Aan de orde zijn de stemmingen over het wetsvoorstel Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie
van de universele postdienstverlening (Postwet 20..) (30536), en over:
- de motie-Schouw c.s. inzake het overleggen
van een herijkte visie over het beleid rond de verhouding markt en overheid
aan de Eerste Kamer in de loop van dit jaar (30536, letter
U).
(Zie vergadering van 17 maart 2009.)
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer Elzinga (SP):
Voorzitter. Ondanks uitstel kwam er helaas geen afstel. De regering wil
toch doorgaan met de implementatie van de Europese postrichtlijn. Wij dreigen
weer eens voorop te lopen, terwijl veel Europese landen mogelijk niet zullen
volgen. Ik heb in het debat wel een belangrijke en spijkerharde toezegging
genoteerd, namelijk dat als de liberalisering van de postmarkt doorgaat, de
nieuwe postbedrijven binnen zes maanden een fatsoenlijke cao moeten hebben
afgesproken daar zij anders 100%-arbeidsovereenkomsten zullen moeten
toepassen die in elk geval de bescherming van de wettelijke, minimale arbeidsvoorwaarden
en omstandigheden garanderen. Mijn fractie is echter van mening dat de wetgever
hoe dan ook de wettelijke, minimale arbeidsvoorwaarden moet afdwingen, ook
als er geen verdere liberalisering plaatsvindt, en wel direct. De waarschuwingen
die de vakbeweging en de SP vanaf het begin hebben laten horen, blijken terecht.
Waarvoor gevreesd werd, dat de concurrentie vooral op de arbeidsvoorwaarden
zal plaatsvinden, blijkt bewaarheid te worden. De dreigende loonsverlaging
voor postbodes met 15% is voor mijn fractie een onacceptabel gevolg
van deze wet. De SP-fractie zal dan ook tegen stemmen.
De heer Schouw (D66):
Mevrouw de voorzitter. Namens de fractie van D66 en de OSF merk ik het
volgende op. Wij hebben vorige week hier een groot aantal bedenkingen ten
aanzien van deze wet geuit. Die bedenkingen blijven wij houden. Wij vinden
dat er onvoldoende Europees speelveld is en dat met deze wet onvoldoende nationale
concurrentie tot stand komt. Naar de opvatting van de fracties van D66 en
de OSF is de marktwerking met deze wet onvoldoende gewaarborgd. Derhalve zullen
wij tegen stemmen.
De heer Laurier (GroenLinks):
Voorzitter. Naar de mening van mijn fractie is doorvoering van dit laatste
stukje liberalisering in het kader van de Europese afspraken nu niet nodig.
Wij zien in Europees verband verschillende speelvelden. Daarnaast is er voor
mijn fractie het ernstige bezwaar dat de concurrentie zich vooral lijkt te
voltrekken op het gebied van de arbeidsvoorwaarden. Storend in het afgelopen
debat vond mijn fractie de wijze waarop de discussie over het wettelijk minimumloon
verliep. Naar onze mening behoort het wettelijk minimumloon gegarandeerd te
worden door de overheid en niet afhankelijk gesteld te worden van afspraken
tussen de sociale partners. Derhalve zal mijn fractie tegen dit wetsvoorstel
stemmen.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de
SGP, D66, de OSF, de SP, de PvdD en de Fractie-Yildirim tegen dit wetvoorstel
hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.
Het woord is aan de heer Schouw.
De heer Schouw (D66):
Mevrouw de voorzitter. Op het aller-, aller-, allerlaatste moment van
het debat van vorige week heeft de staatssecretaris gezegd dat hij de motie
graag wil uitvoeren. Wij kunnen dat registreren onder de toezeggingen. De
motie wil ik dan ook intrekken.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Schouw (30536, letter U) is ingetrokken, maakt zij
geen onderwerp van behandeling meer uit.