Aan de orde is de voortzetting van het themadebat Duurzame ontwikkeling van de landbouw in Europees en mondiaal perspectief in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2008 (31200 XIV) en het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2008 (31200 F), en de behandeling van:

- de motie-Koffeman c.s. over de overgang van de productie en consumptie van dierlijke naar plantaardige eiwitten (31200 XIV,31200-F, letter C);

- de motie-Koffeman/Smaling over de ambities met betrekking tot het biologisch landbouwareaal en de consumentenbestedingen aan biologisch voedsel (31200 XIV,31200-F, letter D).

(Zie vergadering van 12 februari 2008.)

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. Nadat ik een motie had ingediend waarin wordt opgeroepen tot meer inzet van kennis- en innovatiebeleid ten behoeve van een duurzame transitie van de productie en consumptie van dierlijke eiwitten naar de ontwikkeling van meer plantaardige alternatieven, heeft de minister zich positief uitgelaten over het dictum ervan. Zij zei dat het dictum van de motie haar sympathiek was. Zij sluit aan bij wat ik heb gezegd over het stimuleren van een eiwitdialoog en over het duurzaamheidsstreven van het kabinet. Voorrang verlenen is echter iets onbepaalds. Dit zou kunnen worden uitgelegd als dat dit absoluut voorrang zou moeten krijgen op andere kennisproducten. Daarmee dreigen wij een scheve schaats te rijden in de benutting van wetenschappelijke kennis. Dat wil ik liever niet.

Omdat ik het heel jammer zou vinden dat een zo belangrijk onderwerp zou sneuvelen op één woord, wil ik de motie graag in een gewijzigde vorm indienen. Het lijkt mij namelijk van groot belang dat bijzonder aandacht geschonken zal worden aan de genoemde transitie, in het belang van mens, dier, natuur en milieu. De minister sprak van een initiatief dat in haar huidige beleid mogelijk overbodig zou zijn. Ik ben echter op zoek geweest naar de achtergrondgegevens van dit initiatief en heb moeten vaststellen dat er slechts zeer sporadisch gewerkt wordt aan de noodzakelijke transitie. In december 2007 verrichte de minister de opening van de AVEBE-fabriek Solanic. Toen ging het vooral over de mogelijkheden van bioraffinage, waarmee van aardappelen schuimkoekjes of babyvoeding kan worden gemaakt. De minister heeft in één zin van haar toespraak ook de mogelijkheid van vleesvervangers aangestipt. Dit wil echter nog niet zeggen dat zij werk maakt van een werkelijke omslag in de ontwikkeling van deze zaken, waarmee Nederland als kenniseconomie een koppositie zou kunnen innemen. Daarvoor is echt veel meer nodig.

Dierlijke eiwitten komen terug in de top-drie van maatschappelijke problemen, zoals milieuproblemen, klimaatproblemen, ontbossing, bodemvervuiling, watervervuiling, gezondheidsproblemen en dierenwelzijnsproblemen. Op dit moment is Wageningen een begrip in het buitenland, omdat Nederland kippenslachtlijnen exporteert. Verder zijn de kuikenveegmachines bekend, waarmee je duizenden kuikens in een uur bij elkaar kunt vegen, maar ook de legbatterijen en de lopende banden om mest af te voeren in megastallen zijn bekend. Dit zijn technische hoogstandjes waarmee Nederland bekend is in het buitenland.

Er zijn echter ook andere technische hoogstandjes mogelijk die beter zijn voor mens, dier en milieu. Het is van het grootste belang dat wij onze innovatieve kracht inzetten voor een transitie naar een meer plantaardige samenleving, waardoor de wereld gevoed kan worden en waardoor wij honger in de Derde Wereld kunnen bestrijden. Op dit moment doen het InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, het Innovatiecentrum Gezonde Voeding, het Innovatiecentrum Biologische Landbouw en andere innovatiecentra nog weinig tot niets aan de transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten. Op de website van het InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster wordt wel gesproken over een klimaatkeuken, maar hierbij gaat het alleen om de vraag hoe wij zullen eten als het klimaat in ons land drastisch verandert. Er wordt niets gezegd over de vraag wat wij doen om te voorkomen dat het klimaat verandert. Ook op de website van het ministerie van LNV moet informatie over deze transitie met een kaarsje worden gezocht.

Hierom is het van groot belang dat een oproep van de Eerste Kamer de minister en het bedrijfsleven inspiratie biedt om meer in te zetten op plantaardige voeding als vervanging van voeding van dierlijke herkomst. Het gebruik van plantaardige eiwitten kan alle genoemde maatschappelijke nadelen voorkomen of drastisch verminderen en de exportpositie van Nederland en onze klimaatpositie sterk verbeteren. Wij kunnen beter kennis over het vervangen van dierlijke eiwitten exporteren, dan dieren die nu onder erbarmelijke omstandigheden worden vervoerd over grote afstanden. Ik heb daarom mijn motie als volgt aangepast.

De voorzitter:

De motie-Koffeman c.s. (31200-XIV, 31200-F, nr. C) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de productie van vlees een aanmerkelijk groter beslag legt op het landbouwareaal en de milieuruimte dan de productie van graan;

overwegende dat via plantaardige eiwitten meer oplossingen gecreëerd kunnen worden om het hoofd te bieden aan de toenemende voedselbehoefte in de wereld dan via de minder efficiënte productie van dierlijke eiwitten;

constaterende dat Nederland als kenniseconomie een belangrijke rol zou kunnen vervullen in de verduurzaming van de wereldvoedselproductie;

verzoekt de regering, in haar kennis- en innovatiebeleid bijzondere aandacht te verlenen aan projecten die gericht zijn op de duurzame transitie van de productie en consumptie van dierlijke eiwitten naar meer efficiënte equivalenten van plantaardige oorsprong,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie wordt ingediend door de leden Koffeman, Smaling, Eigeman, Vliegenthart en Meulenbelt.

Zij krijgt letter E (31200-XIV, 31200-F).

De heer Schaap (VVD):

Voorzitter. Ik maak enkele korte opmerkingen over de beide moties. U mag die ook beschouwen als een stemverklaring van de fractie van de VVD.

Eerst de motie onder letter D over de biologische landbouw. Ik vind die motie in haar overwegingen onjuist. Er wordt gesuggereerd dat de biologische landbouw bijzonder respect heeft voor mens, dier, natuur en milieu, maar dat geldt voor alle vormen van landbouw wanneer die op de juiste duurzame manier worden toegepast. In deze zin suggereert de motie iets wat onjuist is. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de biologische landbouw een groot risico inhoudt voor natuur en milieu als je let op de vergroting van het areaal dat dan nodig is voor de productie, vanwege de teruglopende hectareopbrengsten. In die zin is de motie onder letter D eigenlijk strijdig met de motie onder letter E, omdat het landbouwareaal daarin centraal wordt gesteld.

Het verzoek aan de minister lijkt mij ook vreemd. De biologische landbouw is wat de omzet betreft afhankelijk van de markt. Dan kun je van de politiek niet verwachten dat wordt gegarandeerd dat het marktaandeel wordt gehaald. De minister wordt dus opgezadeld met een resultaatsverplichting die zij nooit kan waarmaken, maar je moet dit ook niet willen.

Dan de motie onder letter E over de duurzame transitie. Hierin wordt een al te eenvoudig beeld geschetst van de tegenstelling tussen graan en soortgelijke gewassen en de vleesproductie. Veel soorten graan zijn niet geschikt voor broodconsumptie. Die worden juist geteeld voor veevoer. Grote gebieden van de wereld zijn bovendien niet geschikt om graan op te verbouwen, maar zijn wel geschikt voor de verbouw van allerlei voedergewassen voor de veehouderij. Daar is zo'n transitie volstrekt onmogelijk of zelfs heel gevaarlijk als je denkt aan de milieueffecten ervan, zoals stofstormen, verwoestijning en erosie. De motie is vriendelijk qua vorm, maar bijzonder vaag gesteld. Ook met de term "bijzondere aandacht" wordt te weinig precies aangegeven waar de transitie op zou moeten worden gericht. De fractie van de VVD is van mening dat een dergelijk vage motie niet behoort te worden ondersteund.

Wij zullen dus tegen beide moties stemmen.

De heer Willems (CDA):

Voorzitter. U mag mijn inbreng ook beschouwen als een stemverklaring van de CDA-fractie.

Wat de motie onder letter C betreft, nu de motie onder letter E, komt mijn fractie tot de conclusie dat de vragen, gesteld door collega Koffeman en anderen, reeds duidelijk zijn beantwoord door de minister. Zij heeft sympathie voor het voorstel en geeft door middel van een voorbeeld aan dat de kwestie reeds haar bijzondere aandacht heeft. Mijn fractie heeft er alle vertrouwen in dat de kennisinstituten, waaronder projecten als Catch Bio en B-basic, al veel aandacht besteden aan dit onderwerp en de omzetting van plantaardige eiwitten naar voedselproducten. Ik noem met name twee sectoren die wellicht minder bekend zijn bij de heer Koffeman. De chemiesector is anderszins met deze materie bezig, maar met dezelfde materie als de landbouwsector. Derhalve achten wij deze motie overbodig en zal onze fractie daartegen stemmen.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. De heer Willems stelt dat er al veel aan wordt gedaan, maar de kennis over de transitie behoort in elk geval niet tot de exportpositie van Nederland. De wereldgrondstoffenvoorraad kan de stijgende vleesvraag niet aan. Als het gaat om plantaardige oplossingen komt de minister met één voorbeeld, maar er wordt heel weinig mee gedaan in de kennisinstituten. Zou het dan niet goed zijn als die kennisinstituten op dat spoor worden gezet en er meer aan doen?

De heer Willems (CDA):

Ik heb twee segmenten genoemd waar dit studiewerk ook plaatsvindt, namelijk via de projecten B-basic en Catch Bio. Die worden door het ministerie van EZ gestuurd, via het regieorgaan Chemie. Daar wordt ook aan deze materie gewerkt. Er is dus voldoende aandacht voor deze zaak. Wij zien geen reden om daar via een motie nog meer aandacht voor te vragen.

Wat betreft de motie onder letter D is onze fractie geen voorstander van harde doelstellingen, omdat die te veel in het economische proces ingrijpen. In die zin deel ik de mening van de heer Schaap. Recentelijk is ook gebleken dat dit economische proces echt wel functioneert. Wij zijn voorstander van de geschetste ontwikkeling, maar wij zijn met de minister van mening dat het recent gesloten convenant met de keten een betere kans van slagen heeft. De groei van de producten stijgt inmiddels al sneller dan het aanbod. Zo werkt de markt en zo zal die moeten blijven werken. Op deze wijze wordt een geleidelijke groei bevorderd. Derhalve zal onze fractie ook deze motie niet steunen.

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Mijn bijdrage kan ook worden gezien als een stemverklaring van mijn fractie.

Wat de motie onder letter D betreft uitte de minister zich in tweede termijn min of meer als volgt: de doelstelling van 10% met betrekking tot het biologisch landbouwareaal in 2010 is niet meer realiseerbaar. De minister heeft wat dat betreft te maken met een erfenis van vorige kabinetten. Dat is niet gemakkelijk, maar het is de realiteit. Ik vind toch dat door dat percentage los te laten wij de politiek in een niet al te best daglicht plaatsen. De politiek heeft het al moeilijk genoeg om geloofwaardig over te komen bij de burgers en aantrekkelijk te blijven. Als wij bepaalde doelstellingen zo gemakkelijk als niet meer haalbaar aan de kant schuiven, bewijzen wij onszelf geen goede dienst. In die zin dring ik erop aan te onderzoeken op welke manier nog zoveel mogelijk van deze doelstelling kan worden gerealiseerd.

Dan de motie onder letter E. Ik steun de woorden van de heer Koffeman dat de nadruk ligt op de woorden "kenniseconomie" en "kennis- en innovatiebeleid". De beoogde transitie is noodzakelijk, maar deze zou ook moeten worden ondersteund vanuit Wageningen en omstreken. Daar komt bij dat Wageningen een grote invloed heeft op de Brusselse agenda. Het is een noodzakelijke sprong vooruit. Aangezien regering vooruitzien is, kan de minister in onze ogen niet anders dan blij zijn met een dergelijke motie. Erg controversieel is die ook niet, dus ik vraag ook mijn collega's om daar nog eens goed over na te denken.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik spreek mede namens de fractie van de SGP. Mijn bijdrage mag u ook beschouwen als een stemverklaring.

Eerst iets over de motie onder letter D. In de tijd van minister Bukman is in deze Kamer afgesproken dat zou worden gestreefd naar 2% biologische landbouw. Wij spreken nu over een streefpercentage van 10. Daar staat de minister achter, al kan zij niet garanderen dat dit percentage wordt gehaald. Als je ernaar streeft, zul je je uiterste best doen, dus wij vragen die garantie niet. Er zullen allerlei overwegingen zijn waardoor dit mogelijk niet lukt. Zelf heb ik echter de verwachting dat wij te zijner tijd niet zullen stoppen bij 10%, maar zullen doorgaan. Onze fracties zullen hun steun niet geven aan de motie, omdat gesproken wordt van een te geven garantie die niet gegeven kan worden.

De motie onder letter E kan meer op onze sympathie rekenen. Wij willen deze opvatten als een signaal van deze Kamer met betrekking tot de situatie die zich binnen de ontwikkeling van de voedselvoorziening voordoet. Zoals wij allemaal weten, vraagt de vleesproductie behoorlijk veel van het areaal aan landbouwgrond dat hierdoor in de meeste gevallen niet voor de voedselproductie beschikbaar is. Kortgeleden hebben de Verenigde Naties het signaal afgegeven dat wij binnen afzienbare tijd mogelijk opnieuw geconfronteerd worden met honger in de wereld. De hoeveelheid dierlijke eiwitten in het voedsel neemt immers wereldwijd toe door de groei van met name India en China. Met deze motie wordt als het ware opgeroepen wat meer aandacht te geven aan efficiënte equivalenten voor eiwitten van plantaardige oorsprong. Wij onderstrepen het belang van een dergelijk signaal gezien de actualiteit. Om deze reden zullen wij onze steun wel aan de motie onder letter E geven.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik kijk met veel plezier terug op het gehouden debat en dank de leden van de Eerste Kamer voor hun inbreng in derde termijn. Verschillende Kamerleden hebben een stemverklaring afgegeven. De heer Koffeman heeft een gewijzigde motie ingediend. Bij de behandeling van de ingediende moties zal ik de alfabetische volgorde aanhouden.

In de motie onder letter D wordt gevraagd om een uitbreiding van het biologisch landbouwareaal naar 10%. Ik kan mij zeer vinden in de woorden die gesproken zijn door de heren Willems en Schuurman. Eind januari heb ik een convenant afgesloten met een groot aantal maatschappelijke partners, te weten: ondernemers, verwerkers en detailhandelaren. Hierin hebben wij sluitende afspraken gemaakt om tussen 2008 en 2011 de biologische sector volledig op eigen benen te zetten. Het voor 2010 beoogde percentage van 10% biologisch landbouwareaal hebben wij inderdaad losgelaten. Ik zal de Kamer zeggen waarom. Niet alleen ik, maar ook producenten, retail, consumentenorganisaties en een aantal niet-gouvernementele andere organisaties hebben gezegd dat het voor de biologische sector geweldig belangrijk is dat de markt van vraag en aanbod zich gebalanceerd ontwikkelt. Wij hebben een periode gehad waarin de aanbodstimulering, dus het stimuleren van productie, centraal stond. Hierin hebben wij alleen maar gewerkt aan de vergroting en de versterking van het aanbod. Het gevolg hiervan was dat er meer aanbod was dan vraag. In zo'n geval kun je niet alles verkopen. Vervolgens zakt de prijs en gaan agrarische ondernemers en producenten denken: ik krijg geen geld voor mijn waar, dus ik ga iets anders doen. Dat heeft de afgelopen jaren geleid tot verlies van biologisch landbouwareaal. Er zijn twee eerdere nota's over biologische landbouw verschenen en dat is haarscherp uit de evaluatie gebleken.

De ketenpartners hebben daarom gezegd dat zij een en ander anders zouden gaan doen, zoals doelstellingen van percentages groei per jaar formuleren. Dit zijn stevige ambities. Hierop leggen wij onszelf vast. Namens de overheid wil ik hierin een belangrijke rol spelen. Cruciaal is een zorgvuldige balans in de ontwikkeling van vraag en aanbod. Doordat een aantal producenten heeft gezegd terug te gaan naar de "gangbare productie", is op dit moment sprake van een vraag die groter dan het aanbod is. Als wij nu het aanbod gaan stimuleren, krijg je weer een onbalans in de markt. Dat wil ik graag voorkomen. Ik heb het aanvaarden van deze motie daarom al eerder ontraden. Ik onderstreep dit oordeel nogmaals.

Van de motie onder letter E heeft de heer Koffeman gezegd dat hij het zonde zou vinden als zij op een enkel woord sneuvelt. Eerder heb ik gezegd dat ik de motie beschouwde als een niet nader te duiden oproep. De heer Koffeman heeft nu een nieuw betoog opgezet. Hij zegt dat de overheid niets doet behalve het af en toe openen van een fabriek en nog iets onbeduidends. Ik moet dit tegenspreken. De overheid doet daar het nodige aan. Ik wil de Kamer deelgenoot maken van het feit dat mijn collega Cramer van VROM en ik in het kader van de behandeling van de begroting voor 2008 in de Tweede Kamer vragen hebben gekregen over het onderwerp milieu en vlees. Wij hebben toegezegd dat wij een onderzoek zullen laten doen naar de milieueffecten van vervangingsstrategieën voor vlees en de mogelijkheden tot implementatie ervan. Als uit de resultaten blijkt dat ze bijdragen tot een transitie naar de consumptie van plantaardige eiwitten met aanmerkelijke positieve maatschappelijke effecten en ze instrumenteerbaar zijn, zal het kabinet overwegen of en, zo ja, hoe het een dergelijke verandering wil stimuleren. Hierover is nagedacht, zoals de Kamer kan opmaken uit de formulering. Wij hebben het startschot gegeven voor dit onderzoek. Het loopt nu en binnen een jaar kunnen wij de resultaten tegemoet zien. Dit betekent dat ik deze motie met een iets gewijzigd dictum overbodig vind.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik weet dat de Tweede Kamer een onderzoek is toegezegd naar vervangingsstrategieën. Dat is erg plezierig. Wij moeten echter toch vaststellen dat de innovatiecentra hierop normaal gesproken niet wachten. Zo doet het InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster helemaal niets aan deze transitie, terwijl men wel bezig is met "klimaatkeukens" onder het mom: help het klimaat gaat veranderen, hoe gaan wij dan eten in de toekomst? Wij kunnen een signaal doen uitgaan teneinde een klein beetje haast te maken. Ons staan dramatische ontwikkelingen te wachten. Zo wordt verwacht dat de permafrost smelt vóór 2012. Op zo'n moment zegt de minister zegt in 2009 verder te kijken naar het transitieproces van dierlijke naar plantaardige eiwitten. Ik denk dat het belangrijk is dat er een signaal komt dat er een grotere tempoversnelling moet komen. Ik vind het jammer dat de minister wat badinerend doet gelet op haar frase: wij openen wel eens een fabriek, maar verder doen wij niets. Als men het woord "vleesvervanger" intikt op de website van het ministerie van LNV komt men alleen maar Kamervragen van de Partij voor de Dieren tegen, maar geen beleidsstukken. Dat is jammer.

Minister Verburg:

Ik neem het woord "badinerend" niet graag in de mond. Ik moest er wel aan denken, toen ik de heer Koffeman hoorde spreken in derde termijn. Volgens mij was dat wel zijn toon. Ik wil dat tegenspreken. Luisterend naar de mede-indieners, de heer Smaling en de heer Eigeman, acht ik deze motie met het voorliggende dictum en de gegeven toelichting overbodig.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Alvorens wij gaan stemmen over de moties, geef ik gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb niet meegedaan aan de discussie en heb er behoefte aan om heel kort een stemverklaring af te leggen.

Alhoewel de doelstelling van de motie onder letter D buitengewoon sympathiek is, heb ik begrip voor de kritiek op de formulering en op de stringente implicaties daarvan, die door de minister duidelijk zijn uitgewerkt. Ik zal ertegen stemmen.

Ik heb het gevoel dat de motie onder letter E een stimulans in een juiste richting is. Dat wordt ook door niemand ontkend. Dat de minister de motie overbodig vindt, hoeft geen reden te zijn om ertegen te stemmen.

In stemming komt de motie-Koffeman/Smaling (31200-XIV, 31200-F, letter D).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD en de OSF tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Koffeman c.s. (31200-XIV, 31200-F, letter E).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD en het CDA tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven