3 Volkshuisvesting BES

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Regels inzake de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES) (32473).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Voorzitter. De staatkundige hervorming van het Koninkrijk is een buitengewoon ingewikkelde operatie geweest. Het is nooit eerder vertoond dat er twee nieuwe landen zijn opgericht en drie eilanden zijn opgenomen in het Nederlandse staatsbestel. Dat daarbij fouten worden gemaakt is onvermijdelijk. Werkendeweg stuit je op problemen die je van tevoren niet had voorzien. Het is dan ook logisch dat de bevolking van de BES-eilanden langzamerhand enige scepsis vertoont over de vraag wat de nieuwe status hun nu feitelijk heeft opgeleverd. De klacht is dat het leven vele malen duurder is geworden en dat verbeteringen nog nauwelijks zichtbaar zijn. Voor een deel is dat een kwestie van wennen. Verbeteringen, zoals in het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen, kosten geld en daar zal de bevolking ook zelf een bijdrage aan moeten leveren. Ook op de BES-eilanden zal de bevolking zich ervan bewust moeten zijn dat schoon drinkwater niet gratis is.

Dat gezegd zijnde, wil mijn fractie ook oog hebben voor de reële problemen die zich op dit moment op de eilanden voordoen. Die problemen liggen op drie terreinen: de kosten, de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en ten slotte de relatie tussen Rijk en eilandbesturen.

De kosten. In onze schriftelijke inbreng hebben wij, samen met de VVD, de ChristenUnie en de SGP, gevraagd of het wel realistisch is om te verwachten dat de kosten van met name de rioolwaterzuiveringsinstallatie op Bonaire gedragen kunnen worden door een bevolking van 14.000 mensen. Het antwoord van de staatssecretaris was dat zuivering een eilandelijke taak is en dat de financiering dus de verantwoordelijkheid is van het eilandbestuur. Wel wordt een referentiekader opgesteld voor de eilandelijke taken in relatie tot de vrije uitkering en de eigen inkomsten en worden departementen bijzondere uitkeringen verstrekt.

Dat is verstandig, maar mijn fractie vraagt zich oprecht af wat dit referentiekader met betrekking tot de rioolwaterzuivering aan nieuwe inzichten zou kunnen opleveren. De exploitatiekosten van de afvalwaterzuivering bedragen $500.000. Laten we er eens van uitgaan dat er 4000 huishoudens zijn op Bonaire. De afvalwaterzuiveringsheffing zou dan neerkomen op $125 per huishouden. De bedragen voor de rioolwaterzuiveringsheffing zijn nog vele malen groter. De exploitatiekosten voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie worden geschat op een bedrag tussen de 1 mln. dollar en 3 mln. dollar. De rioolwaterzuiveringsheffing zou dan liggen op een bedrag tussen de $250 en $750 per huishouden. Dat zijn bedragen die veel inwoners van Bonaire niet kunnen opbrengen. Het gemiddelde inkomen op Bonaire bedraagt 40% van het gemiddelde inkomen in Europees Nederland, maar de inkomensverschillen op het eiland zijn groot en vooral aan de onderkant blijven de inkomens achter. AOV en onderstand bedragen bij lange na geen 40% van AOW en bijstand in Europees Nederland. Hoe moeten huishoudens met een inkomen van zo'n $6000 per jaar een bedrag ophoesten van tussen de $375 en $875?

Dan de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Het voeren van een effectief milieubeleid op een eiland met 800 bedrijfjes, meest eenmansbedrijfjes, lijkt mijn fractie vooral een kwestie van tijd en capaciteit, voor de communicatie en het creëren van draagvlak, voor de uitvoering en voor de handhaving. In de memorie van antwoord schrijft de staatssecretaris dat het ministerie van Infrastructuur en Milieu voor een periode van één jaar een verandermanager ter beschikking heeft gesteld om een Directie Toezicht en Handhaving op te zetten. Daarnaast zal bij de omscholing van medewerkers aandacht worden besteed aan de handhaving van dit wetsvoorstel. Dit lijkt mijn fractie typisch een Europees-Nederlandse oplossing waarin geen rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken, zoals schaal, van het Caraïbisch deel van Nederland. Op dit moment werkt bij de afdeling milieu van de Dienst Ruimtelijke Ordening en Beheer op Bonaire één ambtenaar. Daarnaast beschikt het eiland over twee man reinigingspolitie. Kan de staatssecretaris uiteenzetten op welke wijze de verandermanager een rol kan spelen in het oplossen van deze tekorten?

Ik kom op mijn laatste punt: de relatie tussen het Rijk en de eilanden, zowel de eilandbesturen als de eilandbevolking. Op de eilanden leeft het gevoel dat, hoewel de eilanden formeel onderdeel zijn van Nederlands grondgebied, de burgers van de eilanden toch een soort tweederangsburgers zijn. Voorzieningen die in het Europese deel van Nederland beschikbaar zijn, ontbreken in het Caraïbisch deel van Nederland of zijn van een veel lager niveau. Mijn fractie erkent dat voorzieningen niet een-op-een kunnen worden omgezet van het Europese deel naar het Caraïbische deel van Nederland. Gezien de sociaaleconomische omstandigheden op de omringende eilanden zou daar een enorme aanzuigende werking van uitgaan. Dat is niet wenselijk. De verschillen tussen beide delen van Nederland moeten wel proportioneel blijven.

Ik heb eens nagekeken wat een huishouden in een gemeente van 14.000 inwoners in Europees Nederland kwijt is aan rioolheffing. Dat zijn gemeenten als Anna Paulowna en Montfoort. De bedragen zijn respectievelijk € 139,50 en € 210. 40% daarvan, wat overeenkomt met het gemiddelde inkomensniveau op Bonaire ten opzichte van Europees Nederland, komt neer op een bedrag tussen de € 64 en € 84, ofwel een bedrag tussen de $86 en $113. Dat is een wereld van verschil met het geschatte bedrag van tussen de $250 en $750. Wij vragen de regering, de afgesproken taak- en kostenverdeling opnieuw te bekijken. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de dringend noodzakelijke zuiveringsinstallaties niet in gebruik worden genomen, omdat de kosten de draagkracht van de lokale bevolking te boven gaan? Een belangrijk deel van de inbreng van mijn fractie heeft betrekking op de kosten van de onderhavige milieuwetgeving. Dat is belangrijk, maar niet het belangrijkst. Het allerbelangrijkst is de vraag of het proces van staatkundige vernieuwing tot een goed einde wordt gebracht. Dat proces is niet geëindigd op 10-10-10, het begint pas.

Het is onvermijdelijk dat niet alles in dit proces vooraf voorzien is. Het gaat erom dat de ambitie er is om de problemen die zich voordoen flexibel op te lossen. Er is door alle partijen te veel in het proces geïnvesteerd om het nu te laten mislukken. Daarom vragen wij de regering welke mogelijkheden zij ziet om het wetsvoorstel in te voeren op een manier die voor de eilanden behapbaar en financieel draaglijk is. Wij wachten de antwoorden van het kabinet met buitengewone belangstelling af.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Voorzitter. Het door ons vandaag te behandelen wetsvoorstel is specifiek van toepassing op de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het beheer van het milieu in de bijzondere gemeenten in de Caraïben, die sinds 10-10-10 onderdeel vormen van ons staatsbestel; die datum was gisteren een jaar geleden. Het gaat om wetgeving op maat voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, want als algemene regel geldt dat Nederlandse wetgeving niet zonder meer van toepassing is op de BES-eilanden. De toepasselijkheid moet uitdrukkelijk geregeld worden in een artikel in de wet zelf of het moet gaan om specifieke BES-wetgeving, die uitsluitend voor de BES-eilanden geldt en niet voor Europees Nederland. Vandaag bespreken we specifieke wetgeving op het gebied van de vakstaatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de vakminister van Volkshuisvesting, waarbij de laatste, naar het oordeel van mijn fractie, naast dat onderdeel ook op zijn coördinerende taken voor de relaties binnen het Koninkrijk mag worden aangesproken.

Tijdens de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen in het kader van de staatkundige vernieuwing en ook daarna heeft de commissie voor NAAZ en later de commissie voor KOREL van deze Kamer bijzondere aandacht besteed aan de implementatie en uitvoering van wetgeving ten behoeve van de BES-eilanden. Breed heerste hier de zorg dat de regering te weinig oog zou hebben voor de specifieke situatie op de BES-eilanden, met hun eigen Nederlands-Antilliaanse regelgeving, en te weinig terughoudend zou zijn met betrekking tot de vervaardiging van nieuwe wetgeving. Om te voorkomen dat de kleinschalige BES-eilanden worden overspoeld door nieuwe regels heeft de vorige Eerste Kamer legislatieve terughoudendheid bepleit ten aanzien van Caraïbisch Nederland. De staatssecretaris van BZK heeft op 11 mei 2010 deze Kamer toegezegd, haar per brief te zullen informeren over de wijze waarop de regering deze terughoudendheid zal waarborgen. Wanneer kunnen we deze brief tegemoet zien? Het betreft toezegging T01157. Ook heeft de commissie meerdere malen aangedrongen op nadrukkelijke coördinatie tussen de departementen en is de wenselijkheid van een zogenaamde BES-effectrapportage benoemd. Op beide kom ik later terug.

Overigens vindt mijn fractie dat het voorliggende wetsvoorstel niet valt in de categorie "terughoudend zijn met regelgeving". Wel heeft mijn fractie vragen bij de uitvoerbaarheid, handhaving en toezicht, maar het is goed dat er op de lokale situatie toegesneden wetgeving komt met aandacht voor milieubeheer en ruimtelijke ordening op maat.

Het is wel bekend, maar ik noem het toch nog maar even, dat sinds 10-10-10 ons grondgebied in vierkante kilometers niet significant is toegenomen, maar dat de biodiversiteit daarentegen in één klap met 10.000 soorten, waaronder zeldzame koraalriffen, mangrovebossen en tropische regenwouden, is uitgebreid en dat Nederland geacht wordt die te beschermen op grond van internationale verdragen. Het milieubeheer op de eilanden loopt echter achter. De milieuvergunningen voor de olie-industrieën op Bonaire en Statia zijn nog niet geheel op orde en dat is een risico, onlangs nog benadrukt toen in het voorjaar brand uitbrak bij BOPEC op Bonaire.

De toename van de toeristenindustrie, goed voor de economie, veroorzaakt ook een toename van afval en afvalwater en dat is zolang de verwerking niet goed is geregeld, slecht voor het milieu, zoals een ontbrekend functionerend rioleringssysteem dat ook is. Ik lees in de stukken dat de minister en de staatssecretaris zich verantwoordelijk voelen voor het behoud van het bijzondere milieu op de eilanden, maar ook dat ze nog op zoek zijn naar een balans tussen de Nederlandse regels en de Antilliaanse praktijk. Daar hebben wij begrip voor, maar mijn fractie zou toch nog wat explicieter de volgende vragen aan de staatssecretaris en de minister willen stellen.

Ten eerste. Wat is de stand van zaken ten aanzien van het specifieke implementatieplan VROM BES, dat de regering blijkens de memorie van antwoord beslist noodzakelijk acht? Willen de bewindslieden nog eens toelichten wie hierin het voortouw neemt en hoe er samengewerkt gaat worden tussen rijksoverheid, de Rijksvertegenwoordiger, de lokale overheid en de ngo's? Bij dit plan zijn twee ministeries betrokken, drie lokale overheden en mogelijk vele ngo's. Het zou de duidelijkheid ten goede komen als de bewindslieden in ieder geval één aanspreekpunt op departementaal niveau kunnen aanwijzen.

Ten tweede. Waarin verschilt dit specifieke implementatieplan van het door het ministerie van IenM in 2010 opgestelde meerjarenprogramma Nederland een stukje mooier, waarin op basis van diverse criteria zoals risico, dreiging en kosten, prioriteiten gesteld zijn voor de aanpak van onderscheiden milieuproblemen? De prioriteiten worden genoemd en de urgentie van de aanpak ervan deelt mijn fractie. Onbeantwoord is de vraag gebleven, of de regering ook een termijn voor ogen heeft waarin onder andere het asbestprobleem, de bodemverontreiniging en de aanpak van illegale stortplaatsen ter hand moeten zijn genomen. Er wordt overigens ook nog gesproken over een nationaal milieubeleidsplan voor het Caraïbisch gebied. Graag krijg ik een toelichting hoe de diverse plannen en programma's samenhangen en of er termijnen vastgelegd zijn. Ik noem even de stippen op de horizon die in de Tweede Kamer gezet zijn.

Ten derde. In de memorie van antwoord staat dat de openbare lichamen zelf moeten gaan werken aan de opbouw van capaciteit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Mijn fractie is er niet gerust op dat één jaar verandermanagement vanuit IenM voldoende zal zijn om de vereiste capaciteit op orde te brengen. Ook het aantal beschikbare fte's – collega Linthorst sprak daarover net ook al; ik heb ergens gevonden dat het er vijf zijn – stelt niet echt gerust. Hoe is het toezicht op het eigen toezicht van de BES-eilanden geregeld? Toezicht en handhaving zullen moeilijk te regelen zijn, gezien de schaal waarop moet worden toegezien en de afstand tot het moederland.

Ten vierde. Kunnen de bewindslieden toelichten op welke manier de milieubelangen op de BES-eilanden voor 10-10-10 geborgd waren? Kunnen de bewindslieden vertellen hoe andere kleine eilanden in het Caraïbisch gebied met een grote biodiversiteit bescherming hebben geregeld? Valt daar iets van te leren? Zijn er internationale afspraken en is daar budget voor? Ik denk bijvoorbeeld aan steun via Cites.

Ten vijfde. Vooral de bescherming van het aquatisch milieu met zijn heel bijzondere riffen is een grote zorg voor mijn fractie. Hoe kan een zo kleine gemeente als Bonaire belast worden met de bescherming van dit global public good? Dat is toch net zoiets als dat je de gemeente Surhuisterveen verantwoordelijk maakt voor de bescherming van alle coulisselandschappen in Europa? Zou daarom op zijn minst de vrije uitkering niet moeten worden verhoogd? Dan heb ik het alleen nog maar over de financiën.

Ten zesde. De situatie rondom de drinkwatervoorziening, zuivering van afvalwater, riolering en rioolwaterzuivering is onze fractie niet duidelijk. Wij horen daar verschillende geluiden over. Graag krijg ik een toelichting op de actuele stand van zaken met betrekking tot Bonaire. De minister van BZK heeft een noodvoorziening geopend. Hoe staat het met de plannen voor een definitieve installatie en wanneer kunnen de huishoudens op Bonaire aangesloten worden op het riool?

Ten zevende. Annex aan de vraag naar de situatie van riool en afvalwater is de vraag naar de financiering en dan met name hoe realistisch het is, de kosten die gepaard gaan met een milieubeheer dat voldoet aan internationale verdragen en andere internationale verplichtingen, af te wentelen op de bevolking van de BES-eilanden. De vraag is eerder gesteld en de beantwoording daarvan stelt mijn fractie niet gerust. De Nederlandse regering heeft zich verplicht te voldoen aan bepaalde internationale verdragen en is daar dan ook financieel op aan te spreken. Dat is toch geen nieuw gegeven? Graag een reactie.

Ten achtste. Hoe staat het in dit kader met de totstandkoming van een referentiekader dat zal worden opgesteld om een beter inzicht te krijgen in de eilandelijke taken in relatie tot de vrije uitkering, de eigen inkomsten en de door departementen te verstrekken bijzondere uitkeringen? Kan de minister van BZK daar inzicht in verschaffen en ook in de stand van zaken met betrekking tot de studie naar de haalbaarheid van lokale belastingen? In de memorie van antwoord wordt gerept over een maximale belastingruimte, maar wat is in de ogen van de minister "maximaal"? En mochten de BES-eilanden zelf tot de conclusie komen dat het hen niet lukt te voldoen aan alle financiële verplichtingen die een goede ruimtelijke ordening en een goed milieubeheer met zich meebrengen, met welk departement moeten zij dan in gesprek? Met BZK, IenM of mogelijk EL&I?

Het kan de bewindslieden niet zijn ontgaan dat de stemming in Caraïbisch Nederland een jaar na 10-10-10 bedrukt is. Onlangs kopte de Volkskrant: "Het broeit op het lieflijke Bonaire." Ik begreep dat er gisteren nog een artikel in de NRC over stond, maar dat heb ik gemist. Ik vraag de aandacht van de bewindslieden voor de uitspraken van Rijksvertegenwoordiger Wilbert Stolte in het artikel in de Volkskrant. Die uitspraken herhaalde hij onlangs tijdens een ontmoeting met de commissie voor KOREL van deze Kamer. Hij geeft in het krantenartikel toe dat er te veel tegelijk op Bonaire – dat geldt ook voor de andere twee openbare lichamen – is afgekomen. "De veranderingen zijn niet altijd even pastoraal doorgevoerd." Graag zou mijn fractie van de meest verantwoordelijke minister vernemen hoe de Hollandse eigenschappen van een koopman zich verhouden tot die van een dominee en een pastor als het gaat om de BES-eilanden.

Tot slot wil mijn fractie een verheldering van de positie van de Rijksvertegenwoordiger hebben. Wij denken dat deze persoon op deze positie veel voor de Nederlandse regering, de diverse departementen, en het uitleggen van beleid op de BES-eilanden kan betekenen, als linking pin of mogelijk zelfs als postillon d'amour. Wij zijn van mening dat zijn functie en positie veel meer gesteund en uitgebuit kunnen worden. Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording door de bewindslieden.

De voorzitter:

Ik begrijp dat de minister een opmerking wil maken.

Minister Donner:

Ik heb een punt van orde. De gemeente Surhuisterveen bestaat niet.

De voorzitter:

Is dat een gemeente die u zelf hebt opgeheven of was die al opgeheven?

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Ik heb een kleine correctie. Surhuisterveen spreekt de staatssecretaris ongetwijfeld aan, maar ik bedoelde natuurlijk de gemeente Smallingerland.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie heeft de memorie van antwoord over dit wetsvoorstel met veel belangstelling gelezen. Wij kunnen ons ook vinden in de uitgebreide beantwoording door de staatssecretaris van onze vragen over de tekst van het wetsvoorstel zelf. Wij willen graag nog op enkele punten met de staatssecretaris van gedachten wisselen. Onze punten betreffen vooral de verhouding tussen de voorgestelde regeling en de bestuurlijk werkelijkheid.

Bij de concrete afstemming van de uitoefening van taken en verantwoordelijkheden, ook bij de financiële verhoudingen, maakt de staatssecretaris enkele malen melding van het bestuurlijke overleg dat gaande is. Kan de staatssecretaris op de relevante terreinen, zoals ruimtelijke ordening, drinkwatervoorziening, rioolzuivering, afvalverwerking en biodiversiteit, een korte indicatie geven van de voortgang van het overleg? Waar zitten volgens de staatssecretaris de belangrijkste knelpunten voor een goede uitvoering van het voorstel? Graag horen wij daarvan een reële inschatting. Er staan namelijk grote belangen op het spel voor mens en milieu. Tegelijkertijd is juridisch en bestuurlijk sprake van heel nieuwe situaties, waarin niet alle processen op elkaar zijn afgestemd. De uiteenlopende actoren, de spelers in het proces, moeten zich opnieuw oriënteren op hun eigen verantwoordelijkheden en de afstemming daarvan met de verantwoordelijkheden van anderen.

De CDA-fractie vindt het belangrijk dat de staatssecretaris het zogenaamde implementatieplan steunt. Kan de staatssecretaris de aard daarvan nader toelichten? Volgens de staatssecretaris moet het namelijk niet vanuit Den Haag gedicteerd worden, maar moet het op de eilanden gestalte krijgen. Velen moeten bij het proces betrokken worden. Kan de staatssecretaris dan ook aangeven wie het plan vaststelt en wat precies de verantwoordelijkheden van eenieder zijn?

De staatssecretaris stelt dat op Sint-Eustatius en Saba geen toezicht op de drinkwatervoorziening wordt gehouden. Gelet op de wijze van drinkwatervoorziening, zal dit volgens hem in de toekomst ook lastig zijn. Betekent dit dat er in de toekomst ook geen toezicht wordt gehouden? Indien er wel toezicht wordt gehouden, hoe moeten wij ons dat dan voorstellen?

De staatssecretaris vermeldt in de memorie van antwoord de uiteenlopende mogelijkheden van financiering, namelijk de vrije uitkering uit het BES-fonds, eventuele bijzondere uitkeringen van vakdepartementen en eigen inkomsten, inclusief eilandbelastingen. Tegelijkertijd maakt hij melding van een studie van het ministerie van BZK naar de haalbaarheid van lokale belastingen. Dat staat op blz. 6 van de toelichting. Dat laatste verontrust de CDA-fractie enigszins. Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de feitelijke implementatie van het voorstel? Slaat de haalbaarheid op slechts één type belastingen of is de studie meer algemeen van aard? Eerder in de toelichting wordt bijvoorbeeld gesproken over de bekostiging van de bouw van een afvalwaterzuiveringsinstallatie op Bonaire door het ministerie van BZK. Hoe wordt echter voorzien in de exploitatiekosten daarvan?

De CDA-fractie kan de opmerking van de staatssecretaris dat de eilandsraden bij het opstellen van heffingsverordeningen belangrijke keuzen moeten maken, onderschrijven. Gaat het daarbij ook om realistische keuzen? Wij vragen dat mede in verband met de relatief hoge kosten van het integrale milieubeheer, mede gelet op het kleine bewonersaantal van de eilanden. Daardoor kunnen mogelijk onevenredige kosten ontstaan. In het bijzonder denken wij dan aan de opmerkingen die in de memorie van antwoord over rioolheffingen en afvalwerking op Bonaire zijn gemaakt. Hoe ziet de staatssecretaris dit voor Sint-Eustatius en Saba?

Is er iets te zeggen over de tweede financieringsstroom, de specifieke uitkering op het terrein van dit wetsvoorstel? Zijn er ook specifieke uitkeringen voor deze kwestie op het terrein van volksgezondheid, ruimtelijke ordening en milieubeheer?

Ik kom op Saba. Is er een indicatie te geven van de termijn waarbinnen een voorziening wordt getroffen om de directe ongezuiverde lozing van afvalwater van hotels in zee te stoppen? De koraalriffen en de zuiverheid van het zeewater moeten namelijk worden beschermd.

Op blz. 2 van de memorie van antwoord verwijst de staatssecretaris naar de evaluatiebepaling in het wetsvoorstel. Daarmee wordt het verplicht om de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk iedere zes jaar uitgebreid in kaart te brengen. Waarom is voor deze termijn gekozen, gelet op het feit dat het milieubeleidsplan elke vijf jaar wordt opgesteld? Wij kijken uit naar de beantwoording van onze vragen.

De heer Van Kappen (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Wij hebben tijdens de schriftelijke voorbereiding een groot aantal vragen gesteld. Deze zijn door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitgebreid beantwoord. Onze dank daarvoor. Toch is een aantal vragen wat ons betreft niet volledig beantwoord en hebben wij twijfels over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van dit wetsvoorstel. Bovendien maken wij ons grote zorgen over het gebrek aan draagvlak voor dit wetsvoorstel onder de bevolking van de BES-eilanden.

Op onze vraag of het wel realistisch is om te veronderstellen dat deze kleine eilanden met hun beperkte ambtenarenapparaat de stortvloed aan nieuwe wet- en regelgeving kunnen omzetten in uitvoering, antwoordt de staatssecretaris van IenM dat er voor een periode van een jaar een verandermanager is aangesteld en dat IenM regelmatig trainingen geeft om het kennisniveau van de betrokken handhavers te verbeteren. Er wordt echter geen antwoord gegeven op onze vraag of het ambtenarenapparaat van de BES-eilanden eigenlijk niet te klein is om alle nieuwe taken om te zetten in uitvoering. De omvang van het ambtenarenapparaat is op zichzelf immers ook een kwaliteitsfactor. Wij zijn als VVD weliswaar voorstander van een kleine overheid, maar de overheid moet wel effectief zijn. Er is nu eenmaal een minimale kritische massa en menskracht nodig om de veelheid aan taken die de stortvloed aan nieuwe wet- en regelgeving met zich meebrengt, uit te kunnen voeren. Wat mij na het bezoek vorig jaar aan Bonaire op het netvlies gebrand staat, is het beeld van de enige, eenzame milieuambtenaar van de directie ruimtelijke ordening en beheer die omringd door stapels papieren tracht uit te vissen hoe hij zijn omvangrijke en groeiende takenpakket moest uitvoeren. Graag dus alsnog een antwoord op onze vraag of het ambtenarenapparaat op de BES-eilanden wel voldoende kritische massa heeft om alle nieuwe wet- en regelgeving om te zetten in uitvoering en tevens de controle daarop inhoud te geven.

In het verlengde hiervan vraagt mijn fractie zich af hoe effectief het toezicht op de kwaliteit van het drinkwater is geregeld. Wij hebben begrepen dat de openbare lichamen verantwoordelijk zijn voor het aanstellen van lokale toezichthouders, en de staatssecretaris van IenM voor het aanwijzen van inspecteurs. Op Bonaire is nu één lokale toezichthouder aangesteld. Op Saba en Sint-Eustatius wordt momenteel geen toezicht gehouden op de kwaliteit van drinkwater. Volgens de staatssecretaris wordt overleg gepleegd met de openbare lichamen over de drinkwatervoorziening en het toezicht daarop en wordt binnenkort een onderzoek gestart naar de kwaliteit van het drinkwater op de drie eilanden. Alweer een onderzoek naar de kwaliteit van drinkwater? Daarnaar zijn toch al drie eerdere onderzoeken gedaan? Hoe snel is binnenkort? Wanneer zijn de resultaten van dit onderzoek te verwachten? Heeft de staatssecretaris van IenM eigenlijk al inspecteurs aangesteld?

Een ander punt van aandacht in dit verband is dat er op Sint-Eustatius een drinkwaternetwerk wordt aangelegd waarvan het grootste gedeelte wordt gefinancierd door het Europees Ontwikkelingsfonds. Een deel van dit netwerk, inclusief de drinkwatermeters, is volledig gereed voor gebruik, maar kan niet in gebruik worden genomen omdat de nodige regelgeving ontbreekt. Blijkbaar is het wachten op de oprichting van een drinkwater-nv voor de exploitatie van het drinkwaternet. Is de minister betrokken bij het oprichten van deze nv? Is een dergelijk bedrijf, gezien het geringe aantal gebruikers, eigenlijk wel levensvatbaar?

Mijn fractie heeft ook zorgen over het beheer van riool- en afvalwater op Bonaire. Vorige sprekers hebben hier ook al op gewezen. Tot voor kort werd op Bonaire het riool- en afvalwater niet gezuiverd en werd het gestort op een plek in de vrije natuur. Met Europees geld is er nu een rioolwaterzuiveringsinstallatie gebouwd en met geld van BZK, via een bijzondere uitkering, is een afvalwaterzuiveringsinstallatie gebouwd. De vraag is nu hoe in de exploitatiekosten van deze installaties moet worden voorzien. Immers, in de memorie van antwoord staat: "Indien het openbaar lichaam wordt belast met een nieuwe taak, zoals beheer van afvalwater, dient het Rijk op grond van artikel 87 van de Wet financiën BES zich rekenschap te geven van de financiële gevolgen voor de openbare lichamen." Welnu, het beheer van afval- en rioolwater is een nieuwe taak voor het openbare lichaam Bonaire, met aanzienlijke financiële gevolgen. Bij het vaststellen van de vrije uitkering is hiermee echter geen rekening gehouden. Bovendien, en ik citeer wederom uit de memorie van antwoord: "Voor het overige zijn er geen middelen begroot om bij te dragen in de kosten van het verrichten van deze eilandelijke taak." Dit houdt dus in dat er ook geen ruimte zou zijn om de financiële gevolgen op te vangen met een bijzondere uitkering.

Dan blijft dus als enige mogelijkheid over dat de eilandsraad besluit om een rioolheffing in te stellen, maar daar zit hem nu juist de crux. Hoe je het ook wendt of keert, het beheer van afval- en rioolwater is een kostbare zaak; mevrouw Linthorst is daar uitgebreid op ingegaan. In geval van Bonaire moeten de kosten worden gedragen door een kleine bevolking met een beperkte draagkracht en een beperkt aantal bedrijven. Zo'n heffing invoeren, dat gaat de eilandsraad dus niet doen. Dat is een vorm van politieke zelfmoord. De bevolking klaagt immers al steen en been over de gestegen kosten voor levensonderhoud, die gedeeltelijk worden veroorzaakt door het cumulatieve effect van diverse belastingen en heffingen. Dat blijkt ook uit het feit dat de geplande feestelijke overdracht van de zuiveringsinstallaties door het ministerie van IenM aan het openbare lichaam Bonaire niet door kon gaan omdat het bestuurscollege de installaties niet wilde overnemen bij gebrek aan zowel een plan als de noodzakelijke financiële middelen voor de exploitatie van de installaties. De brief van het bestuurscollege aan de minister van IenM van 22 juli jongstleden laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Blijkbaar is dit punt de minister van BZK niet ontgaan. Ik citeer wederom uit de memorie van antwoord: "Bij het instellen van een rioolheffing zal rekening gehouden moeten worden met de beperkte draagkracht van de Bonairiaanse bevolking. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is momenteel bezig met een studie naar de haalbaarheid van lokale belastingen. Komend najaar worden de resultaten van dit onderzoek verwacht." Alweer een onderzoek dus! Het najaar is inmiddels begonnen. Kan de minister ons een indicatie geven wanneer de resultaten van deze studie worden verwacht? Kan de minister ons toezeggen dat wij inzage krijgen in deze studie?

Tevens verwoordt de memorie van antwoord dat de minister van BZK met de openbare lichamen heeft afgesproken dat een referentiekader wordt opgesteld dat een beter inzicht moet geven in de eilandelijke taken in relatie tot de vrije uitkering, de eigen inkomsten en de door de departementen te verstrekken bijzondere uitkeringen. De taken rond waterzuivering en riolering worden hierbij meegenomen. Nogmaals een onderzoek! Kan de minister aangeven wanneer dit referentiekader gereed is? Kan de minister de Kamer toezeggen dat wij inzage krijgen in de resultaten van dit onderzoek?

Kort en goed, er moet dus nog een hoop gestudeerd worden voordat er duidelijkheid komt over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van de in deze wet vervatte milieuwetgeving. Behalve de problematiek van het beheer van afval- en rioolwater speelt ook nog de verwerking van het vaste afval. Als we dat punt goed willen regelen, brengt het ook aanzienlijke kosten met zich mee. In de memorie van antwoord wordt meerdere malen gesteld dat uiteindelijk de eilandsraad zowel de invoering als de hoogte van de riool- en afvalwaterheffing bepaalt en, in meer algemene zin, hoe en op welke wijze de extra kosten die een hoger beschermingsniveau van het milieu met zich meebrengt, worden gedekt. Dat is de consequentie van de keuze om bij de verdeling van de taken tussen het Rijk en de openbare lichamen ruimtelijke ordening en milieu tot eilandstaak te bestempelen. Er zit ook wel een zekere logica in die keuze, omdat de eilandbewoners natuurlijk graag de finale zeggenschap willen hebben over de ruimtelijke ordening en het milieu van het eiland waarop zij leven. De vraag is echter of het achteraf gezien wel realistisch is om de kosten die gepaard gaan met milieubeheer dat voldoet aan internationale verdragen en andere internationale verplichtingen, volledig af te wentelen op de bevolking van de eilanden. Misschien moeten we met de kennis van nu wel concluderen dat we de zaken niet goed geregeld hebben.

Mevrouw Linthorst heeft er ook al aan gerefereerd: de herstructurering van ons Koninkrijk was echt een megaoperatie. Een land werd opgeheven, twee nieuwe autonome landen werden gecreëerd en drie eilanden werden opgenomen in het Nederlandse staatsbestel. Het was te verwachten dat bij een dergelijke operatie problemen zouden ontstaan tijdens de transitieperiode. Het gaat dus niet om het feit dat zich nu problemen voordoen; die waren immers te verwachten. Het gaat erom hoe wij met deze problemen omgaan. Wij moeten de problemen snel en adequaat oplossen en niet iedere keer voor ons uit schuiven door weer met een nieuwe studie aan te komen. De bewoners van de BES-eilanden zijn in toenemende mate ongelukkig met de nieuwverworven status van openbaar lichaam. Het feit dat ze nu onderdeel uitmaken van het Nederlandse staatsbestel, heeft in hun ogen niet veel goeds gebracht. Dat is natuurlijk niet helemaal waar, maar de perceptie is machtiger dan de waarheid.

De negatieve perceptie wordt bovendien versterkt door het feit dat de problemen niet voortvarend worden aangepakt. Een absolute randvoorwaarde voor een voortvarende en effectieve aanpak is dat je goed zicht moet hebben en houden op de beleidseffecten die optreden tijdens het transitieproces. Het monitoren van de beleidseffecten is dus van cruciaal belang. Dat is precies waar het volgens de VVD-fractie aan ontbreekt. Immers, uit de memorie van antwoord begrijpen wij dat het monitoren van beleidseffecten niet tot de taken van de Rijksvertegenwoordiger behoort. Wat raar! Hij zit er toch met zijn neus bovenop? Wie doet het dan wel? De minister van BZK? Die zit er toch veel te ver vanaf? Zou het niet veel beter zijn om de Rijksvertegenwoordiger te belasten met deze taak?

Wij zien de antwoorden op onze vragen met belangstelling tegemoet. Van deze antwoorden hangt het af of onze twijfels omtrent de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het voorliggende wetsvoorstel kunnen worden weggenomen.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 14.15 uur tot 14.35 uur geschorst.

Naar boven