Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels omtrent energie-efficiëntie (Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie) (31320);

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (31374).

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Van der Hoeven:

Mevrouw de voorzitter. Er zijn door uw Kamer veel vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Ik heb mijn antwoord in blokjes ingedeeld. Ik zal eerst een paar algemene woorden zeggen over het wetsvoorstel. Daarna ga ik in op de slimme meter. Daarbij gaat het over kosten en baten, over privacy en over de eisen die wij aan de slimme meter moeten stellen. Vervolgens maak ik enkele algemene opmerkingen over het capaciteitstarief. Dan spreek ik over het proces en de compensatiemaatregelen. Daarna kom ik bij het leveranciersmodel en ten slotte bij de vragen die ik niet kwijt kon in een van deze blokjes.

Ik vind het fijn dat wij vandaag met elkaar over dit wetsvoorstel kunnen spreken. Met name het wetsvoorstel inzake de energie-efficiëntie is nodig om te kunnen voldoen aan de Europese implementatieverplichtingen ten aanzien van slimme meters en informatie over verbruik. Het is belangrijk dat wij dat doen omdat de implementatietermijn begin vorig jaar is verstreken. Ik hoop dat wij vandaag definitieve stappen kunnen zetten naar de afronding.

De directe aanleiding voor het wetsvoorstel inzake verbetering werking energiemarkt lag met name in de administratieve problemen die optraden na de liberalisering van de energiemarkt. Met name de heer Van Driel verwees daar heel expliciet naar. De relevantie van de voorgestelde maatregelen is eigenlijk nog actueler geworden door een aantal ontwikkelingen. Er ontstaat een steeds grotere druk op de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Handhaven van leveringszekerheid, ook op de langere termijn, vereist intelligentie besturing van de energienetwerken. De monitoring van de kleinverbruikersmarkt door de NMa geeft aan dat de tevredenheid weliswaar stijgt maar dat er nog ongelooflijk veel klachten zijn over facturering en afhandeling van de mutaties. Verbetering is dus mogelijk en noodzakelijk.

Op al die vlakken leveren deze wetsvoorstellen in ieder geval een bijdrage. Er is sprake van een CO2-reductie door de energiebesparing van 845 tot 4000 kiloton per jaar. Dit kun je vergelijken met de jaarlijkse CO2-uitstoot van 300.000 tot 1.300.000 auto's of van een kleine kolencentrale. Belangrijker vind ik de meer op de wensen van de klant toegesneden diensten en het feit dat er voor de consument één loket komt als gevolg van het leveranciersmodel.

De meters betekenen een doorbraak op het gebied van vraagrespons. Dit vormt in combinatie met het leveranciersmodel een opstap naar een dynamische markt waarbij de consument zelf aan het stuur zit. Dat past in wat wij eerder met elkaar besproken hebben over energietransitie.

De maatregelen versterken elkaar onderling en verhogen in samenhang ook de mate waarin de voordelen gerealiseerd kunnen worden. Dat levert naar verwachting per jaar structureel 100 mln. aan besparingen op. De besparingen die bij de netbeheerder zitten, komen via de tariefregulering terug bij de klant. Ook hier geldt: consument centraal. Het biedt ons tevens een kans om een aantal structurele maatregelen te nemen die bijdragen aan de ambitie om duurzaam en innovatief uit de huidige economische recessie te komen.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Het gaat dus echt om 100 mln. per jaar en heeft niets met contante waarden te maken?

Minister Van der Hoeven:

Het is een besparing per jaar. Zoals ik al zei, de besparingen die bij de netbeheerder zitten, moeten via de tariefregulering terugkomen bij de consument.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

De besparing van 100 mln. komt terug bij de klant, maar de netbeheerders moeten toch ook geld kunnen verdienen om al die investeringen te doen?

Minister Van der Hoeven:

Ik kom daarop op een later moment terug. Mevrouw Kneppers heeft volkomen gelijk, mevrouw de voorzitter.

Als de wetsvoorstellen worden aangenomen, zal de installatie van grote aantallen meters de komende jaren extra werkgelegenheid scheppen. Zowel de installatie-, de telecommunicatie- en de productiebranche als de ontwikkeling van aanvullende voorzieningen op de digitale meter wordt gestimuleerd. Wij gaan naar een meer innovatieve dienstverlening. Met name woningbouwcorporaties hebben belangstelling op dit terrein.

Dit waren mijn algemene opmerkingen, mevrouw de voorzitter. Ik begin nu met het hoofdstuk slimme meter waarover heel veel vragen gesteld zijn. Eigenlijk bestaat het voorstel voor de uitrol van de slimme meter uit twee onderdelen die afkomstig zijn uit de Europese richtlijn energy-efficiency. Het gaat over de installatie van de slimme meter en over de verplichting om frequent gedetailleerde verbruiksinformatie te sturen aan afnemers. De slimme meter is een stap op weg naar energiebesparing en naar de bijbehorende CO2-reductie door directe feedback en sturingsmogelijkheden. Het is ook een belangrijke stap naar een betere marktwerking en naar lagere kosten van switchen en verhuizen; een van de klachten van de consumenten. Het is een belangrijke stap naar de op de behoeften van de consument toegesneden dienstverlening en naar een beter netbeheer. Daarvan is op korte termijn een stevige impuls voor onze economie te verwachten.

Dat neemt echter niet weg dat de doorbraak die met die slimme meter bereikt kan worden op het gebied van intelligent energiemanagement, wel verantwoord moet plaatsvinden. Dat is precies de reden waarom ik begin met een proefperiode van twee jaar. In die proefperiode hoeven alleen maar daar slimme meters te worden geplaatst waar de Europese richtlijn die voorschrijft: bij nieuwbouw, bij ingrijpende renovatie, bij reguliere vervanging en op aanvraag, tenzij economisch niet verantwoord of technisch onmogelijk. Ik kan bij AMvB ook nog situaties bepalen waarin de netbeheerder verplicht is om een slimme meter te plaatsen. Ik denk daarbij vooral aan die gevallen waartoe de Tweede Kamer heeft opgeroepen, namelijk als er sprake is van verbetering van de woning op het gebied van isolatie en energie-efficiency. Investeringen die door de huiseigenaar worden gedaan in energiebesparing, worden dan gecompleteerd met een slimme meter.

Die proefperiode is om een aantal redenen van groot belang. Dit sluit aan bij een aantal vragen die uw Kamer heeft gesteld. Die periode is van belang om ervaring op te doen met het plaatsen van slimme meters, om indien wenselijk de eisen die aan die slimme meters worden gesteld voor de volgende periode aan te scherpen en de periode is belangrijk om te communiceren met de afnemers over het waarom van de slimme meter, de effecten daarvan en over de rechten en de plichten van de afnemer. De proefperiode is ook nodig omdat wij dan kunnen laten zien wat het betekent voor consumenten. Zij geeft mij de mogelijkheid om consumenten breed over de streep te halen. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie zal ik beslissen of de grootschalige 100%-uitrol inderdaad verantwoord is.

In mijn brief van 2 juni 2008 aan de Tweede Kamer heb ik aangegeven dat de ervaringen in de proefperiode geëvalueerd worden door de NMa. Ik heb daarbij een aantal criteria genoemd. Specifieke punten van de evaluatie in de proefperiode zijn: privacy, beveiliging, ontwikkeling van de meterkosten, kostenefficiency van de uitrol en tevredenheid van de consument. De NMa zal die monitoring periodiek uitvoeren en mij daarover informeren. Ook het Europese kader speelt in mijn afweging naar een grootschalige uitrol een rol. Vandaag heeft het Europees Parlement bekendgemaakt dat er een akkoord met de Europese Commissie is bereikt over het derde pakket liberalisering energiemarkt. Daarin wordt de uitrol van die tweeweg elektronische meters binnen tien jaar verplicht gesteld, tenzij economisch niet verantwoord. Dit vormt inderdaad een belangrijke opstap naar een slimme meet- en transportinfrastructuur. Het tweerichtingenverkeer dat mogelijk wordt met die slimme meter, is van groot belang bij de ontwikkeling van decentrale productie. Mensen die zelf energie opwekken en invoeren op het net. Dan wordt het energienetwerk interactief. Men produceert zelf en men kan per situatie overwegen op welk moment van welke producent energie wordt afgenomen.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. In tweede termijn zal ik nog spreken over de evaluatiecriteria. Dan zal ik de minister vragen daarover een brief te sturen, maar nogmaals, dat komt straks.

Minister Van der Hoeven:

U kunt mij dat ook nu vragen.

De heer Schouw (D66):

Ik vind dat de criteria niet voor een systematisch overzicht zorgen. Ook is niet duidelijk in welke mate zij bepalend zijn. U hebt bijvoorbeeld gezegd: ik gebruik de evaluatie voor de communicatie. Met de memorie van antwoord zegt u echter: ik heb de pilot vooral nodig om te kunnen nagaan wat de kosten en de opbrengsten zijn. Dat was dus uw eerste antwoord, maar nu haalt u er van alles en nog wat bij. Zo komt het althans op mij over. Daarom meen ik dat het goed zou zijn als u ons hierover een brief stuurde, maar nogmaals, hierover kom ik in tweede termijn te spreken.

Mijn punt nu is of je afhankelijk van de evaluatie een beslissing moet nemen. Stel dat de uitkomst negatief is. Kun je dan nog beslissen om de slimme meters niet in te voeren? Kun je dan nog andere type meters invoeren? Hoeveel ruimte laat de uitkomst van de evaluatie voor het vervolgtraject?

Minister Van der Hoeven:

Ik kom straks op uw verzoek terug, maar wijs er nu op dat ik op basis van de evaluatie zal bepalen of de 100%-uitrol verantwoord is. Ik luister naar de geluiden in zowel de Kamer als de samenleving. Ik luister niet alleen naar de leden van deze Kamer, maar ook naar hun collega's aan de overkant. De pilot wil ik ruim gebruiken. Ik wil daarmee helder kunnen maken wat de voordelen zijn. Ook hier kom ik nog op terug. Er zullen nog andere aspecten aan de orde komen, maar als u voornemens bent om mij in tweede termijn te vragen, hierover iets op papier te zetten, dan kan ik u nu al zeggen daar geen bezwaar tegen te hebben.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

U zei dat de Europese Commissie vandaag over het derde pakket heeft beslist en dat de tweeweg elektrische meter binnen tien jaar verplicht zal worden gesteld. Wat is het verband tussen de meter waarover wij het nu hebben en die tweeweg elektrische meter die binnen tien jaar verplicht wordt gesteld? Kan die tweeweg meter er niet komen zonder de meter die wij nu invoeren?

Minister Van der Hoeven:

Wij hebben te maken met een Europese richtlijn. Op grond daarvan is het verplicht bepaalde informatie aan consumenten ter beschikking te stellen. Tegelijkertijd wordt met het derde pakket liberalisering energiemarkt de invoering van de tweewegmeter uitgerold. Het een kan niet zonder het ander, maar je kunt dingen combineren. Uiteraard! Ik heb gesproken over het derde pakket om aan te geven in welke richting Europa werkt en waarin ook Nederland werkt. Steeds meer wordt decentraal energie opgewekt. Als je de opgewekte energie niet zelf nodig hebt, wil je die kwijt op het net. Daarvoor wil je dan wel betaald worden. Zo simpel is het. Daarvoor heb je die meter weer nodig, anders weet je niet op hoeveel subsidie je recht hebt enzovoorts. Dan heb je ook die tweewegmeter nodig.

Voorzitter. Mevrouw Kneppers stelde een aantal vragen over de consumenten. De grootste klacht van consumenten betreft het onjuist factureren en de onjuiste meterstanden. Juist de klachten daarover kunnen verholpen worden met invoering van de slimme meter. Niet voor niets is de Europese consumentenorganisatie voorstander van invoering van de slimme meter. Als leverancier kun je namelijk voor de klant een veel betere dienstverlening waarborgen, omdat de afhankelijkheid van de netbeheerder verbroken wordt. Natuurlijk betekent dat vereenvoudiging van processen en gemak voor de leverancier, maar juist daarvan profiteren de consumenten. Het is waar, de kosten voor service zijn per klant hoog, omdat de processen nog arbeidsintensief zijn. Met het leveranciersmodel is vereenvoudiging mogelijk. Als de kosten daardoor omlaaggaan, komt dat weer ten goede aan de consument.

De heer Reuten (SP):

Wat maakt de belangrijkste Nederlandse consumentenorganisatie zo anders dan de buitenlandse? De Nederlandse Consumentenbond is namelijk tegen.

Minister Van der Hoeven:

Mevrouw de voorzitter. Ik wilde dat ik het antwoord had. Ik heb gezien waarop de Nederlandse consumentenorganisatie zich richt.

De heer Reuten (SP):

Misschien zijn de huidige Nederlandse meters betrouwbaarder dan de buitenlandse.

Minister Van der Hoeven:

Maar daarop richt de argumentatie van de Consumentenbond zich niet. Die richt zich met name op de privacyaspecten. Overigens kom ik over de privacyaspecten nog te spreken.

De heer Doek zei: de slimme meter mag toch geen speeltje worden, omdat die gunstig is voor het milieu. Daar heeft hij gelijk in. De slimme meter is geen milieuspeeltje. De meter is bedoeld als service voor de consument. De meter moet een voldoende brede scope hebben op het punt van de energietransitie. Je kunt er niet alles aan ophangen. Wij denken wel aan een palet aan maatregelen op het gebied aan duurzaamheid in de gebouwde omgeving. Schoon en zuinig is daarvoor het vehikel. Daar past het gebruik van de slimme meter bij.

Mevrouw Kneppers vroeg of ik nog flankerend beleid ga ontwikkelen. Met het voorstel wordt inderdaad ingezet op gedragsverandering. Als burgers zicht hebben op het daadwerkelijke gebruik, zal niet iedereen denken: ik kan aan energiebesparing gaan doen. Wel zal iedereen zien welke kosten hij maakt. Voor een deel gaat het ook om de portemonnee. Als voor iemand zichtbaar is dat hij erg veel verbruikt, gaat hij misschien nadenken. Hij kan merken dat hij door apparatuur anders in te schakelen of door bijvoorbeeld stand-bylampjes uit te zetten, geld verdient. Die ontwikkeling zie ik wel.

Tegelijkertijd geldt dat thans de energiebedrijven werken aan allerlei maatregelen om het energieverbruik terug te dringen. Men wil de klant koning maken. Dat vind ik goed. Inderdaad, de energiesector heeft zelf ook de slimme meter nodig. Daarom meen ik dat er sprake is van een win-winsituatie.

De heer Reuten (SP):

Maar bij gebruik van de slimme meter merk je toch minder in je portemonnee wat je verbruikt dan thans het geval is. Nu is er sprake van een doorlaattoeslag. Met de invoering van het capaciteitstarief, neemt de relatie tussen kosten en verbruik af.

Minister Van der Hoeven:

Dat is niet juist. Het capaciteitstarief is een vast tarief. Dat geldt voor het transport. Tegelijk kun je zelf zien of je veel verbruikt of niet.

De heer Reuten (SP):

Dat kun je nu ook zien. Na de invoering van het capaciteitstarief is er minder mate sprake van een relatie tussen verbruik en kosten.

Minister Van der Hoeven:

Ik weet niet of ik u begrijp.

De heer Reuten (SP):

U zegt dat consumenten minder zullen verbruiken, omdat ze zien dat hun kosten oplopen, maar ik zeg dat het tegenovergestelde het geval is. Door de invoering van het capaciteitstarief is de relatie tussen verbruik en kosten minder duidelijk.

Minister Van der Hoeven:

Dat is echt niet juist. Dit is een misvatting. Het capaciteitstarief is een vast tarief. Dat betaal je voor het transport. Punt! Maar wat je verbruikt, heb je zelf in de hand. Dat is ook goed, want je kunt er wel degelijk wat aan doen hoeveel je verbruikt. Nu heb je echter ook nog een keer te maken met het probleem dat je voorschotten betaalt. Die worden achteraf verrekend. Bij een strenge winter moet je weer bijbetalen. Dat soort aspecten behoren straks tot het verleden. Als het nodig is, kan meteen bijgeschakeld worden en kan het voorschot gebruikt worden.

Mevrouw Kneppers stelde nog vragen over de goede communicatie. Op dat punt had zij gewoon gelijk. Het is ongelooflijk belangrijk dat wij die communicatie goed verzorgen. Ook de heer Doek sprak over de communicatie. Bij de informatievoorziening dient aangegeven te worden waarom wij dit willen, wat de gevolgen zijn voor de afnemers en wat hun rechten en plichten zijn. Wij gaan in ieder geval alle informatie bundelen in een brochure. Die wordt marktpartijen ter beschikking gesteld om die onder hun afnemers te verspreiden. Er wordt verder informatie verstrekt via Postbus 51, via ConsuWijzer en via Antwoord voor bedrijven. Daar kunnen de afnemers terecht met hun vragen. Ik zal verder zowel de netbeheerder als de leveranciers zeker oproepen om helder te communiceren over de operationele aangelegenheid, zodat bekend is wanneer iemand met de nieuwe situatie te maken krijgt en wat dat betekent. Die informatie moet op tijd, goed gedoseerd, regionaal en huis aan huis worden gegeven in de pilot, wanneer je tot uitrol overgaat in een bepaalde regio en later wanneer de verdere uitrol gestalte krijgt.

De heer Schouw (D66):

Ik zie het belang van communicatie, maar wanneer ga je wat communiceren? Heel veel is afhankelijk van de uitkomst van de pilot. Volgens mij kun je het grote communicatietraject pas doen als de pilot een succes is geweest.

Minister Van der Hoeven:

Daar hebt u gelijk in, maar je moet er nu in het kader van die pilot ook voor zorgen dat de aanwezige informatie beschikbaar is. Ik ben het met u eens. Pas op het moment dat je de besluiten hebt genomen over de uitrol – ik heb aangegeven dat dit afhankelijk is van de evaluatie van de pilot – krijg je het heel gericht van regio tot regio. Maar dat neemt niet weg dat je er in deze periode voor moet zorgen dat de consumenten worden voorbereid.

De heer Schouw (D66):

Je kunt ervoor kiezen om nu te communiceren: wat er ook gebeurt, er komt in elk huishouden een slimme meter. Dat zou een lijn kunnen zijn, maar u weet wat het gevolg daarvan is. Je kunt ook communiceren: wij gaan een pilot doen en als die op deze aspecten een succes is, gaan wij over tot enzovoorts. Dat is een heel andere manier van communiceren en draagvlak organiseren.

Minister Van der Hoeven:

Ja. Daar hoort nog iets bij. Wij gaan een pilot doen. Wat betekent die pilot voor u als consument wat betreft voordelen en nadelen, als u daarin meeloopt? Dat moet je doen. Dat wil ik graag ook wat breder verspreiden, zodat degenen die niet in die pilot meelopen toch die communicatie kunnen krijgen, als men dat wil. Ik ben het met u eens dat het verhaal op het moment van de uitrol komt. Je moet niet nu communiceren: wij gaan een pilot houden en dus gaan wij het doen. Wij gaan een pilot houden, daar is dat voor nodig, dat zijn de criteria waarop wij letten bij de evaluatie, maar wij geven wel breed informatie, want ik wil straks niet voor hetzelfde probleem staan.

Ik kom bij de kosten en de baten van de slimme meter. Wij hebben er in Europa samen voor gekozen dat in een aantal specifieke gevallen verplicht een op afstand afleesbare meetinrichting wordt geplaatst. Uiteindelijk gaat het om de vraag: laten wij het bij de implementatie van deze minimale variant of is het gewenst om die digitale meter grootschalig en binnen relatief korte termijn bij iedereen te installeren? Gezien de totale omvang van de vereiste investeringen, moet een zorgvuldige afweging van kosten en baten vooropstaan. Het gaat om een bedrag tussen 1 mld. en 1,5 mld., ongelooflijk veel geld. In 2005 heeft KEMA een kosten-batenanalyse opgesteld die uitwijst dat de grootschalige uitrol van de meter in korte tijd iets oplevert, namelijk zo'n 1,3 mld. netto. Naar aanleiding van een van de series schriftelijke vragen van de heer Reuten heb ik KEMA recentelijk gevraagd om nog eens te kijken naar de onzekerheidsmarges van die uitkomsten. Die analyse wijst uit dat de uitkomsten met een zekerheid van meer dan 90% positief zijn, namelijk tussen de 0,1 mld. en 2 mld. aan baten en dat de kans op een negatief resultaat heel klein is.

Ik heb nog eens heel goed gekeken naar de mitsen en maren. Dat die kosten-batenanalyse gunstig uitpakt, wordt vooral veroorzaakt door voordelen in relatie tot het belang van energiebesparing, de aanwezige besparingspotentie, de bijbehorende CO2-reductie, de vele indirecte voordelige effecten van de slimme meter voor de consument op het gebied van marktwerking, lagere kosten van switchen en verhuizen en ook het belang van de slimme meters voor de energietransitie. Die baten komen uiteindelijk ook terecht bij de burgers. Maar dit is een groot infrastructureel project. 100% zekerheid vooraf kan ik u niet geven. U weet ook dat aannames anders kunnen uitpakken, dat het gedrag van consumenten niet altijd voorspelbaar is, dus er blijft onzekerheid bestaan. Het is ook niet voor niks dat wij die proefperiode doen. In die proefperiode doen wij in die uitrol niet meer dan de richtlijn vereist. De proefperiode helpt ook om de onzekerheidsmarges te toetsen en te verkleinen en moet ervoor zorgen dat wij op verantwoorde wijze met de resterende onzekerheid kunnen omgaan. Ik denk dat wij die twee jaar inderdaad daarvoor nodig hebben.

De heer Reuten (SP):

De zogenaamde Monte Carlo-analyse is een analyse binnen de veronderstellingen van KEMA, binnen de onzekerheidsbandbreedte van KEMA; zo noemen zij dat zelf liever niet. De minister zegt zelf dat de belangrijkste component daarin, de prijsdaling als gevolg van het veranderen van leverancier niet hard is. Dat is binnen dat model van KEMA 1,3 mld. De prijsdaling is dus niet hard. Maar binnen de Monte Carlo-analyse wordt die 1,3 mld., wat gelijk is aan het totaal van de positieve waarden van het project, gewoon meegenomen.

Minister Van der Hoeven:

Ik heb twee dingen gezegd. Het eerste punt betreft datgene wat KEMA in 2005 heeft gedaan. Er is gezegd dat het circa 1,3 mld. netto oplevert. Het tweede punt is dat ik naar aanleiding van uw vraag aan KEMA heb gevraagd om opnieuw te kijken naar de onzekerheidsmarges over de uitkomsten. Dat wijst uit dat die uitkomsten met een zekerheid van 90% positief zijn. Inderdaad wordt dan een bandbreedte aangenomen tussen 0,1 mld. en 2 mld. aan baten. Dat heb ik gezegd.

De heer Reuten (SP):

Ja, dat hebt u gezegd. Maar binnen de analyse die u hebt gevraagd, speelt die 1,3 mld., waarvan u zegt dat die niet hard is, gewoon een rol. Als je die eraf zou halen, zou je op nul komen.

Minister Van der Hoeven:

Nee.

De heer Reuten (SP):

Ja.

Minister Van der Hoeven:

Nee.

De heer Reuten (SP):

Ja.

Minister Van der Hoeven:

Nee. Wij verschillen hierover echt van mening.

De heer Reuten (SP):

Kennelijk.

De voorzitter:

Mijnheer Reuten, misschien kunt u de laatste interruptie op dit punt plaatsen, want wij hebben nog een tweede termijn.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik heb misschien een wat makkelijker punt voor de minister. Toen ik haar over de pilots hoorde, dacht ik: daar wordt heel veel ingestoken. Ik zou graag zien dat zij er in tweede termijn op terugkomt. Ik had een beetje het gevoel: hadden wij die wet nu wel moeten aannemen of hadden wij niet alleen een wet voor pilots moeten aannemen? Zij doet nu net alsof – althans, zo kwam het op mij over – het ook heel goed mogelijk is dat het allemaal niet doorgaat. Ik heb een paar e-mailtjes en brieven van burgers gekregen dat, hoewel de wet nog niet is aangenomen, de netwerkbeheerder, de elektriciteitsmaatschappij, heeft gezegd: wij gaan die slimme meter plaatsen, of u dat nu wilt of niet. Als ik de minister nu goed begrijp, zouden wij kunnen antwoorden: nee, dat kan helemaal niet, want wij zijn nu met pilots bezig; netbeheerder, waar ben je mee bezig? Is dat een juiste interpretatie van mij of niet?

Minister Van der Hoeven:

Niet helemaal, als ik het eerlijk moet zeggen. Wat wij wettelijk voorschrijven en vastleggen in de wet, leggen wij verplicht op aan iedereen. Ik weet dat op dit moment netbeheerders bezig zijn met het installeren van slimme meters. Zij bellen er mensen over op. Ik weet dat op dit moment al tienduizenden van die slimme meters zijn geïnstalleerd. Sommige mensen weten helemaal niet of zij een slimme meter of geen slimme meter hebben. Wanneer een meter aan vervanging toe is, maakt een aantal netbeheerders gebruik van de mogelijkheid om een ander soort meter te installeren, maar dat is niet door de overheid bij wet opgelegd.

De heer Van Driel (PvdA):

Nog even in alle scherpte. Betekent dit dat mensen in de proefperiode tijdens die pilots zo'n slimme meter kunnen weigeren of niet?

Minister Van der Hoeven:

Ik heb aangegeven wat wij in die proefperiode gaan doen. Wij moeten in ieder geval datgene doen wat de Europese richtlijn ons voorschrijft. Daarmee doe je nu een behoorlijke dosis ervaring op. Ik heb ook gezegd dat je in het kader van de AMvB op een aantal punten kunt aangeven: het zou goed zijn als die slimme meter daar wel wordt uitgerold. Al die zaken zitten in de pilot. In de pilot zit in ieder geval datgene wat wij volgens de Europese richtlijn moeten doen.

De heer Van Driel (PvdA):

Als een meter niet per se vervangen hoeft te worden, kun je dan weigeren in de pilotperiode of niet? Daar kunt u wat mij betreft eenvoudig "ja" of "nee" op antwoorden.

Minister Van der Hoeven:

Zo eenvoudig is het niet. De vraag is wat je in die pilotperiode gaat doen. Ik heb aangegeven dat het in de pilotperiode gewoon gebeurt bij nieuwbouw, bij ingrijpende renovatie, bij reguliere vervanging en op aanvraag. Als een van die situaties van toepassing is, kun je niet weigeren.

De heer Van Driel (PvdA):

Bij een aanvraag is een weigering nooit van toepassing. Dan weiger je niet, want dan heb je de meter zelf aangevraagd. Bij renovatie en nieuwbouw kan ik mij uw standpunt ook heel goed voorstellen, daarover zijn wij het heel snel eens. Het gaat expliciet om de situatie dat er geen sprake is van een kapotte meter, van renovatie of van een aanvraag. Kan iemand dan zeggen: voorlopig niet, ik wacht de pilot af, ik wil het niet? Dat is de vraag.

Minister Van der Hoeven:

Ja, dat begrijp ik, maar op het moment dat er sprake is van reguliere vervanging ...

De heer Van Driel (PvdA):

Die dingen zijn nog nergens afgeschreven, begrijp ik, dus wat is reguliere vervanging? Wie maakt uit of reguliere vervanging nodig is? Om het anders te zeggen, bij mij thuis doet dat ding het nog prima, althans vanmorgen nog. Als er vanmiddag iemand aan de deur staat en zegt dat hij het regulier wil vervangen, dan zal mijn vrouw hoogstwaarschijnlijk zeggen: er is niets aan de hand, het ding doet het nog prima, dus niets vervangen. Kan die man dan zeggen: niets mee te maken, wij gaan dat ding gewoon vervangen, want wij vinden dat het aan vervanging toe is, of kan mijn vrouw zeggen: u kunt de boom in, u blijft buiten?

Minister Van der Hoeven:

Hoe gaat dat op dit moment? Wij zijn het eens over de nieuwbouw en de ingrijpende renovatie, dat is geen punt. Wij zijn het ook eens als er op een gegeven moment binnen die AMvB sprake is van een verbetering van de woning op het gebied van isolatie en energie-efficiency. Dat is ook geen punt, maar nu gaat het om de reguliere vervanging. In het algemeen wordt door de netbeheerder bepaald wanneer er sprake is van reguliere vervanging. Dat doet een individuele afnemer niet. Los van de slimme meter kan een klant nu ook niet zeggen dat hij helemaal niet toe is aan vervanging van die meter. Dat besluit wordt door een ander genomen.

De heer Van Driel (PvdA):

Normaliter vervangen mensen iets als het versleten is of als zij een nieuw model willen. Ik kan mij niets voorstellen bij een nieuw model van een energiemeter, maar ik kan mij wel voorstellen dat het ding gewoon kapot is en dat de energieleverancier zegt dat er een nieuwe moet komen. U zegt dat de energieleverancier dat uitmaakt. Iedereen weet dat dit hem goed uitkomt, dat is langzamerhand wel vastgesteld. Dan stellen die pilots niet veel voor, want dan wordt er toch gewoon massaal uitgerold als die energiebedrijven dat doen. Dat is dan mijn conclusie.

Minister Van der Hoeven:

Dat is inderdaad niet de bedoeling. Ik begrijp dat uw probleem vooral zit in het begrip reguliere vervanging. Ik kom hier in tweede termijn op terug. Ik zal even nadenken of ik er een slimme oplossing voor heb, want ik begrijp waar uw probleem zit.

De heer Schouw (D66):

Misschien ook voor de tweede termijn, want ik vind dat hier ook de kwaliteit van de wetgeving aan de orde is. Naar aanleiding van de vragen van de heer Van Driel interpreteer ik het zo dat het sluipenderwijs wordt ingevoerd. Als je de pilot serieus neemt, heb je een afweegmoment over een paar jaar, met go or no go, aan de hand van bepaalde criteria en dan communiceer je daarover. Dat is het antwoord dat ik dacht te hebben gekregen, maar ik vind het nu onduidelijk. Als het een pilot is, kan een leverancier nooit aan de deur kloppen en zeggen dat hij dat even gaat doen. Kan de minister aangeven wat de omvang is van de pilot, onder welke huishoudens en groepen, en hoe de beoordeling plaatsvindt? De minister moet dit niet in het midden laten, maar kiezen voor een heel duidelijke koers.

Minister Van der Hoeven:

Ik laat het niet in het midden, maar ik heb gezegd dat in een proefperiode van twee jaar alleen slimme meters verplicht worden geplaatst waar de Europese richtlijn dit voorschrijft. Dat heb ik gezegd over de proefperiode. Ik gebruik die proefperiode om het antwoord te krijgen op een aantal vragen die ik daarnet heb genoemd. Daarna ga ik kijken wat wij doen met die uitrol; of en zo ja, onder welke condities. Dat heb ik aangegeven, maar wij hebben te maken met implementatie van Europese regelgeving. In die proefperiode worden de slimme meters verplicht geplaatst waar de richtlijn dat voorschrijft. Zo simpel is het. Daar wijk ik niet vanaf en dat kunt u ook niet.

De heer Schouw (D66):

De minister zegt dat er over twee jaar een "go or no go"-beslissing komt, maar tegelijkertijd zegt zij dat zij hem wel invoert waar de richtlijn dat vereist. Dat betekent dat hij massaal wordt ingevoerd bij elk nieuwbouwproject dat vanaf volgende week wordt opgeleverd.

Minister Van der Hoeven:

Dat is ook de bedoeling. Dat staat in de Europese richtlijn.

De heer Schouw (D66):

Hoe serieus kun je dan de proef nemen? Als de proef niet slaagt, wat gaan wij dan doen? Dan is hij wel massaal overal ingevoerd. Dat is toch een beetje van twee walletjes eten.

Minister Van der Hoeven:

Met alle respect, de heer Schouw creëert nu mist, en dat ben ik niet van hem gewend. Hij is een Europeaan en hij weet dat wij op een gegeven moment die Europese regelgeving moeten doorvoeren. Dat is wat in de proefperiode gebeurt. Het gaat dan om nieuwbouw en ingrijpende renovatie. Met de heer Van Driel had ik nog een dispuut over de reguliere vervanging en daar kom ik op terug. Dat is wat de Europese regelgeving voorschrijft en dat gaan wij dus doen.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

In aansluiting op de heer Schouw stel ik de vraag of de pilot erover gaat of je het gaat doen of hoe je het gaat doen.

Minister Van der Hoeven:

De pilot gaat erover dat je gaat doen wat de Europese richtlijn voorschrijft. Dat ga je doen, want dat moet je doen. De pilot wordt verder benut om antwoord te krijgen op een aantal vragen om in een later stadium al dan niet over te gaan tot verplichte grootschalige uitrol die verder reikt dan de Europese regelgeving. In de pilot voeren wij de Europese regelgeving uit, ik kan het echt niet mooier maken.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Als mevrouw Van Driel wel meedoet en de meter laat plaatsen, doet zij dan mee aan de pilot? Zo nee, wie bepaalt wie aan de pilot meedoet?

Minister Van der Hoeven:

Iedereen die vrijwillig een meter wil plaatsen ...

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Zij deed het niet vrijwillig.

Minister Van der Hoeven:

Ik krijg toch het gevoel dat het misschien niet helemaal duidelijk is, maar dat u mij misschien ook niet wilt begrijpen, maar dat kan ik mij eigenlijk niet goed voorstellen.

De voorzitter:

Van die veronderstelling mag u hier nooit uitgaan, mevrouw de minister.

Minister Van der Hoeven:

Nee, dat is ook zo. Ik veronderstel het ook niet meer. Wij hebben een Europese richtlijn die wij moeten implementeren. In die pilotperiode implementeren wij alleen de Europese richtlijn. Dat betekent dat die slimme meters verplicht daar worden geplaatst waar de Europese richtlijn het voorschrijft. Hierover heb ik net gediscussieerd met de heer Van Driel. Daarbij bleef de vraag over wat reguliere vervanging is en ik heb aangegeven dat ik daar in tweede termijn op terugkom.

De heer Laurier (GroenLinks):

Plaatsing is één ding, maar het kan zijn dat mensen niet weten dat zij een slimme meter hebben gekregen. De tweede vraag is hoe deze wordt gebruikt als hij is geplaatst. We weten dat er nogal wat maatschappelijke onrust over is dat er in detail naar kan worden gekeken. In hoeverre zijn mensen die met zo'n meter worden geconfronteerd, daarvan op de hoogte? Wat is de voorlichting daarover?

Minister Van der Hoeven:

Ik heb hierover tot nu toe geen klachten gekregen. Ik ben het ermee eens dat wij moeten doen wat wij kunnen om de voorlichting te intensiveren. Voor een deel heb ik daar een taak in, maar de bedrijven hebben daar ook een taak in. Ik heb al aangegeven dat ik dat op mij neem in het kader van de communicatie. Ik heb voorbeelden gegeven dat ik dat zal doen. Ik zal ook contact opnemen met de bedrijven om onzekerheid, ongerustheid en onwetendheid zo veel mogelijk weg te nemen.

De heer Reuten (SP):

Ik heb nog twee punten voor de tweede termijn. Volgens mij wordt in de richtlijn alleen gevraagd om een individuele meter in te voeren als een andere meter kapot is, dus niet om een verplichte uitrol in een wijk of dat een energiebedrijf langskomt om de meter te vervangen. Dat vraagt de Europese richtlijn niet, maar dat moet u dadelijk nog maar een keer nakijken.

Het andere punt, waarvoor daarnet geen tijd meer was, is dat u in de brief van 12 februari schrijft: op mijn verzoek heeft Kema een zogenaamde Monte Carlo-analyse uitgevoerd op basis van zijn kosten-batenanalyse van 2005. In die kosten-batenanalyse van 2005 staat dat post 18 en post 19 samen 1,3 mld. zijn. Dat zit daar gewoon in. Die 1,3 mld. gaat dus over de veronderstelde daling van de energieprijzen.

Minister Van der Hoeven:

Die 1,3 mld. staat inderdaad in het Kemarapport van 2005. Dat heb ik ook aangegeven.

De heer Reuten (SP):

Op basis daarvan en van niets anders is die Monte Carlo-analyse uitgevoerd.

Minister Van der Hoeven:

Daar is een uitkomst uitgerold. Ik zal de tekst er even bij pakken. Dat lijkt mij het verstandigste, want anders zeg ik iets wat niet precies hetzelfde is. Ik zoek het antwoord dat ik net gaf en dan geef ik hetzelfde antwoord weer.

De heer Reuten (SP):

Dat is het antwoord waar wij daarnet over streden. Maar goed, in die kosten-batenanalyse uit 2005 zitten 25 posten.

Minister Van der Hoeven:

Ik heb dat gedaan, met name naar aanleiding van vragen van de heer Reuten.

De heer Reuten (SP):

U zei zelf dat die prijsdaling door "switchen" – het Engelse woord wordt hier gebruikt – niet hard is. Toen zei ik dat het niet-harde element wel in de kosten-batenanalyse zit. Dus waar staan wij nu?

Minister Van der Hoeven:

Dat heb ik aangegeven. Ik heb aangegeven dat die 1,3 mld. stond in de kosten-batenanalyse van KEMA van 2005. Daarna heb ik, naar aanleiding van uw vragen, opnieuw gevraagd om nog eens te kijken naar de onzekerheidsmarges. Die analyse wijst uit dat die uitkomsten met een zekerheid van meer dan 90% positief zijn, met tussen 0,1 mld. en 2 mld. aan baten. Dat heb ik herhaald.

De heer Reuten (SP):

Ik herhaal dat daarin het prijsdalingseffect zit, namelijk kosten-batenpost 18 en 19. Dat zit in die nagestuurde analyse.

Minister Van der Hoeven:

Er is inderdaad ook verder gekeken naar die onzekerheidsmarges.

De heer Reuten (SP):

U zegt dat het prijsdalingseffect überhaupt niet hard is.

De voorzitter:

Ik constateer dat zowel de minister als de heer Reuten zich herhaalt. Het lijkt mij goed om hier in tweede termijn op voort te bouwen als u dat wilt.

Minister Van der Hoeven:

Mijnheer Reuten, als u mij wilt vangen op die 1,3 mld., dan kan ik u zeggen dat die inderdaad niet hard zijn. Dat is ook gebleken uit het onderzoek naar de onzekerheidsmarges, dat ik heb laten uitvoeren. Dan zie je dat er een marge wordt genomen voor de baten. Die marge is tussen 0,1 mld. en 2 mld. Daar zit die 1,3 mld. ergens tussenin. U vraagt of die 1,3 mld. hard zijn en ik antwoord dat die niet hard zijn. Ik heb aangegeven wat de marge daarvan is. Ik kan het niet mooier maken.

Voorzitter. Leden van de Tweede Kamer merken in recente Kamervragen over trans-Europese netwerken, slimme meters, samen met smart grids, aan als sleutelelementen voor de omschakeling naar duurzame energieproductie. Met de zorgvuldige kosten-batenanalyse, of een extra check, en de proefperiode kan ik echt met vertrouwen zeggen dat de maatschappelijke baten zullen opwegen tegen de maatschappelijke kosten. Ik heb ook toegezegd dat ik gedurende de proefperiode de vinger aan de pols zal houden op dit punt.

Zowel mevrouw Kneppers als de heer Reuten maakte een opmerking over de ecologische gevolgen van de afvalberg van oude meters. Beiden stelden dat het rondpompen van de elektronische meetdata niet zijn meegenomen in de kosten-batenanalyse. Dat is correct. Gelet op de potentie van de slimme meter, de potentie van de smart grids, ook in relatie tot vraagrespons, en de maatschappelijke baten die op basis daarvan kunnen worden gerealiseerd, zou dit echt geen probleem behoren op te leveren. Overigens is het versturen van die grote hoeveelheden meetdata mede afhankelijk van de wensen van de klant, van wat men wil. Meetgegevens met het grootste volume – dat zijn die kwartierwaarden – worden helemaal niet verstuurd, behalve als de klant er toestemming voor geeft.

Dan kom ik op de verwerking van de oude meters. Die oude meters zorgen inderdaad voor een berg ijzer. Dat klopt. Die zou anders over twee decennia zijn verspreid, maar wordt nu in kortere tijd verzameld. Vervangingen van meters door slimme meters zijn niet anders dan reguliere vervangingen, die al plaatsvinden. Daarom is het milieueffect daarvan niet apart meegenomen in de kosten-batenanalyse en is alleen de vervroegde afschrijving daarin meegenomen. Verder hebben wij, zoals bekend, strenge regelgeving voor de verwerking van de elektronische apparatuur. Daarmee worden gescheiden inzameling en doelmatige verwerking gewaarborgd.

Er werd ook gevraagd of de consument de rekening betaalt als het project fout loopt. Het antwoord daarop is: "nee". Het tarief is voorlopig bevroren. Ook zal ik het hele traject de komende tijd nauwgezet monitoren. Het uitgangspunt is dat de nettobaten voor de maatschappij "als totaal" hoger moeten zijn dan de lasten.

Mevrouw Kneppers vroeg of de investeringen in meters niet ten koste gaan van investeringen in het netwerk. Zij heeft gelijk dat beide nodig zijn. De netbeheerders hebben reserveringen gedaan voor investeringen in meters. Die meters dragen op termijn juist bij aan het vermijden van kosten in het transportnet. Dat is het punt waar het om draait. Bureaus zoals CapGemini hebben niet voor niets becijferd dat tegen 2020 zo'n 50 mld. aan vermeden investeringen wordt gerealiseerd met de slimme meter en vraagrespons. Dat heeft ermee te maken dat je pieken kunt afvlakken. Dan heb je dus minder investeringen nodig om piekbelas­tingen in opwekkingscapaciteit op te vangen. Dat is een van de voordelen voor de netbeheerder.

Mevrouw Kneppers vroeg ook wat de winst is van slimme meters in combinatie met decentrale opwekking, welke investeringen netbeheerders moeten doen, wat hun belang daarbij is en hoe het precies zit met de leveranciers. Ik zie veel winst bij de invoering van de slimme meter, omdat wij meteen een relatie kunnen leggen met de decentrale opwekking, net zoals mevrouw Kneppers deed. De potentie wordt ook groter als het gebruik van de slimme verder wordt uitgebreid. Wij werken overigens op dit moment aan de ontwikkeling van de slimme netwerken, of smart grids. Dat is de Engelse term voor "slimme netwerken". Slimme meters zijn de eerste stap op weg naar een slim netwerk. De introductie van die slimme netwerken gaat overigens echt niet vanzelf. Daar zal behoorlijk wat nieuwe technologie voor moeten worden ontwikkeld en geïmplementeerd.

Met het capaciteitstarief wordt een gewaarborgde inkomstenstroom verzekerd, waardoor ook de investeringen in het net zijn verzekerd. Zoals ik ook heb gemeld in het Energierapport, gaat een taskforce aan de slag die een visie ontwikkelt op deze ontwikkelingen. Die visie moet een gecoördineerde actie mogelijk maken die aansluit op wat er in Europa gebeurt. In de loop van dit jaar zal die taskforce zijn visie uitbrengen. Daar horen uiteraard ook de antwoorden op de door de senatoren gestelde vragen bij. Overigens is er geen sprake van concurrentie voor netbeheerders. Ze zijn tenslotte geen producent, maar faciliteren het transport van elke afnemer op het net. Tot zover de kosten-baten.

Dat brengt mij tot het onderdeel privacy bij de slimme meter. Daar zijn veel vragen over gesteld door alle woordvoerders van de Kamerfracties. Ik ben het zeer met hen eens dat het waarborgen van de privacy ongelooflijk belangrijk is. In het oorspronkelijke wetsvoorstel waren daarom al een aantal waarborgen opgenomen. De heer Van Driel vroeg waarom het College Bescherming Persoonsgegevens in zo'n laat stadium is gevraagd om advies over het wetsvoorstel. Ik heb dat advies gevraagd onder andere naar aanleiding van vragen van de Consumentenbond. Op dat punt heb ik een toezegging gedaan aan de Tweede Kamer. Op basis daarvan heb ik de waarborgen getoetst en aangescherpt. Die wettelijke verplichting om het CBP in te schakelen, geldt alleen voor wetsvoorstellen die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens. Er was geen sprake van een adviesverplich­ting. Achteraf gezien, had ik dat echter wel eerder kunnen doen. Dat geef ik graag toe.

De heer Van Driel vroeg ook of het CBP het wetsvoorstel aan Europese regelgeving heeft getoetst. Het antwoord is: "ja". De Wet bescherming persoonsgegevens geeft namelijk ook uitvoering aan het door artikel 8 EVRM beschermde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De Wbp is een uitvloeisel van artikel 10 van de Grondwet. In dat artikel wordt ook het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer erkend. Artikel 10 vereist ook dat de wet regels stelt ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. Die wet is de Wet bescherming persoonsgegevens. In artikel 8 EVRM en artikel 17 van het IVBPR is het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer ook gewaarborgd. De in die verdragen gebruikte term "privéleven" heeft dezelfde betekenis als de term "persoonlijke levenssfeer" in de Grondwet. Via de toetsing aan de Wbp is ook getoetst aan de Europese regelgeving. Die advisering heeft inderdaad geleid tot een regeling omtrent de door de slimme meter gegenereerde meetgegevens. Er is vastgelegd wie wanneer over welke gegevens mag beschikken.

De heer Van Driel (PvdA):

De redenering van de minister klinkt logisch, maar toch heb ik een vraag. Iemand van het CBP die mij voorlichtte, heeft heel expliciet gezegd dat het CBP dit niet daaraan heeft getoetst. Hoe kan dat? Ik begrijp dit niet. Voor alle helderheid, ik wijs niet met de vinger naar de minister. Haar redenering komt overeen met hetgeen ik in dit kader heb gezegd, maar dat zou dan weer niet het geval zijn.

Minister Van der Hoeven:

Ik heb dat op deze manier laten uitzoeken, want ik wist uiteraard niet dat u dat ging vragen. Ik heb onder meer laten uitzoeken wat de relatie tussen de Wbp en artikel 8 EVRM is. Die relatie is er. Wij hebben dus niet alleen naar de Nederlandse wet gekeken, want met de Wbp wordt uitvoering gegeven aan artikel 8 EVRM.

De heer Van Driel (PvdA):

Dus het is waterdicht, zegt u?

Minister Van der Hoeven:

Volgens mij wel.

Voorzitter. Ik heb al aangegeven dat de zorgvuldige regeling ook ergens toe heeft geleid. De verwerking van de verbruiksgegevens mag alleen binnen de grenzen van de Wbp en het EVRM. Dit betekent dat verbruiksgegevens alleen mogen worden verwerkt als deze gerelateerd zijn aan wettelijk voorgeschreven taken, of als de afnemer expliciete toestemming heeft gegeven. De netbeheerder beheert de toegang tot de meetinfrastructuur en stelt ook de data ter beschikking aan de partijen die daarvoor toestemming van de afnemer hebben. Op die manier autoriseert de netbeheerder de toegang tot de betreffende meetdata. Met die tussenstap wordt een zorgvuldige en eenduidige bewaking van de toegang gewaarborgd.

De netbeheerder heeft meetdata nodig voor de uitvoering van zijn wettelijke netbeheertaken. De leverancier heeft meetdata nodig in relatie tot de energielevering en de facturering. Tevens heeft hij de data nodig om te voldoen aan zijn wettelijke informatieplicht. Op grond van het EVRM moet het recht op verwerking van data proportioneel zijn. Omdat de kwartierdata voor de leverancier niet strikt noodzakelijk zijn, is hiervoor expliciete toestemming vereist. Zowel leveranciers als netbeheerders zijn daarbij op grond van de Wbp gehouden tot het nemen van passende technische en organisatorische maatregelen om de gegevens te beschermen tegen verlies en enige vorm van onrechtmatig gebruik.

De heer Schouw (D66):

Het punt van de kwartierdata begrijp ik, maar ik begrijp nog steeds niet wat de netbeheerder aan de uurdata heeft. Stel dat de netbeheerder korting gaat geven aan de afnemer voor het gebruik van het net als de netbeheerder de gegevens krijgt. Wat moeten wij daarvan vinden? Je kunt op je vingers natellen dat dit gaat gebeuren.

Minister Van der Hoeven:

Wij willen graag de prijzen omlaag hebben voor de consument. Daartegen heeft vermoedelijk niemand bezwaar.

De heer Schouw (D66):

Dat is mijn punt niet. Mijn punt is dat de consument met een korting wordt verleid om privacygevoelige gegevens beschikbaar te stellen. Daar moeten wij op letten.

Minister Van der Hoeven:

Ja. U kunt echter niet ontkennen dat de netbeheerder de data nodig heeft, omdat hij zijn wettelijke taken moet uitvoeren. Voor andere doeleinden moet expliciete toestemming worden gegeven. U hebt mij wel op een idee gebracht. Ik denk dat het heel goed is dat ik in de communicatie met de netbeheerders en de leveranciers in elk geval opneem dat bij aangeboden kortingen expliciet moet worden aangegeven dat daarvoor iets van afnemer vereist is. Als de afnemer weigert, dan houdt het op. Er mogen ook geen dingen worden gevraagd die in feite niet nodig zijn. U hebt mij echter wel op het idee gebracht dat ik daar in de communicatie met de netbeheerder en de leverancier extra aandacht aan moet geven.

De heer Schouw (D66):

Ik zie het liever nog iets anders. Ik vind eigenlijk dat de netbeheerder niet aan de consument mag vragen om gegevens af te staan in ruil voor bijvoorbeeld € 3 korting per maand. Als wij dat zo gaan doen, is sprake van een perverse werking van het systeem. Daarvoor ben ik bevreesd.

Minister Van der Hoeven:

Ik kan mij voorstellen dat u daar bevreesd voor bent. Ik ga er echter ook van uit dat afnemers en consumenten weten wat zij doen en dat consumenten zelf in de gaten houden waaraan zij willen meewerken. Ik heb al aangegeven welke actie ik zal ondernemen in de richting van de leveranciers en de netbeheerders.

De heer Laurier (GroenLinks):

Wij hebben op 13 maart jongstleden een brief gekregen van Netbeheer Nederland. Ik wil het even helder hebben. De toestemming voor het bewaren van detailgegevens geldt alleen voor de kwartierstaten elektriciteit en de uurstaten gas, maar de leverancier heeft sowieso inzicht in de dagstaten. Daarbij is geen sprake van eventuele toestemming. Dat heb ik toch goed begrepen?

Minister Van der Hoeven:

De leverancier moet alleen die data krijgen die hij nodig heeft voor het leveren van energie en de facturering en om te voldoen aan zijn wettelijke informatieverplichting. Meer niet.

De heer Laurier (GroenLinks):

Ik citeer de brief: "De leverancier mag de dagstanden van zijn klanten inzien. Dat is van belang voor het vaststellen van switchen of verhuizen," – overigens gebeurt dat niet iedere dag – "het opmaken van de jaarnota en voor het terugkoppelen van de gebruiksgegevens van de klant." Daar leid ik uit af dat de leverancier ten alle tijden de dagstanden kan inzien. Dit geldt zelfs als het incidentele zaken betreft, zoals verhuizing. Dat is alleen maar relevant op het moment dat het aan de orde is.

Minister Van der Hoeven:

Dat klopt, maar de twee grootste klachten van de consumenten hebben te maken met de juiste facturering en het bij een verhuizing niet goed afhandelen van de oude rekening. Op deze manier wordt hiervoor een oplossing geboden. Het is van belang dat wij dit zo blijven doen. Overigens betreft de kwartierwaarde de elektriciteit en de uurwaarde het gas. De netbeheerders zijn overigens natuurlijk niet degenen die korting kunnen aan de afnemers geven. Als zij dat zouden doen, dan zouden zij eigenlijk onderscheid maken tussen de afnemers, en dat is niet de bedoeling.

De heer Schouw (D66):

Data, zeker persoonsgegevens, vertegenwoordigen een bepaalde commerciële waarde. Die kunnen ergens terechtkomen. Je kunt de klant verleiden om die data af te staan door korting te geven op bijvoorbeeld een energierekening.

Minister Van der Hoeven:

Het gaat hierbij om de netbeheerders, niet om de leveranciers.

De heer Schouw (D66):

De kosten van de netbeheerder worden toch op een bepaalde manier aan de consument doorberekend?

Minister Van der Hoeven:

Op het moment dat de netbeheerders korting geven aan consumenten, wordt eigenlijk een onderscheid gemaakt tussen de afnemers. Dat is anders dan wanneer leveranciers op een gegeven moment een ander type contract kunnen aanbieden; dat is geen punt. Maar de netbeheerders kunnen dat niet. Ik had uw vraag zo-even niet helemaal goed begrepen, maar nu wel.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Hierover ging mijn vraag ook. Ik dacht: begrijp ik het nu niet meer? Die netbeheerder heeft immers geen enkel belang daarbij.

Minister Van der Hoeven:

Wij hebben zonet even langs elkaar heen gesproken. Ik denk dat wij dit nu hebben rechtgezet.

Voorzitter. De heer Van Driel heeft specifiek gevraagd naar mogelijke inbreuken op artikel 8 EVRM. Ik denk dat het goed is om elk misverstand over die verplichte installatie uit de weg te ruimen. Ik ontken niet dat de verplichte installatie van een slimme meter een inbreuk kan betekenen op de persoonlijke levenssfeer. Het is een instrument waarmee gebruiksgegevens worden verwerkt. Gebruiksgegevens zijn persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. Dit betekent niet dat op basis van artikel 8 EVRM een verplichte grootschalige uitrol van slimme meters niet mag. Er moet wel worden nagegaan of het doel dat met wetgeving wordt nagestreefd, gerechtvaardigd is en niet met minder inbreuk makende maatregel kan worden bereikt. Daarom ben ik in de richting van de Consumentenbond en in mijn reactie op het rapport van de Universiteit van Tilburg uitgebreid ingegaan op de noodzaak voor die grootschalige uitrol van de slimme meter. De verplichte installatie is een maatregel die leidt tot verwerking van persoonsgegevens en kan daarmee worden gezien als een inbreuk op artikel 8 EVRM. Het is echter noodzakelijk om de gerechtvaardigde doelen van het wetsvoorstel te bereiken. Daarmee voldoet het aan de noodzakelijkheidstoets van het EVRM, zodat verplichte installatie uiteindelijk niet in strijd is met artikel 8 EVRM. Dit betekent dat sprake is van een gerechtvaardigde inbreuk.

De Consumentenbond heeft een brochure opgesteld met tien fundamentele rechten betreffende privacy. Ik onderschrijf die punten. Het wetsvoorstel voorziet op alle door de Consumentbond genoemde punten in de nodige waarborgen. Ik betreur de bestaande zorgen. Die worden deels veroorzaakt door een gebrek aan informatie en onjuiste informatie. Ik hoop dat een goede communicatie – waarvoor ik zoals toegezegd inspanningen zal verrichten – die vrees zal wegnemen.

De heer Reuten vroeg of ik de door de Consumentbond genoemde schending van de privacy onbeduidend acht. Schending van de privacy is nooit onbeduidend. Juist daarom moeten wij de bescherming optimaal waarborgen, wat ik doe in dit wetsvoorstel. Slimme meters voldoen aan de eisen van de Wet bescherming persoonsgegevens, in samenhang met de gestelde grenzen in het EVRM.

Mevrouw Kneppers vroeg of elk bedrijf dat actief is op het gebied van energiebesparing, expliciet toestemming van een afnemer nodig heeft om de beschikking te krijgen over kwartier- en uurwaarden. Ja, een derde heeft voor alle meetgegevens – dus niet alleen voor de kwartier- en uurwaarden – de expliciete toestemming van de betreffende afnemer nodig.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Dat vroeg ik niet want dat wist ik al. Ik vroeg of elk bedrijfje dat brood denkt te kunnen verdienen met het leveren van diensten, van een netbeheerder gratis die gegevens kan krijgen als de afnemer toestemming heeft gegeven.

Minister Van der Hoeven:

Dat was de volgende vraag en het antwoord daarop is: ja. In het wetsvoorstel wordt inderdaad geregeld dat kwartier- en uurwaarden kosteloos ter beschikking moeten worden gesteld door de netbeheerder, mits inderdaad de toestemming daarvoor is gegeven. Dit hangt samen met het streven om de energiebesparingsadviezen zo veel mogelijk te faciliteren. Voor gerichte adviezen is een gedetailleerd inzicht in het verbruik noodzakelijk. Gegevens met een andere frequentie zijn overigens niet gratis. Ik vind het terecht vindt dat anderen geld verdienen met de kwartierwaarden waar de netbeheerder die kosteloos moet verschaffen en daarvoor investeringen moet doen. Ik hoor wel eens de zorg dat de leveranciers niet gebaat zouden zijn bij het stimuleren van energiebesparing. Als dat al zo zou zijn – zij hebben ook doelstellingen binnen Meer Met Minder – is dat juist een reden om de meetdata beter beschikbaar te maken. "Als de klant het wenst" blijft daarbij altijd het uitgangspunt. Zo wordt de besparingspotentie vergroot. Wanneer de afnemer een leverancier of een besparingsadviesbureau daarvoor toestemming heeft gegeven, is er een recht op gratis toegang tot de ruwe data van de op afstand afleesbare meter. De investeringskosten van de netbeheerder voor het uitrollen van de slimme meter en de kosten van het verzamelen en ter beschikking stellen van de ruwe meetdata worden gedekt door de gereguleerde meettarieven die de afnemers betalen. De kosten worden dus al betaald door de aangeslotenen. Het zou niet terecht als de netbeheerder die kosten nogmaals in rekening kan brengen bij de leverancier of dienstenaanbieder.

De heer Schouw (D66):

Ik heb toch een bijna huishoudelijke vraag. Dat het energiemanagement van een huishouden verloopt via de netbeheerder, de leverancier en de energieconsulent, lijkt een grote omweg. Ik moest denken aan het dashboard van bijvoorbeeld de Toyota Prius. Daarop zit een metertje waarop je kunt zien wat je verbruik is. Waarom staat in al die stukken niet het fenomeen van een intelligent energiedashboard? Als overheid zou je verplicht kunnen stellen dat de consument in de keuken of in de gang kan zien wat hij verbruikt. Waarom moet het zo omslachtig via een website en een energieadvies? Waarom gaat het niet directer? Die huishoudelijke vraag brandde eigenlijk al de hele tijd op mijn lippen.

Minister Van der Hoeven:

Dit is wel een beetje in tegenspraak met alle eerdere vragen die de heer Schouw heeft gesteld. Het valt onder de andere dingen, de toeters en bellen, die je aan de slimme meter kunt hangen.

De heer Schouw (D66):

De minister maakt een perfecte opmerking voor mij om op te reageren. Het gaat niet om toeters en bellen. De Europese regelgeving is bedoeld om het huishouden een knop te geven waaraan men kan draaien om het energiegebruik te beïnvloeden. Vandaar de term "individuele meter". Daar wil ik naar terug. Het gaat dus niet om de toeters en bellen maar om de basics. Als wij niet uitkijken, vergeten wij die.

Minister Van der Hoeven:

Die zal ik zeker niet vergeten. In het kader van de AMvB kom ik terug op eisen waaraan zo'n slimme meter "basic" moet voldoen. Er kunnen mogelijkheden voor de consument aan worden toegevoegd, maar daar hoort bij dat je dan meer gegevens afstaat en krijgt.

Mevrouw Kneppers vroeg ook of ik bekend ben met de pilotprojecten van de netbeheerders. De heer Van Driel stelde eigenlijk dezelfde vraag, maar dan anders geformuleerd. Alle netbeheerders hebben pilots lopen. Zij checken op alle mogelijke punten of de meter voldoet: betrouwbaarheid, beveiliging, prestatie, tevredenheid van de klant. Ik weet ook dat de Universiteit van Amsterdam in 2008 een aantal meters uit de proefprojecten heeft getest. Netbeheerders testen overigens in deze fase expres allerlei verschillende meters. Dit soort pilotprojecten zijn bedoeld om kinderziektes eruit te halen, zodat slechte systemen en meters weg worden gefilterd. De consument moet inderdaad niet met iets worden opgezadeld waaraan hij niets heeft. Overigens is in 2008 ook de meter van Alliander uitgebreid getest door een onderzoeksinstituut van de Universiteit Twente. Die meter heeft het allerhoogste beveiligingspredicaat gekregen. Uit de resultaten van de proefprojecten van de netbeheerders heb ik begrepen dat op dit moment de beveiliging van het dataverkeer tussen meter en centrale server al op orde is. Op het moment dat de eerste meters op grond van de wet worden geplaatst, zal de beveiliging een niveau kennen dat gelijkwaardig is aan het elektronisch betalingsverkeer. Ik hecht daar zeer aan en zal er nauwlettend op toezien dat het wordt gerealiseerd.

De heer Laurier vroeg hoe het zit met de bewaartermijnen. Per aansluiting worden de laatste dertien maandstanden en 40 dagstanden bewaard. De netbeheerder bewaart de detailwaarden van de laatste tien dagen. Er wordt een informatiecode opgesteld waarin wordt geregeld hoe lang meetgegevens bewaard worden. In de ministeriële regeling met betrekking tot die informatiecode zal ik de strikte grenzen aangeven. Die moeten zodanig zijn dat voldaan wordt aan wat de Wet beveiliging persoonsgegevens van ons vraagt.

Zowel de heer Van Driel als de heer Laurier als de heer Schouw heeft gevraagd of er geen kop wordt gezet op Europese regelgeving. Is dat niet jammer, is dat geen hoofdzonde?

De heer Van Driel (PvdA):

Ik merk dat de minister haar beantwoording over de privacy heeft afgerond, maar ik heb toch nog een vraag. Ik hoef haar niet ui te leggen dat het voor veel mensen een emotioneel onderwerp is. Soms zo emotioneel, dat ik mij afvraag of het nog in verhouding staat tot. Mijn vraag was daarom wat er gebeurt als mensen glashard zeggen: die meter komt er bij mij niet in. Ik schaar het maar even onder de privacykwestie. Die mensen zeggen namelijk dat hun privacy door die meter in het geding is. U hebt overigens betrekkelijk overtuigend aangetoond dat het allemaal wel meevalt, moet ik zeggen, maar goed, die mensen denken daar anders over. Wat gebeurt er dan?

Minister Van der Hoeven:

Ik kom nog terug op wat de reguliere vervanging precies inhoudt. Stel, stel ...

De heer Van Driel (PvdA):

Nee, ik bedoel wat er over twee jaar gebeurt, als de wet is aangenomen. De pilots zijn dan achter de rug enzovoort.

Minister Van der Hoeven:

Oké, later dus. Ik denk dat het heel goed is dat we in die proefperiode nagaan of en wanneer we de verplichting opleggen. Ik neem uw vraag dan graag mee. Eerlijkheidshalve moet ik wel zeggen dat het in de lucht houden van twee systemen ongelooflijk veel geld kost. Dat weet u ook. Ik zie echter uw zorgen. Die zorgen kunnen met name na de proefperiode opspelen. Aan de andere kant vraag ik mij af waarom het niet mogelijk zou zijn om door gerichte informatie over hoe het werkt 95% van de mensen over de streep te trekken. Dan kom ik dus ook bij u uit. Daar begint het dan mee.

De heer Van Driel (PvdA):

Als een politica, een politica zoals deze minister zegt "wij nemen het mee", hoeft zij mij niet meer te vertellen waar het eindigt. Ik wil gewoon van u horen dat die persoon dan afgesloten wordt of wat dan ook. Als dat zo is, moet u dat antwoord op deze vraag gewoon geven.

Minister Van der Hoeven:

Als het zo is, ja. Wij zijn het eens over wat er in de proefperiode gebeurt, dus daar hoef ik niets meer over te zeggen. Daar moet aan meegewerkt worden. Uw vraag is wat er in de periode daarna gebeurt. In het uiterste geval biedt de wet de mogelijkheid tot strafrechtelijk optreden. Ik ga er alleen vanuit dat dit niet nodig zal zijn. Wij praten in ieder geval over veel later, over de periode na de proefperiode en over de manier waarop wij de uitrol na de proefperiode gaan uitvoeren.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik geloof u direct, maar even voor de duidelijkheid: wat betekent strafrechtelijk optreden? Betekent dat een boete, betekent het dat je wordt afgesloten of je huis uit wordt gezet? Wat betekent dat?

Minister Van der Hoeven:

U wil nu al regelen ...

De heer Van Driel (PvdA):

Nee, het kan voorkomen. Ik heb mails gekregen van mensen die zo emotioneel waren dat zij zeiden: dat ding komt er bij mij niet in. Dat is mijn enige reactie. Wat betekent dat dan?

Minister Van der Hoeven:

Zoals ik al zei, is de netbeheerder – dan heb ik het nog niet over de consument – na de proefperiode en mits wij het besluit hebben genomen om een grootschalige uitrol uit te voeren, verplicht om een meter op te hangen die voldoet aan de eisen uit de AMvB. Dat staat in de wet. Dan is de afnemer ook verplicht om mee te werken.

De heer Schouw (D66):

Dan geeft u hier en nu eigenlijk de garantie dat tot we besluiten over de definitieve uitrol, het geen verplichting is voor de mensen die niet willen.

Minister Van der Hoeven:

Behalve als dat past binnen de Europese richtlijn, zoals wij hebben besproken, maar nu gaan wij het debat herhalen. In de Europese richtlijn staat ...

De heer Van Driel (PvdA):

U geeft geen straight antwoord. U moet zeggen: "dat gebeurt niet" of: "het kan strafrechtelijke consequenties hebben". Welke? € 25 boete? Dan zullen mensen zeggen: als ik er met een boete van € 25 van af ben, heb ik dat er graag voor over. Wordt die boete elke week verhoogd? Wat betekent dat?

Minister Van der Hoeven:

Ik zal u daar in tweede termijn antwoord op geven, goed?

Ik ga terug naar de proefperiode. Zoals gezegd, voeren wij dan de Europese richtlijn uit. Dat is verplichte aansluiting en verplichte installatie bij nieuwbouw, grootschalige renovatie en reguliere vervanging. Ik heb aan de heer Van Driel uitgelegd wat "reguliere vervanging" betekent. Daarna, dus na de proefperiode, komt zijn vraag aan de orde. Daar kom ik op terug.

