6 Beëdiging van mevrouw C. Teunissen en mevrouw M. Gout-Van Sinderen

Aan de orde is de installatie van mevrouw Teunissen en mevrouw Gout-van Sinderen.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer, mevrouw C. Teunissen en mevrouw M.W. Gout-van Sinderen: de heer Don (voorzitter), mevrouw Faber-van de Klashorst en de heer Binnema.

Ik deel aan de Kamer mee dat de ingekomen missives van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van mevrouw C. Teunissen en mevrouw M.W. Gout-van Sinderen inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven.

Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht.

Ik geef derhalve het woord aan de heer Don, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van mevrouw C. Teunissen en mevrouw M.W. Gout-van Sinderen, tot het uitbrengen van rapport.

De heer Don, voorzitter der commissie:

Voorzitter. De commissie welke de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer mevrouw Teunissen en mevrouw Gout-van Sinderen heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden.

Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie ter inzage voor de leden.

De commissie adviseert de Kamer om mevrouw Teunissen en mevrouw Gout-van Sinderen als leden van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank de heer Don voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor het advies van de commissie te volgen en het volledige rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Ik verzoek de Griffier mevrouw C. Teunissen en mevrouw M.W. Gout-van Sinderen binnen te leiden.

Nadat mevrouw C. Teunissen en mevrouw M.W. Gout-van Sinderen door de Griffier zijn binnengeleid, leggen zij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaringen en beloften af.

De voorzitter:

Ik wens u beiden van harte geluk met uw benoeming en verzoek u de presentielijst te tekenen. Voordat u vervolgens in ons midden plaatsneemt, verzoek ik u nog even te blijven staan, zodat de overige leden u met uw benoeming kunnen feliciteren, maar niet dan nadat ik dat als eerste heb gedaan.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven