De voorzitter:
Donderdag 24 februari gebeurde wat in het naoorlogse Europa tot dan toe ondenkbaar was: een zelfstandig land, Rusland, viel op ons continent een ander zelfstandig land, Oekraïne, binnen. Die inval markeert een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van het Europese deel van de wereld, waar de waarden van vrijheid, veiligheid en democratie, die ruim 75 jaar geleden zo zwaar zijn bevochten, in het hart zijn aangevallen. Want niet alleen militaire doelwitten zijn geraakt, ook zijn honderden burgers omgekomen en honderdduizenden mensen hun dorp, stad of land ontvlucht. En dat gaat elke dag nog door.
Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië en Moldavië hebben de afgelopen dagen veel vluchtelingen opgevangen en ook in Nederland zijn de eerste Oekraïners aangekomen. Anderen zitten vast, zoals in Marioepol, terwijl voedsel en medicijnen opraken en de stad zonder stromend water en elektriciteit zit.
Waar bij sommigen de moed in de schoenen zou zinken, hebben we gezien dat de regering en de burgers van Oekraïne standvastig blijven in hun verzet tegen de inval. Het is bewonderenswaardig hoe zij daarmee invulling geven aan hun volkslied, dat in 1862 werd geschreven, tijdens de Sovjet-Unie verboden was en in 1992 door het Oekraïense parlement, de Verchovna Rada, opnieuw tot volkslied werd verheven.
"Doesjoe j tilo my polozjym za nasjoe svobodoe."
"Onze ziel en ons lichaam zullen wij geven voor onze vrijheid."
Onze gedachten zijn bij de Oekraïners, die in onvrijheid leven en onzeker zijn over hoe hun leven er over een week, over een dag, over een uur uit zal zien. Namens de Eerste Kamer wil ik mijn medeleven betuigen aan hen die geliefden hebben verloren door het geweld of in onzekerheid verkeren over het lot van hun dierbaren.
Mijn dank gaat tot slot uit naar al die mensen en organisaties die zich inzetten om humanitaire hulp te verlenen, zowel daar als hier in Nederland.
Collega's. Vanaf vandaag kunnen wij weer met z'n allen tegelijk in deze plenaire zaal vergaderen. Het kabinet heeft immers op 25 februari het grootste deel van de coronabeperkende maatregelen opgeheven, ook die van de anderhalvemeterafstandseis, als gevolg waarvan wij niet compleet konden vergaderen hier in deze zaal.
De coronamaatregelen, en met name de anderhalvemeterafstandseis, zorgden ervoor dat wij onze vergaderwijze de afgelopen bijna twee jaar hebben moeten aanpassen: eerst in onze oude plenaire zaal aan het Binnenhof, in mindere mate in onze uitwijk in de Ridderzaal en sinds begin dit jaar wel weer in deze nieuwe tijdelijke huisvesting aan de Kazernestraat. Het is een heuglijk feit dat dat nu niet meer nodig is. Heuglijk, omdat we als samenleving de pandemie en de schadelijke gevolgen ervan hebben kunnen terugdringen, en heuglijk omdat u nu weer in volle "vrijheid" gebruik kunt maken van uw recht om de parlementaire vergadering in ons huis bij te wonen. Ook de commissievergaderingen vinden vanaf vandaag weer in fysieke vorm plaats.
Overigens blijven de basismaatregelen met betrekking tot het voorkomen van corona als advies van kracht. Dus: bij voorkeur geen handen schudden en geregeld wel de handen wassen. Ook verschillende op corona gerichte hygiënische voorzieningen blijven beschikbaar. Voorzichtigheid blijft immers geboden, ook al omdat het aantal besmettingen van de, weliswaar minder ziekmakende, omikronvariant de laatste tijd weer is toegenomen.
Ik vertrouw erop dat wij hier met z'n allen net zo verstandig blijven handelen als wij de afgelopen bijna twee jaar hebben gedaan.
Op verzoek van de CDA-fractie heb ik op grond van artikel 36 van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer het lid Van Kesteren aangewezen als lid van de commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.