Ik ga terug naar de vraag over de kop op de Europese regelgeving. Die was ik begonnen te beantwoorden. Er zijn verschillende kwalificaties aan gegeven en vragen over gesteld, zoals: hebben wij niet voldoende aan individuele meters, is het een hoofdzonde en is er nu echt sprake van een kop? In de richtlijn staat dat er individuele meters ter beschikking worden gesteld die het actuele energieverbruik nauwkeurig weergeven. De huidige analoge meters voldoen niet aan die laatste eis, want die geven alleen maar een statische eindstand aan. Tezamen met de eis dat de leverancier de afnemer moet informeren over het actuele verbruik is er sprake van een slimme meter. De komende proefperiode beschouw ik ook niet als een kop, want de richtlijn verplicht gewoon tot de uitrol van slimme meters in al die gevallen die ik heb genoemd. Alleen voor reguliere vervangingen geldt een voorbehoud, zoals ik heb vermeld, namelijk dat het economisch en technisch mogelijk moet zijn de besparingen op de lange termijn te regelen. Die moeten in verhouding staan tot de investering. Daar is de proefperiode voor. Verder blijkt uit de geest van de richtlijn dat lidstaten worden opgeroepen om het maximale te doen, ook om de stimulering van de energie-efficiency nader gestalte te geven. Wat dat betreft is er geen verschil van mening.

Ook is gevraagd wat de meter eigenlijk kon en of die eigenlijk wel slim genoeg was. Er wordt een aantal eisen aan gesteld. Die moeten in evenwicht zijn met de ambities op het gebied van de transitie naar een duurzame energiehuishouding en de mogelijkheid om vraag en aanbod intelligenter te sturen dan nu aan de ene kant en de noodzakelijke ruimte voor innovatie, de behoefte van consumenten aan maatwerk, de kosten van additioneel verplichte functionaliteiten en privacyaspecten aan de andere kant. De mate van slimheid wordt bepaald door verbetering van de dienstverlening aan de klant. Het stimuleren van energiebesparing dankzij inzicht in gebruikspatronen helpt de ontwikkeling richting een duurzame energiehuishouding, faciliteert beter netbeheer en helpt de kosten te reduceren.

De ontwerp-AMvB is in voorbereiding en komt in het kader van de voorhangprocedure naar u toe. Daarin staat wat de slimme meter minimaal moet kunnen. Je moet inderdaad naar een flexibel energiesysteem. Daarover ben ik het eens met al diegenen die erover hebben gesproken. De slimme meter bevordert de actieve rol van de consument en het slimme meetsysteem dat nu wordt ontwikkeld, is geen belemmering voor de markttransitie. Ik heb gezien dat alle eisen, inclusief de door de Tweede Kamer gewenste opties, worden ondersteund door de ontwikkelde Nederlandse industriestandaard: de NTA 8130. Zij wordt in Europa en de Europese Commissie beschouwd als voorbeeld. Het is een evolutietraject, zeg ik met name tegen de heer Van Driel. Door de wijze waarop de functionaliteiten worden gerealiseerd, vrij te laten, beoog ik inderdaad voldoende ruimte te laten voor innovatie. In de AMvB moeten wij duidelijk maken hoe wij het voorlopig gaan doen, anders kan de industrie niet aan de slag. Zo simpel is het. Na de evaluatie moeten wij nagaan wat er moet gebeuren om de verbetering te borgen. De vraag van de heer Van Driel in het laatste deel van zijn bijdrage kan ik op deze manier positief beantwoorden.

Ik kijk in de ontwerp-AMvB wat de nadelen zijn. De functionele eisen moeten rekening kunnen houden met – ik citeer uit uw werk – eventueel toekomstig toegevoegde waarden zoals het sturen van decentrale opwekking.

De heer Schouw (D66):

Op dit blokje wil ik nog even ingaan, want het lijkt mij goed voor het debat dat het duidelijk wordt. Mijn opvatting is dat uit de Europese richtlijn het plaatsen van een individuele meter voortkomt. Dan kom ik terug op het interruptiedebatje van daarnet. Die meter is eigenlijk het dashboard dat je in huis moet hebben. Dat is wat Europa voorschrijft. U hebt er wellicht om legitieme redenen een andere invulling aan gegeven en die heet "slimme meter". Zo is het toch ongeveer?

Minister Van der Hoeven:

In de richtlijn staat: individuele meters die het actuele energieverbruik nauwkeurig weergeven. Op dit moment hebben wij analoge meters en die voldoen daar niet aan. Tegelijkertijd is de eis gesteld dat de leverancier de afnemer moet informeren over dat actuele gebruik. In feite is de individuele meter een slimme meter.

De heer Schouw (D66):

Dat betekent dat de individuele meter ook een digitale individuele meter kan zijn. Het had toch ook zo kunnen zijn dat de consument één keer per maand de meetgegevens opgeeft aan de leverancier?

Minister Van der Hoeven:

Ja, maar dan is de meter niet meer op afstand leesbaar. Het is niet voor niets dat de Nederlandse industriestandaard die al ontwikkeld is, de NTA 8130, in Europa en door de Europese Commissie wordt gezien als een voorbeeld.

De heer Schouw (D66):

Als laatste op dit punt ...

Minister Van der Hoeven:

Ik krijg een beetje het gevoel dat wat de heer Schouw nu zegt daaraan iets afdoet. Ik denk dat dat toch niet de bedoeling kan zijn.

De heer Schouw (D66):

Dan draait het op het punt van het op afstand leesbaar zijn. Volgt dat nu een-op-een uit de Europese richtlijn, ja of nee?

Minister Van der Hoeven:

Op afstand leesbaar is nodig om het actuele energieverbruik nauwkeurig weer te geven, om te kunnen ingrijpen en tegenover de consument te kunnen aangeven dat zijn voorschot te hoog is en dergelijke. Als de meter namelijk niet op afstand leesbaar is, blijf je te maken houden met het feit dat de meteropnemer de meterstand moet komen opnemen.

De heer Schouw (D66):

Maar het volgt niet een-op-een uit de Europese regelgeving en het is uw beleidsmatige keuze. Dat is ook heel legitiem, maar als u die keuze maakt, mag u zich niet verschuilen achter Europese regelgeving. De individuele digitale meter volgt uit Europese regelgeving. U zet daar een kop bovenop.

Minister Van der Hoeven:

Nee, een individuele digitale meter is de slimme meter. Het is ook niet voor niets dat in Europa op dit moment gewerkt wordt met de Nederlandse industriestandaard die hier is ontwikkeld. Dat is een voorbeeld. Het kan dus niet zo zijn dat je minder gaat doen.

De heer Laurier (GroenLinks):

Wij hebben het nu over de individuele meter in Europese context. Laten wij nu heel realistisch zijn. Er zijn landen waar het verschijnsel van de individuele meter nog niet bekend is. Toen ik mijn eerste woning betrok in de jaren zeventig zaten wij ook met tien woningen op één elektriciteitsmeter. Is het nu niet de essentie van het Europese voorstel dat men dat probeert te bereiken? Dat wij daar allerlei prachtigs bij bedenken, is tot daaraan toe, maar het ligt er wel allemaal bovenop.

Minister Van der Hoeven:

Nee, ik denk dat dat echt niet juist is. Het is ook niet voor niets, zoals ik daarnet ook al heb gezegd, dat juist in het derde pakket liberalisering energiemarkt, waarover vandaag een akkoord is bereikt tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie, de verplichting is aangescherpt. Die verplichting is dat er bidirectionele elektronische meters voor 80% van de huishoudens geïnstalleerd dienen te zijn voor 2020. Dan hebben wij het dus over de tweewegs elektronische meters. Dit wetsvoorstel voldoet daaraan. Dat is onze slimme meter.

De heer Van Driel (PvdA):

U kunt mij over de slimme meter van alles wijsmaken. Ik zeg niet dat u dat wilt of doet, maar het kan, want als ik de NTA 8130 wil doorgronden, had ik ooit iets anders moeten gaan studeren. Het enige wat ik vraag, is of u kunt zorgen voor een brief van TNO – want die organisatie vertrouw ik – waarin staat dat dit toekomstvast is en dat wij hiermee een aantal jaren vooruit kunnen. Je kunt niet vijftien of twintig jaar vooruitzien, maar dan zou ik een beetje geruster zijn. Ik trek uw woorden niet in twijfel, maar ik kan ze niet overzien.

Minister Van der Hoeven:

Ik vind dat een terechte vraag. Eigenlijk vraagt u om een geruststellingsbrief, als ik het zo mag noemen. Ik zal dat aan TNO vragen en die brief ook voegen bij de Algemene Maatregel van Bestuur, zodat die een onderdeel van de discussie kan zijn.

De heer Reuten (SP):

Ik vraag de minister om ons in de tweede termijn een tekst voor te lezen uit de Europese richtlijn waarin staat dat het een digitale meter moet zijn en dat die op afstand uitleesbaar moet zijn.

Minister Van der Hoeven:

Als de heer Reuten dat wil, zal ik dat doen.

De heer Reuten (SP):

Heel fijn!

Minister Van der Hoeven:

Overigens is het ook zo dat de ontwikkelingen niet stilstaan. Ik heb daarnet nogmaals aangegeven dat die bidirectionele elektronische meter, die door het Europees Parlement in overeenstemming met de Europese Commissie wordt voorgesteld, onze slimme tweewegmeter is.

Ik denk dat ik de vragen van de heer Van Driel of de AMvB kan meegroeien met de innovatie hiermee beantwoord heb. Ik zal TNO overigens sowieso betrekken bij de definitieve vormgeving van de AMvB, los van de vraag naar de geruststellingsbrief.

De heer Van den Berg vroeg of ik als er toch bezwaren zijn in verband met de privacy bereid ben om de mogelijkheid te bieden van een individuele losse meter met afleesvenster, dat direct inzicht geeft in het actuele energieverbruik. De eis is dat die meter het actuele energieverbruik weergeeft en informatie geeft over de tijd waarin sprake was van daadwerkelijk verbruik. De huidige meters voldoen daar niet aan. De andere verplichting uit de richtlijn is dat de leverancier frequent genoeg actief informatie over het actuele verbruik aan de consument stuurt. In de praktijk kan alleen maar met een op afstand uitleesbare meter serieus aan deze bepaling worden voldaan.

De heer Van den Berg (SGP):

Dat begrijp ik allemaal, maar ik heb begrepen dat meters in ontwikkeling zijn die wel centraal afleesbaar zijn, maar alleen de gegevens over het verbruik doorgeven, niet meer en niet minder, dus een eenkanalig systeem, waardoor je tegemoet zou komen aan de gemoedsbezwaarden die zeggen dat dit geen inkijkje betekent in hun privacy.

Minister Van der Hoeven:

Ja, maar dat staat een beetje haaks op de vragen die uw collega's stellen over de mogelijkheden van de slimme meter. U wilt dit eigenlijk zo beperkt mogelijk doen. Dat verdraagt zich toch niet helemaal met elkaar. Ik kan niet op uw verzoek ingaan als ik tegelijkertijd de vragen van uw collega's positief beantwoord.

De heer Van den Berg (SGP):

Wij hebben als collega's weinig verschil van mening. Het gaat om mensen die een zo principieel bezwaar hebben dat u tot vervolging moet overgaan. Dat je voor die mensen een alternatief biedt dat toch tegemoetkomt aan hun ernstige bezwaren, moet naar mijn idee in dit land mogelijk zijn. Dus ik deel helemaal de bezwaren van de collega's en ik ben blij dat u daaraan tegemoetkomt, maar er zullen altijd mensen zijn die het te ver vinden gaan. Dat zijn er niet zoveel. Bied aan hen dan een alternatief.

Minister Van der Hoeven:

In antwoord op andere vragen heb ik aangegeven dat ik in de AMvB op een aantal punten nader zal ingaan. Volgens mij kan datgene wat u vraagt echt niet, maar ik ben wel bereid om dat te bekijken. Ik zal bij degenen die de AMvB ontwikkelen en bij TNO in ieder geval ook de vraag neerleggen, maar ik denk dat het niet kan.

De heer Van den Berg vroeg ook of innoverende technieken kunnen worden uitgevoerd zonder aanpassing van de wet. Het wetsvoorstel schrijft voor dat de meter moet voldoen aan een aantal nader te bepalen eisen. Dat is ook in de AMvB, die op korte termijn wordt voorgehangen. Daarin wordt in ieder geval de minimale functionaliteit van de slimme meter vastgelegd. Ik wil in ieder geval dat je de wijze waarop je die functionaliteit realiseert moet vrijlaten, want dan laat je voldoende ruimte open voor innovatie. De vraag die u daarnet hebt gesteld, neem ik mee, maar ik ben bang dat ik geen antwoord voor u heb.

Er zijn ook vragen gesteld over de straling. De heer Reuten vroeg of de Gezondheidsraad om advies kan worden gevraagd over de mogelijke stralingseffecten van de slimme meters. Hij vroeg ook om wetten en regels aan te passen. Ik weet dat er consumenten zijn die aangeven gezondheidsproblemen te ondervinden door de straling van installaties voor mobiele communicatie. Ik heb signalen gekregen dat er bij dezelfde mensen ook zorgen zijn over de installatie van een slimme meter in huis. De communicatietechnologie die wordt toegepast voor het communiceren met de slimme meter is een keuze van de netbeheerder. Er zijn verschillende alternatieven. Een van die alternatieven, waarvan naar verwachting veel gebruik zal worden gemaakt, is communicatie via het vaste elektriciteitsnet, dat er al is.

Ook het vaste telefonie- en kabelnetwerk is er al. Mobiele technieken als GPRS kunnen worden toegepast. Over het laatste is eerder een publiek debat geweest in het kader van de installatie van antennes voor mobiele communicatie. Vorige week is het jaarverslag van de Gezondheidsraad gepubliceerd. Daaruit blijkt dat er geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor schade voor de gezondheid die wordt veroorzaakt door draadloze netwerken. Er is geen schade aangetoond op de korte termijn en geen schade op de lange termijn. Die effecten zijn ook nooit gevonden bij niveaus van blootstelling die in de woonomgeving worden veroorzaakt door antennes van basisstations of draadloze computernetwerken. De Wereldgezondheidsorganisatie deelt deze opvatting. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding om hieraan specifieke acties te verbinden. Ik zeg wel graag toe dat ik dit thema in het kader van de pilots nauwkeurig zal volgen.

De heer Reuten (SP):

Dit ligt bij de Gezondheidsraad toch iets anders. Volgens de raad is er geen oorzakelijk verband te leggen tussen straling en de klachten. De raad stelt echter niet dat deze klachten niet bestaan en stelt ook niet dat de klachten niet door straling zouden kunnen worden veroorzaakt.

Minister Van der Hoeven:

Uit het jaarverslag van de Gezondheidsraad blijkt dat er geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor gezondheidsschade van draadloze netwerken. Dit geldt voor zowel de korte als de lange termijn. Ik heb echter al gezegd dat ik tijdens de pilot dit aspect in ieder geval zal volgen. Ik zal dit onderwerp daarin expliciet meenemen.

Dit brengt mij bij het capaciteitstarief. De regeling tot invoering van het capaciteitstarief is een wijziging van bestaande regelingen. Zij is gebaseerd op reeds geldende bepalingen in de Elektriciteitswet. Ik kan mij voorstellen dat er hierbij sprake was van een zekere vorm van verrassing. Toch waardeer ik ook de opmerking van de heer Van Driel. Hij stelde dat de Kamer op dit punt de hand ook in eigen boezem mag steken. De planning was erop gericht, het capaciteitstarief te verwerken in de transporttarieven van 1 januari 2009. Die regeling is op 8 april 2008 voorgehangen bij zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer. Op 4 juli 2008 is deze regeling gepubliceerd. Om twee redenen hebben wij op deze manier gepland. In de eerste plaats gaat het daarbij om uitvoeringstechnische redenen. Er moet namelijk een jaar zitten tussen de invoering van het capaciteitstarief en de implementatie van het leveranciersmodel. Dit heeft te maken met de uitfasering in twaalf maanden van het oude factureringssysteem. In de tweede plaats zou met uitstel van de invoering van het capaciteitstarief tot na aanname vandaag van de voorliggende wetsvoorstellen, het leveranciersmodel pas in 2011 gerealiseerd kunnen worden. Dat vond ik geen gewenste ontwikkeling.

De invoering van het capaciteitstarief is inderdaad geen onderdeel van het voorliggende wetsvoorstel. Met het capaciteitstarief stappen wij echter af van het variabele transporttarief dat is gebaseerd op het verbruik. Er ontstaat een vaste kostencomponent die is gebaseerd op de grootte van de aansluiting. Het garandeert een vaste inkomensstroom die de netbeheerder nodig heeft. Door invoering van het capaciteitstarief is ook de ketenafhankelijkheid verbroken tussen netbeheerder en leverancier. Hierdoor kunnen de administratieve processen in de energiemarkt sterk worden vereenvoudigd.

Het probleem dat zich hierbij voordoet, ligt op het vlak van de compensatie. Wij moeten een aantal zaken met elkaar regelen, maar wij moeten ook ongewenste effecten voorkomen. Bij de invoering van het capaciteitstarief zijn direct een aantal compensatiemaatregelen genomen voor de grootste groep afnemers en de huishoudens met een normale aansluiting. Het was bekend dat afnemers met een zware aansluiting en laag verbruik meer zouden gaan betalen. Dat is ook door mij gemeld in eerdere brieven. Gelet op de kosten van het piekverbruik van deze afnemers, is het terecht dat zij meer betalen voor het transport van de elektriciteit. Dit komt voor een deel overeen met de filosofie achter het capaciteitstarief.

Er bleken bij de invoering echter ook ongewenste effecten op te treden die wij niet hadden voorzien of anders hadden ingeschat. Er was sprake van onredelijke financiële nadelen voor afnemers, maar ook van nadelige effecten op het terrein van duurzaamheid en de benutting van warmte. Deze problemen hebben wij alsnog in beeld gebracht. waar die onredelijk uitpakten, is gecompenseerd. Wij hadden deze zaken uiteraard al direct in beeld willen hebben, maar dat is niet gebeurd. Ik kan daaraan nu niets meer doen.

Het gaat hierbij om heel specifieke vormen van compensatie, bijvoorbeeld om de groep afnemers waarbij sprake is van een aansluiting zonder verblijfsfunctie. Hieronder vallen bijvoorbeeld de gemeenschappelijke aansluitingen in wooncomplexen. Daarbij is geen sprake van recht op compensatie. Hierbij speelt de systematiek van de Wet belastingen op milieugrondslag. Daarin wordt namelijk onderscheid gemaakt tussen aansluitingen met en aansluitingen zonder verblijfsfunctie. Daarvoor is eerder, samen met de Kamers, bewust gekozen. Daarna werd het capaciteitstarief ingevoerd. Afnemers werden gecompenseerd via de heffingskorting. Aansluitingen zonder verblijfsfunctie liepen dat, door de systematiek waarvoor was gekozen, uiteraard mis. Ik heb hierover op verzoek van de Tweede Kamer gesproken met mijn collega van Financiën. Wij hebben daarvoor een oplossing gevonden die wordt meegenomen in het Belastingplan 2010.

Voor een tweede groep afnemers, die zich overvallen voelen en die tijd nodig hebben om na te gaan of de bestaande zware aansluiting wel nodig is, hebben wij een overgangsregeling toegezegd. Daarmee kom ik deze afnemers financieel tegemoet. Dit wordt geregeld in een wetsvoorstel. Afnemers krijgen een compensatie van de netbeheerders. Deze compensatie wordt inderdaad gedekt uit een beperkte opslag op de transporttarieven. De NMa zal gedurende de lopende reguleringsperiode de besparingen die het gevolg zijn van het marktmodel, direct doorberekenen in een lager tarief voor de afnemers.

De derde groep betreft mensen met warmtepompen. Het was voorzien dat zij vaak een hogere aansluitwaarde hebben dan noodzakelijk is. Dit wordt veroorzaakt door elektrische bijverwarming. Wij hebben besloten om ook die groep te compenseren. Afnemers die op dit moment een bestaande warmtepomp hebben, kunnen echt geen rekening houden met een aantal zaken. Ik heb dus besloten om aan hen de mogelijkheid te bieden om gebruik te maken van een aanschafsubsidie. Op die manier worden de groepen afnemers met onvoorziene ongewenste effecten voor een belangrijk deel tot helemaal gecompenseerd.

De heer Van den Berg vroeg waarom wij dit niet betalen uit de 30 mln. en waarom hiervoor een opslag van het tarief nodig is. Ik kan mij voorstellen dat hij dat vraagt. Het is wel degelijk mijn bedoeling dat er bij de vaststelling van de transporttarieven rekening wordt gehouden met deze besparingen. De besparingen als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief vallen deels bij de netbeheerders en deels bij de leveranciers. De NMa moet in de loop van dit jaar vaststellen hoeveel bij de netwerkbedrijven wordt bespaard. Daarom worden in het aangekondigde wetsvoorstel twee dingen tegelijk geregeld. In de eerste plaats worden de kosten van de overgangsregeling een op een via een beperkte opslag op de transporttarieven gedekt. In de tweede plaats wordt geregeld dat de NMa tussentijds met de gerealiseerde besparingen rekening kan houden bij het vaststellen van de transporttarieven. Gedurende een lopende reguleringsperiode kunnen besparingen dus worden doorberekend in een lager tarief. Dit betekent dat bij de vaststelling van de transporttarieven voor 2010 expliciet rekening zal worden gehouden met de besparingen van de netbeheerders als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief. Enerzijds zullen de transporttarieven in 2010 licht stijgen als gevolg van de opslag, anderzijds zullen de transporttarieven 2010 dalen als gevolg van de door de NMa aangewezen kostenbesparingen als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief bij de netbeheerders. Op deze manier wordt de 30 mln. "verwerkt".

De heer Doek (CDA):

Ik heb een vraag over de tegemoetkoming van € 119,62 rond de aansluitingen zonder verblijfsfunctie, dus voor liften en dergelijke zaken. Het geld ervoor moet via het belastingplan worden geregeld. Dit gaat pas in per 1 januari 2010, want het gaat via het Belastingplan 2010. Betekent dit, dat deze mensen over 2009 gewoon het hogere transporttarief moeten betalen zonder compensatie? De minister heeft de gegevens hierover wellicht nu bij zich. Als zij die ons nu geeft, hoeft het straks niet meer te worden opgezocht.

Minister Van der Hoeven:

Inderdaad treedt dit pas op 1 januari 2010 in werking. De fiscale compensatie met terugwerkende kracht is niet mogelijk, omdat je dan ook het tarief voor de energiebelasting per 1 januari 2009 zou moeten verhogen. Dat heeft weer een nadelige uitwerking voor de overige gebruikers. Een belastingplichtige moet er immers op kunnen rekenen dat de belasting die hij betaalt niet achteraf nog eens wordt verhoogd. Zowel de sector als de overheid heeft deze tijd nodig om de wijzigingen te kunnen doorvoeren die het gevolg zijn van die maatregelen. Daarom wordt dit meegenomen in het Belastingplan 2010. Dat treedt inderdaad pas op 1 januari 2010 in werking. Ik kan het niet mooier maken.

De heer Doek (CDA):

Ik zei al dat het geknutsel was en daar blijf ik ook bij. Als dit wordt opgenomen in het belastingplan 2010, wordt het dan alleen begrensd voor het jaar 2010 of geldt het ook voor volgende jaren?

Minister Van der Hoeven:

Het is voor het jaar 2010.

De heer Doek (CDA):

Het is dus een eenmalige tegemoetkoming?

Minister Van der Hoeven:

Ja.

De heer Doek (CDA):

Dat staat niet in de brief.

Minister Van der Hoeven:

Het is een overgangsregeling.

De heer Doek (CDA):

Mensen worden dus slechts eenmalig tegemoetgekomen?

Minister Van der Hoeven:

Het is een overgangsregeling. Wij moeten nog bezien op welke manier wij dit in het belastingplan gaan verwerken. Ik kan hier niet op vooruit lopen, want dit is een zaak die ook mijn collega De Jager aangaat.

Het capaciteitstarief is een transporttarief, een capaciteitsafhankelijk transporttarief ter vervanging van het verbruiksafhankelijke transporttarief. Het capaciteitstarief is een vast bedrag per jaar. Wij praten overigens over 2010 en 2011. De kosten van de overgangsregeling worden gedekt door een tijdelijke opslag op het capaciteitsafhankelijke transporttarief.

De belastingvermindering waarover de heer Doek sprak, is iets anders: deze wordt structureel, dat is althans de bedoeling.

De heer Doek (CDA):

Ik heb ook gevraagd wat de minister bedoeld met "substantieel nadelig nota-effect".

Minister Van der Hoeven:

Daar kom ik straks over te spreken.

Ik keer even terug naar de fiscale compensatie. Ik hoop dat ik een en ander voldoende heb verduidelijkt. De fiscale compensatie geldt per 1 januari 2010. Dit jaar kunnen aansluitingen zonder verblijfsfunctie niet worden gecompenseerd via de energiebelasting. Ik heb aangegeven op welke manier wij dit gaan dekken. Dit betekent dat het fiscale gebeuren per 1 januari 2010 structureel geregeld wordt.

De heer Doek vraagt naar het substantieel nadelig nota-effect. Ik heb in mijn brief van 11 maart aangegeven dat ik uitga van een forfaitaire regeling op basis van de doorlaatwaarde van de aansluiting en het standaard jaarverbruik van de afnemer. Er is gekozen voor drempelbedragen om te voorkomen dat er onnodige administratieve lasten ontstaan en dat er veel lage bedragen moeten worden uitgekeerd. Ik ben uitgegaan van de volgende drempelbedragen: voor afnemers met een doorlaatwaarde van 3 x 35A € 50, voor afnemers met een doorlaatwaarde van 3 x 50A € 75, voor afnemers met een doorlaatwaarde van 3 x 63A € 100 en voor afnemers met een doorlaatwaarde van 3 x 80A € 120 per jaar.

Dan de vraag over de eerbiedigende werking van aansluitingen zonder verblijfsfunctie. Ik begrijp dat de heer Doek zoekt naar de effectiefste oplossing. Het was inderdaad mogelijk geweest om aansluitingen zonder verblijfsfunctie ook tijdelijk volledig te compenseren via de energiebelasting. Echter, dan zouden de meeste aansluitingen zonder verblijfsfunctie wel heel zwaar overgecompenseerd worden via de energiebelasting. De Tweede Kamer heeft nadrukkelijk aangegeven dat dit niet de bedoeling is. Bovendien zou deze maatregel geen effect hebben gehad voor afnemers met een zwaardere aansluiting en een laag verbruik. Het is terecht dat afnemers hiervoor ook betalen als zij dat nodig hebben. Nogmaals, via de overgangsregeling wil ik afnemers de gelegenheid geven om na te gaan of zij de doorlaatwaarde van hun aansluiting niet kunnen verlagen. Ook voor woningen met een warmtepomp biedt het tijdelijk behandelen van aansluitingen zonder verblijfsfunctie als aansluiting met een gebruiksfunctie geen oplossing. Woningen met een warmtepomp hebben immers een verblijfsfunctie en dreigen door een zwaardere aansluiting en een lager energieverbruik er toch op achteruit te gaan. Ik denk dat ik met de huidige oplossing zo veel mogelijk aan alle vragen tegemoetkom.

De heer Doek vroeg voorts naar de kosten van het onderzoek. Hij vond dit een heikel punt. Het is een misvatting dat door het verlagen van de doorlaatwaarde van een aansluiting altijd een onderzoek door een installateur nodig is. Het komt nogal eens voor dat mensen in een pand wonen dat vroeger een bedrijfsbestemming had. Vaak is men zich helemaal niet bewust van een zwaardere aansluiting. Tot nu toe was dat ook helemaal geen probleem. Er waren immers geen of slechts geringe meerkosten aan verbonden. Als sprake is van normaal huishoudelijk gebruik en geen apparaten met een hoog stroomverbruik zoals een lasapparaat of een elektrische hoofdverwarming gebruikt worden, dan kan de afnemer zonder nader onderzoek de doorlaatwaarde van zijn aansluiting laten verlagen. Als er twijfel is, is het wenselijk om een installateur in te schakelen. De netbeheerder kan alleen constateren dat er sprake is van een zwaardere aansluiting en een relatief laag verbruik. Hij heeft geen zicht op leefwijze of op apparatuur achter de meter en kan dus ook niet beoordelen of de afnemer de doorlaatwaarde ook echt nodig heeft. Er zijn kosten verbonden aan een onderzoek, dat klopt. Het gaat om een bedrag tussen € 100 en maximaal € 150. Een afnemer moet zelf laten nagaan of en door wie hij dit onderzoek wil laten uitvoeren. In overleg met de energiebedrijven en de installatiebureaus zal ik een lijst van apparaten of combinaties van apparaten opstellen die een onderzoek door een installateur wenselijk maken, opdat afnemers zelf beter kunnen beoordelen of een dergelijk onderzoek nodig is.

De heer Schouw vroeg of ik mogelijkheden zie om samen met de Vereniging Eigen Huis te zoeken naar oplossingen die meer tegemoetkomen aan haar wens. De aangekondigde maatregelen komen tegemoet aan de groepen afnemers met ongewenste effecten. De meeste gemeenschappelijke aansluitingen in een wooncomplex hebben een doorlaatwaarde van maximaal 3 x 25A. Dan gaat het om verlichting in gangen, trappenhuizen, portieken en garageboxen. Een hogere compensatie via de energiebelasting, zoals de Vereniging Eigen Huis vraagt, leidt tot een substantiële overcompensatie voor de afnemers. De Tweede Kamer heeft nadrukkelijk uitgesproken dat dit niet de bedoeling moet zijn. Om die reden zie ik geen mogelijkheid om aan verdere eisen tegemoet te komen.

Dan kom ik bij het leveranciersmodel. Dit biedt één helder aanspreekpunt voor de klant. Nu is de leverancier nog afhankelijk van de netbeheerder voor het bieden van oplossingen aan de klant. Straks kan hij dat zelfstandig uitvoeren. Er wordt veel minder afstemming vereist. Ik denk dat dit een goede oplossing is en een goede faciliteit biedt voor de klant om op deze manier zijn problemen sneller neer te leggen. Het wordt geïntroduceerd voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas. Voor deze kleinverbruikers int de leverancier namens de netbeheerder de reguliere transporttarieven die de kleinverbruiker verschuldigd is. De leverancier sluist deze bedragen door naar de netbeheerder. De leverancier is hét aanspreekpunt voor de consument ten aanzien van facturen, meterstanden, dienstverlening en de levering van energie. In het leveranciersmodel zijn niet de bedragen meegenomen die de netbeheerder eenmalig in rekening brengt bij de kleinverbruiker, bijvoorbeeld in verband met aansluiting. Ook bij afspraken over fysieke werkzaamheden aan de infrastructuur blijft de netbeheerder het aanspreekpunt.

De heer Van den Berg vroeg of dit betekent dat de leverancier alle vragen met betrekking tot de netbeheerder zelf met de afnemer moet communiceren. Bij voorkeur wel, dit voorkomt dat iemand van het kastje naar de muur wordt gestuurd. Alleen als de leverancier anders buiten zijn verantwoordelijkheden zou treden, moet hij doorverwijzen. Denk aan eenmalige netwerkactiviteiten die door de netbeheerder worden uitgevoerd, aan de kostenopgave voor netaanpassingen, aan afspraken met de netbeheerder en dat soort zaken meer.

Ik heb al aangegeven dat de kosten voor eenmalige werkzaamheden niet door de leverancier worden gefactureerd, maar door de netbeheerder zelf.

Voorts vroeg de heer Van den Berg hoe het zit met de naheffing in het leveranciersmodel. Als niet het volledige bedrag is gefactureerd, dan is het niet-gefactureerde bedrag niet bevrijdend betaald. De leverancier kan het restant binnen een termijn van twee jaar na levering van de betreffende dienst alsnog in rekening brengen. Het recht om een bedrag in rekening te brengen, vervalt pas na twee jaar na levering van die dienst. Binnen die termijn kan de leverancier een naheffing in rekening brengen. De heer Van den Berg vroeg ook in hoeverre de afnemer zich kan beroepen op een uitspraak van de leverancier jegens de netbeheerder. De leverancier is het eerste aanspreekpunt, dat klopt. Als de leverancier vragen krijgt die bij de netbeheerder horen, moet hij die doorsturen. De afnemer mag er in beginsel van uitgaan dat de leverancier correctie informatie wordt verstrekt. Als achteraf blijkt dat die informatie niet juist was, kan de afnemer de leverancier daarop aanspreken.

De vraag of de netbeheerder gebonden is door uitlatingen van de leverancier, heeft een civielrechtelijk karakter. Die situatie is niet geregeld in dit wetsvoorstel. Er verandert dus niets ten opzichte van de huidige situatie.

De heer Van den Berg heeft ook gevraagd of ik bereid ben om in de ministeriële regeling op te nemen dat de informatiecode moet voorzien in effectieve procedures voor correctie van onjuiste procedures. Ja, dat zal ik doen.

Hij vroeg ook of ik bereid ben om in de informatiecode waarborgen op te nemen dat administratieve procedures geen belemmering vormen voor de keuzevrijheid van leveranciers en andere dienstverleners. Dat is een terecht punt. Ik zal dit algemene uitgangspunt meenemen bij het opstellen van de informatiecode.

Verder verwees de heer Van den Berg nog naar artikel 57. Een of meer marktpartijen kunnen blijkbaar verplicht worden opgedragen, een voorstel tot wijziging van de informatiecode op te stellen en in te dienen bij de NMa. Hij vroeg waarom dat moet en waarom niet volstaan wordt met een tot de marktpartijen gericht vrijblijvend verzoek. Artikel 57, tweede lid geeft bevoegdheden. De Raad kan zelf een ontwerpbesluit maken en in procedure brengen, maar kan ook vragen om een voorstel voor te bereiden en in te dienen. Dat wordt gevraagd aan een representatief deel van de in artikel 54, eerste lid bedoelde onderneming, dus niet aan een of twee marktpartijen. De reden voor deze tweede stap ligt in de formulering "representatief deel van de onderneming". Het is denkbaar dat partijen er niet uitkomen, terwijl een acuut probleem in de markt vraagt om een snelle oplossing. Daarom kan niet worden volstaan met een vrijblijvend verzoek. Ik vind het belangrijk dat voorstellen tot wijziging van de informatiecode primair door een representatief deel van de in artikel 54 genoemde ondernemingen worden gedaan. Als zij er binnen de gestelde termijn niet uitkomen, kan de Raad zelf actie ondernemen. Ik hoop dat dit de indieners aanzet tot het voortvarend omgaan met een verzoek van de Raad.

De heer Van den Berg vroeg ook of de NMa het indienen van een voorstel voor een informatiecode strafrechtelijk kan afdwingen. De NMa stelt de informatiecode vast. Uitgangspunt is dat de vaststelling geschiedt op basis van een voorstel van betrokken partijen. Na ontvangst kan de NMa de betrokken partijen vragen, het voorstel aan te passen. Als dat niet gebeurt, heeft de NMa de bevoegdheid het voorstel zelf aan te passen. Dat is geregeld in artikel 56 van de Elektriciteitswet en in artikel 24 van de Gaswet. Blijft een voorstel helemaal uit, dan kan de NMa ook zelf een wijziging van de informatiecode opstellen en worden de betrokken ondernemingen daarover gehoord.

De verjaringstermijn bedraagt twee jaar. Als een leverancier factureert voor de netbeheerder regelt het wetsvoorstel in artikel 95 dat de verjaringstermijn twee jaar bedraagt. Het kan ook zijn dat een leverancier zijn eigen kosten factureert. Daarover wordt niets geregeld en gelden dus de algemene regels van het burgerlijk recht. Op dat punt verandert er dus niets.

De heer Doek vroeg terecht naar een toezegging van minister Wijn tijdens de behandeling van de Wet onafhankelijk netbeheer om de vervaltermijn van facturen van netbeheerders te vervangen door een verjaringstermijn. Hij merkte op dat door het aannemen van het amendement-Hessels/Samsom die toezegging niet volledig nagekomen wordt. Hij vindt dat ik mij in de Tweede Kamer anders had moeten uitlaten. Deze discussie loopt al lang. Ik heb er in de Tweede Kamer op gelet dat de toezegging aan uw Kamer gestand zou worden gedaan en wil nu graag naar het eindresultaat kijken. Voor gefactureerde netbeheerderstarieven voorziet het wetsvoorstel in een verjaringstermijn van twee jaar. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de wens van uw Kamer, voorzitter. Anders dan uw Kamer beoogde, heeft deze verjaringstermijn de vervaltermijn niet vervangen. Door aanvaarding van het amendement van de leden Hessels en Samsom geldt een combinatiemodel. Facturen moeten binnen twee jaar worden verstuurd en voor tijdig verzonden facturen geldt vervolgens een verjaringstermijn van eveneens twee jaar. Dit combinatiemodel vind ik een verbetering ten opzichte van de situatie waarin alleen een verjaringstermijn zou gelden. De vervaltermijn prikkelt een tijdige facturering. Dat voorkomt dat hoge facturen na afloop van veel jaren op een onverwacht moment toch aan de afnemer in rekening kunnen worden gebracht. Dat is dus gunstig voor de consument. De voor tijdig verzonden facturen geldende verjaringstermijn waarborgt dat betaling ook na afloop van die termijn veiliggesteld kan worden, omdat de leverancier deze termijn inderdaad kan opschuiven, bijvoorbeeld indien de afnemer in een schuldhulpverleningstraject zit en betaling niet binnen de verjaringstermijn van twee jaar plaatsvindt. Ik zag geen redenen om die amendering te ontraden omdat de voordelen van beide termijnen gecombineerd worden. Ik vind dit een verbetering van het wetsvoorstel.

De heer Doek herinnerde mij aan mijn toezegging bij de Warmtewet om in overleg met de minister van Justitie te komen tot een stroomlijning van de bepalingen rond consumentenbescherming. Dat heb ik gedaan. Ik zal ook kijken naar de Energiewet en naar de Gaswet. Ik zal u daarover schriftelijk informeren.

De SEO schrijft dat na splitsing de netbeheerder vervalt in ouderwets monopoliegedrag zonder oriëntatie op de klant. De heer Doek vroeg wat ik ga doen om dat te voorkomen. De distributienetten blijven in publieke handen. Daarmee regelen wij de netwerkkwaliteit en de leveringszekerheid. Het beheer van de energienetten vormt inderdaad een monopolie. Om ervoor te zorgen dat de klant ook in een monopoliesituatie goed wordt bediend, hebben wij het reguleringsbeleid en het toezicht van de Energiekamer. Er wordt op toegezien dat er efficiënt wordt gewerkt en dat misbruik van de monopoliepositie wordt voorkomen. De Energiekamer kijkt met name naar de ontwikkelingen op de gas- en elektriciteitsmarkt. Er wordt ook gekeken of bij netwerkbedrijven sprake is van klantonvriendelijk gedrag en of ingrijpen nodig is.

Er is gevraagd of er keuzevrijheid is bij de slimme meter. Ja, er zijn diverse opties. Verschillende leveranciers kunnen meters aanbieden. Die moeten minimaal voldoen aan de wettelijke eisen en kunnen ook additionele functies hebben. Men kan daarvoor kiezen. Ik heb hier al eerder over gesproken.

De heer Reuten heeft mij de gelegenheid geboden om iets te zeggen over het uitvoeren van moties die door de Kamer zijn ingediend. Ik ben het met hem eens dat moties uitgevoerd dienen te worden, mits gedekt en dus uitvoerbaar!

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 19.20 uur tot 20.05 uur geschorst.

Naar boven