven om de energiebasis van Nederland te verbreden? Is de minister voornemens de fossiele energieproductie te koppelen aan CCS, zoals oorspronkelijk de bedoeling was? Is de minister het er uiteindelijk mee eens dat het er niet om gaat hoe de energie wordt geproduceerd maar dat het in het kader van de klimaatakkoorden gaat om het neutraliseren van de CO2-uitstoot? En heeft de minister nog een breder palet aan mogelijkheden, anders dan het versnellen van de energieproductie via wind en zon? Dat laatste is natuurlijk van belang, maar er moet ook een goede balans zijn, zoals regelmatig door mijn fractie in dit huis bepleit, tussen reguleerbare en niet reguleerbare energie.
Voorzitter, de VVD ziet met belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen.
Dank u wel.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik kom toch nog even terug bij de heer Van Ballekom. Ik ben met stomheid geslagen. Het is alsof ik mijn eigen betoog tegen de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie hoor. Waarom heeft u dan als VVD een paar jaar geleden voor die sluiting van die kolencentrales gestemd, vraag ik aan de heer Van Ballekom. Heeft u daar nu spijt van?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik heb nergens spijt van. En ik heb ook geen spijt dat ik niet eerder naar u heb geluisterd. De situatie is veranderd. Het gaat de VVD-fractie altijd — dat heb ik van begin af aan betoogd — om het terugbrengen van de CO2-uitstoot, zonder enig taboe. Dat betekent dat wij voorstander zijn van kernenergie. Dat betekent dat wij voorstander zijn van Carbon Capture Utilisation and Storage. Nu is de vraag, in deze omstandigheden: kunnen we van die elementen beter gebruik maken om toch onze energievoorziening gebalanceerd en zo goedkoop mogelijk te houden en onze basis te verbreden — daar gaat het om — zonder dat de CO2-uitstoot verhoogd wordt? Want we moeten wel die klimaatdoelstellingen halen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Maar we hebben niet morgen een paar nieuwe kerncentrales, zeker niet met het tempo waarin Nederland dit soort besluiten neemt. Het kan dan wel twintig jaar duren voordat die operationeel zijn. Op korte termijn zitten we nu dus met een probleem. Die wet die door u is ingevoerd, over dat die kolencentrales dicht moeten, creëert nu dit probleem. We zullen daar op korte termijn dus toch iets aan moeten doen, want we krijgen een energietekort. Hoe wil de VVD dat oplossen?
De heer Van Ballekom (VVD):
Carbon Capture and Storage was jaren geleden al een mogelijkheid die gefinancierd werd door de Europese Unie. De techniek daarvoor is beschikbaar. Het was destijds economisch niet verstandig om het te doen. Dat is nu in een ander daglicht komen te staan, omdat de ETS-prijs veel en veel hoger is. Het is nu dus wel verstandig om het te doen. Ik denk dat die techniek snel toepasbaar is. Daarnaast — dit heb ik ook in mijn betoog naar voren gebracht — moeten we natuurlijk blijven inzetten op het vergroten van energieproductie via wind en zon. Maar er moet, zoals gezegd, een balans zijn tussen reguleerbare en niet-reguleerbare energie.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Nou, het is in ieder geval goed om te horen dat er bij de VVD geen taboes meer bestaan met betrekking tot de energievoorziening.
De heer Van Ballekom (VVD):
Er zijn weinig taboes in mijn partij en dat wil ik ook zo houden.
De voorzitter:
Waarvan akte. Dank u wel, meneer Van Ballekom. Dan is nu het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Voorzitter. Allereerst wil ik stilstaan bij de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne. Onze fractie veroordeelt in de scherpst mogelijke bewoordingen de agressieve, onacceptabele inval van Poetin in de soevereine staat Oekraïne. Onze fractie steunt dan ook volledig de opstelling van het kabinet, al kan de aanpak van de Russische oligarchen, die ook in Nederland financieel stevig aanwezig zijn, wat ons betreft wel wat doortastender en sneller, om de druk op de kliek rondom Poetin verder op te voeren. Als daarvoor spoedwetgeving nodig is, dan is onze fractie beschikbaar om daar heel snel over te besluiten. Bij de coronaspoedwetgeving is dat immers ook vele malen gebeurd in deze Eerste Kamer.
Voorzitter. De wereld van voor 24 februari bestaat niet meer. Het is dan ook hoog tijd voor een wake-upcall voor de Nederlandse politiek. De sense of urgency van deze nieuwe realiteit is nog niet bij iedereen doorgedrongen, lijkt het. De Russische agressie van Poetin en de wereldwijde noodzakelijke sancties in reactie daarop, zijn ook een realitycheck voor de Nederlandse klimaatambities. De klimaat-fata morgana van D66 en GroenLinks blijkt ineens een onrealistische nachtmerrie, zeker voor de miljoenen mensen die deze dromen moeten financieren via absurd hoge energierekeningen.
De Russische inval komt op een zeer cruciaal moment in onze energietransitie, juist nu Nederland midden in de transitiefase zit en we onze oude schoenen al weggegooid hebben voordat onze nieuwe schoenen klaar zijn. Ik heb nog steeds het beeld op mijn netvlies van een juichende minister Jetten voor de Hemwegkolencentrale in Amsterdam, die in 2019 vervroegd gesloten werd. "Wij halen hem weg!" juichte minister Jetten, toen nog fractievoorzitter van D66.
In 2019 steunde de meerderheid van deze Eerste Kamer, ook VVD en CDA, de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie. Hierdoor moeten een aantal hypermoderne, zeer hoogrenderende en zeer schone kolencentrales vervroegd gesloten worden en tot die tijd overstappen op bomenstook, met als eufemisme "biomassa": kapitaalvernietiging en bomenvernietiging op industriële schaal. Nederland sluit de meest moderne en schoonste kolencentrales ter wereld, terwijl China er meer dan 500 bijbouwt en terwijl veel minder schone kolencentrales in andere delen van de wereld gewoon in bedrijf blijven. Nederland gooit ook even een ijsklontje in de Atlantische Oceaan tegen de global warming, bizarre symboolpolitiek op kosten van de Nederlandse belasting- en energiebetaler. Wij roepen de minister voor Klimaat dan ook op om snel te ontwaken uit zijn groene dromen en de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in te trekken of in ieder geval op te schorten. Wij overwegen een motie op dit punt in tweede termijn. Zelfs Eurocommissaris Timmermans, een soort minister voor Klimaat in het kwadraat als het gaat om ambitieuze klimaatplannen, suggereerde dit weekend dat we nu nog niet zonder kolencentrales kunnen in de huidige nieuwe realiteit. Hoe ziet minister Jetten dit? Dat is onze vraag. Uiteraard zetten wij in op kernenergie, maar door het gedrein van de kabinetten-Rutte komt dit maar niet op gang. Daar kunnen we nu niet meer op wachten. Het duurt te lang, dus we zullen voorlopig toch door moeten gaan met kolen en gas.
Voorzitter. Zoals wij al aangaven bij het debat met minister-president Rutte over het coalitieakkoord, heeft met name de VVD-fractie nogal wat moeite om het linkse klimaatbeleid in het coalitieakkoord te internaliseren. Wat onze fractie betreft kan het terugdringen van CO2-emissies wel in een wat rustiger tempo, en we gaan ook niet mee in de alarmerende paniekverhalen van de coalitie de leiden tot onhaalbare en onbetaalbare plannen. Maar ik begrijp van de minister dat hij de termen "onhaalbaar" en "onbetaalbaar" niet meer wil horen, zo las ik onlangs in een interview in NRC Handelsblad.
Voorzitter. Je kunt natuurlijk best de CO2-uitstoot tegengaan op een slimmere manier. Ik ben dan ook verheugd om te zien dat de VVD-fractie geen taboes meer kent op dit vlak. Alles is bespreekbaar als de doelstellingen maar worden gehaald, hoorde ik de heer Van Ballekom net zeggen. Zoals ik onlangs ook tegen minister-president Rutte zei: in de top tien van de grootste CO2-vervuilers staat Tata Steel met 5,7 miljoen ton CO2 per jaar met stip op nummer één. Als het doel is om zoals dit kabinet wil de CO2-uitstoot betekenisvol terug te brengen, begin dan met het sluiten van dit bijzonder vervuilende bedrijf dat ook tal van andere milieuproblemen creëert. Het is maar de vraag of Tata Steel levensvatbaar is met alle toekomstige CO2-heffingen. De Indiase aandeelhouders hebben ook al getracht het bedrijf te verkopen, maar dat liep op niets uit. Een oplossing zou dus kunnen zijn: sluit Tata en gebruik een paar miljard van het Klimaatfonds van 35 miljard euro om de Indiase aandeelhouders uit te kopen, goede afvloeiingsregelingen voor het personeel te maken en het gebied te saneren.
Vervolgens gaan we daar woningen bouwen. Er kunnen naar schatting 50.000 tot 80.000 woningen gebouwd worden op een zeer goede locatie in de Randstad, ook nog aan zee; "Tatatown" heb ik het al genoemd. Er kunnen supersnelle verbindingen komen met Amsterdam en Schiphol door de Noord-Zuidlijn door te trekken langs het Noordzeekanaal, en je lost tevens de druk op de Amsterdamse woningmarkt op. Een dergelijke aanpak zet tenminste zoden aan de dijk als je CO2-uitstoot wilt terugdringen. Het lost een hoop milieuproblemen op, het lost de woningnood op en getuigt van visie en daadkracht. Graag vernemen we van de minister hoe hij denkt over deze oplossing en of we hem binnenkort juichend kunnen fotograferen voor de rokende Hoogovens met de slogan: "We halen ze weg, hier komt Tatatown."
Voorzitter. We hebben te maken met exploderende energieprijzen, zoals andere sprekers al aangaven. Die stijging was al gaande voor de Russische inval in Oekraïne. Dat gebeurt mede door de hoge kosten van de energietransitie die worden doorbelast via de energierekeningen, waardoor miljoenen Nederlanders in energiearmoede terecht dreigen te komen. De voorganger van minister Jetten, de heer Wiebes van de VVD, besloot ook nog vrij impulsief om de gaswinning in Groningen van de ene op de andere dag te stoppen, omdat het kabinet niet in staat was om de Groningse aardbevingsslachtoffers adequaat, snel en daadkrachtig te compenseren. Sinds 1960 heeft de Nederlandse Staat circa 420 miljard euro aan het Groningse gas verdiend. Dat zijn maar liefst twaalf Jetten-klimaatfondsen van 35 miljard. Maar het schadeloosstellen van de Groningers ontaardde in een eindeloos en beschamend juridisch getouwtrek van de staat met NAM-aandeelhouders Shell en Exxon. Er zit nog voor vele honderden miljarden euro's aardgas in de Groningse bodem, tegen de huidige hoge prijzen misschien zelfs wel richting 1.000 miljard. Laten we dan nu ook eerst minimaal 10 miljard uit het klimaatfonds van minister Jetten gebruiken voor het herstelfonds Groningen, van waaruit de schade van de Groningse aardbevingsslachtoffers snel en daadkrachtig kan worden gecompenseerd. Vervolgens hervatten we op verantwoorde wijze de gaswinning in Groningen. Om te beginnen gaan we daarmee onze gasopslag vullen, want 10 miljard investeren in een gasopslag en een gasrotonde, die nu, als het echt nodig is, vrijwel leeg is, grenst aan wanbeleid.
De Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking is inderdaad, zoals een andere spreker vanochtend al memoreerde, alsof je een wandelaar een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur oplegt. Dat is zinloze en overbodige symboolwetgeving en daar zien wij geen heil in. We zien uit naar de reactie van de zijde van het kabinet.
Dank u.
De voorzitter:
Dank aan de heer Otten. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn, maar niet dan nadat ik de heer Van Ballekom de gelegenheid heb gegeven om een korte interruptie te geven.
De heer Van Ballekom (VVD):
Mijn interrupties zijn meestal kort en niet zo frequent, dus ik voel me niet zo aangesproken. De heer Otten attaqueert mij en mijn partij over consequent zijn en consequent opereren. Heb ik hem nu goed begrepen dat hij vindt dat de kolencentrales open moeten omdat er 500 in China gebouwd worden en dat Tata Steel dicht moet om de CO2-emissies terug te brengen? Is het niet zo dat Tata Steel op een relatief zeer verantwoorde wijze staal produceert? Moeten we dan niet meer staal gaan importeren wat op een meer vervuilende manier wordt geproduceerd? Is het niet veel verstandiger om in te zetten op het vergroenen van Tata Steel en het behouden van de werkgelegenheid?
De voorzitter:
De heer Otten, graag een kort antwoord.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat denk ik niet. U heeft bedacht, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Van Ballekom, dat die CO2-targets gehaald moeten worden. U zegt daar zelf bij: het maakt ons niet uit. Niks is taboe. Die kerncentrales van u zijn er voorlopig niet, dus we zullen wat moeten doen. Enkele van onze kolencentrales zijn nog maar vijf jaar oud, hebben miljarden gekost en moeten nu dicht van de VVD. Een staat er op de Maasvlakte en daar wonen geen mensen. De mensen in Wijk aan Zee hebben gezondheidsproblemen door Tata Steel. Dat is een structureel probleem. Nog afgezien van de CO2 is dat een heel vervuilend bedrijf. Ongetwijfeld zal de vervuiling zich verplaatsen naar andere landen, maar u wilt toch dit beleid en u wilt toch van die CO2 af? Dan zeg ik: als u dat wilt — het mag van ons langzamer, maar de VVD is helemaal meegegaan met het D66-mantra van klimaatneutraal — dan zijn er slimmere manieren om dat te doen dan nu alle kolencentrales, die tot de schoonste ter wereld behoren, dicht te gooien en daarmee onze energievoorziening in de problemen te brengen.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Is het niet verstandiger om Tata Steel te vergroenen en andere bedrijven die CO2 uitstoten te vergroenen om daarmee de targets in Nederland te halen? Dat is mijn vraag.
De heer Otten (Fractie-Otten):
De vraag is of dat haalbaar is. Als dat allemaal zo'n geweldig perspectief biedt, vraag ik me af waarom de aandeelhouder dat bedrijf wil verkopen. Is het überhaupt financieel te doen met die CO2-heffing? 5,7 miljoen ton gaat om heel veel heffing, kan ik u verzekeren. Daar kunnen 50.000 tot 80.000 woningen gebouwd worden. Dat is wel een verschil en dat levert ook geld op. Je hebt een win-winsituatie. Het CO2-probleem waar u heel er gaan hecht, wordt opgelost, want dat is vervuiler nummer één, én je kunt woningen bouwen, want je wilt ook de woningnood oplossen. Wat wil je nog meer?
De voorzitter:
Dank u wel. Om te zorgen dat iedereen straks op tijd bij z'n commissie kan zijn, ga ik nu naar de volgende spreker. En dat is de heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Voorzitter. Ook namens mijn fractie heet ik de staatssecretaris en de minister van harte welkom in deze Kamer. Als het gaat om de klimaattransitie hebben deze bewindslieden een hele belangrijke opdracht. Wij wensen hen hierin veel wijsheid.
Dit kabinet presenteert zich graag als klimaatkabinet en de aandacht voor het klimaatbeleid in het coalitieakkoord is inderdaad ongekend groot, en terecht. Ook nu er oorlog is in Europa, die ook mijn fractie met afschuw vervult, en er grote zorgen zijn over de langetermijngevolgen voor onze veiligheid, is en blijft de klimaatcrisis een van de grootste uitdagingen van deze eeuw. De vraag is echter wel hoe je die crisis dan probeert aan te pakken. Helaas neemt de nieuwe regering daarbij wat ons betreft de verkeerde afslag door vooral te subsidiëren in plaats van te beprijzen en te normeren, zoals mijn fractievoorzitter ook al stelde tijdens het debat over de regeringsverklaring. Ik citeer zeven economen in een opinieartikel dat in januari in NRC Handelsblad verscheen. "Heffingen op de uitstoot van CO2 en stikstof zijn de goedkoopste en de meest effectieve manier om het klimaat- en stikstofprobleem op te lossen, maar bij Rutte IV hoeven de vervuilers niet te betalen; ze worden betaald, met vele miljarden."
Voorzitter. In Nederland blijft de vervuiler nog altijd te veel buiten schot. Grootverbruikers in de landbouw en industrie betalen veel te weinig voor hun energiegebruik — dat wil zeggen dat hun vervuiling onvoldoende beprijsd wordt — terwijl huishoudens en kleine bedrijven veel meer betalen voor elektriciteits- of gasverbruik dan de schade van de CO2 die zij hiermee uitstoten. Nu is dat al helemaal het geval. Het al enorme probleem van energiearmoede waar vandaag al eerder over gesproken is dreigt door Poetins misdadige oorlog alleen nog maar groter te worden. Ik sluit me graag aan bij de oproep van collega Vendrik aan de regering op dit punt. Juist nu is het meer dan ooit hard nodig dat we de energietransitie op een rechtvaardige manier doen. Maar door kleinverbruikers naar verhouding juist veel meer te laten betalen dan grootverbruikers doen we het omgekeerde. Met dat gebrek aan klimaatrechtvaardigheid ondermijnen we ook het draagvlak voor klimaatbeleid. Nu hebben we hier een wetsvoorstel, nog uit het regeerakkoord van Rutte III stammend, voor een invoering van een minimum-CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking. Je denkt: "minimumprijs", ha, we gaan beprijzen en niet alleen subsidiëren. Maar wat blijkt? De voorgestelde heffing is, zoals vandaag al vaak is gezegd, wegens de veel hogere huidige en verwachte EU ETS-prijs 0,0 en blijft dat ook. Bij invoering is de minimumprijs voor 2022 nog geen €15. De huidige ETS-prijs is even boven de €60. Wat gaat dit wetsvoorstel dan doen, vraag ik de minister. Wat is het nut van het leggen van een dergelijk lage bodem?
Voorzitter. Ik ben de laatste spreker vandaag in een heel lange rij en de zoveelste die over dit wetsvoorstel kritische vragen stelt. Deels zijn dat ook dezelfde. Herhaling hierbij is dus onvermijdelijk, maar laat de herhaling deze bewindslieden vooral aanzetten tot het geven van goede antwoorden in een poging ons te overtuigen. Overtuigd zijn wij namelijk nog niet.
Voorzitter. Gegeven dat dit wetsvoorstel de vervuiler ongemoeid laat en slechts een ultralage bodemprijs invoert, waar we naar verwachting de komende jaren en misschien wel nooit onder zullen zakken, liggen de vragen voor de hand. Wat zijn de negatieve gevolgen als dit wetsvoorstel niet wordt aangenomen? Kan de minister, en misschien ook de staatssecretaris, daar een duidelijk antwoord op geven? Het zal in ieder geval geen negatieve gevolgen hebben voor de schatkist. Welke doelstelling op klimaatgebied wordt dan niet of moeilijker gehaald? Ik ben echt benieuwd naar de antwoorden en ook benieuwd of deze bewindslieden zelf wel geloven in het nut van dit wetsvoorstel. De memorie van toelichting komt met allerlei onderbouwingen van dit wetsvoorstel die voor mijn fractie onnavolgbaar zijn. Het zou een prikkel tot verduurzaming geven, maar hoe dan, met deze bodemprijs? Hoezo is er sprake van verduurzaming als ook het PBL stelt dat de reductie van CO2-uitstoot met dit voorstel nul zal zijn? Nederland zou met het wetsvoorstel — het is al vaker genoemd vandaag — een koplopersrol in Europa pakken, maar de vraag is: koploper waarin dan? Koploper in de invoering van een CO2-minimumprijs waarvan de opbrengst in termen van reductie van uitstoot nul is? Is dat dan de koploperspositie die wij willen pakken? Wordt deze nieuwe staatssecretaris van Financiën nu echt blij van een belasting die wel administratieve kosten met zich meebrengt, maar waarvan de opbrengst nihil is?
Voorzitter. Aan de minister wil ik nog vragen in te gaan op hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de plannen van de nieuwe regering. Gaat de regering nu helemaal niets additioneels meer doen aan CO2-beprijzing? Ik stelde aan het begin van mijn betoog dat het nieuwe kabinet-Rutte vooral miljarden gaat uitdelen aan het bedrijfsleven in het kader van de klimaattransitie, in plaats van te normeren en te beprijzen. Kan hij daar eens op reflecteren? Of komt hij nog met nieuwe plannen voor de belasting van CO2, ook op het terrein van elektriciteitsopwekking in het algemeen? In ieder geval lees ik er niets over in het coalitieakkoord.
Dit wetsvoorstel wordt na drie jaar geëvalueerd. Het zou eerst vijf jaar zijn. Dan is dit kabinet alweer uitgeregeerd. Het is dan weer demissionair. Moeten we daar dan op wachten, totdat er iets substantieels gaat gebeuren?
Ten slotte vraag ik de minister of het niet beter zou zijn om helemaal af te stappen van het ETS-systeem met zijn uitzonderingen en gratis emissierechten. In plaats daarvan zouden we een, bij voorkeur Europees, algemene vlakke CO2-heffing kunnen invoeren voor alle sectoren. Dan gaan we de grootverbruiker eindelijk echt effectief belasten en de vervuiler echt laten betalen. Zo kunnen we de kleinverbruiker ontzien in deze tijd, waarin de energierekening voor alle huishoudens door het dak gaat.
De regering zegt veel werk te willen maken van de klimaattransitie. Gelukkig maar. Wat mij en mijn fractie betreft, is dit eerste wetsvoorstel een valse start, al is het een erfenis van het kabinet-Rutte III. Intussen zie ik wel uit naar de beantwoording.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering voor een pauze tot 15.15 uur.
De vergadering wordt van 14.32 uur tot 15.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van wetsvoorstel 35216, de Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking. We zijn nu toe aan het antwoord van de regering in de eerste termijn. Ik geef het woord aan de minister voor Klimaat en Energie.
Minister Jetten:
Voorzitter, dank u wel. Dank ook voor de flexibiliteit dat ik straks iets eerder uw Kamer mag verlaten, zodat ik mij kan voegen bij een debat in de Tweede Kamer over de Milieuraad.
Ik zou de voorzitter en de leden graag willen danken voor het warme welkom in dit huis. Dit is de eerste keer dat ik hier als minister aanwezig mag zijn. Ik vind dat erg bijzonder. Ik ben hier in 2007, 2008 en 2009 als stagiair-beleidsmedewerker bij de fractie van D66 werkzaam geweest. Ik had toen nooit durven denken hier ooit in deze functie dit huis te zullen mogen bezoeken.
Zoals u weet, heeft het nieuwe kabinet een zeer ambitieuze agenda op het gebied van klimaat en energie. Ik heb onlangs een overzicht van de wetgevingsagenda voor de komende jaren met de Tweede Kamer gedeeld. Dat wetgevingsoverzicht bevat maar liefst twaalf pagina's. Ik verwacht dus dat ik nog vaak bij u te gast mag zijn om wetten van dit kabinet te verdedigen. Dat doe ik niet alleen. In dit kabinet mag ik de coördinerend minister voor klimaat zijn. Zelf ben ik de onderaannemer op het terrein van energie. Ik heb vele collega's in het kabinet, waaronder staatssecretaris Van Rij, die samen met mij het groene team vormen dat de klimaatagenda van het kabinet gaat uitvoeren. Dat doen we in een heel prettige samenwerking.
Voorzitter. Ik ben van plan om in mei een samenhangend programma klimaat en energie aan beide Kamers voor te leggen, waarin we het bestaande Klimaatakkoord, het coalitieakkoord, maar ook lopende programma's als de Regionale Energiestrategieën samenvoegen tot een samenhangend klimaat- en energieprogramma. Daarin gaan we in de komende jaren voldoen aan de ambitie om in 2030 55% tot 60% minder CO2 uit te stoten. Daarin speelt het Europese klimaatbeleid Fit for 55 een belangrijke rol.
Door de recente ontwikkelingen met de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne door de Russische agressie is er ook de noodzaak om als Europa en Nederland nog sneller onafhankelijk te worden in onze energievoorziening. Ik hoop in het programma dat ik in mei presenteer meer aan u te kunnen laten zien over hoe we dat in de komende jaren vorm willen geven, met een combinatie van normering, beprijzing, het faciliteren van de transitie en op een aantal gebieden ook subsidiëren en fiscaal stimuleren. Daarmee is ons motto: Nederland gaat voor groen, en iedereen moet kunnen meekomen. Ook vandaag is door een aantal senatoren uitgebreid stilgestaan bij het belang om de transitie niet alleen groen, maar ook sociaal te laten zijn.
Voorzitter. Dan het voorliggende wetsvoorstel. Bij het debat in de Tweede Kamer over deze maatregel was alleen de staatssecretaris van Financiën aanwezig, toen nog namens het voormalige kabinet. De heer Van Rij en ik hebben met elkaar afgesproken dat we heel nauw zullen samenwerken als het gaat om de samenhang tussen mijn klimaatbeleid en het belang van de fiscale vergroening. Ik ben daarom blij dat we vandaag al voor de tweede keer samen in actie komen bij een debat dat gaat over het klimaatbeleid en de fiscale kant daarvan.
De voormalig staatssecretaris van Financiën heeft toen bij het debat in de Tweede Kamer enige teleurstelling uitgesproken over het feit dat we nu pas over dit wetsvoorstel spreken. Dat wil ik toch ook benadrukken. Dit wetsvoorstel heeft zeer lang in de Tweede Kamer gelegen. Dat had deels te maken met minder vergaderdagen door de coronamaatregelen in de Tweede Kamer, maar ook met de prioriteit die de Tweede Kamer destijds aan de behandeling van dit wetsvoorstel heeft gegeven. Vandaag heeft ook een aantal van u hardop gevraagd of dit wetsvoorstel niet veel eerder nuttig was geweest als uitwerking van het Klimaatakkoord. Ik ben het met die senatoren eens. Desalniettemin ben ik zeer blij dat u dit wetsvoorstel vandaag wilt behandelen.
De minimum-CO2-prijs voor de elektriciteitsproductie heeft als doel om bedrijven die willen investeren in hernieuwbare elektriciteitsproductie zekerheid te geven over hun concurrentiepositie ten opzichte van bedrijven die niet-hernieuwbare elektriciteit produceren. Daarmee is het doel een investeringsprikkel te geven aan de opschaling van groene energieopwekking. Dat was destijds ook echt het uitgangspunt aan de elektriciteitstafel van het Klimaatakkoord. Tegelijkertijd is het uitgangspunt geweest om de leveringszekerheid te borgen. Bij een te hoge minimumprijs zouden Nederlandse gascentrales eventueel kunnen sluiten, omdat ze onvoldoende zouden kunnen concurreren met elektriciteitsproductie over de grens. Daardoor zou er op piekmomenten mogelijk ook onvoldoende energie en elektriciteit beschikbaar zijn om aan de Nederlandse vraag te voldoen. Die balans is in dit wetsvoorstel gezocht: prikkels geven voor meer investeringen in duurzame energieopwekking en tegelijkertijd de leveringszekerheid in Nederland goed in het oog houden.
Het prijspad van de minimum-CO2-prijs is uitvoerig besproken aan de elektriciteitstafel van het Klimaatakkoord en destijds ook in de overleggen met de toenmalige coalitie. Ik ben heel blij dat toen ook dit voorstel werd ondersteund door een heel brede groep van partijen die bij dat Klimaatakkoord betrokken waren. Niet alleen de elektriciteitsproducenten zelf, maar ook ngo's die uitvoerig aan die gesprekken hebben deelgenomen.
Na vaststelling van het Klimaatakkoord is in 2020 de ETS-prijs — daar hebben velen van u vandaag aan gerefereerd — in een ongekend snel tempo gestegen, naar een niveau van bijna €100. We zien nu wat fluctuaties door de oorlog in Oekraïne, maar we hebben eigenlijk de afgelopen maanden vrij stabiel een heel hoog prijspad gezien richting die €100. Het is nu gezakt naar ongeveer €70, maar ook dat is fors meer dan wij hadden voorzien ten tijde van het Klimaatakkoord.
Op zichzelf is dit hoge prijsniveau binnen het ETS, het Europese handelssysteem voor CO2, natuurlijk een forse prikkel om sneller te verduurzamen. Dus ik denk dat velen van u met mij deze hogere ETS-prijs toejuichen vanuit de noodzaak om sneller te verduurzamen.
Ondanks deze stijging is het volgens het kabinet van belang om ook een minimumprijs te introduceren voor langetermijnzekerheid, omdat we de ontwikkeling van de ETS-prijs niet volledig kunnen voorspellen. We hebben ook bij de start van de coronapandemie gezien dat die prijs weer heel snel kan dalen. Op basis van het amendement-Grinwis, dat in de Tweede Kamer op brede steun kon rekenen, zullen we al over drie jaar dit wetsvoorstel evalueren, onder andere om te bezien of het prijspad een goed prijspad is. Natuurlijk wordt dat een bredere wetsevaluatie, conform dat amendement.
De staatssecretaris en ik hebben vandaag velen van u de vraag horen stellen — ik kom zo meteen nog terug op een aantal specifieke vragen — of met de huidige ETS-prijs dit prijspad nog steeds verstandig is. Ik zou mede namens de staatssecretaris willen toezeggen dat we, vooruitlopend op de evaluatie die over drie jaar plaatsvindt, ook nog een extra tussenstap inbouwen. Wij moeten namelijk vanuit het coalitieakkoord ook aan de slag met het uitwerken van de CO2-beprijzing voor de industriesector — een bodemprijs is het daar genoemd, maar het is eigenlijk ook een minimumprijs — en de aanpassing van de marginale CO2-heffing voor de industrie. Dat zijn twee elementen die wij meenemen in de uitwerking van het programma Klimaat en Energie.
Ik zou mede namens de staatssecretaris willen toezeggen dat als wij dit jaar de CO2-beprijzing voor de industrie uitwerken, wij dan ook een nadere analyse maken van het prijspad dat in het voorliggende wetsvoorstel zit. Wij zullen uw Kamer en ook de Tweede Kamer dan informeren over die analyse en de eventuele noodzaak tot aanpassingen meenemen in de wetsvoorstellen die we dan voor de industrie maken. Ik hoop dat ik daarmee recht kan doen aan een aantal zorgen die door uw Kamer zijn geuit.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Die toezegging is mooi, maar het is moeilijk te begrijpen wat dit concreet inhoudt. De minister heeft het erover of het prijspad al dan niet effectief is. Er wordt gezegd: over drie jaar gaan we het evalueren, maar het is ook tussentijds al mogelijk. Althans wordt nu voorgesteld om het eerder te doen, misschien al dit jaar. Maar we kunnen nu toch al vaststellen — daar hoeven we niet drie jaar op te wachten en ook niet één jaar — dat het huidige prijspad niet effectief zal zijn bij de huidige en de verwachte ETS-prijzen? Dat kunnen we volgens mij nu al constateren. Dus wat dat betreft zou deze regering ook kunnen besluiten om deze wet in te trekken en met een nieuw wetsvoorstel met een realistischer prijspad te komen. Dat zou ook kunnen.
Als dan die heroverweging gaat plaatsvinden in de loop van het jaar, wat zou dan de uitkomst daarvan kunnen zijn en hoe verhoudt zich die dan tot dit wetsvoorstel, mocht het worden aangenomen door deze Kamer? Komt er dan een wijziging op de aangenomen wet? Want het prijspad, waarvan wij bijna allemaal vinden dat het te laag is en daarom niet effectief, staat gewoon in het huidige wetsvoorstel.
Minister Jetten:
Een aantal elementen. Ten eerste de vraag wanneer dit wetsvoorstel effectief is. Dat is volgens mij niet pas op het moment dat het wetsvoorstel ook daadwerkelijk belastinginkomsten oplevert. Het is natuurlijk mooi als je op een gegeven moment op dat punt komt en je dat geld weer terug kan investeren in een snellere verduurzaming. Maar als je kijkt naar de afspraken die destijds bij het Klimaatakkoord zijn gemaakt, dan is dit wetsvoorstel ook bedoeld om langetermijnzekerheid aan de markt voor elektriciteitsproductie te geven. Ik vind dat wij, vanuit een betrouwbare overheid, die destijds bij het Klimaatakkoord de sector heeft uitgedaagd om met ngo's samen tot een samenhangend pakket aan maatregelen voor de elektriciteitsproductie te komen, als kabinet, nu ook de plicht hebben om een onderdeel van het Klimaatakkoord uit te werken en dit wetsvoorstel aan uw Kamer voor te leggen.
Volgens mij is het effectief omdat het een bodem legt in een CO2-marktbeprijzing die nu inderdaad hoog, maar ook volatiel is. Ik zie net als u nu niet heel snel een situatie waarin de prijs weer helemaal door de bodem zakt en komt op het prijspad dat we voor dit jaar hadden bedacht, maar dit wetsvoorstel geeft wel degelijk een bepaalde mate van zekerheid voor investeerders in de opschaling van duurzame energieopwekking.
Dan uw tweede punt. Wat behelst deze toezegging? Wij gaan vanuit het programma klimaat en energie dus zeer voortvarend aan de slag met alle fiscale vergroeningen die in het coalitieakkoord zijn vastgelegd. Dat gaat niet alleen maar over CO2-beprijzing in de industriesector, maar ook over aanpassingen in de energiebelastingen die betere prikkels voor verduurzaming vastklikken. Wij zijn dus bereid om vooruitlopend op de brede wetsevaluatie specifiek op het prijspad een nadere analyse te maken.
U vraagt mij: wat kan daar de consequentie van zijn? Dan zou ik voortuitlopen op een analyse die we nog moeten uitvoeren, maar u kunt zich voorstellen dat daar een aantal aanbevelingen uit zal komen over de vraag in hoeverre dat prijspad nog passend is bij de actuele prijzen, en passend bij het "Fit for 55"-pakket, dat we ongeveer gelijktijdig aan het uitonderhandelen zijn. Helemaal in lijn met hoe wij graag debatteren met de Tweede en de Eerste Kamer, wil ik u op basis van die analyse weer de ruimte bieden om ons van uw inzichten te voorzien, zodat we die kunnen meenemen bij de verdere wetswijzigingen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik wil op beide punten voortgaan. Nogmaals, wat dat laatste betreft is het volgens mij nu al duidelijk dat dat prijspad niet passend is. Ik wil het toch nog een keer gezegd hebben. Als de conclusie over een jaar ook is dat het prijspad niet passend is, dan zal er een wetswijziging moeten komen want anders zitten we dan nog steeds vast aan het huidige, veel te lage prijspad. Als de minister daar toch nog iets meer duidelijkheid over kan verschaffen, dan zou dat mooi zijn.
Dan wat betreft het eerste punt. Uitgaande van het huidige wetsvoorstel en het voorliggende prijspad, begrijp ik het punt van die prikkel tot verduurzaming en de investeringszekerheid die het zou bieden echt niet goed. Het gaat dus om het bieden van zekerheid aan de elektriciteitsbedrijven die willen vergroenen ten opzichte van de concurrentie die dat niet wil. Je hebt dan in ieder geval een minimum CO2-prijs en op basis daarvan kun je je investeringsplannen maken. Dan weet je hoeveel de concurrentie die dat niet doet minimaal gaat betalen voor de CO2-prijs. Maar dat geldt toch alleen als er überhaupt een kans is dat de marktprijs in de buurt van die minimumprijs komt? Aangezien dat nu niet het geval is, zie ik niet hoe die verduurzamingsprikkel tot stand kan komen. Dat is theoretisch. Bij het huidige prijspad is dat niet aan de orde.
Minister Jetten:
Op het eerste punt: het klopt inderdaad dat het een wetswijziging vraagt, wil je het prijspad in de toekomst aanpassen. Dat was de vraag van de heer Van Apeldoorn. Maar zoals ik eerder al aangaf: wij zullen sowieso nog met nieuwe wetsvoorstellen voor aanpassing van de CO2-beprijzing in de industriesector moeten komen. Ik denk dat we eventuele aanpassingen van het voorliggende wetsvoorstel heel logisch in die wetsvoorstellen zouden kunnen meenemen. Dus: ja, het moet via een wetswijziging, maar volgens mij kan dat op een redelijk overzichtelijke manier. De nadere analyse die we dus bereid zijn uit te voeren, kan er ook bij helpen om dat in een goed tempo met elkaar voor elkaar te krijgen.
Dan de vraag welke zekerheid het minimumprijspad, zoals dat nu in het wetsvoorstel zit, biedt. Eigenlijk zie je dat al vanaf het sluiten van het Klimaatakkoord. Je geeft namelijk een voordeel aan producenten van hernieuwbare energie ten opzichte van producten van niet-hernieuwbare energie die een vaste kostenvoet hebben door de minimumprijs. Daar heeft de markt de afgelopen jaren al op geanticipeerd, net zoals de markt al anticipeert op de ontwikkelingen van de ETS-prijs. De markt anticipeert ook op voorstellen van de Europese Commissie om het hele ETS-handelssysteem aan te passen.
Ik vind dit wetsvoorstel dus nog steeds te rechtvaardigen vanuit de langetermijnzekerheid die we hiermee aan de markt hebben geboden. Ja, het was goed geweest als het wetsvoorstel na publicatie sneller was behandeld in de Tweede Kamer en we dit debat met u al enige tijd geleden hadden kunnen voeren, maar ik zou het echt onverstandig vinden om deze kaderwet niet nu al te introduceren, zodat we die in de toekomst, indien nodig, verder kunnen verbeteren.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn, tot slot.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, als het een kaderwet was geweest, dan had dat prijspad er misschien niet in gezeten. Dat was beter geweest, maar helaas zit het er wel in. Volgens mij weten we nu al dat het prijspad niet passend is en dat die minimumprijs veel te laag is. We weten nu al wat er uit de evaluatie gaat komen. Dan komt er misschien een wetswijziging. Ik juich dat op zich toe, daar niet van. Maar dan zou ik zeggen: je kunt ook het huidige wetsvoorstel intrekken, het proces versnellen en met een beter wetsvoorstel komen, met een beter en passend prijspad.
Minister Jetten:
Volgens mij hebben we de afgelopen jaren vaker dingen niet gedaan op het gebied van klimaat- en energiebeleid, omdat we hoopten dat het betere plan in de nabijheid voorhanden was. En die luxe hebben we gewoon echt niet meer. Een aantal van u heeft zeer terecht stilgestaan bij de laatste rapporten van het IPCC en de enorme achterstand die we hebben om de opwarming van de aarde nog tot 1,5 °C te beperken. Mijn houding als minister voor Klimaat en Energie in deze drie jaar zal in ieder geval zijn om zo veel mogelijk van de wetsvoorstellen voor subsidiëring, ondersteuning et cetera ook daadwerkelijk uit te werken en aan uw Kamers aan te bieden, omdat we niet de luxe hebben om te wachten op dat perfecte plan. We zullen ook gewoon de handen uit de mouwen moeten steken en aan de slag moeten. Als we dan gaandeweg leren ontdekken dat het nog beter en scherper kan, dan zullen we dat ook zeker doen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mijn vraag gaat over de industrie en de bodemprijs. Ik had het regeerakkoord zo gelezen dat de Europese bodemprijs een voornemen is van het kabinet om op de Europese tafel te leggen. Maar nu hoor ik iets anders. Misschien ben ik in de war, maar daarom vraag ik om opheldering. Ik hoor de minister zeggen: wij komen met een wetsvoorstel voor een CO2-minimumprijs voor de industrie. Snap ik het zo goed?
Minister Jetten:
Er zitten twee elementen voor de industrie in het coalitieakkoord. Het gaat om de aanscherping van de marginale heffing voor CO2-beprijzing en een bodemprijs; dat is het andere voorstel. Het klopt — de heer Vendrik wijst mij daar terecht op — dat wij ons eerst zullen inspannen om dat in Europees verband voor elkaar te krijgen. De heer Vendrik heeft zelf ook verwezen naar het Duitse coalitieakkoord, waarin eigenlijk hetzelfde staat. Ook zij zullen zich eerst inspannen om op Europees niveau een minimumprijs voor de industrie voor elkaar te boksen. Mocht dat niet lukken, dan is de Duitse regering net als de Nederlandse bereid om dat nationaal te introduceren. De onderhandelingen over Fit for 55 en aanscherping van het ETS-systeem zijn in volle gang. Ik ben daar in de afgelopen weken al een aantal keren bij verschillende raden voor aanwezig geweest en heb ook bilaterale gesprekken met Duitsland, België en Frankrijk om te bekijken hoe we met gelijkgestemde landen hier zo veel mogelijk samen in kunnen optrekken, allereerst aan de Europese onderhandelingstafel. Maar de staatssecretaris en ik zijn er ook mee bezig om een heel intensieve afstemming met de Duitse regering te zoeken, om, mochten we nationale maatregelen nemen, daarin zo veel mogelijk samen op te trekken. Het zijn dus twee voorstellen voor de industrie, die wellicht in de tijd samenkomen, maar wellicht ook niet. Dat hangt af van de voortgang die we op Europees niveau boeken.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Kijk, die marginale heffing snap ik. Dat is een Nederlands avontuur. Daar kan het kabinet zelf een besluit in nemen. Dat is helder. Nou even over die bodemprijs. Het kabinet gaat samen met de Duitsers naar Europa in het kader van Fit for 55. Dat is de hoofdroute. Alsdan zal het kabinet besluiten om een nationale bodemprijs voor de industrie in te voeren, die eigenlijk een CO2-minimumprijs is voor de industrie. Hoe ziet het tijdpad er dan uit? Hoelang mag dat Europese avontuur duren? Wanneer komt het uur U, het moment dat het kabinet zegt: nu besluiten we om de nationale weg te activeren en met een wetsvoorstel te komen voor een nationale CO2-minimumprijs voor de industrie?
Minister Jetten:
Onder Frans voorzitterschap is op dit moment de ambitie om de onderhandelingen voor Fit for 55 eigenlijk in dit halfjaar voor het grootste deel af te ronden. De Franse voorzitter heeft daarbij onder andere de ambitie om het CBAM, het Carbon Border Adjustment Mechanism, dat ook door een aantal van u is aangehaald, dit halfjaar af te ronden. Dat hangt heel nauw samen met het ETS. Mocht dat niet lukken tijdens het Franse voorzitterschap, dan zijn bijna alle andere lidstaten er wel op gebrand — dat merk je in de Raad — om later dit jaar tot afronding te komen. Iedereen voelt namelijk wel dat Fit for 55 eigenlijk onmisbaar is als we nog in de buurt willen komen van de doelstelling voor 2030, maar ook extra tempo willen maken in het afbouwen van de afhankelijkheid van Rusland. De afronding in dit jaar is dus ook de inzet van de Nederlandse regering. Dat doen we bilateraal en dat doen we richting de Europese Commissie. Dat doen we ook door massaal aanwezig te zijn bij alle onderhandelingsrondes die daarover plaatsvinden. Mocht later dit jaar blijken dat het is afgerond, dan kunnen we beoordelen of het voldoende is. Als het niet voldoende is, zullen we snel met aanvullende voorstellen komen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Vendrik.
De heer Vendrik (GroenLinks):
"CBAM" is ook zo'n anglicisme.
Minister Jetten:
Ik noem het vaak de "CO2-grensheffing". Dat is misschien beter.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Zeker.
Snap ik het dan goed dat dit het jaar is om het Europees te proberen en de mind daarna wordt opgemaakt? Begin 2023 komen er twee dingen samen. De kans is namelijk toch vrij groot dat het kabinet — zo snel krijg je die Europese support namelijk niet, vrees ik, maar we gaan het zien — begin 2023 gaat werken aan een nationaal wetsvoorstel voor een CO2-minimumprijs voor de industrie. Dat valt dan als het ware samen met de evaluatie die de minister zojuist toezei over het prijspad van deze CO2-minimumprijs. Is het dan al bepaald dat het een en dezelfde prijs moet zijn voor industrie en elektriciteit of is alles open? Of gaan we al koersen op Duitsland? Dat land heeft gewoon één prijs voor alles, namelijk €60. Wat zijn daar de gedachten over?
Minister Jetten:
Het was volgens mij de heer Van der Voort die zei: uiteindelijk wil je dat elke sector z'n CO2-doelen bereikt. We hebben concrete megatonnen doorvertaald naar de industriesector en de elektriciteitsproductie. Ik zou dat dus ook echt willen meewegen bij de vraag wat een zinnig prijspad is om die doelen dichterbij te brengen. Dat kan eenzelfde prijs zijn, maar dat kunnen ook verschillende prijzen zijn. Ik heb daar nu nog geen uitgesproken voorkeur voor. Ik wil gewoon heel graag in kaart brengen wat effectief is om onze klimaatdoelen te bereiken. Ik sluit me ook aan bij een aantal senatoren die aangaven dat het natuurlijk het meest effectief is als we het gelijke speelveld in Noordwest-Europa dan ook zo veel mogelijk waarborgen. Vandaar ook mijn vele bezoeken aan Berlijn, Brussel en Parijs om te kijken of ik mijn collega-ministers van Klimaat en Fiscaliteit ervan kan overtuigen om dit soort nationale maatregelen eventueel samen met een kopgroep op te pakken om maximaal effect te hebben voor klimaatwinst in de hele Noordwest-Europese regio.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik was zeer onder de indruk van de klimaatparagraaf in het coalitieakkoord. Daar sprak echt ambitie en zorg uit. Toch bespeur ik bij mezelf een enorme afstand tussen de klimaatdoelstellingen die u heeft geformuleerd en het wetje dat nu voorligt. Dat begrijp ik toch niet helemaal. Die minimumheffing gaat echt geen verschil maken. Je hoeft geen groot econoom te zijn om dat te constateren. Het is gewoon veel te weinig. Dit gaat niet werken. U beriep zich op het argument van de beweeglijkheid van de ETS-tarieven. Nou viel dat in het afgelopen anderhalf jaar wel mee. Het was vooral de periode daarna en de periode nú. Dat verschil van €30 of zelfs iets meer tussen €96 en €60 heeft gewoon te maken met de inval van Rusland in Oekraïne. Veel ingewikkelder is het ook niet. Dat wou ik toch wel meegeven.
Ik ben er blij mee dat u heeft gezegd dat u de komende tijd gaat besteden aan een soort tussentijdse evaluatie. Ik zeg het maar even in mijn eigen woorden. Ik denk wel dat het fijn zou zijn als u de parameters die deel gaan uitmaken van die tussentijdse evaluatie op korte termijn met ons kan delen. Dat gaat niet over de evaluatie zelf, maar over de parameters. Wij moeten volgende week stemmen over dit wetsvoorstel. Ik merkte al dat er grote consensus is over het feit dat die minimumheffing niet echt gaat werken. Misschien is het daarom ook in uw eigen voordeel om in een briefje — dat hoeft niet meer te zijn dan één pagina — aan te geven wat de parameters zijn. Dan kunnen we dat meenemen in onze afweging.
Dan mijn derde en laatste punt. Er is net van de week een studie verschenen van ING die kijkt naar de ETS-tarieven op lange termijn. Zij denken dat op lange termijn de hoogte van de huidige prijzen min of meer gelijk zal blijven en dat er geen enorme verstoring zal plaatsvinden. Dat wil ik ook meegeven, want dat staat een beetje haaks op de veronderstelde grootte van de effectiviteit van het wetsvoorstel. Dat gaat absoluut het verschil niet maken.
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
Het is dat de minister straks weg moet, anders had ik deze derde termijn nu niet vast toegelaten. Het woord is aan de minister.
Minister Jetten:
De heer Ester vraagt of wij u voor de stemmingen een korte brief kunnen doen toekomen. Ik denk dat dat mogelijk moet zijn. Dus dat gaan we verzorgen. Dan hoop ik dat dat helpt bij uw afweging volgende week bij de stemmingen.
Wat uw eerste punt betreft moet ik heel eerlijk zijn. Ik had hier natuurlijk graag als minister voor Klimaat en Energie met allerlei andere voorstellen gestaan die voortkomen uit het coalitieakkoord en het programma klimaat en energie. Dat is mij niet gegeven, maar ik ben heel blij dat we zo met elkaar alvast een beetje kunnen opwarmen. Zoals ik net al zei betreft mijn inleiding van twaalf pagina's het overzicht van de wetgevingsagenda. Dus ik hoop dat ik u niet zal teleurstellen. De komende jaren zullen we heel veel wetsvoorstellen behandelen die een grotere impact hebben op het bereiken van onze klimaatambities.
De heer Ester (ChristenUnie):
Wij zullen u scherp houden.
Minister Jetten:
Dank u wel. Dat vind ik heel fijn. Die brief zullen we binnen een week aan u doen toekomen, voorzitter.
Wij werken tegenwoordig in de Tweede Kamer vaak met blokjes. Mijn eerste blok van de beantwoording ging over het wetsvoorstel en het prijspad. Daar heb ik nu volgens mij dankzij deze interrupties het grootste deel van beantwoord. Ik kijk even snel of ik nog iets ben vergeten.
De voorzitter:
We werken hier met inhoudelijke onderwerpen.
Minister Jetten:
Ja, dat is beter, inhoudelijke onderwerpen. Ik vond het als Kamerlid ook altijd een heel raar woord.
De heer Ester vroeg ook nog of het prijspad moet meebewegen met de ontwikkelingen in de ETS-prijs. Er is wel bewust voor gekozen om een vast prijspad in dit wetsvoorstel in te bouwen om daarmee ook zekerheid te geven voor investeringsbeslissingen die bedrijven vaak vele jaren van tevoren al moeten nemen. Het was het verzoek destijds van zowel de elektriciteitssector als de industriesector bij de uitwerking van het Klimaatakkoord en alles wat daarna is gekomen om enige mate van voorspelbaarheid in die minimumprijs in te bouwen.
Als u het goed vindt, voorzitter, maak ik even heel kort de vragen af die ik nog over dit inhoudelijke thema heb. Wellicht heb ik daarmee ook de vraag die mevrouw Prast wil stellen beantwoord.
De heer Vendrik en een aantal anderen vroegen naar het Duitse regeerakkoord. Duitsland pleit in eerste instantie ook voor een Europese minimumprijs. Wij zijn nu aan het bekijken hoe we in de onderhandelingen voor Fit for 55 daar samen in kunnen optrekken. De Nederlandse en de Duitse regering wisselen ook nu al ideeën uit over wat er in beide coalitieakkoorden staat. Dus niet alleen maar fiscale vergroening, maar bijvoorbeeld ook wetgeving ten aanzien van opschaling van waterstof. Hoe kunnen we dat zo veel mogelijk gelijktrekken, zodat we ook die markt echt de kans geven om heel snel op te schakelen met soortgelijke wetgeving en certificering?
Daarmee heb ik alles wat ik in dit deel wilde beantwoorden nu wel gehad, voorzitter. Dan zou ik nu nog iets meer willen inzoomen op het bredere klimaatbeleid en het belang van snelle CO2-reductie.
De voorzitter:
Mevrouw Prast heeft een interruptie voor u namens de fractie van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Prast (PvdD):
Bij die blokjes weet je nooit of het toch nog komt of niet. Dus ik stel nu de vraag. Als het nog komt, dan komt het later. Ik had nog gevraagd naar de reactie van het kabinet op het advies van het Adviescollege toetsing regeldruk. Misschien komt dat nog, maar dat hoor ik in ieder geval graag.
Minister Jetten:
De staatssecretaris zal zo meteen ingaan op een aantal vragen die te maken hebben met deze vraag, maar ook met de uitvoering door de Nederlandse Emmissieautoriteit.
Voorzitter. Een aantal leden van uw Kamer hebben mij gevraagd naar de reflectie van dit kabinet op het laatste rapport van het IPCC en de enorme urgentie om tempo te maken met klimaatbeleid. Het laatste IPCC-rapport heeft over de effecten van klimaatverandering en adaptatie wel heel duidelijk aangegeven dat we absoluut niet op koers liggen om de opwarming van de aarde tot 1,5 graad te beperken en dat de effecten die daardoor ontstaan en nu al gaande zijn desastreuze gevolgen kunnen hebben. We hebben dat afgelopen zomer in eigen land gezien, maar zeker ook in onze buurlanden België en Duitsland, met het extreme weer dat tot vernietigende overstromingen heeft geleid. Maar ook in andere delen van de wereld zien we enorme periodes van droogte, tekort aan drinkwater, vluchtelingenstromen die daardoor ontstaan, een enorm verlies aan biodiversiteit, en ga zo maar door. Het kabinet zal binnenkort een uitgebreide reactie publiceren op de beide IPCC-rapporten, dus zowel op het mitigatiedeel als op het adaptatiedeel. Ik zal daarbij namens een aantal collega's ook uitgebreid ingaan op onze inzet bij de VN-klimaatconferentie die eind dit jaar in Egypte zal plaatsvinden.
De heer Ester stelde mij een aantal vragen over de conclusies van het Frontier Economics-rapport, dat destijds is gebruikt bij de opstelling van dit wetsvoorstel. De conclusie was dat een prijspad dat boven de verwachtingen van de ETS-prijzen ligt, leidt tot risico's voor de leveringszekerheid. Dat geldt eigenlijk nog steeds. Daarbij heeft de hoogte van het prijspad in relatie tot het ETS natuurlijk welzeker enige relevantie. Maar we zien nu ook, in het licht van bijvoorbeeld de snelle afbouw van kerncentrales en kolencentrales in andere landen, de enorme volatiliteit op de gasmarkt en de problematiek van het produceren van elektriciteit via gas, dat je in die open Europese markt heel snel effecten over de grens krijgt. Het blijft dus, denk ik, bij alle maatregelen die wij nemen en overwegen altijd heel erg belangrijk om dat mee te wegen. Voor zover mij bekend heeft Frontier Economics geen recente inschatting gemaakt van de ontwikkeling van die ETS-prijzen, ook niet naar aanleiding van de laatste "Fit for 55"-voorstellen. Ik heb echter zelf ook al aan de Tweede Kamer toegezegd dat het kabinet zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreidere analyse zal maken over de impact van dat totaalpakket op wat ik maar even de financiële lasten van klimaatbeleid in Nederland noem, zowel voor huishoudens als voor het bedrijfsleven. Ik denk dat uw vragen daar dan ook zeker in zullen terugkomen.
Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft geen reductie toegekend aan deze maatregel. Daar heeft een aantal van u aan gerefereerd. Dat klopt. Dat is niet direct aan deze maatregel toe te wijzen. Het PBL onderschrijft echter wel degelijk dat een minimum-CO2-prijs, zowel voor elektriciteitsproductie als voor de industrie, zekerheid biedt aan investeerders. Dat is omdat er gewoon minimale kosten moeten worden meegenomen in investeringsbeslissingen die bedrijven nemen. Daarmee kan het wel bijdragen aan het eerder investeren in CO2-arme technieken. De CO2-winst die daarmee wordt behaald, zien we eigenlijk terug in andere maatregelen die in de PBL-analyses staan. Ik wil daarnaast ook nog wel wijzen op een aantal andere maatregelen die voor de elektriciteitssector gelden, zoals de Wet verbod op kolen, de SDE++-subsidies, die helpen bij snellere verduurzaming, en natuurlijk ook het EU ETS, dat ook gericht is op verduurzaming van de elektriciteitsproductie.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik hoor u de Wet verbod op kolen noemen. Nou is het nadeel van die blokjes dat de minister altijd kan zeggen dat dat in zijn vorige blokje zat of dat het nog in zijn volgende blokje komt. Daarom ben ik zelf niet zo'n voorstander van die blokjes. Je krijgt namelijk nooit een antwoord. Ik heb ook het een en ander gezegd over de Wet verbod op kolen. Eurocommissaris Timmermans heeft ook gezegd dat we nu niet van de kolencentrales af kunnen. Komt de minister daar nog op? Is dat dit onderwerp?
Minister Jetten:
Ik kan het ook nu meteen beantwoorden; dat is misschien wel handig. Ik heb bij dezen ook afgeleerd om met blokjes te werken als ik in dit huis op bezoek ben. De heer Ballekom en de heer Otten hebben mij vragen gesteld over kolen.
De voorzitter:
Van Ballekom.
Minister Jetten:
Van Ballekom. Op dit moment speelt in Nederland kolenproductie nog een belangrijke rol in de energiemix. We hebben afgesproken die kolenproductie de komende jaren verder af te bouwen. Dat doen we met een wettelijk verbod voor de productie van kolen per 2030 en de komende jaren een productiebeperking die nodig is om aan de doelstellingen van Urgenda te voldoen. Zoals u weet, heeft het vorige kabinet een subsidieregeling opengesteld voor de vrijwillige sluiting van een kolencentrale. Op de langere termijn zullen we moeten streven naar een goede mix tussen de duurzame-energiebronnen wind en zon die echt voor een heel groot deel in onze energiebehoefte kunnen voorzien en die tegenwoordig tegen een zeer lage kostprijs elektriciteit kunnen produceren.
Ik ben het wel eens met iedereen die ook vandaag heeft gesteld: je zult in die mix ook regelbaar vermogen moeten inzetten. In het coalitieakkoord hebben we daarover een aantal afspraken gemaakt die we ook de komende tijd uitvoeren en uitwerken. Dat is op de eerste plaats het langer openhouden van de kerncentrale in Borssele en met marktpartijen in gesprek gaan om te bezien of er ruimte is in Nederland voor twee extra kerncentrales. Dat is geen makkelijk regelbaar vermogen maar geeft wel enige stabiliteit in die energiemix. Daarnaast kijken we de komende jaren of we gascentrales in combinatie met CO2-besparende maatregelen wel een goed onderdeel van die energiemix kunnen laten zijn. Ook noem ik de versnelde opschaling van waterstof en de inzet van waterstof bij elektriciteitsproductie, de inzet van CCS met opslag onder de Noordzee en ook de import van meer groen gas en waterstof om wat betreft die energiemix een hele goede balans te vinden de komende jaren.
TenneT heft in opdracht van het vorige kabinet een uitgebreide analyse gemaakt van de leveringszekerheid en heeft geconstateerd dat die leveringszekerheid op de korte termijn en de middellange termijn niet in gevaar is, maar ik begrijp wel de vraag van een aantal leden van dit huis of de huidige situatie in Oekraïne en Rusland en de ontwikkelingen op de energiemarkt nog tot nadere afwegingen leiden. Ik zal volgende week een uitgebreide brief naar de Tweede Kamer sturen, maar ik zal ervoor zorgen dat die ook naar deze Kamer wordt gestuurd. Daarin zal ik uitgebreid ingaan op onze voorbereidingen op aankomende winter. Hoe zorgen we ervoor dat de leveringszekerheid ook in de aankomende winter is gegarandeerd? Vanmiddag — ik denk ongeveer nu — presenteert de Europese Commissie een pakket aan maatregelen om in de komende jaren versneld af te bouwen van de Russische afhankelijkheid. De heer Timmermans heeft daar al het een en ander over gezegd. Ik zal dus binnen een week met een analyse komen over hoe dat Europese pakket zich kan doorvertalen naar de Nederlandse situatie. Wat mij betreft zijn daarbij geen taboes, maar ik heb al wel vaker duidelijk gemaakt dat bijvoorbeeld de inzet van Groningenproductie echt het aller-, aller-, aller-, allerlaatste middel is dat we als kabinet willen overwegen, en zeker niet om de prijs te drukken. Het kan dus alleen maar in een situatie van een extreme langdurige crisis waarin de leveringszekerheid in gevaar is. De vraag of de productiebeperking tot 35% in de kolencentrales verstandig is in het licht van deze leveringszekerheidsvraag neem ik gewoon mee in de afwegingen die we de komende weken moeten maken voor aankomende winter en de jaren erna, waarin we dus die afhankelijkheid van Rusland versneld willen afbouwen. Het is een beetje een lang antwoord, voorzitter. Excuses, maar daarmee heb ik hopelijk de vragen van de fractie-Nanninga, de fractie van de VVD en de fractie-Otten ook beantwoord.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Als ik de minister zo hoor praten, dan denk ik: is de nieuwe realiteit wel tot hem doorgedrongen? Poetin heeft vanmiddag zelfs gedreigd de gaskraan helemaal dicht te draaien. Dus we zitten in een totaal andere wereld waarin deze plannen en deze mooiweerplanning zijn bedacht. Twee kerncentrales erbij bouwen, hoor ik de minister zeggen. Dan vraag ik aan de minister wanneer hij denkt dat er als hij daar extra gas geeft — niet gas, maar gas op de kerncentrales — stroom komt uit die kerncentrales. Dan zijn we toch minimaal tien jaar verder, optimistisch gedacht. We zitten nu wel op korte termijn met een heel andere situatie. Ik mis toch de sense of urgency om daar snel iets aan te doen. Die kolencentrales zijn hypermodern. Die zijn op verzoek van uw partijgenoot Brinkhorst indertijd gebouwd.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
We moeten nu iets doen. Ik mis dus de urgentie.
Minister Jetten:
Nog kort over kernenergie. De heer Otten heeft gelijk, het duurt enige tijd om kerncentrales te ontwikkelen, maar ik zal samen met de staatssecretaris van IenW, die verantwoordelijk is voor nucleaire veiligheid, binnenkort al voorstellen doen voor Borssele en later dit voorjaar schetsen hoe we het proces richting eventuele nieuwe kerncentrales gaan organiseren.
Dan op het punt van de urgentie. Laat ik daar heel helder over zijn. Ik maak me zeer grote zorgen over de ontwikkelingen op de internationale gas- en elektriciteitsmarkt. Er is eigenlijk geen minuut dat ik daar niet mee bezig ben. Ik moet mezelf bedwingen om tijdens dit debat ook niet elke minuut de laatste ontwikkelingen tot me te nemen. Samen met een aantal collega's in het kabinet en uitstekende mensen bij de verschillende departementen zijn we hier ook continu mee bezig. We hebben de afgelopen maanden — het was onder andere de fractie van de PVV die daar uitgebreid op inging — al een zeer hoge energieprijs in Nederland gezien waar consumenten, maar ook bedrijven enorm hard door zijn geraakt. Maar we hebben echt het begin van deze crisis nog niet gezien. Die gasmarkt en die elektriciteitsmarkt gaan zich de komende weken en maanden niet herstellen. Die prijs blijft langdurig hoog. Dat betekent dat we op de middellange termijn, richting aankomende winter, een zeer grote opdracht hebben als Nederlands kabinet, maar ook samen met de Europese Unie, om ons voor te bereiden op aankomende winter, waarbij we voldoende in voorraad moeten hebben om die winter door te komen en daar de gasleveringszekerheid voor in ieder geval de beschermde gebruikers — huishoudens, ziekenhuizen — voor elkaar te boksen. Dat is geen gemakkelijke klus. Daar trekken we echt alles voor uit de kast om het goed te doen. Volgende week kan ik u dus uitgebreider informeren over wat we daar allemaal in gang gaan zetten.
Dan tot slot. We zullen echt een paar jaar nodig hebben om om te kunnen schakelen van de afhankelijkheid die we nu nog van Rusland hebben. Dat is voor Nederland nog redelijk te overzien. 20% afhankelijkheid van Russisch gas, ongeveer de helft van Russisch uranium. Daar werd eerder al naar gevraagd. Wat olie betreft zien we vandaag ook de berichten van Shell. Dat speelt ook een belangrijke rol. Als van de ene op de andere dag de Russische export zou wegvallen, heeft dat echt enorme impact op niet alleen de Nederlandse economie. Er zijn een aantal andere EU-lidstaten die een veel grotere mate van afhankelijkheid hebben van Rusland. We hebben dus echt een paar jaar nodig om op een verantwoorde manier om te schakelen. Dat betekent versnellen van de klimaat- en energieambities die we hebben. Dan bent u het misschien niet eens met de klimaatdoelen die we daaraan koppelen, maar we hopen dat wij elkaar kunnen vinden in het belang om als Europa en Nederland energieonafhankelijk te worden. Ik hoop dat ik ook van de heer Otten steun kan krijgen voor de voorstellen die we de komende tijd op dit vlak gaan doen.
De voorzitter:
De heer Otten, tot slot.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik denk dat dit niet mogelijk is zonder de kolencentrales langer in bedrijf te houden, maar goed. Hoorde ik nu even een verheldering? Hoorde ik nou de minister zeggen dat er een tweede kerncentrale komt in Borssele, dat hij daarmee aanvangt? Of begreep ik dat verkeerd?
Minister Jetten:
Nee, laat ik dat verhelderen. De kerncentrale van Borssele willen we graag langer openhouden. Dat vraagt een aantal maatregelen. Binnenkort informeren de staatssecretaris van IenW en ik de Tweede Kamer over wat daarvoor nodig is. Wij starten ook dit voorjaar met het proces om te kijken hoe en waar we twee extra kerncentrales eventueel kunnen toevoegen aan de energiemix. Maar Borssele is vanuit de wet wel een van de locaties waar dat mogelijk zou kunnen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ja, ik denk ook dat het veel slimmer is om er twee naast elkaar te zetten. Dat doen ze in het buitenland ook. Mijn vraag was: wanneer komt daar dan, als we daar nu mee beginnen, op zijn vroegst energie uit?
De voorzitter:
Dat was uw vierde vraag, dus nu ga ik naar de heer Berkhout.
Minister Jetten:
Voorzitter, ik dacht ik die daarnet al had beantwoord, want ik had de heer Otten gelijk gegeven dat de realisatie van nieuwe kerncentrales gewoon een aantal jaren duurt. Wij zien in andere EU-lidstaten dat je zo tien jaar verder bent voordat er stroom uit komt.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Berkhout namens de Fractie-Nanninga.
De heer Berkhout (Fractie-Nanninga):
Ik meen te hebben gelezen dat de heer Jetten een keer heeft verklaard dat hij zich niet kan voorstellen hoe je met kernenergie huishoudens van energie voorziet. Kan ik hieruit concluderen dat hij dat inmiddels wel ziet?
Minister Jetten:
Ik ben eigenlijk heel blij dat ik deze vraag nu krijg, want ik zie dat clipje heel vaak voorbijkomen, ook op social media. Ik heb spijt dat ik destijds niet wat uitgebreider antwoord heb gegeven, toen als Kamerlid. De discussie toen in de Kamer ging over de enorme opgave om huizen van het Gronings gas af te krijgen. Dat kan met warmtenetten, dat kan met hybride warmtepompen, dat kan met elektrificatie. Ik heb toen eigenlijk bedoelen te zeggen: stel, je gaat naar 100% elektrisch verwarmen van huizen. Dan kan dat elektriciteit zijn die uit een kerncentrale komt; ik snap dat concept. Maar ik vond dat in dat Kamerdebat wel erg makkelijk werd gedaan: hang er maar een kerncentrale aan, dan is het opgelost. Want als je naar 100% elektrisch gaat, dan moet je een woning ook zeer rigoureus aanpakken, met betere isolatie, aanpassen van de radiatoren, et cetera, et cetera. Ik probeerde toen eigenlijk vooral te zeggen: het is wat minder makkelijk dan alleen het bijbouwen van een kerncentrale. Dus dank voor deze vraag.
Voorzitter. In het licht van leveringszekerheid waar ik dankzij de heer Otten was aangekomen gaf ik al aan dat een kleine 20% van het Nederlandse gas nu Russisch gas is. Vele partijen, politieke partijen maar ook bijvoorbeeld de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie, hebben recentelijk voorstellen gedaan over hoe we dat versneld kunnen afbouwen. Ik neem dat allemaal mee in de voorstellen van het kabinet van volgende week. Ik ben het zeer eens met alle leden van uw Kamer die vandaag hebben gezegd: kijk daarbij niet alleen naar het diversifiëren van onze supply chain; onze import uit Rusland kan je vervangen door import uit Algerije, het Midden-Oosten, de VS, noem het maar op. Dat moeten we doen, maar we moeten óók zorgen voor omschakeling van duurzame energieopwek en vooral ook energiebesparing.
We hebben de afgelopen jaren in Nederland wat de tonnenjacht heette gekend; ik vond het een prachtige term van de heer Wiebes, maar dat kwam ook doordat Nederland enorm achterliep met de CO2-reductie. De pure focus op tonnenjacht was echt nodig om als Nederland een been bij te trekken. Maar we staan nu op het punt dat we naast CO2-reductie ook een doelstelling moeten zetten voor energiebesparing, omdat dat gewoon de beste manier is om de kosten te drukken, minder afhankelijk te worden en daarmee ons hele energiesysteem ook versneld te vergroenen. Dus wij steunen ook voorstellen van de Europese Commissie op dit vlak. Samen met onder andere de minister van Volkshuisvesting zullen we ook in het programma Klimaat en Energie van mei voorstellen doen om die energiebesparing in Nederland nog verder te versnellen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mag ik er dan ook van uitgaan dat de minister van Economische Zaken op campagne gaat naar de Nederlandse industrie? Want een van de wonderlijke gegevens is dat er zelfs bij grootverbruikers nog ongelofelijk veel te besparen valt, nog veel meer zelfs dan bij de huishoudens. Daar moet het ook gebeuren, om de portemonnee te beschermen. Ik hoor het de minister nog niet zeggen, maar ik ga ervan uit dat die campagne erbij hoort.
Minister Jetten:
Ja, zeker. Onder andere de heer Crone had mij daarnaar gevraagd. In het coalitieakkoord waarmee wij aan de slag mogen is afgesproken — eigenlijk heeft het vorige kabinet dat ook al gedaan in de Miljoenennota — om de energiebesparingsplicht voor het bedrijfsleven te verscherpen en aan te scherpen, maar ook om extra geld vrij te maken voor de uitvoering en de naleving daarvan, zodat bedrijven daadwerkelijk een bezoek krijgen. Mijn ervaring bij gesprekken die ik hierover met bedrijven heb gevoerd, is dat zij dat eigenlijk heel graag willen en het dus fijn vinden als er iemand langskomt om hen te adviseren over hoe zij aan die energiebesparingsplicht kunnen voldoen.
In het licht van het afbouwen van de afhankelijkheid van Rusland zal ik met de minister van Economische Zaken ook kijken hoe we dat voor de bedrijven kunnen doen die nu nog niet onder de energiebesparingsplicht vallen. Hoe kunnen we met die bedrijven in gesprek gaan? Hoe kunnen zij versneld verduurzamen en isoleren? Onder andere in de plannen van de NVDE, de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie, is denk ik heel goed in kaart gebracht dat de energie-intensieve bedrijven de potentie hebben om een ontzettende gasreductie en ook een extra CO2-besparing voor elkaar te krijgen als we de industriële installaties beter isoleren. Dat is relatief laaghangend fruit. Ik wil bekijken hoe wij vanuit het kabinet die bedrijven kunnen helpen om die energiebesparende maatregelen de komende tijd te treffen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat staat dan allemaal volgende week in de brief van de minister, en die wordt ook naar ons gestuurd. Dat is allemaal fijn.
Mijn andere vraag is de volgende. Ik neem aan dat de minister klaar is met het IPCC-rapport. Komt daar later nog een appreciatie van van het kabinet?
Minister Jetten:
Dat klopt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik trok de conclusie, ook naar aanleiding van het Internationaal Energieagentschap-rapport over klimaat van vorig voorjaar — dat deed ik vorig jaar trouwens ook al in een ander debat, niet met dit kabinet — dat er eigenlijk maar een conclusie mogelijk is, zeker na Glasgow: elk nieuw fossiel project is er een te veel. Is dat ook de lijn van het kabinet?
Minister Jetten:
Het vorige kabinet heeft de verklaring in Glasgow ondertekend. Wij zullen dit jaar nog komen met een uitwerking daarvan voor de Nederlandse situatie. Zoals ook toegezegd is aan de Tweede Kamer, trekken we hierin samen op met in ieder geval België en Duitsland, om ervoor te zorgen dat we samen de stap zetten naar de implementatie van de afspraken van Glasgow. Zo creëren we ook hier weer een gelijk speelveld en geven we de fossiele industrie in Noordwest-Europa eenzelfde incentive. Ook dit wordt dit jaar dus door het kabinet opgepakt en uitgewerkt.
De voorzitter:
De heer Vendrik, tot slot.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik zou denken: laat ik de minister aanmoedigen om dit in zijn hoofd mee te nemen bij het schrijven van zijn brief van volgende week. Want Glasgow, IPCC, IEA en de oorlog van Poetin gaan allemaal dezelfde kant op: versneld verduurzamen, besparen en stoppen met fossiel, nu. Niet morgen, maar nu. Echt waar. Het carbonbudget dat nog bij die 1,5 graad mag horen, is mondiaal al gefinancierd. Dat zei het IEA vorig jaar. Ik kan ervan getuigen uit de financiële sector. Alle rapporten wijzen daarop. Elke nieuwe financiering van elk nieuw project wat nieuwe uitstoot met zich meebrengt, kan niet meer. Nergens.
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ook niet in Nederland. Dus ik wil de uitspraak van het kabinet dat dat de serieuze vertaling is van Glasgow en dat dat het serieuze antwoord is van de Nederlandse regering op het rapport van het IEA van vorig jaar.
Minister Jetten:
Mijn antwoord is dat wij ervoor gaan zorgen dat we dit zo snel mogelijk op een verantwoorde manier afbouwen. En ondertussen gaan we met het klimaatbeleid en het klimaatfonds maximaal investeren en ondersteunen bij de versnelde omslag naar de duurzame alternatieven die voorhanden zijn, die vaak ook goedkoper zijn en die ook veel beter zijn voor de Nederlandse concurrentiepositie. Ik zou de heer Vendrik dus willen uitdagen om even te wachten totdat we in mei met de uitwerking van het programma klimaat en energie komen. Daarin nemen we dit mee, en ook de analyses van onder andere het IEA. Maar ik wil ook recht doen aan de vraag van onder andere de Tweede Kamer om dit voor het gelijke speelveld in Noordwest-Europa zo veel mogelijk samen met de buurlanden te doen.
De heer Crone (PvdA):
Ik ondersteun alles wat op het gebied van duurzame energie moet gebeuren. Iedereen weet dat natuurlijk allang; dat zegt u zelf ook. Maar ik mis een beetje de emotie en de urgentie dat mensen nu al lichten kunnen uitdoen. Dat klinkt simpel; u noemt de industrie en dat gaat om grote getallen als velen het samendoen. Maar in de oliecrisis — sommigen, van onze leeftijd, hebben dat nog meegemaakt, anderen niet — heeft het kabinet een sfeer gecreëerd van: doe allemaal mee. Ik vind het te gek voor woorden dat het kabinet die urgentie niet uitstraalt. Dat zou premier Rutte moeten doen en uiteraard u ook.
Minister Jetten:
Die urgentie voel ik volledig. Een heel belangrijk onderdeel van de inzet die we volgende week zullen presenteren is: doe allemaal mee. Maar ik vind ook dat wij als overheid de plicht hebben om daar handelingsperspectief bij te bieden. Wat kunnen mensen doen? Wat kunnen mensen doen die misschien in een huurwoning zitten en niet zelf aan de slag kunnen om hun huis versneld te verduurzamen? Dat vind ik de plicht die er van de kant van de overheid bij hoort. Ik hecht er ook aan om te benadrukken dat wij de gasvoorraden in Nederland voldoende op orde hebben om dit winterseizoen door te komen. Ik wil voorkomen dat we een onnodige paniek op hele korte termijn gaan organiseren. Ik wil het op een verantwoorde manier doen richting aankomende winter.
De voorzitter:
Meneer Crone nog een aanvullende vraag?
De heer Crone (PvdA):
Ja. Het is een emotiepunt. Mensen zien wel …
De voorzitter:
Meneer Crone, wat is uw aanvullende vraag? We lopen een beetje uit de tijd.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter, ik zie hier mensen vier keer achter elkaar een vraag stellen en ik mag niet eens een aanloopzin doen? Ik ga wel zitten als u wilt dat ik ga zitten.
De voorzitter:
Ik vraag wat uw vraag is. Formuleert u die rustig.
De heer Crone (PvdA):
Het kabinet creëert een sfeer dat KLM wel mag vliegen op korte afstanden terwijl dat geen beleid is. Bedrijven mogen zonder energiebesparing doorgaan. De urgentie ligt op een menselijk niveau. Uw hart zit op de goede plek, maar mensen willen niet alleen plannen over lange termijn. Wat kunnen ze zelf nu doen? Daar hoor ik het kabinet helemaal nooit over, echt niet.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, maar laat de minister zijn reactie geven.
Minister Jetten:
Ik zie het als een aansporing om hetgeen we nu al doen nog beter te doen. Er lopen verschillende publiekscampagnes om mensen erop te wijzen wat ze zelf aan handelingsperspectief hebben, waar je isolatiesubsidies kunt aanvragen et cetera. Maar ik zeg tegen de heer Crone dat de enorme urgentie van de klimaataanpak, maar ook de crisis in Rusland, moet worden aangegrepen om dit met elkaar nog veel beter in de steigers te zetten.
De voorzitter:
Ik kijk even in verband met uw eigen agenda. U bent een aantal eindjes aan het maken?
Minister Jetten:
Ik ben bijna klaar. De heer Vendrik vroeg mij nog naar een maximumprijs voor gas. Terwijl ik hier sta, presenteert de Europese Commissie een pakket aan voorstellen. Ik heb signalen gehoord dat daar ook prijsmaximalisatie inzit. Ik ga het de komende dagen rustig beoordelen, maar mijn tegenvraag zou wel zijn: uiteindelijk zal het ergens door iemand betaald moeten worden. Ik ben heel erg benieuwd hoe de Commissie dat meeneemt in hun voorstellen. In de brief van volgende week zal ik daarop reageren. Zoals ik net al aangaf, is het op dit moment niet nodig om een acute gascrisis uit te roepen, maar we zijn wel helemaal voorbereid voor het moment dat dat wel het geval is. Met het Bescherm- en Herstelplan Gas kunnen we indien nodig niet beschermde gebruikers tijdelijk afschakelen om beschermde gebruikers altijd van gas te voorzien.
Dan kom ik bij de laatste paar losse vragen die ik nog heb.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik heb een vraag over maximumprijzen van gas. De minister van Financiën heeft gezegd dat de stijging van de energieprijzen niet zou resulteren in hogere accijnsopbrengsten. Dat lijkt mij rekenkundig onjuist, want als de prijs omhooggaat, gaat het accijns als percentage mee omhoog. Als die extra miljarden binnenkomen door die prijsstijging, dan is er toch voldoende ruimte om daar iets aan te doen? Die stijging kun je zonder meer teruggeven, want die heeft geen impact.
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk. De minister.
Minister Jetten:
Ik ken die uitspraak van de minister niet, maar de energieprijs is gigantisch gestegen. Dit is ook het antwoord op een aantal andere vragen. Mensen zijn soms nu al in acute problemen omdat zij het zich echt niet kunnen veroorloven. Er zijn ook mensen die de verwarming helemaal uitzetten omdat zij bang zijn voor de energierekening die anders komt. Dat trekken wij ons als kabinet enorm aan. Wij hebben aangegeven dat wij de komende weken richting de Voorjaarsnota heel goed zullen kijken wat de impact is van deze energiecrisis op de inflatie en op de koopkracht. Ik vind het mijn plicht om te kijken hoe je het meest effectief de hardst getroffenen kan bijstaan. In het vorige najaar is gekozen om via de energiebelasting alle huishoudens een tegemoetkoming te geven via een apart wetsvoorstel en om minima via gemeenten nog een extra tegemoetkoming te geven. De vraag is: is dat nou de beste manier om de hardst getroffenen te bereiken, of kan het ook op andere, slimmere manieren? Dat is wat we de komende tijd moeten doen: goed kijken naar hoe de energieprijs, de inflatie en de koopkracht zich ontwikkelen en dan bezien of we als kabinet bij de Voorjaarsnota aanvullende maatregelen moeten nemen. Dat zullen we ook doen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik denk toch dat de minister de urgentie wederom helemaal niet goed onderkent. Er komen nu allerlei mensen in de problemen met enorme energierekeningen; mensen die helemaal niet gewend zijn om bij de gemeente een uitkering aan te vragen. Het moet met generieke oplossingen. Dat doen ze in het buitenland ook. Dat kan ook geen uitstel dulden, want de prijzen zijn voor sommige mensen verdubbeld, verdriedubbeld of erger. Naast de al hevige inflatie geeft dat gewoon op heel korte termijn enorme koopkrachtproblemen.
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dus mijn vraag is: kan dit allemaal niet wat doortastender en wat sneller worden aangepakt?
Minister Jetten:
Ik denk dat het verstandig is om het integraal te bezien bij de Voorjaarsnota. Dan hebben we een goed beeld van de ontwikkeling van de koopkracht en kunnen we in één keer met een samenhangend pakket komen. Wellicht kunnen de voorstellen van de Europese Commissie van vandaag daarbij helpen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Tot slot, voorzitter. Ik hoorde gisteren iemand zeggen: de deurwaarder wacht ook niet op de Voorjaarsnota. Ik denk dat dit zo is. Er moet echt meer urgentie komen hierop.
Minister Jetten:
In dat licht nog heel kort een antwoord van mijn kant. Ik heb gisteren alle energiebedrijven in Nederland uitgenodigd voor een gesprek met mijzelf en Carola Schouten, de minister voor Armoedebestrijding. We hebben een heel indringend gesprek gehad met energiebedrijven om te voorkomen dat in deze situatie mensen worden afgesloten van energie of gas. We hebben ook met de energiebedrijven gesproken over de vraag hoe zij nog veel beter dan zij nu al doen woningcorporaties en gemeentes kunnen informeren als zij potentiële problemen bij huishoudens zien, zodat we ook gericht die huishoudens kunnen helpen. De collega's van SZW zullen dit de komende weken uitwerken met gemeentes, woningcorporaties en de energiebedrijven.
Dan tot slot nog drie korte vragen. De heer Vendrik vroeg mij of ik kan bevestigen of dat we van Rusland veel uranium afnemen. Op dit moment komt op de Europese markt 20% van het uranium uit Rusland. Het resterende deel komt uit landen als Nigeria, Kazachstan, Canada, Australië en Namibië. Als we het hebben over onafhankelijkheid van Rusland, dan gaat het niet alleen over gas, maar ook over olie, uranium en kolen. Ook gaat het om een aantal andere mineralen en grondstoffen die onder andere bij het maken van chips belangrijk zijn.
Ik was heel blij met een opmerking van mevrouw Prast over het elektriciteitsnet. Voordat deze Oekraïneoorlog uitbrak, dacht ik, toen ik klaar was met mijn inwerkprogramma, dat ik één hoofdpijndossier had: de netcapaciteit. Nu heb ik een ander hoofdpijndossier, maar de netcapaciteit kan een enorme remmende factor gaan worden op de verduurzamingsambities die we hebben. We nemen daarvoor een aantal maatregelen, waaronder versterking van netbedrijven, versnelling van vergunningprocedures en het beter aanwijzen van de energiehoofdinfrastructuur die we in de komende decennia nodig hebben. Als u nu een kaart pakt van de netcapaciteit in Nederland, dan ziet u dat bijna heel Nederland rood is. Dus die opgave is gigantisch. Ik was gisteren nog op bezoek bij Enexis, een prachtig opleidingsinstituut, waar zij zelf de monteurs van de toekomst opleiden, om in ieder geval de arbeidsmarktkant van de netbeheerders beter voor elkaar te krijgen.
Tot slot: de heer Van Ballekom vroeg mij naar biomassa. Ook dat thema leeft in Nederland sterk. Ik ben met een aantal gelijkgestemde landen binnen de "Fit for 55"-onderhandelingen zwaar aan het inzetten op aanscherping van de Europese richtlijnen voor de inzet van biomassa. Biogrondstoffen in den brede gaan een hele belangrijke rol spelen in de economie van de toekomst, maar je moet de biogrondstoffen dan wel op een verstandige manier inzetten. Op dit moment geld inderdaad dat volgens internationale afspraken de CO2-uitstoot van de verbranding van biogrondstoffen niet wordt meegerekend voor de klimaatdoelen, vanuit de gedachte dat het wordt gecompenseerd met de aanplant van bomen en planten elders op de wereld, maar we hebben ook voorbeelden gezien waarbij die aanplant stukken minder goed gaat dan van tevoren is beloofd. Dus er loopt nog in opdracht van EZK een onderzoek naar onder andere de situatie in Estland. Ik verwacht voor de zomer daarvan de uitkomsten te krijgen.
Bij de aanpassing van de LULUCF-verordening, de landgebruikverordening in Europa, wordt kritisch gekeken hoe die biogrondstoffen een betere plek kunnen krijgen. De Nederlandse regering vindt dat het nog niet scherp genoeg is. Het is onze inzet om dat nog verder te verbeteren.
Daarmee ben ik volgens mij aan het eind van de beantwoording toegekomen van de vragen die aan mij waren gesteld. De staatssecretaris zal zo meteen nog op een aantal andere punten ingaan.
De voorzitter:
Ik heb nog tijd voor een paar korte interrupties. Eén vraag per interruptie. De heer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
Ik mis de beantwoording van twee vragen die ik gesteld heb. Ik realiseer me dat deze wet onder het vorige kabinet tot stand is gekomen. Daarom heb ik ook aan deze minister gevraagd of hij evenals het vorige kabinet vindt dat deze wet een voorbeeld voor Europa moet zijn en of hij denkt dat Europa zich hier ook maar iets van gaat aantrekken.
Minister Jetten:
Ik vind in algemene zin dat het verstandig is om als Nederland voorloper te willen zijn in klimaatbeleid, omdat het Nederlandse bedrijfsleven er enorm van kan profiteren als wij daarin vooroplopen. Het is eigenlijk een nieuw verdienmodel voor het Nederlandse bedrijfsleven. Maar we kunnen ook Nederlandse huishoudens helpen met een prettiger huis, een lagere energierekening en noem het maar op. Dan specifiek dit wetsvoorstel. Er wordt wel degelijk door andere EU-lidstaten met interesse gekeken. "Wat doet Nederland met CO2-beprijzing? Kan dat behulpzaam zijn in de "Fit for 55"-discussie? Kunnen andere landen dat soort maatregelen ook nemen?" Ik denk dat het met de huidige ETS-prijs niet meer de wereldschokkende wet is, maar het feit dat Nederland bereid is om dit soort maatregelen te treffen wordt wel degelijk met heel veel interesse gevolgd.
De voorzitter:
Meneer Van Strien, tot slot.
De heer Van Strien (PVV):
Dit is pas mijn tweede interruptie. Realiseert de minister zich dat met dat vooroplopen op klimaatgebied de Nederlandse gezinnen in Europa achteroplopen? Die zijn de sigaar. 500.000 gezinnen in energiearmoede zijn de sigaar. Die lopen achterop in Europa en die lopen al tien jaar achterop.
Minister Jetten:
Ik ben het eens met de heer Van Strien dat de energiearmoede in Nederland een heel groot probleem is en dat gezinnen die daarmee te maken hebben de afgelopen jaren onvoldoende zijn geholpen. Hoe komt dat? Doordat we de afgelopen jaren te weinig klimaat- en energiebeleid hebben gevoerd. Als je de groene transitie en de sociale transitie wilt laten samenvallen, hadden we natuurlijk al lang aan de slag moeten zijn in die slechte huurwoningen, om die te verduurzamen, te isoleren, van zonnepanelen te voorzien, zodat mensen niet in een tochtige woning wonen, maar in een prettig huis met een lagere energierekening. Ik vind het dus ook onze plicht om ervoor te zorgen dat de groene transitie een sociale transitie is. Dan helpt het juist om meer tempo te maken.
De voorzitter:
De heer Crone mist nog een antwoord. Ik geef u niet nog een interruptie, meneer Van Strien. De heer Crone.
De heer Crone (PvdA):
Ik had een vraag aan de minister gesteld over een paar grootverbruikers. Als die in de crisistijd, al is het maar tijdelijk, worden afgeschakeld, dan levert dat heel veel energiebesparing op c.q. gas dat we kunnen besparen voor burgers. Misschien levert het zelfs een prijsverlaging op. Die willen zich misschien best met een kleine overheidsbijdrage daartoe laten verleiden. Zit dat in het pakket volgende week?
Minister Jetten:
We hebben het Bescherm- en Herstelplan Gas voor een acute noodsituatie. Daarin hebben we nu voor 60 grootverbruikers van gas in kaart gebracht wat de maatschappelijke effecten zijn als we hen vragen tijdelijk af te schakelen. Ik heb die maatregelen nu niet hoeven inzetten omdat we voor deze winter voldoende gas in voorraad hadden, maar ik sluit niet uit dat dat in komende winters wel nodig gaat zijn. Ik vind überhaupt in den brede dat we samen met de minister van Economische Zaken met deze bedrijven in gesprek moeten over hoe zij versnelde kunnen verduurzamen, zodat hun gasverbruik en CO2-uitstoot sneller naar beneden gaat.
De heer Essers (CDA):
Ik was benieuwd naar de vergelijking tussen wat er in het Duitse coalitieakkoord is afgesproken over een CO2-minimumprijs — ik dacht dat er ook een maximumprijs in stond — en het onderhavige wetsvoorstel.
Minister Jetten:
Ook de Duitse regering is nu aan het proberen om binnen Fit for 55 tot een minimumprijs te komen. Pas als dat niet lukt, overweegt ze een nationale wet. Ik wil dus bij de onderhandelingen nu met de Duitsers samen optrekken. Mocht het niet of onvoldoende in Fit for 55 terugkomen, wil ik ook bekijken hoe we samen met de Duitse regering kunnen optrekken om de CO2-beprijzing in Nederland en Duitsland verder te verbeteren.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Essers.
De heer Essers (CDA):
Zit er dan ook een maximumprijs in die voorstellen?
Minister Jetten:
U overvraagt mij nu. Ik weet niet of Duitsland ook een maximumprijs overweegt. Dat zouden we even kunnen nagaan. Dat weet ik op dit moment oprecht niet. Excuus.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Dank voor de warme woorden die in mijn richting zijn uitgesproken. Het is goed om weer in de Eerste Kamer te zijn, zij het in een andere rol en in wel heel bijzondere en moeilijke omstandigheden. Voorzitter, u refereerde in uw inleiding aan het begin van de vergadering. Dat maakte diepe indruk op mij. Het is een traditie in dit huis dat de voorzitter dit doet. Er is op dit moment een oorlog gaande in Oekraïne, zoals we sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer meegemaakt hebben in Europa. Tegelijkertijd moet het gewone werk doorgaan, zo ook de behandeling van dit wetsontwerp. Dit is een wetsontwerp dat door het vorige kabinet gestart is. De minister heeft dat al uitgelegd. Het is gestart met het Klimaatakkoord. Je zou kunnen zeggen dat het een erfenis is. Een aantal woordvoerders hebben die terminologie gebruikt. We gaan nu met deze lopende trein verder.
Ik ga niet over blokjes spreken, maar ik probeer alle vragen die nog zijn blijven liggen zo goed mogelijk te beantwoorden. Ik zou willen beginnen met de vraag van de heer Vendrik. Ik denk dat zijn vraag ons land en ons allen het meest bezighoudt. Het is de vraag of we burgers en bedrijven die veel last hebben van de hoge energieprijzen moeten compenseren. De energieprijzen waren al gestegen, voordat Rusland zijn brute inval deed in Oekraïne. Uw fractie heeft een pleidooi gehouden om met name mensen met lage inkomens en middeninkomens te helpen. Dat is gewoon solidariteit.
Morgen komt het Centraal Economische Plan uit van het Centraal Planbureau. In het kabinet is afgesproken dat er een heel snelle appreciatie op gemaakt wordt. Het Centraal Planbureau zal op basis van de meest recente gegevens met uitkomsten komen over inflatie, koopkracht, ontwikkeling van het begrotingstekort, overheidsschuld, werkloosheid, dus zeg maar alle macro-economische gegevens. Daarbij moet je vooral kijken naar wat het betekent voor 2022 en wat het betekent voor de jaren daarna, omdat er juist nu sprake is van een acute situatie. Die urgentie wordt dus wel degelijk gevoeld, juist op het punt dat de heer Vendrik en anderen hebben aangekaart.
De energierekening stijgt inderdaad heel hard. Aan de benzinepomp moet ook heel veel betaald worden. Eigenlijk hebben we dat nog niet meegemaakt, of we moeten echt terug naar de oliecrisis in 1973. Het vorige kabinet heeft vorig jaar 3,2 miljard euro uitgetrokken om de gevolgen van de toen stijgende energieprijzen te dempen. Je zou kunnen zeggen dat daar al een precedent mee is gecreëerd van wat de regering en het parlement op korte termijn, samen met gemeenten, zouden kunnen doen. Dat gaat ook op korte termijn gebeuren. Uiteraard moet het kabinet alle afwegingen maken in het kader van de Voorjaarsnota, maar het is duidelijk dat dit onderwerp zo belangrijk is dat het niet kan wachten tot de ultieme besluitvorming van de Voorjaarsnota. Mijn voorstel zou zijn om eerst het Centraal Economisch Plan af te wachten. Dat is er morgen. Ik heb goed geluisterd naar de verschillende senatoren, die hebben gezegd dat dit een enorme sense of urgency heeft en daadkracht vraagt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het is goed om te horen dat het kabinet hier de hoogste prioriteit aan geeft. Maar dan voor de precisie: er is één groep waaraan mijn fractie het allermeest gelegen is. Dat zijn de mensen op het minimum met de hoogste energierekening, de mensen die te maken hebben met energiearmoede en die nu al hun rekeningen niet kunnen betalen. Vorig jaar hebben we daar ook met het kabinet over gesproken. Toen kwam er een generieke compensatie. Die vonden wij duur en voor een deel ook niet nodig. Wij pleitten toen voor concentratie, voor focus op de mensen die het hardst getroffen worden. Ik mag hopen dat dit nu wel gaat gebeuren. De groep die nu al te maken heeft met energiearmoede en die nu al de rekening niet kan betalen, wordt niet gecompenseerd met het pakket van het vorige kabinet van 3,2 miljard en de douceur die de minister van Sociale Zaken die daar in december aan heeft toegevoegd. Dat is echt te weinig voor deze groep. Ik doe dus een indringend beroep op de staatssecretaris en het kabinet voor als het CPB morgen komt met een breed koopkrachtbeeld: zet deze groep op één.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb goed geluisterd naar de heer Vendrik. Ik besef heel goed dat de groep die de heer Vendrik noemt het hardst wordt getroffen door de verhoging van de energieprijzen. Die verhoging komt natuurlijk tot uitdrukking in de prijs die je voor gas, elektriciteit en aan de pomp moet betalen. Ik kan niet vooruitlopen op het besluit van het kabinet, maar ik heb goed geluisterd. Er is altijd een afweging tussen een generieke maatregel, een specifieke maatregel, of een combinatie van die twee. Ik heb dit goed gehoord en ik zal het zeker inbrengen bij de besprekingen in het kabinet.
Voorzitter. De heer Vendrik had nog een andere vraag. Dat was of de regering kan toelichten hoe de destijds geraamde inkomsten bij de minimumprijs zijn verwerkt in de begroting. De verwachte inkomsten bij het regeerakkoord van Rutte III zoals toen opgenomen in het inkomstenkader waren 236 miljoen in 2020, 300 miljoen in 2021 en structureel 620 miljoen. Na herijking van de raming van de maatregel is gebleken dat de CO2-minimumprijs geen opbrengsten meer oplevert. Wat is er vervolgens gebeurd? Het kabinet heeft de tekorten binnen de vorige kabinetsperiode van 236 miljoen en 300 miljoen gedekt met onder meer een meevaller uit het niet doorgaan van het afschaffen van de dividendbelasting. Dat is één. Zo is het.
Voorzitter. Ik zie de heer Vendrik lachen, maar ik kan dit nog wel volgen. Als je een tegenvaller hebt aan de inkomstenkant, is de regel dat je die ook aan de inkomstenkant opvangt. Dat is met die 300 miljoen gebeurd. Ik zie dat dit voor de heer Vendrik aanleiding geeft tot nog grotere hilariteit. Hiermee heeft het vorige kabinet de afspraken gevolgd ten aanzien van scheiding van inkomsten en uitgaven. Die hebben we overigens ook nu in de startnotitie gemaakt. Dat is het antwoord op de vraag wat er gebeurd is.
Er blijft dan nog eens 300 miljoen over, want in totaal gaat het om een structurele dekking die was voorzien van 620 miljoen. De resterende 320 miljoen is niet aan de inkomstenkant gevonden. Ook de uitgaven zijn niet met 320 miljoen verminderd. Dat is gewoon in het saldo weggelopen. Dat is eigenlijk het antwoord.
Mevrouw Prast (PvdD):
Ik heb die bedragen ook genoemd. In het vorige regeerakkoord, waarnaar u verwijst, werd expliciet gezegd: dit geld zal worden teruggesluisd naar gezinnen of burgers en bedrijven. Kunt u daar even op ingaan? U zegt nu dat de resterende 300 miljoen, maar ook die andere bedragen, er niet waren. Is er dus minder geld teruggesluisd naar burgers en bedrijven, en gaat dat ook minder gebeuren?
Staatssecretaris Van Rij:
Als er geen opbrengst is, kun je ook niks terugsluizen. Dat is het antwoord.
Ik heb antwoord gegeven op de vraag van de heer Vendrik wat er gebeurt met de ene 300 miljoen. Daar is het niet doorgaan van de dividendbelasting voor gebruikt. De andere 300 miljoen loopt weg in het saldo. Dat is mijn antwoord, ook naar mevrouw Prast.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het is best wonderlijk hoe dit gaat. Als dit aan de uitgavenkant van de begroting gebeurt, dan is de grondregel van de begrotingsregels dat de minister van dienst zijn eigen rommel mag opruimen.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat klopt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
En aan de inkomstenkant doen we het net even anders. Daar gaat het over het bedrijfsleven, daar laten we het weglopen in het saldo en daar gaan we een gefabriceerde meevaller inbrengen, namelijk het niet doorgaan van de afschaffing van de dividendbelasting. Zo gaat dit kabinet toch niet verder? Zo herken ik dit kabinet dan toch niet.
Staatssecretaris Van Rij:
De staatssecretaris van Financiën is natuurlijk voor de inkomstenkant en ook voor het strak handhaven van de begrotingsregels. Daar heb ik al de eerste ervaringen mee mogen hebben. De heer Vendrik heeft natuurlijk gewoon gelijk: als er aan de uitgavenkant een tegenvaller is, dan moet die worden opgelost door het beleidsverantwoordelijke departement. In dit geval: als er een tegenvaller is aan de inkomstenkant, dan is het beleidsverantwoordelijke departement het ministerie van Financiën. Maar ik geef u gewoon antwoord. Ik ben transparant over wat er gebeurd is. Ik hou eerlijk gezegd niet van boekhoudkundige trucs.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dan verstaan we elkaar goed, namelijk dat vanaf dit moment de zuivere lijn is: als er de komende jaren in het lastenbeeld ten aanzien van het bedrijfsleven een tegenvaller is, dan gaat het bedrijfsleven dat vervolgens ook opvangen. Zo snappen we elkaar goed. Dan is het ook fair play.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, maar je kan ook anders redeneren. Daar wil ik de heer Vendrik ook wel even toe uitdagen. Je zou ook kunnen zeggen: toen het ging om het niet doorgaan van de afschaffing van de dividendbelasting had het bedrijfsleven natuurlijk ook kunnen opstaan en zeggen: doe maar wat in de sfeer van de vennootschapsbelasting. Ik wil even een parallel trekken, want ik vind dit eigenlijk wel een heel interessant onderwerp. Ik ga niet vooruitlopen op waarmee wij komen, maar wij zitten nu natuurlijk met eenzelfde soort vraagstuk met box 3. Daarvan is van mijn kant al aangegeven dat de tegenvaller bij box 3 valt. Dat is aan de inkomstenkant. Dan zul je ook de oplossing moeten vinden aan de inkomstenkant, bij voorkeur bij dezelfde belastingsoort.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Wij hebben het vier jaar lang meegemaakt bij het niet doorgaan van de afschaffing van de dividendbelasting. Dat moest en dat zou — daar zitten de vrienden die dat elke keer hebben bevorderd in het kabinet — terug naar het bedrijfsleven, tot en met de BIK aan toe, die gesneuveld is bij de Europese Commissie. Dus dat is echt wel gelukt. Het gaat mij erom dat hier eigenlijk sprake was van lastenverzwaring. En dan kijken we ineens weg. Daar heb ik het over.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik denk dat ik duidelijk ben geweest naar de heer Vendrik.
De voorzitter:
Ik wil zowel de staatssecretaris als de heer Vendrik oproepen om binnen de orde van het debat te blijven en dus bij het onderwerp van het wetsvoorstel.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ga mijn uiterste best doen.
De voorzitter:
Al begrijp ik dat een vergelijking weleens handig kan zijn.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik blijf binnen het klimaatdebat. De staatssecretaris zegt dat box 3 moet worden opgelost binnen dezelfde sfeer. De klimaatkoopkrachtproblemen moeten ook opgelost worden binnen dezelfde sfeer. Haal dat geld dus uit de klimaatfondsen. De premier heeft hier bij de Algemene Beschouwingen gezegd: de heer Otten heeft eigenlijk gelijk, het is 100 miljard, alles bij elkaar; daar kom je ongeveer op uit. Haal daar het geld uit voor compensatie. Haal daar het geld uit voor maatregelen om die kolencentrales te helpen, voor maatregelen waardoor de mensen hun energierekening kunnen blijven betalen, om de schade van de gaswinning te vergoeden en noem maar op. Dan kunnen we weer door. Want we moeten nu echt maatregelen nemen. Wachten op de Voorjaarsnota is geen optie. Coen Teulings, de voormalige baas van het CPB, heeft gezegd: in een crisis zijn dit soort macromodellen waardeloos; daar heb je niks aan, want het verandert elke dag. Dus laten we nu niet, zeg ik tegen de staatssecretaris, weer wachten op modellen en doorrekeningen, want het verandert continu. Het is een moving target. Handel als kabinet. Dat zou mijn advies zijn.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, maar ik geef toch het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik zal heel kort zijn. Ik heb het aangehoord. Ik heb eerlijk gezegd daarnet al gezegd: morgen komt het Centraal Planbureau met het Centraal Economisch Plan. Het kabinet ziet de urgentie van de exorbitant stijgende energiekosten en de gevolgen daarvan voor burgers heel nadrukkelijk.
Voorzitter. Er zijn wat vragen gesteld door de heer Ester, de heer Van der Voort en de heer Essers over de uitvoering door de Nederlandse Emissieautoriteit. Waarom de Nederlandse Emissieautoriteit? Het gaat hier om een belasting. Waarom niet de Belastingdienst? Zo heb ik de vragen even kort samengevat. Er zijn een aantal redenen om ervoor te kiezen dat de NEa, de Nederlandse Emissieautoriteit, heft en int. In de eerste plaats zit daar de ervaring met CO2. Het gaat ook om een beperkte groep belastingplichtigen. Dat zijn er 135, in een sector die zeer bekend is bij de NEa. De NEa heft en int namelijk ook de belasting op grond van de Wet CO2-heffing industrie en is uitvoerder voor het EU ETS-emissiehandelssysteem. De minister heeft zojuist ook uitgelegd dat het een heel palet aan beleidsinstrumenten en -voornemens betreft. Daarom staan we hier ook met z'n tweeën, hij als minister voor Klimaat en Energie. Natuurlijkerwijs past het dus beter bij de NEa.
Het is ook nog een groot voordeel dat bedrijven straks één aanspreekpunt hebben, en geen twee. De uitvoeringstoets was positief wat betreft de vraag of de NEa het aan zou kunnen. Ook worden de verschillende rollen, zowel die van het ministerie van EZK als die van het ministerie van Financiën, goed geformaliseerd in opdrachtbrieven. Er is ook regulier overleg. Verder wordt het functioneren van de NEa iedere vijf jaar geëvalueerd.
De hoofdregel is inderdaad dat een rijksbelasting door de rijksbelastingdienst moet worden gedaan. Het wetsvoorstel maakt daarop een uitzondering, in artikel 71g. Het komt wel vaker voor dat het niet de rijksbelastingdienst betreft, maar dat bijvoorbeeld provincies of gemeenten op basis van de AWR belastingen mogen heffen en innen. De regiekracht van de minister van Financiën wordt niet beperkt. Het valt namelijk onder het gezag van de minister van Financiën. Dat staat ook in dat eerdergenoemde artikel 71g, eerste lid. De AWR-deskundigheid, waar de heer Essers terecht op wijst, is specifieke expertise van de Belastingdienst. Er is ook in voorzien dat die alle steun en bijstand daarvoor zal verlenen.
Voorzitter. Last but not least zou ik eraan willen toevoegen dat dit misschien weleens vaker kan gaan gebeuren. We komen in deze Kamer ook nog uitgebreid te spreken over de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft natuurlijk altijd primair de taak om belastingen te heffen en te innen. Maar het kan helemaal geen kwaad om in een specifiek geval als dit, met de argumenten die ik genoemd heb, te kijken of dat toch niet beter door een ander kan worden gedaan. Dat is niet alleen zo gezien vanuit de overheid, vanuit de Belastingdienst, en wat betreft een verdere verzwaring van de taken van de Belastingdienst, maar ook ten behoeve van de belastingplichtige.
De heer Van der Voort (D66):
Die laatste opmerking van de staatssecretaris maakt mijn zorgen eigenlijk alleen maar groter. Ik begrijp hieruit dat er een precedent geschapen is en dat er dus veel vaker door andere autoriteiten belasting geïnd kan gaan worden. Hoe houdt de overheid dan nog het overzicht? Wordt het zo geen ratjetoe? De concentratie en de hoofdregel, die ook benoemd wordt, dat de Belastingdienst belasting int, zijn juist zo helder voor iedereen in het land.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik wil hier niet indruk wekken alsof de Belastingdienst alles gaat uitbesteden. Helemaal niet. Als ik dat gedaan heb, dan wil ik dat meteen terugnemen. Maar juist de expertise op dit specifieke punt van de CO2-heffing zit echt bij de Nederlandse Emissieautoriteit, zoals ik al aangaf. Die vervult al een rol als het om de CO2-heffing voor de industrie gaat. Die vervult al een rol als het gaat om het ETS-systeem. Dan kun je natuurlijk heel principieel blijven, maar je kunt ook pragmatisch zijn. In dit geval, nogmaals, is het geborgd. Het is geborgd in de wet. Het is geborgd in de opdrachtbrief. Het is ook geborgd door de steun en bijstand op het punt van een juiste toepassing van de AWR. Als ik dus de indruk gewekt zou hebben dat we nu massaal gaan uitbesteden bij de Belastingdienst, dan is dat niet zo.
De heer Van der Voort (D66):
Dan is nog mijn vraag aan de staatssecretaris of daarmee de inhoudelijke argumenten zoals de Raad van State die ook heeft geformuleerd voldoende afgedekt zijn. Het laatste punt dat ik hem wil voorleggen, is het volgende. Als de NEa die voorbereiding volledig doet, waarna de afronding door de Belastingdienst gedaan kan worden, dan zie ik eigenlijk toch nog steeds niet zo goed het probleem waarom de Belastingdienst dat niet zou kunnen doen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb de argumenten gegeven, ook bij de schriftelijke behandeling van het wetsontwerp, waarom wij er echt van overtuigd zijn dat dit kan. Uiteraard is er ook goed en serieus gekeken naar het advies van de Raad van State. Het nadeel van de optie die u zonet noemde, is dat je dan toch weer twee schijven krijgt. Wij zijn er echt van overtuigd dat het voldoende geborgd is, op basis van de argumenten die ik eerder heb gegeven.
Voorzitter. Dan is er nog een vraag gesteld door de heer Essers over de staatssteun. Is dit wel of niet ongeoorloofde staatssteun? Daar zou ik het volgende op willen antwoorden. Lidstaten hebben een eigen verantwoordelijkheid om te toetsen of er sprake is van een steunmaatregel. Alleen bij serieuze twijfels wordt een informele toets bij de Europese Commissie gevraagd. Sterker nog, Nederland is eigenlijk ... Ik zeg niet dat Nederland op het jasje is gespuugd, maar Nederland is wel door de Europese Commissie te verstaan gegeven dat we in het verleden te vaak informeel hebben gevraagd: is het staatssteun of niet? Dat is gewoon een eigen afweging die je moet maken. Misschien klopten wij iets te vaak op de deur, wellicht in tegenstelling tot andere EU-lidstaten.
De heer Essers verwees naar de BIK. Bij de BIK was er sprake van serieuze twijfels. Er was daar geen precedent en dus geen indicatie van de mening van de Europese Commissie over staatssteun. In dit geval is er wel een precedent. Er is namelijk een formeel besluit door de Commissie genomen inzake de staatssteunaspecten van een vergelijkbaar systeem zoals dat in 2013 door het Verenigd Koninkrijk is ingevoerd. Dat besluit, dat precedent, geeft dus een goede indicatie van hoe de Commissie in dit soort zaken zal oordelen. Wij vinden het niet wenselijk om het nu informeel te gaan toetsen. Dat belast de Commissie onnodig. Zij hebben ons dat ook te verstaan gegeven in andere zaken.
Voorzitter. Ik zou graag willen doorgaan naar de vraag wat ik heb gedaan met het advies van het Adviescollege toetsing administratie lasten, het Actal-advies. Dat was een vraag van mevrouw Prast. Volgens mij ging uw interruptie van daarnet daar ook over. Actal heeft geadviseerd om de memorie van toelichting aan te vullen met nut en noodzaak van het wetsvoorstel, in het bijzonder over de effecten van de regeling. De minister is daar ook wel vrij uitgebreid op ingegaan, niet zozeer op dat advies, maar wel op nut en noodzaak van het wetsvoorstel. Wij hebben het advies opgevolgd. In de memorie van toelichting is onder andere uiteengezet wat de effecten van de regeling zijn op het level playing field op de Europese markt, de CO2-reductie en de belastingopbrengsten. Dat was wel in het licht van hoe toen het Klimaatakkoord is vastgesteld en hoe het wetsontwerp destijds geschreven is. De minister heeft in de eerste termijn, mede namens mij, ook vrij uitgebreid aangegeven dat wij wel degelijk een tussentijdse evaluatie overwegen. Sterker nog, dat is toegezegd.
Mevrouw Prast (PvdD):
Het ATR, ooit Actal, heeft gezegd het nut en de noodzaak niet te zien en raadde indiening van het voorstel af. Het kabinet is wel ingegaan op het verzoek van de Raad van State om het nader te motiveren. Mijn vraag is dus: wat heeft de regering gedaan met het ATR-advies?
Staatssecretaris Van Rij:
Het ATR heeft een andere opvatting. Sorry, ik zat nog helemaal in de oude terminologie, maar dat heb je als je een paar jaartjes meeloopt.
Wij zien er het nut en de noodzaak wél van in. Dat heeft de minister nog eens aangetoond. Wij begrijpen alle twijfels die hier door verschillende senatoren naar voren zijn gebracht heel goed. Ook ik heb er als fiscalist even moeite mee dat ik een wetsvoorstel sta te verdedigen waarbij er een belasting wordt ingevoerd die niet tot heffing leidt en er op dit moment een heel grote discrepantie is tussen de minimumprijs en de ETS-prijs. De minister heeft daarvan, mede namens mij, aangegeven dat we met een tussentijdse evaluatie komen. Daar hebben een aantal senatoren ook het nodige over gezegd. Ik ben me er wel van bewust dat het bij CO2-heffingen, in tegenstelling tot bij directe belastingen, natuurlijk de ideale wereld zou zijn als iedereen zich op zodanige wijze aanpast dat die heffing niet meer nodig is, zodat die de stok is waarmee je kan dreigen, tenzij je de minimumprijs in dit geval toch hoger wil hebben. Ik wil hier ook niet onvermeld laten dat er natuurlijk heel veel inkomsten, niet in de vorm van belastingen, binnenkomen bij de Nationale Emissieautoriteit als gevolg van de ETR.
Voorzitter. Mevrouw Prast vroeg ook nog waarom er uitvoeringskosten zijn als er geen positieve heffing is. Zolang er geen positieve heffing is, zijn er ook geen structurele uitvoeringskosten. Er zijn wel een beperkt aantal incidentele kosten. De Nederlandse Emissieautoriteit moet zich voorbereiden op de nieuwe uitvoeringstaken voor het geval er een positieve heffing komt. Het gaat dan bijvoorbeeld om aanpassingen in de ICT, het verlenen van voorlichting aan bedrijven en het opbouwen van expertise.
Mevrouw Prast (PvdD):
In het oorspronkelijke voorstel waren de kosten van de Emissieautoriteit en voor het bedrijfsleven berekend. Ik ben bij dit voorstel nagegaan waar die kosten in zaten. Het was me duidelijk dat er bij het bedrijfsleven eenmalige kosten zijn, los van de heffing. Die zijn er dus nog steeds. Dat is ongeveer een half miljard, als ik het wel heb. Nu staat er niets … Ik kon bij de Emissieautoriteit niet achterhalen hoe hoog de uitvoeringskosten zijn. Dat antwoord krijg ik nu ook niet, maar misschien is dat ook niet bekend.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat antwoord weet ik nu ook niet. Ik zal het navragen. Ik heb gezegd dat er incidentele kosten zijn. Ik kom daar graag op terug in de tweede termijn. Als het meer tijd kost, dan nemen we het mee in de brief die de minister voor volgende week heeft toegezegd.
Voorzitter, dat waren mijn antwoorden op de nog resterende vragen.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik heb het antwoord gemist op mijn vraag over de angst van de bewindslieden dat bedrijven zich verplaatsen naar het buitenland als de minimumheffing te hoog is. Dat is ook een belangrijke argumentatie in de memorie van toelichting. Mijn vraag is: beschikt u over enige evidentie hoe groot die kans is? Bedrijven nemen bij zó'n geringe minimumheffing echt geen beslissing van maandag op dinsdag over het verplaatsen van hun hele handel naar een ander land. Beschikt u over evidentie dat dit ook daadwerkelijk zou kunnen gebeuren bij de huidige hoogte van de heffing?
Staatssecretaris Van Rij:
De minister heeft al het nodige gezegd naar aanleiding van vragen in de eerste termijn. Er is verwezen naar het Duitse regeerakkoord, naar de €60 en naar het overleg dat gevoerd wordt met België en met Frankrijk. Hij heeft ook gezegd dat hij binnenkort om de tafel gaat zitten met deze groep van belastingplichtigen en de elektriciteitsproducerende bedrijven. Is er angst? Op basis van het wetsvoorstel zoals het nu is geformuleerd met deze minimumprijs is er natuurlijk een balans. Aan de ene kant wil je leveringszekerheid hebben en wil je voorkomen dat datgene gebeurt waar de heer Ester op wijst en aan de andere kant wil je natuurlijk de CO2-doelstellingen bereiken. Nee, die angst is er op dit moment niet, maar in het kader van wat er nu aan de hand is met de ontwikkelingen op de energiemarkt en als je kijkt naar het voorstel van het CBAM, waar de minister ook over heeft gesproken, is er het nodige in beweging. Volgende week is er ook de Ecofin. Vandaar ook dat wij die tussentijdse evaluatie hebben toegezegd. Dus nee, die angst is er op dit moment niet.
De heer Ester (ChristenUnie):
Alle bewegingen die u noemt, hebben niet zo heel veel te maken met die minimumheffing. Mijn argument is dat die minimumheffing dusdanig laag is dat geen enkel bedrijf het in overweging zal nemen om het bedrijf te verplaatsen naar een buitenland.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, maar ze vinden het wel belangrijk dat die zekerheid gegeven wordt over de minimumheffing. Daarom ligt die er. Je kunt het ook omdraaien. Wat als die minimumheffing er niet is? Zij moeten ook investeringsbeslissingen nemen. Die neem je niet van de ene op de andere dag. Dat zijn langetermijnbeslissingen en daarvoor is die minimumheffing van belang.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris. Thans komen we bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Vendrik namens GroenLinks.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank zowel de minister als de staatssecretaris voor de antwoorden. Die hebben dit debat weer een stuk verder gebracht. Ik noteer dat het kabinet volgende week met een plan komt om de acute gascrisis te lijf te gaan. Ik herhaal nog maar eens dat mijn fractie het allerliefst ziet dat daarbij versnelling van de transitie in een maximale stand en energiebesparing de hoofdbestanddelen zijn van die aanpak.
Ik noteer dat het kabinet snel komt met een plan om iets te doen aan de koopkracht. Ik herhaal nog maar eens mijn pleidooi van zojuist dat de focus van mijn fractie vooraleerst ligt bij de gezinnen die al in energiearmoede leven en voor wie het bestaan vanaf deze periode alleen nog maar ingewikkelder wordt. Laat deze groep de prioriteit zijn van het kabinet.
Ik noteer dat het kabinet in mei komt met een uitgebreide reactie naar aanleiding van het laatste IPCC-rapport. Ik zou het heel plezierig vinden als het kabinet daarbij expliciet aandacht wil besteden aan mijn pleidooi of mijn oplossing om nu te stoppen met nieuwe fossiele projecten. Ik zou het op prijs stellen als de minister voor Klimaat daarbij ook kan sonderen met de minister van Financiën, want dit is bij uitstek iets wat financiële stabiliteit aangaat en de financiële sector. Graag een toezegging op dat punt.
Ik noteer dat het kabinet volgend jaar in ieder geval komt met een uitkomst over het Europese traject CO2-minimumprijs en alsdan met twee dingen: een nationale wet CO2-minimumprijs voor de industrie en een evaluatie van het prijspad dat in de wet van vandaag zit.
Voorzitter. Dat wachten we af. Laat het niet te lang duren. Ik zou het heel plezierig vinden als op alle vier de toezeggingen die het kabinet in dit debat heeft gedaan ook de Eerste Kamer rechtstreeks wordt geïnformeerd.
Voorzitter. Ik zal mijn fractie adviseren voor dit wetsvoorstel te stemmen. De bijdrage is niet groot, maar het is wel een stap in de goede richting, zeker ook in het licht van wat dit kabinet nog gaat doen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vendrik. Dan is het woord aan de heer Van Strien namens de PVV.
De heer Van Strien (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Helaas is de minister voor Klimaat en Energie niet meer aanwezig. Ik heb namelijk uitgerekend over zijn beantwoording enkele opmerkingen, maar ik begrijp dat ik die aan de staatssecretaris mag richten.
Voorzitter. Het gaat mij daarbij om de opmerking van de minister voor Klimaat en Energie dat hij toejuicht dat we op dit moment op zo'n hoge ETS-prijs zitten. Dat deed mij denken aan die eerdere acties van minister Jetten bij de sluiting van de Hemwegcentrale, zij het in een andere hoedanigheid. Ik vind het ongehoord dat de minister een hoge ETS-prijs en dus een hoge energieprijs toejuicht terwijl 500.000 gezinnen in energiearmoede leven. Ik vind het zelfs schandelijk. Nu is het zo dat deze minimumprijs voor CO2 deze situatie waarschijnlijk niet nog erger gaat maken, maar dit is onderdeel van een totaalpakket aan maatregelen op energiegebied dat tot regelrechte rampen leidt en nog verder gaat leiden, zowel voor gezinnen als voor de economie als geheel. Wij zullen dan ook tegen deze wet gaan stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Strien. Dan is het woord aan de heer Ester namens de ChristenUnie.
De heer Ester (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter, en dank ook aan de staatssecretaris en de minister voor de beantwoording van onze vragen in de eerste termijn. Het is helder dat de hoogte van de heffing het pièce de résistance is in dit debat. De huidige ETS-prijzen liggen vele malen hoger dan de voorgestelde minimumheffing. Die gaat in de ogen van mijn fractie het verschil niet maken. Hoe volatiel de ETS-prijzen ook mogen zijn, het is niet realistisch dat ze onder de huidige marginale heffing zullen geraken. Daarmee wordt de heffing een beetje tandeloos en gebaseerd op verouderde cijfers. De beprijzing van CO2-emissies is van groot belang om uitstoot drastisch te verminderen en aan te sporen tot investeringen in duurzaamheid en onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen, maar van de hoogte van de huidige voorgestelde minimumheffing zal geen elektriciteitsproducent wakker liggen. We hebben een serieuze, effectieve en faire prijsprikkel nodig om impact te hebben, ook gezien onze nationale en internationale klimaatverplichtingen.
De bewindspersonen zijn, zo bleek toch, niet van plan om nu in te grijpen in de hoogte van de minimumheffing. De evaluatie over drie jaar moet hierover nader uitsluitsel geven. Het zij zo. Wel komt er een nieuw stappenplan. Volgende week krijgen we daar ook een brief over. We zijn blij met die toezegging en zien de brief graag tegemoet, maar ik wil hier nogmaals onderstrepen dat de heffing laten meeademen met de hoogte van de EU ETS-prijzen een principe zou kunnen zijn. Dat biedt al enig soelaas. Misschien kan de staatssecretaris daar nog wat additionele opmerkingen over maken om zijn positie rondom dit principe te verduidelijken. Het door mijn fractie geopperde principe, inclusief een meer realistische heffingshoogte, zou deel moeten uitmaken van de evaluatie. Er is toegezegd dat ook dat in de brief aan bod zal komen, waarvoor onze dank.
Zo is het ook winst dat Nederland als een van de eerste EU-landen een minimumheffing op CO2-uitstoot door elektriciteitsproducenten gaat invoeren. Het feit dat Nederland überhaupt een minimumprijs gaat heffen op de emissie van broeikasgassen als gevolg van elektriciteitsopwekking, is een belangrijke stap voorwaarts. Uiteindelijk is de hoogte van de heffing zelf een uitvoeringskwestie en een politiek keuzevraagstuk maar wel een met een nadrukkelijke principiële achtergrond en insteek. Willen we onze aarde ongeschonden doorgeven aan de volgende generatie, dan moeten we veel offensiever en minder terughoudend zijn in het aanspreken van stakeholders op hun verantwoordelijkheid en veel dwingender reguleren. Ook ons fiscaal instrumentatrium is daarbij volop in beeld. Mijn fractie hoopt dat we de staatssecretaris en de minister daarbij als geduchte medestanders mogen zien.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ester. Dat is het woord aan de heer Berkhout namens de Fractie-Nanninga.
De heer Berkhout (Fractie-Nanninga):
Voorzitter, dank u wel. Ook ik dank de bewindslieden en hun staf voor de beantwoording van onze vragen. Met de beantwoording van deze vragen zijn helaas onze zorgen met betrekking tot de energieleveringszekerheid verre van weggenomen. Daarom dien ik, als het is toegestaan, voorzitter, mijn in de eerste termijn aangekondigde motie in.
De voorzitter:
Door de leden Berkhout, Beukering, Van der Linden en Otten wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige situatie in Oost-Europa verstrekkende gevolgen heeft voor de energievoorziening in Europa en dus in Nederland;
constaterende dat de Nederlandse energiezekerheid onder druk staat door 1. de stijgende energieprijzen en 2. de onduidelijke leveringszekerheid van energie ten gevolge van de situatie in Oost-Europa;
constaterende dat Nederlandse kolencentrales tot de modernste ter wereld behoren en hun productie tot 2025 wettelijk is begrensd tot 35% van hun capaciteit;
constaterende dat Duitsland de versnelde sluiting van kolencentrales en kerncentrales heroverweegt om de energiezekerheid van het land te vergroten;
overwegende dat voldoende betrouwbare en betaalbare energievoorziening onmisbaar is voor de Nederlandse economie en maatschappij;
verzoekt het kabinet om het de exploitanten van Nederlandse kolencentrales mogelijk te maken de energieproductie door middel van steenkool op te schalen naar 100% van de capaciteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Berkhout (Fractie-Nanninga):
Voorzitter, deze motie is medeondertekend door de heer Otten. En dan ben ik aan het einde van deze tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Berkhout. Dan is nu het woord aan mevrouw Prast namens de Partij voor de Dieren.
Meneer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Voorzitter, ik heb een punt van orde. Een van de weinige positieve zaken van de coronatoestanden was het zelf voorlezen van de moties. Kunnen we dat niet gewoon handhaven? Ik denk dat dat ook sneller is. Dan komt de motie ook beter over het voetlicht van degene die haar heeft bedacht.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Dat zullen we bespreken in het College van Senioren. Daar is het ook al besproken, maar we zullen het opnieuw bespreken.
Mevrouw Prast.
Mevrouw Prast (PvdD):
Dank u, voorzitter. Eigenlijk is het enige argument dat ik heb gehoord voor nut en noodzaak van dit wetsvoorstel dat investeringszekerheid ertoe kan leiden dat bedrijven eerder zullen investeren in CO2-arme technieken. En dan hebben we het over elektriciteitsbedrijven. Ik heb gevraagd of als investeringszekerheid het doel is, dit ook kan met een hogere minimum-CO2-prijs. Daar heb ik geen antwoord op gehoord. Ik wil er nog iets aan toevoegen. Ik zou zelf zeggen dat hoe hoger de minimum-CO2-prijs in het wetsvoorstel, des te groter de zekerheid die je biedt. Een bedrijf dat op basis van het prijspad in deze wet een keus maakt — en dat is wat de wet beoogt te bewerkstelligen — zal er niet snel voor kiezen in CO2-arme techniek te investeren, het omgekeerde van wat de wet zegt te beogen. En als we het hebben over een betrouwbare overheid, als in de toekomst de minimumprijs hoger wordt op basis van wat we nu eigenlijk al weten, misleiden we bedrijven dan niet? Dan geven we toch een schijnzekerheid? Sterker nog, geeft dit prijspad eigenlijk niet het signaal aan het bedrijfsleven dat volgens de overheid, volgens het kabinet, de CO2-prijs sterk gaat dalen? Dit zijn vragen waarop ik niet nu een antwoord verwacht, maar wel vragen die bij mij opkwamen gedurende dit debat. Ik wil graag twee moties indienen, en ik ben eigenlijk wel blij dat de voorzitter die gaat voorlezen.
De voorzitter:
Dat moet u maar afwachten, maar ik zal het voor deze keer doen.
Door de leden Prast en Van Apeldoorn wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende:
-dat een van de oorspronkelijke doelen van het wetsvoorstel was om een belastingopbrengst te realiseren van 220 miljoen euro, oplopende tot 620 miljoen euro in 2030, en dat deze belastingopbrengst zou worden teruggesluisd naar gezinnen en bedrijven;
-dat door de in het wetsvoorstel opgenomen lage minimumprijs de verwachte belastingopbrengst nul is;
-dat kleinverbruikers, vooral gezinnen, voor hun elektriciteit en brandstof een prijs betalen die ver uitgaat boven de aangerichte milieuschade, terwijl voor grootverbruikers het omgekeerde geldt;
-dat door de gestegen marktprijs van CO2-emissierechten de waarde van de schenking van gratis emissierechten aan grootverbruikers, waaronder Shell, Dow, Tata Steel en Friesland Campina is gestegen tot ruim meer dan 3 miljard;
-dat over deze schenking in natura geen belasting wordt geheven;
-dat gezinnen worden geconfronteerd met fors gestegen en hoger dan verwachte energielasten;
verzoekt de regering een schenkingsrecht op deze gift in natura te introduceren, waarvan de opbrengst voldoende moet zijn om 220 miljoen euro per jaar, oplopend tot 620 miljoen euro in 2030, terug te sluizen naar kleinverbruikers (gezinnen en bedrijven),
en gaat over tot de orde van de dag.
Door de leden Prast, Van Apeldoorn, Vendrik en Crone wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende:
-dat de overheidsinkomsten door de veiling van emissierechten de komende jaren naar verwachting verder zullen toenemen;
-dat in sommige andere EU-landen deze inkomsten wettelijk zijn geoormerkt voor klimaatprojecten;
-dat wettelijk vastgelegd oormerken het draagvlak voor klimaatbeleid kan doen toenemen;
verzoekt de regering te onderzoeken of oormerken van de veilingopbrengst voor de reductie van energiearmoede van Nederlandse gezinnen mogelijk en wenselijk is,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Prast. Dan is nu het woord aan de heer Crone van de Partij van de Arbeid.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor de beantwoording. Ik wil dit wetsvoorstel wel blijven steunen, want het is op zijn minst een vangnet en voor je het weet, gaat die prijs tóch onderuit. Het bleek kennelijk ook na covid, maar ik heb zelf al genoemd dat de futures gisteren al een stuk waren gezakt. Dus voor je het weet, zeggen we dan: hadden we die wet maar in stand gehouden.
Daarom ben ik ook wel blij met de evaluatie, al binnen een jaar. Als suggestie zou ik aan de staatssecretaris willen vragen: het is een tarief bij wet, maar is hier een oplossing het tarief via AMvB vast te stellen? Dan kun je veel sneller, via een voorhang, door beide Kamer alsnog een aanpassing plegen. Dat zal denk ik niet meer vandaag kunnen, maar dat zou kunnen meelopen in de evaluatie.
De verstoring op korte termijn hebben we al gezien. Wie weet, als er echt een recessie komt, dat die energieprijzen onderuitgaan en daarmee ook de vraag naar emissies, en dus een verdere prijsdaling van de ETS-prijs.
Voorzitter, dan de urgentie. Ik heb net ook al even tegen de minister gezegd dat ik heus wel zie dat het kabinet wél urgentie uitstraalt om extra maatregelen te nemen, maar dat zijn maatregelen die tijd kosten, van isolatie tot en met bij de industrie. Dus ik doe nog een beroep op het kabinet, anderen hebben het ook gezegd: laat veel meer urgentie zien, ga naast de mensen staan op het punt van armoede. Maar ook: laat het zien, dan gaat de industrie ook versneld aan energiebesparing doen. Per saldo zullen wij zeker voorstemmen omdat dit vangnet zeker geen kwaad kan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Crone. Dan is het woord aan de heer Essers namens het CDA.
De heer Essers (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik dank natuurlijk hartelijk de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording en de ambtenaren die daaraan hebben gewerkt. Ik heb nog een aantal aanvullende opmerkingen.
Als zowat de hele Kamer zegt dat het wetsvoorstel eigenlijk niet effectief is en geen directe werking heeft omdat de minimumprijs veel lager is dan de ETS-prijs, dan kun je als kabinet twee kanten uit. Ofwel, je trekt het hele wetsvoorstel in, maar dan moet je weer van voren af aan beginnen en dan ben je ook het beginsel kwijt. Ofwel, wat nu gebeurt, je zegt: we gaan op korte termijn evalueren hoe nu de stand van zaken is en hoe het straks uitpakt, en we komen met wijzigingsvoorstellen als wij dat nodig vinden op basis van die evaluatie.
Voor beide scenario's is wat te zeggen. Ik zal het scenario zoals het kabinet nu voorstelt voorleggen aan mijn fractie. Maar ik denk wel dat het belangrijk is dat de brief die is toegezegd door de minister er goed uitziet, in die zin dat niet alleen over parameters wordt gesproken maar ook over scenario's en over de methodologie, de systematiek die nu wordt toegepast bij die evaluatie.
Een van de vragen die vaak is voorgekomen, is hoe zich nu die CO2-belasting verhoudt ten opzichte van de marktveranderingen van die ETS-prijs. Dus in hoeverre gaat de relatie tussen de minimumprijs en de ETS-prijs meebewegen? Ik vond het idee van de heer Crone van een wiebeltaks eigenlijk wel heel aantrekkelijk. Het wordt daarmee wel een stukje ingewikkelder en minder voorspelbaar, maar het principe dat je toch moet kijken naar de marktverhoudingen voor die CO2-belasting, spreekt mij wel aan. Ik ga het aan mijn fractie voorleggen.
Dan was er het punt of het nou wel verstandig is om de uitvoering van de hele problematiek niet over te laten aan de Belastingdienst maar aan de Nederlandse Emissieautoriteit. Dat is ongetwijfeld een punt waar we nog meer over gaan discussiëren in de toekomst. Ik wil één element nadrukkelijk markeren. Het risico met een dergelijke instantie die belasting gaat heffen en innen is dat het een heel technocratische benadering wordt. Dat is ook het probleem geweest bij de toeslagenzaak, dat op een gegeven moment die toeslagen volstrekt technocratisch werden uitgevoerd. Dat is toch iets waar de Belastingdienst denk ik veel beter in getraind is. Die zijn gewend, althans, dat zouden ze wel moeten doen, om op te treden als rechter en niet als techneut of als belangenbehartiger van de schatkist. Dat is wel een element dat we goed in de gaten moeten houden.
Tot slot had ik het element van de staatssteun. Ik dank de staatssecretaris voor de toelichting waarom daar in de visie van het kabinet geen sprake van is. Eén ding wil ik toch wel even nadrukkelijk vaststellen. Bij de BIK was de toenmalige staatssecretaris er echt van overtuigd dat er geen risico was op staatssteun. Er waren wel twijfels over de vraag of het in overeenstemming was met de vrijheid van vestiging als er een fiscale eenheid was. Maar die staatssteun speelde eigenlijk geen rol en dat kwam ook als een duveltje uit een doosje naar voren. Nogmaals, ik wil daarvoor waarschuwen. Kijk, wij zijn erg voor een Europese regeling. En als je toch naar een Europese regeling gaat, dan zie ik eigenlijk geen noodzaak om dat verschil tussen elektriciteitsopwekkende bedrijven en elektriciteitsverbruikende bedrijven te handhaven. Als je dat zou kunnen wegnemen, zou je daarmee ook het staatssteunrisico elimineren. Daar hoor ik de staatssecretaris graag nog over.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Essers. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Voort namens D66.
De heer Van der Voort (D66):
Voorzitter. Ook mijn fractie dankt de bewindspersonen voor de antwoorden op onze vragen. Verder zijn wij verheugd dat de inzet voor het klimaat en het belang dat aan het klimaat gegeven wordt, zo expliciet gemaakt worden. Dat waarderen wij zeer.
Wij hebben nog geen antwoord gekregen op onze vraag over de gratis uitgifte van emissierechten zoals die nu worden vergeven. Is die gratis uitgifte in de komende jaren nog steeds relevant? En hoe verhoudt die zich tot het EU-beleid met betrekking tot de emissierechten in den brede? Is het uitgeven van die gratis rechten misschien ook een onderdeel van een evaluatie, of van dé evaluatie, van dit wetsvoorstel die later dit jaar of volgend jaar gedaan gaat worden?
Tot slot nog even over de inning van de belastingen door de NEa in plaats van door de Belastingdienst. Is het een mogelijkheid dat dat aspect ook in de evaluatie meegenomen wordt, zodat nog een keer gekeken wordt of het inderdaad de juiste keuze is geweest? Wellicht kan dit, aan de hand van die evaluatie, te zijner tijd nog herzien worden.
Alles overwegende, voorzitter, zal onze fractie voor het wetsvoorstel stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Voort. Dan is het woord aan de heer Van Ballekom namens de VVD.
De heer Van Ballekom (VVD):
Voorzitter. Ik zou de staatssecretaris willen verzoeken onze dank over te brengen aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Dat geldt natuurlijk ook voor de helderheid van de antwoorden van de staatssecretaris zelf.
Nog twee opmerkingen, voorzitter. Ik heb een verzoek aan het kabinet om in de toegezegde alomvattende nota niet zozeer in te zetten op het stoppen van fossiel, zoals GroenLinks dat zou willen, want dat is secondair, maar zich te concentreren op de CO2-reductie, want die is bepalend voor het klimaat. Het gaat dan om een CO2-reductie bij alle bedrijven en huishoudens om de klimaatdoelstellingen te halen. Zoals iedereen weet is energie-efficiency daarbij ook erg van belang.
Een tweede verzoek is om ook de IPCC-passages over kernenergie bij het beleid te betrekken. Het IPCC stelt namelijk dat de doelstellingen voor Nederland onhaalbaar zijn zonder kernenergie. Dat staat ook in die 6.000 pagina's waar collega Vendrik het in zijn eerste termijn even over had. Ik zou daarbij het kabinet ook willen verzoeken de mogelijkheden te onderzoeken van de SMR-centrales, de kleinere centrales die in productie worden gemaakt en die je op afroep kunt bestellen. Dat verkort overigens ook de tien jaar die het vergt om een kleine energiecentrale energie te laten leveren.
Dank u wel, voorzitter. Het was mij een waar genoegen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Voorzitter. Wij danken de bewindspersonen voor de beantwoording. Wij zien echter wel een herkenbaar patroon in de omgang van het kabinet met de snel escalerende energiecrisis die dwingt tot snel en daadkrachtig handelen.
Onze fractie krijgt een déjà vu naar de aanpak van de coronacrisis door het kabinet-Rutte. Ook daar wachtte men vaak te lang met handelen en verschool men zich veel te vaak achter modellen van het RIVM. En nu wil het kabinet wachten op het CPB en de Voorjaarsnota. Alsof je bij een ernstig ongeval tegen de gewonde zegt: blijft u maar even rustig liggen tot het voorjaar, we zijn bezig met een plan om u te helpen, maar het model is nog niet helemaal af; maar we gaan u helpen, het komt allemaal goed.
In tijden van crisis heb je niks aan een macromodel. Dat zijn niet mijn woorden, dat zijn de woorden van de voormalig CPB-directeur Coen Teulings gisteren in het Financieel Dagblad. Volgens minister Jetten zijn de nieuwe kerncentrales over minimaal tien jaar pas operationeel zodat er stroom uitkomt. Voor onze fractie lijkt tien jaar nogal snel. We zitten nu met het probleem dat we moeten oplossen, net nu we in een transitie zitten en dat voor Nederland eigenlijk op het meest ongelukkige moment komt. We hebben nu gewoon kolen en gas nodig en we kunnen daar niet omheen. Het datacentrum van Facebook heeft alleen al 120 windmolens nodig, net zoveel als de stad Amsterdam of een jaar Nederlandse Spoorwegen. Er is ook groei in het verbruik, dus we moeten nu iets doen en we kunnen er niet omheen om die kolencentrales langer open te houden. Wij hadden het plan om daar een motie over in te dienen, maar wij zijn tegen overbodige moties. De motie-Berkhout beoogt hetzelfde doel als de motie die wij in gedachten hadden, daarom hebben wij die medeondertekend. Wij zien dus af van onze eigen motie.
Zoals we al eerder aangaven, vinden wij deze Wet minimum-CO2-prijs een overbodig stuk symboolwetgeving en we zullen het wetsvoorstel dan ook niet steunen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Otten. Dan is nu het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dank aan beide bewindslieden voor de beantwoording. Ik had aan de minister nog gevraagd om te reflecteren op enerzijds het subsidiëren voor de klimaattransitie en anderzijds het normeren en beprijzen. De minister is daar in zijn beantwoording niet aan toegekomen, maar misschien kan de staatssecretaris dat mede namens hem doen. Het heeft ook alles te maken met fiscale vergroening. Hoe staat het met de beprijzing als het gaat om CO2-uitstoot? Dit niet alleen in relatie tot het wetsvoorstel, maar ook in het algemeen. Beprijzen wij wel op de goede manier? Ik heb in mijn eerste termijn ook aandacht gevraagd — dat staat overigens ook in de motie van collega Van der Plas — voor de scheve verhouding hoe we de grootverbruikers belasten versus hoe we kleinverbruikers belasten. Dan zie je dat die verhouding helemaal scheef is en kleinverbruikers naar verhouding veel meer betalen voor hun energie dan grootverbruikers, de grote vervuilers. Dat is het omgekeerde van klimaatrechtvaardigheid.
Er staat hier min één minuut, maar volgens mij is dat niet correct, voorzitter. Ik ga gewoon maar door, want ik was nog niet zolang begonnen. Dit is denk ik nog van de vorige spreker.
De voorzitter:
Nee, u had twee minuten ingeschreven en heeft nu drie minuten gesproken. Dan kom je dus op min één. Maar gaat u verder. U weet hou coulant ik ben.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Oké, goed, ik ga het later nakijken. Kortheidshalve sluit ik opnieuw aan bij collega Vendrik waar het gaat over de lage inkomens, de minima die in slecht geïsoleerde huizen wonen en voor wie de energierekening onbetaalbaar is geworden. Daar moet niet de volgende maand of de maand daarop iets aan gedaan worden, daar moet nu iets aan gedaan worden.
Dan helemaal ten slotte het wetsvoorstel zelf. De minister heeft gezegd dat we de CO2-reductie niet gaan zien, maar het kan wel een prikkel zijn tot verduurzaming via de investeringszekerheid. Dat is allemaal al gewisseld, maar mijn fractie is ervan overtuigd dat dat ook het geval zou zijn met deze huidige lage minimumprijs. Dan zegt de minister dat we niet kunnen wachten op een nieuw wetsvoorstel, we moeten nu wat doen en hij verwijst naar het IPCC-rapport et cetera. Maar als we zoveel haast hebben, zou deze regering het huidige wetsvoorstel niet beter kunnen intrekken en komen met iets beters? Een alternatief is een wetswijziging over misschien een jaar of later. Wat onze fractie betreft hangt veel af van wat er in die brief staat die we voor volgende week dinsdag zien en wat daar aan toezeggingen in staat. Op basis daarvan zal ik mijn fractie adviseren voor of tegen te stemmen.
Ten slotte — ik zit al in blessuretijd — wil ik zeggen dat ik beide moties van collega Prast van harte ondersteun en de eerste ook ondertekend had. Dat was mevrouw Prast even vergeten te zeggen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Staatssecretaris, bent u in de gelegenheid om direct te antwoorden op de vragen van de Kamer?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik wil ook graag de moties even appreciëren. Het antwoord is dus: nee. Ik heb maximaal zeven minuten nodig.
De voorzitter:
Zeven minuten. Dan schors ik tot 17.28 uur.
De vergadering wordt van 17.22 uur tot 17.28 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter, dank. Er waren nog wat vragen blijven liggen. Daar probeer ik alsnog antwoord op te geven. Mevrouw Prast stelde een vraag over de incidentele kosten. Dan praten we over hooguit tienduizenden euro's. Dat is in die orde van grootte.
De heer Crone vroeg of het wetsvoorstel eventueel bij AMvB gewijzigd zou kunnen worden in plaats van bij wet. Bij belastingwetging — dit is een belastingwet — is het van belang dat de essentie op het niveau van de wet wordt geregeld. Dat is ook voor de democratische legitimatie van belang. Dat betekent toch dat het via een wetswijziging zou moeten gebeuren.
Dat brengt mij op een derde punt. Dat is de vraag van de heer Essers. Hij zei: of je trekt het wetsvoorstel in of je neemt het wetsvoorstel nu aan met het instrument zoals het nu is. We weten allemaal dat de ETS-prijs aanzienlijk hoger ligt dan de minimumprijs. De heer Vendrik had het nauwkeurig geformuleerd in zijn eerste termijn, ook naar aanleiding van wat de minister daarover heeft gezegd. Die tussentijdse evaluatie houdt in dat we kijken naar wat er gebeurt met de Europese ETS. We bekijken wat er gebeurt met de CO2-industrie. Dan kijken we inderdaad begin volgend jaar bij de tussentijdse evaluatie van deze wet of het nodig is om toch iets aan die beprijzing te doen. Ik heb goed begrepen — dat zeg ik bij dezen toe — dat dat ook nog eens een keer goed in de brief komt te staan die de minister heeft toegezegd voor volgende week dinsdag.
De heer Van Ballekom had onder meer een vraag gesteld over de SMR-centrales. Bij de appreciatie van het IPCC-rapport zullen we ingaan op de passage met betrekking tot kernenergie. Dat komt dus bij de appreciatie die de minister heeft toegezegd naar aanleiding van het IPCC-rapport.
De heer Van Apeldoorn was nog teruggekomen op wat er in de eerste termijn was gezegd over fiscale vergroening. Je kunt het fiscale instrument inzetten, je kunt subsidie inzetten en je kunt aan normering doen. In het coalitieakkoord dat ambitieus is op het terrein van klimaatbeleid worden alle nationale instrumenten genoemd, en overigens ook op het niveau van de EU, zoals de plannen voor Fit for 55. Er is dus echt een bredere beleidsmix. Ik zou het voorstel willen doen dat de minister voor kernenergie … Sorry, voor kernenergie; dat is een mooie verspreking! Dat is een samentrekking. Ik bedoel de minister voor klimaat en energie. De minister zal erop terugkomen als hij de hem toegekende nota met de Kamer gaat delen.
Ik dacht dat dat de vragen waren. Misschien is het goed om nog iets te zeggen naar aanleiding van die tussentijdse evaluatie. De heer Ester merkte op dat de evaluatie na drie jaar zal zijn. De nadruk komt nu toch echt wel te liggen op de tussentijdse evaluatie. Zoals ik juist heb aangegeven, zal er nog eens een keer gekeken worden naar de effectiviteit van dit instrument en de aanpassing qua beprijzing in het licht van het totale instrumentarium EU ETS en CO2-heffing voor industrie.
De heer Van der Voort (D66):
Ik mis in de evaluatie nog het punt van de Belastingdienst. Wordt dat nog geëvalueerd en wordt dat wellicht aan de hand van die conclusies herzien? Ook mijn vraag over de gratis afgifte van emissierechten is nog niet beantwoord door de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank. Ik ging nog wat door mijn papieren heen, maar ik stel het altijd op prijs als ik even aangemoedigd wordt tot het beantwoorden van vragen die nog niet beantwoord zijn. Die toezegging zal ik zeker doen. Wat dat betreft is de Nederlandse Emissieautoriteit daarvoor geëquipeerd. Vooruitlopend op de evaluatie ga ik niet nu al toezeggen dat het dan alsnog naar de Belastingdienst moet, maar dat lijkt me de kern van een evaluatie.
Het tweede ging over het uitfaseren van de gratis emissierechten. Volgens mij was er ook een vraag van mevrouw Prast hierover. Die gratis emissierechten zijn er eigenlijk alleen maar gekomen om te voorkomen dat je onwenselijke koolstoflekkage zou krijgen. Nu doen zich twee ontwikkelingen voor. Op Europees niveau is er een versnelde uitfasering aan de gang van die gratis emissierechten. Ten tweede. De CBAM, de koolstofheffing aan de grens, is juist bedoeld om vanuit dat level playing field van de Europese Unie een muur op te zetten, zodat je niet ongewenst van buitenaf CO2-onvriendelijke energie gaat importeren. De heer van Ballekom heeft daar in zijn eerste termijn terecht op gewezen.
Voorzitter. Dan de moties. De eerste motie is die van de heer Berkhout c.s. met de letter E. TenneT heeft recent een aanvullende leveringszekerheidsanalyse gedaan, specifiek gericht op de maatregelen voor kolencentrales, zoals de productiebeperking. De maatregelen brengen de beschikbaarheid van de elektriciteit volgens die analyse niet in gevaar. Er is daarom nu geen aanleiding om de maatregelen aan te passen. De kolencentrales hebben jaarlijks een CO2-plafond en zijn dus in staat om deze maanden meer elektriciteit te produceren dan 35% van hun capaciteit. De situatie wordt uiteraard nauwlettend door het kabinet in de gaten gehouden. Mocht op een later moment toch de conclusie getrokken moeten worden dat deze maatregelen tot onaanvaardbare risico's leiden voor de leveringszekerheid van elektriciteit of de voorzieningszekerheid van gas, dan zullen hiervoor nadere maatregelen worden genomen. Op dit moment ontraden wij deze motie.
Dan de motie-Prast met de letter F. Dat is de motie die de regering verzoekt om veilingopbrengsten voor de compensatie van gezinnen te oormerken.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Even over de motie die wij medeondertekend hebben. Ik voer ook het woord namens de heer Berkhout. Regeren is vooruitzien, maar de staatssecretaris zegt in feite: wacht maar tot het licht uit gaat; dan gaan we kijken wat we met de kolencentrales gaan doen. Je kunt in de huidige situatie natuurlijk voorspellen dat dit heel snel fout gaat. Het CPB-rapport is inmiddels uitgelekt. We kunnen nu al bij RTL Nieuws lezen dat iedereen er minimaal 2,5% op achteruit gaat. Dat is nog voor de oorlog berekend. Het wordt dus heel heftig. Waarom ontraadt u die motie? Ik begrijp het gewoon niet.
Staatssecretaris Van Rij:
De heer Otten doet alsof wij hier zeggen: doe de gordijnen maar dicht en ga maar rustig slapen. Absoluut niet. De sense of urgency wordt gevoeld. Het rapport van het Centraal Planbureau komt morgen uit. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat het kabinet over de gevolgen van de hoge energieprijzen voor de lage en modale inkomens op zeer korte termijn om tafel gaat zitten. De minister heeft geantwoord over de energieleveringszekerheid. Ik heb in de appreciatie heel duidelijk aangegeven: niet nu. Ik heb ook aangegeven dat als de omstandigheden drastisch veranderen er natuurlijk andere maatregelen genomen moeten worden. De situatie is natuurlijk heel onoverzichtelijk, maar ook in een crisis moet je het hoofd koel houden, in die zin dat je op basis van de informatie die je krijgt de verschillende opties weegt en dan tot de juiste keuzes komt. Op dit moment ontraden wij dus deze motie.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
De motie spreekt over 100% kolen. Ik weet niet of de secretaris ermee bekend is dat kolencentrales biomassa moeten bijstoken om aan de vereisten te voldoen. Er gaan dus ook heel veel bomen in die kolencentrales. Juist de 100% kolen is een heel belangrijk aspect van de motie. Dat is ook waarom ik haar mede heb ondertekend. Is de staatssecretaris zich daarvan bewust, vraag ik mij af.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, daar is de staatssecretaris zich van bewust. Dat leidt niet tot een andere appreciatie van de motie. Dus ontraden.
Dan de motie met de letter F. Die verzoekt de regering tot het oormerken van veilingopbrengsten voor compensatie van gezinnen. De ETS-opbrengsten komen in de algemene middelen terecht en maken dus geen deel uit, zoals ik in de eerste termijn ook heb geantwoord, van het inkomsten- en uitgavenkader. Daarmee zijn zij van invloed op het saldo van de overheid en dus niet beschikbaar om uitgaven mee te doen. Zo zijn de begrotingsregels en het begrotingskader, zoals we die ook in de startnotitie hebben vastgelegd. Wij ontraden dus deze motie. Dan de tweede motie van mevrouw Prast, met de letter G. Daarin wordt voorgesteld een schenkbelasting te laten betalen over het verstrekken van gratis emissierechten. Ik heb zojuist al aangegeven dat die gratis emissierechten juist bedoeld zijn om weglek te voorkomen. Die worden afgebouwd. Met dat doel is het contraproductief om daar nu een belasting over te gaan heffen, nog even helemaal los van het fiscaal-juridische aspect van een schenkbelasting. Ik zou even niet weten hoe we dat in de Successiewet moeten gaan regelen. Je hebt de animus donandi, de wil om te schenken, om iets te geven, en de wil om te ontvangen. De een moet verarmen en de ander moet verrijken. Dat is een heel juridische wetgeving. Dat is ook de kritiek die er soms op is: maak dat begrip "schenking" nou economisch. Maar dat is op dit moment niet zo. Dus ik zou echt niet weten hoe we dat in de Successiewet zoals die nu luidt vorm zouden moeten geven. Ook deze motie ontraden wij.
De voorzitter:
Ik geef de heer Vendrik de gelegenheid om nog een korte vraag te stellen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik heb in tweede termijn de verwachting uitgesproken dat het kabinet op tijd ook de Eerste Kamer goed informeert over koopkracht, gas, IPPC, volgend jaar de minimumprijzen voor de industrie, het Europese traject enzovoorts. Ik ga er maar van uit dat dit vanzelf goed komt.
Ik had de specifieke vraag gesteld of het kabinet in de reactie op het IPPC-rapport mijn pleidooi voor een stop op nieuwe fossiele productie zou willen meenemen, of daarbij ook gekeken kan worden naar de gevolgen voor de financiële sector, en of de minister van Klimaat en Energie dit wellicht wil sonderen met de minister van Financiën.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb het de heer Vendrik niet horen zeggen, maar het zit toevallig in mijn portefeuille: dit is ook van belang voor de exportkredietverzekering. Daar hebben we recent met de Tweede Kamer over gedebatteerd. Daar heb ik ook toegezegd dat wij met een evaluatie zullen komen. Ik neem het bredere verzoek mee naar het kabinet, maar ik ga hier natuurlijk niet toezeggen dat ik uw verzoek ga honoreren namens het kabinet.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel 35216, de Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor om volgende week te stemmen over het wetsvoorstel en eveneens volgende week te stemmen over de drie ingediende moties.
Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de vergadering. Ik dank alle leden, de minister, de staatssecretaris en de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt. Ik wens u allen wel thuis.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20212022-20-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.