Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod) (30657), en over:

- de motie-Engels c.s. inzake het voorshands niet indienen van wetsvoorstellen voor een uitbreiding van de bevoegdheden van de burgemeester (30657, letter G).

(Zie vergadering van 30 september 2008.)

De voorzitter:

Ik heet de minister van Justitie van harte welkom in dit huis, en geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Engels (D66):

Voorzitter. Wij hebben vorige week het debat over het wetsvoorstel gevoerd, waarbij vele argumenten zijn uitgewisseld. Ik heb namens een aantal fracties buitengewoon kritische geluiden laten horen. Ik heb ook aangegeven dat wij desondanks open staan voor wat in het debat passeert en voor de uitwisseling van argumenten die heeft plaatsgevonden. Ik heb beide ministers opmerkingen horen maken in reactie op een aantal vraagpunten. Ik moet eerlijk zeggen dat in ieder geval mijn fractie niet op alle punten overtuigd is of wij echt de goede weg inslaan, maar gelet op het verloop van het debat kan ik aangeven dat mijn fractie vóór dit wetsvoorstel zal stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Dölle (CDA):

Voorzitter. Wij hadden aangekondigd, in tweede instantie te zullen terugkomen op de motie; dat is nu deze stemverklaring geworden. Wij hebben tijdens het debat al gezegd dat de motie wat ons betreft in een zeer ver verwijderd verband stond tot het eigenlijke onderwerp, namelijk de terugdringing van huiselijk geweld. Wij hebben ook gemeend dat wat de motie vroeg eigenlijk materieel overbodig was, en in zekere zin de positie van de Eerste Kamer overstijgt, daar waar de motie een uitspraak doet over het gedrag dat de regering dient te vertonen ten aanzien van de Tweede Kamer waar het gaat om het indienen van wetsvoorstellen. Het is om die reden dat wij de motie niet zullen steunen. Wel hadden en hebben wij sympathie voor de gedachte dat wij geen extra taken aan de burgemeester moeten opdragen, zonder dat daarover een fundamentele discussie plaatsvindt.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. Hoewel de motie tot niet meer dan een formele uitspraak van de Kamer ter zake kan leiden, spreken onze fracties vertrouwen uit in de toezegging van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat zij geen andere wetsvoorstellen dan welke in de tweede termijn van het debat vorige week zijn genoemd met betrekking tot de bevoegdheid van de burgemeester op het gebied van openbare orde en veiligheid zal indienen, alvorens de aangekondigde visie van de regering op dat punt is verschenen. Materieel bezien is de motie daarom niet echt noodzakelijk. Daarom zullen wij er onze steun aan onthouden.

Mevrouw Duthler (VVD):

Voorzitter. De minister van BZK heeft vorige week inderdaad toegezegd dat zij in november een visiedocument aan deze Kamer zal voorleggen. Dat is al volgende maand. Mijn fractie acht de motie-Engels daarmee overbodig en zal dan ook geen steun verlenen aan de motie.

Mevrouw Haubrich-Gooskens (PvdA):

Voorzitter. Onze fractie heeft gemeend dat vorige week door de minister van BZK materieel is voldaan aan de motie, doordat zij heeft toegezegd dat half november de kabinetsreactie op het COT-rapport aan de Kamer zal worden voorgelegd. Daarmee achten wij de motie overbodig.

In stemming komt de motie-Engels c.s. (30657, letter G).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de OSF, de SP en de Fractie-Yildirim voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven