4 Herdenking van het oud-Kamerlid dr. W. Albeda

Aan de orde is de herdenking naar aanleiding van het overlijden van het oud-Kamerlid de heer dr. W. Albeda.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te gaan staan.

Op 6 mei jongstleden overleed op 88-jarige leeftijd Wil Albeda, oud-senator voor de Anti-Revolutionaire Partij en het Christen-Democratisch Appèl. Hij was lid van de Eerste Kamer van 20 september 1966 tot 19 december 1977 en van 30 juni 1981 tot 13 september 1983. Wij gedenken hem als een vakbondsman, bemiddelaar, politicus en groot voorstander van het christelijk-sociaal denken.

Willem Albeda werd op 13 juni 1925 geboren in Rotterdam. Zijn vader was indertijd voorzitter van de vakbond voor belastingambtenaren. In Rotterdam ging de heer Albeda naar de mulo, de Christelijke Hogere Burgerschool en de Nederlandse Economische Hogeschool. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij opgepakt tijdens een razzia en in Oberhausen tewerkgesteld. Vlak na de oorlog was hij tijdelijk tolk bij het geallieerde leger in Duitsland.

In 1957 promoveerde de heer Albeda in de economische wetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op het proefschrift "De rol van de vakbeweging in de moderne maatschappij". Hierna vervulde hij kortstondig functies bij de Nederlandsche Bank, het Nederlands Economisch Instituut, de christelijke bond voor werknemers in hout en bouw en Philips. Daarna was hij secretaris buitenland van het Christelijk Nationaal Vakverbond. In die periode breidde hij zijn talenkennis steeds verder uit, omdat hij er sterk aan hechtte dat hij zijn Europese collega's in hun moedertaal kon benaderen.

Vanaf 1966 was de heer Albeda hoogleraar sociaal-economisch beleid aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam. In datzelfde jaar werd hij beëdigd als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Hier was hij voorzitter van de vaste commissie voor Algemene Zaken en het Huis der Koningin en plaatsvervangend voorzitter van de commissies voor Economische Zaken en voor Europese Samenwerkingsorganisaties. Vanaf 1973 was hij voorzitter van zijn fractie. Twintig jaar later zou ook zijn zus, Minnie Luimstra-Albeda, lid worden van deze Kamer.

Landelijke bekendheid kreeg de heer Albeda begin jaren zeventig als bemiddelaar bij stakingsconflicten, onder meer in de metaalsector. In 1973 was hij, samen met Van Agt, informateur in de aanloop naar de vorming van het kabinet-Den Uyl. In hun eindconclusie werden Burger en Ruppert als formateurs voorgesteld.

In 1977 was Albeda opnieuw informateur. Hoewel hij een compromis wist te bereiken over een gerezen geschilpunt over de vermogensaanwasdeling, waardoor de formatie-Den Uyl kon worden voortgezet, kwam een tweede kabinet-Den Uyl niet tot stand. Aan het eind van dat jaar werd de heer Albeda benoemd tot minister van Sociale Zaken in het kabinet-Van Agt/Wiegel. Hij was het sociale gezicht van het kabinet en stond onder meer aan de basis van de herziening van de Wet op de ondernemingsraden en de Arbeidsomstandighedenwet. Hij had een groot aandeel in de Nota "Bestek '81" over het financieel en sociaal-economisch beleid. Zeer contrecoeur nam hij ter beperking van de collectieve lastendruk een aantal loonmaatregelen en maatregelen op het terrein van de sociale zekerheid die indruisten tegen de wensen van de vakbonden. Uit zijn memoires "Ik en de Verzorgingsstaat" blijkt hoezeer hij daarmee heeft geworsteld.

Na zijn ministerschap keerde de heer Albeda voor twee jaar terug naar de Kamer, dit keer voor het CDA. Hierna was hij onder meer bouwdecaan en eerste decaan van de faculteit der economische wetenschappen van de Universiteit Limburg te Maastricht, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst, de commissie-Albeda. In deze functies, en ook in zijn lidmaatschap van de SER, kon hij zijn talent tot verzoening tot uiting brengen. Hij beschouwde zichzelf daarbij als spectateur engagé, een term die afkomstig is uit de door hem zo geliefde Franse literatuur en zoveel betekent als een "participerende waarnemer". Het geheim van een goede lijmpoging lag volgens de heer Albeda in psychologie en creativiteit: op een niet-emotionele wijze de zaak op een rijtje zetten en met een zekere inventiviteit een weg zien te vinden die partijen nog niet hadden gezien.

De heer Albeda heeft een groot aantal wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan. Het Albeda College in Rotterdam is naar hem vernoemd en aan de Universiteit Leiden is een bijzondere leerstoel voor arbeidsverhoudingen in de publieke sector aan hem opgedragen. Daardoor zal zijn invloed op de wetenschap ook in naam voortleven.

De heer Albeda was Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau.

Moge de herinnering aan een erudiet, bescheiden, sociaal en beminnelijk man en de waardering voor zijn maatschappelijke inzet en rol in de parlementaire geschiedenis van ons land zijn familie en vrienden tot steun zijn. Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven