Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar (32430).

De beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Vedder-Wubben (CDA):

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat dit wetsvoorstel zoals het nu voorligt, het niet haalt. Er zit geen fatsoenlijke overgangstermijn in en wij vinden de 110% van het wettelijk minimumloon aan de lage kant. Dat is toch het algemene gevoelen in deze Kamer. Daarom wil de CDA-fractie de minister voorstellen om dit voorstel zodanig te wijzigen dat met grote waarschijnlijkheid een meerderheid van deze Kamer met het voorstel akkoord kan gaan. Dat houdt in ieder geval een verhoging van de 110% van het wettelijk minimumloon naar zo'n € 30.000 à € 32.000 en een maximumpercentage van 10 in. Ik kan begrijpen dat de minister zegt dat hij met een miljoen zit, maar als hij zegt dat hij het gaat verhogen naar 50%, hebben wij ook een probleem. Er moet uiteraard ook een fatsoenlijke termijn komen. De minister moet hiermee terug naar zowel de regering als de Tweede Kamer. Wij nemen dus aan dat het voorstel niet eerder ingaat dan 1 juli. Wij wachten de reactie af.

De voorzitter:

Vraagt iemand anders het woord in derde termijn? De heer Van Driel en de heer Elzinga melden zich aan.

Eerst volgt een interruptie van de heer Van Driel op mevrouw Vedder.

De heer Van Driel (PvdA):

Zie ik het nu goed dat mevrouw Vedder de AOW'ers waar zij in de eerste termijn pal voor stond, nu min of meer in de steek laat voor 130% en een halfjaar? Begrijp ik dat nu goed?

Mevrouw Vedder-Wubben (CDA):

Ik vind niet dat wij de AOW'ers in de steek laten. Op dit moment is het zo dat iedereen moet bezuinigen. Er is natuurlijk ook nog het probleem van de 18 mld. De heer Van Driel kan wel zeggen dat de Eerste Kamer daar niets mee te maken heeft, maar ik denk dat wij toch ook verantwoordelijk zijn en ons verantwoordelijk moeten voelen voor een stuk van die bezuinigingen. Ik denk dat, als wij die grens kunnen ophogen van 110% van het wettelijk minimumloon naar zo'n € 32.000, dus zo'n 130%, de grootste groep AOW'ers geholpen is die echt een minimuminkomen heeft en echt die € 45 netto per maand niet kan missen. Natuurlijk is het pijn lijden. Wij vinden het ook moeilijk, maar het moet op een gegeven moment.

De heer Van Driel (PvdA):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Ik wil geen polemiek tussen twee leden van de Kamer.

Ik geef nu het woord aan de heer Elzinga.

De heer Elzinga (SP):

Voorzitter. Naar een derde termijn zag het eerder vandaag nog niet uit, wel naar een afstemming van het wetsvoorstel tot korting op de AOW-partnertoeslag. Die afstemming kwam erg dichtbij, omdat de wijze waarop de minister aangaf te willen proberen om deze Kamer te overtuigen, erg veel leek op een poging deze Kamer maximaal tegen de haren in te strijken. Zelfs het CDA, de coalitiepartner, leek tegen te gaan stemmen. Dat de minister het voorstel nu mogelijk terug wil nemen en eieren voor zijn geld kiest, lijkt mij vanuit zijn perspectief erg verstandig.

Indien hij inderdaad met dit wetsvoorstel teruggaat naar de Trêveszaal en daarna met een nieuw voorstel of een aanpassing van dit voorstel naar de Tweede Kamer gaat, wens ik hem daarbij veel succes. Te zijner tijd zullen wij met extra belangstelling kijken naar het nieuwe voorstel waarmee de minister naar deze Kamer komt. In elk geval blijft dan dit voorstel van tafel. Het adagium van deze Kamer, "wet slecht, wet weg", heeft dan gezegevierd.

In de alternatieve benadering, waarover mevrouw Vedder heeft gesproken, zie ik een beweging in de goede richting: meer bescherming van lagere inkomens, latere invoering. Hoe ver die beweging kan gaan, is echter eerst aan de regering en dan aan de Tweede Kamer. Zoals wij niet wensen dat de Tweede Kamer in dit huis de dienst uitmaakt, zo gaan wij niet over de afwegingen in dat huis. Wij zullen een nieuw voorstel, zoals altijd, opnieuw op de eigen merites beoordelen. Zo'n voorstel dat meer recht doet aan alle bezwaren die ik in eerste termijn heb genoemd, zal vanzelfsprekend meer kans maken dan dit voorstel. Ik geef de minister daarbij nadrukkelijk mee om alternatieven in de Trêveszaal te bespreken en om in elk geval minder te bezuinigen over de rug van deze beperkte groep AOW'ers met een partnerpensioen.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik constateer dat het voorstel dat er nu ligt, van tafel gaat en niet in stemming komt. Daar ben ik blij om. Ik ben wel benieuwd wat de minister hierop zegt. Er komt een nieuw voorstel. Ik heb in het debat daarvoor een aantal dingen aangegeven, waaronder inderdaad de verhoging van die grens. Genoemd is een grens van € 30.000, maar dat is allemaal nog een beetje voor de vuist weg. Waar ik niet van houd in dit soort discussies, is dat het allemaal op gefixeerde getallen wordt vastgepind. Ik zou graag een beredeneerde visie willen horen op wat die grens zou moeten zijn. Er moeten argumenten voor zijn waarom je hem ergens legt, of dat nu bij € 35.000 of bij € 33.000 is. Ik zou het belangrijk vinden om te weten waarom de grens daar komt te liggen. Dat die later wordt ingevoerd, hangt er natuurlijk mee samen dat we de komende tijd nog een stukje wetgeving nodig hebben. Ik zou vooral willen weten wat de minister hier nu eigenlijk zelf van vindt.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter. In de vorige termijn van de kant van de minister was ik teleurgesteld dat hij geen krimp leek te willen geven. Ik heb nog steeds niet gehoord waar de minister toe bereid zou zijn. In elk geval heeft hij, denk ik, kunnen vaststellen dat er geen meerderheid is in deze Kamer voor het huidige wetsvoorstel dat hier nu voorligt. Dan zou het voor de minister wellicht verstandig zijn om inderdaad zijn knopen te tellen en te kijken of er aanpassingen mogelijk zijn die wel op een meerderheid kunnen rekenen. Ik heb het voorstel van mevrouw Vedder gehoord. Zoals het nu is voorgesteld, wordt er gesproken over een verhoging van de inkomensgrens van € 20.000 naar € 30.000 en over een uitstel van de invoeringsdatum van 1 januari naar 1 juli volgend jaar. Dat zou een aanzienlijke verlichting geven voor de groep waarover we het de afgelopen tijd hebben gehad, de groep die met de korting van 8% onmiddellijk wordt geconfronteerd en die geen mogelijkheden ziet om dat zo een, twee, drie op te vangen. In die zin staan wij positief tegenover een nieuw voorstel, maar ik heb ook duidelijk gemaakt dat het voor ons wel een substantiële verhoging zou moeten zijn. Zoals het er nu voorligt, lijkt het op wat mevrouw Sap in de Tweede Kamer heeft voorgesteld. Wellicht dat die daar al tevreden mee is, dat kan ik nu nog niet zeggen, maar we willen het voorstel straks op zijn merites kunnen beoordelen en goed kunnen bekijken. Wat dat betreft, sluit ik mij aan bij wat de heer Kuiper zei: er moet een redenering onder zitten, het moet voor ons duidelijk zijn waarom een bepaalde grens wordt gekozen, zodat we er zeker van kunnen zijn dat de mensen die boven die grens zitten, ook daadwerkelijk die korting kunnen dragen. Dat wachten wij graag af.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Vedder, die een constructief voorstel heeft gedaan. Het voorstel van mevrouw Vedder ontving steun van de heer Kuiper, in zekere zin ook van de heer Elzinga en van mevrouw Strik, met een voorbehoud. Mevrouw Strik zei dat het haar duidelijk was dat het voorstel dat hier nu voorligt, in de huidige vorm, niet op een meerderheid in dit huis kan rekenen. Ik denk dat ze daarmee goed heeft samengevat wat de situatie is. Ik denk ook dat het voorstel dat mevrouw Vedder heeft gedaan mogelijk tot een goede uitkomst zou kunnen leiden. Ik denk niet dat het de bedoeling is van mevrouw Vedder, ook gelet op de woorden van de andere woordvoerders, om het precies op bedragen vast te pinnen. De hoofdlijn is dat er een grens van € 30.000 in beeld komt in plaats van dat inkomens tot € 20.000 worden vrijgesteld. Verder zal de korting in plaats van 8% een hoger percentage zijn. Dat zal 10% zijn, krijg ik ongeveer op mijn netvlies op dit moment. En de datum van invoering wordt niet 1 januari maar 1 juli aanstaande. Dat heeft twee achtergronden. De ene achtergrond is dat mensen langer de tijd krijgen om zich erop voor te bereiden. De tweede is dat voor de wijziging die nu aan de orde wordt gesteld ook enige tijd nodig is.

Ik heb al aangegeven dat dit voorstel voornamelijk een budgettaire achtergrond heeft. Wij moeten zorgen dat wij de inkomsten en de uitgaven in evenwicht krijgen. Dit is een belangrijk onderdeel van de dekking op de begroting 2011 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik wil dus diezelfde dekking op de een of andere manier realiseren. Het bedrag waar het om gaat, is 105 mln. in het jaar 2011, oplopend tot 118 mln. in het jaar 2014. Dat zijn mijn randvoorwaarden. Ik zal dus gaan proberen naar aanleiding van het voorstel van mevrouw Vedder om een alternatief te ontwikkelen dat uitgaat van die € 30.000, van die 10%, van die datum van 1 juli en binnen de budgettaire randvoorwaarde die ik net heb geschetst.

Ik schat in dat ik in de loop van januari met een brief bij deze Kamer kan komen, waarbij de Kamer kan bezien of de invulling die ik daaraan geef aan de wensen van de Kamer voldoet. In dat geval zal dus de stemming over het voorstel dat nu voorligt, kunnen plaatsvinden en vervolgens zal ik mij dan wenden tot de Tweede Kamer met een voorstel voor een novelle, die dan vervolgens daarna ook opnieuw in deze Kamer aan de orde komt.

Ik merk op dat ik niet de bevoegdheid heb om wetsvoorstellen te veranderen. Ik heb wel de bevoegdheid om vast te stellen dat het wetsvoorstel dat nu aan de orde is geen meerderheid kan krijgen. Maar met de suggestie die door mevrouw Vedder naar voren is gebracht en met de reacties die andere woordvoerders hebben gegeven, is er zicht op een alternatief. Dat alternatief wil ik graag uitwerken. Ik wil dat ook met een positieve insteek in het kabinet brengen en het daar dus verdedigen. Vervolgens wil ik proberen met een brief in januari bij deze Kamer te komen die naar tevredenheid is, althans van de meerderheid van de Kamer. Met die toezegging hoop ik dat de Kamer op dit moment van stemming wil afzien en het besluit daarover wil nemen in de loop van januari na ontvangst van mijn eventuele brief.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat betekent dat wij op dit ogenblik het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar (32430) van de agenda afvoeren en het aanhouden tot de brief komt. Het krijgt dus een verdere behandeling op het moment dat de novelle in de Tweede Kamer behandeld is en zij dus hier in de Eerste Kamer onderwerp van beraadslaging vormt.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Koffeman stel ik voor, de stemming over de motie-Koffeman c.s. over het laten vervallen van de heffingskorting van 1,3% voor groen beleggen, sociaal-ethisch beleggen en cultureel beleggen om ongeveer 100 mln. te bezuinigen (32500, letter F) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven