Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet werk en bijstand, de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met eenmalige gegevensuitvraag aan burgers (Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen) (30970).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Swenker (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie heeft nog twee vragen aan de staatssecretaris. Het doel van dit wetsvoorstel is om te komen tot een keten van gegevensuitwisseling inzake werk en inkomen. Gebleken is echter dat de verschillende participanten op een groot aantal onderdelen nog niet klaar zijn met hun activiteiten om deze keten te realiseren. De staatssecretaris spreekt dan ook over een groeipad, waarbij hij de geruststellende woorden uitspreekt dat het allemaal wel goed zal komen op korte termijn. De VVD-fractie heeft echter de invoering van de SUWI van een aantal jaren geleden nog in herinnering liggen, waarbij de elektronische gegevensuitwisseling nog lange tijd daarna er een was van veel papier en postzegels plakken. De VVD-fractie zou dan ook graag veel meer concrete informatie willen krijgen over dat groeipad.

Het gaat met name over de uitwisseling van loongegevens met de Belastingdienst. De Belastingdienst zit namelijk nog steeds tot over de oren verstrikt in de Walvis-problematiek. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris van Financiën inschat dat de problemen met de Walvis, namelijk de koppeling van de systemen, pas over enkele jaren – hij spreekt van vier jaar – zouden zijn opgelost. De vraag is dus, als de Walvis intern al zulke problemen heeft, wanneer het CWI dan kan beschikken over de gegevens van de Belastingdienst. Hoe zit het daar met de koppeling van de systemen? De staatssecretaris heeft al laten weten dat niet alle gemeenten begin 2008 hun automatisering zullen hebben gekoppeld aan het CWI. Wanneer zal de laatste gemeente dit hebben gedaan? Met andere woorden: wanneer is de keten in zijn totaliteit operationeel? Graag krijg ik een zo nauwkeurig mogelijk antwoord van de staatssecretaris.

Dan heeft de VVD-fractie nog een vraag over het inzage en correctierecht. De rechten van de betrokken burger blijven in dit opzicht gelijk aan de huidige situatie, aldus de staatssecretaris. Maar dat is nog maar de vraag. Ik geef een voorbeeld. Een uitkeringsgerechtigde kan straks zijn digitale dossier inzien en als hij een fout constateert, een verzoek om correctie van gegevens doorgeven aan het UWV. Stel dat het om loongegevens gaat. Wat gebeurt er dan? Geeft het UWV deze dan door aan het CWI die op zijn beurt dit weer doorgeeft aan de Belastingdienst? En stel dat de Belastingdienst andere loongegevens van de werkgever heeft en weigert om deze correctie door te voeren. Wat gebeurt er dan? Van wie krijgt de betrokken burger dat dan te horen? Als hij het er niet mee eens is, tegen wie moet hij dan eventueel gaan procederen? Tegen het UWV, het CWI of de Belastingdienst? Met andere woorden: naarmate er meer instanties deel uitmaken van een keten is niet alleen het risico dat er een fout insluipt groter, maar zullen er ook nadere regelingen moeten komen inzake wie verantwoordelijk is en/of bevoegd is om wijzigingen aan te brengen in het dossier van een klant. Dat moet op een zodanige wijze gebeuren dat het voor de klant volstrekt inzichtelijk is wie in de keten verantwoordelijk is voor welke gegevens en wie mag wijzigen en corrigeren. Graag zou ik het standpunt van de staatssecretaris vernemen en horen wat hij in dit opzicht gaat regelen.

Mevrouw Böhler (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Namens mijn fractie feliciteer ik de staatssecretaris met het voorliggende wetsvoorstel. In de memorie van toelichting heb ik de kernwoorden "de burger staat centraal" gelezen. Het is de bedoeling om met een optimale dienstverlening en het digitaal klantdossier het probleem op te lossen dat verschillende instanties steeds dezelfde gegevens aan de burger vragen. Deze vereenvoudiging voor de burger met het oog op de dienstverlenende overheid juichen wij uiteraard van harte toe. Dat neemt niet weg dat er een aantal aandachtspunten is en een punt van zorg.

Het eerste aandachtspunt is bescherming van de privacy. Als verschillende instanties gegevens uitwisselen, komt de vraag aan de orde in hoeverre de privacy van burgers afdoende is gewaarborgd. Het gaat dan met name om de vraag van de doelbinding van gegevens.

Het tweede punt waarvoor wij onder andere in dit verband aandacht vragen, is het klantbeeld: als alle gegevens worden verzameld, krijgt de overheid een bepaald beeld van de klant dat laatstgenoemde kan zien en corrigeren als dat nodig is. Op het laatste kom ik later in mijn betoog terug. Daarnaast worden er van burgers op basis van gegevens profielen gemaakt, bijvoorbeeld risicoprofielen. Voor de burger is dat belangrijk met het oog op de door hem aan te vragen dienstverlening. Die profielen zijn voor hem echter niet toegankelijk. Hoe gaat de staatssecretaris het probleem oplossen dat de burger wordt geconfronteerd met een volgens hem onjuiste profielschets waarin naar zijn oordeel correcties moeten worden aangebracht?

Verschillende instanties maken gebruik van gegevens. Wij moeten daarom veel waarde hechten aan de kwaliteit daarvan. Die gegevens moeten correct zijn. Het correctiemechanisme baart ons enige zorgen. De antwoorden van de staatssecretaris op de schriftelijke vragen over dit onderwerp, nemen die zorgen niet geheel weg. De staatssecretaris zegt dat met het wetsvoorstel niets wordt gewijzigd aan het recht van belanghebbenden op inzage en correctie. Mijn voorganger heeft gezegd dat die opmerking niet helemaal juist is. Mocht die echter wel volledig correct zijn, dan is dat juist het probleem. Het correctiemechanisme is nog steeds in afzonderlijke wetten geregeld en er is wat dat betreft dus geen sprake van uniformiteit. De gegevens worden echter wel gebundeld en de bedoeling is dat het slechts één keer nodig is om die op te vragen. Waar moet de burger terecht om correcties aan te brengen? De staatssecretaris zegt dat de registerhouder verantwoordelijk is voor de correctie. Hij antwoordt echter ook op schriftelijke vragen dat de burger met vragen over het aanvragen van WW bij het CWI terechtkan. Het CWI kan gegevens echter niet controleren als dat nodig is. Het is mogelijk dat iemand in het verleden in het bezit was van een auto en dat hij een uitkering aanvraagt. Inmiddels heeft hij afstand van die auto gedaan. Die staat dus niet meer op zijn naam. Dat is echter nog niet goed verwerkt bij de verantwoordelijke rijksdienst. Dat kan gevolgen hebben voor de hoogte van zijn uitkering, bijvoorbeeld in verband met de bijtelling. De instantie die verantwoordelijk is voor het verstrekken van die uitkering, kan echter niet regelen dat de foutieve gegevens over de auto van betrokkene worden gecorrigeerd. De burger moet weliswaar slechts één keer informatie aanleveren, maar hij komt wel bij allerlei instanties terecht als hij foutieve gegevens wil laten wijzigen. Dat kan niet de bedoeling zijn.

Een aanvullend probleem is de doorzettingsmacht. Uit de antwoorden van de staatssecretaris maak ik op dat, als de burger met vragen over de WW bij het CWI komt, laatstgenoemde instantie aan de registerhouder kan melden dat gegevens niet correct zijn. Wat gebeurt er als het CWI dat niet doet? En wat gebeurt er als het CWI dat wel doet en de registerhouder vervolgens geen actie onderneemt? De burger heeft voordeel van het eenmalig uitvragen van gegevens. Wij willen echter niet dat hij geconfronteerd wordt met een ondoorzichtig correctiemechanisme. Met belangstelling wachten wij op de antwoorden van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben te maken met een vooruitstrevend wetsvoorstel binnen de e-overheid op het terrein van werk en inkomen. Het heeft voornamelijk betrekking op de aanleg van de infrastructuur die nodig is om gegevens uit basisregistraties uit te wisselen. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd om enkele discussies te voeren over onder andere de vraag welke gegevens tot de authentieke bestanden zullen worden gerekend. Het lijkt mij verstandig om te benadrukken dat wij als het ware een besluit nemen over de aanleg van een pijpensysteem om uitwisseling van die gegevens mogelijk te maken. Daaraan wordt in het land door veel partijen voortvarend gewerkt. Ik heb de indruk dat veel gemeenten klaar staan om in januari 2008 met het systeem aan de slag te gaan. Daarop kom ik later in mijn betoog terug.

Er worden vraagtekens geplaatst bij de privacy en bij het achterhalen en corrigeren van fouten. Het is belangrijk om daarover gezamenlijk van gedachten te wisselen. Ik benadruk dat die zaken mijn aandacht hebben en ook die van de uitvoerende organisaties.

Inmiddels staan alle gemeenten klaar om aan de slag te gaan. Het wetsvoorstel is aangekondigd. Veel gemeenten hebben in reactie daarop al systemen aangesloten. Ook wisselen de gemeenten al gegevens met elkaar uit. Ongeveer 60% van alle gemeenten is gereed om per 1 januari 2008 aan de slag te gaan, waaronder de G4. Ik verwacht dat de rest van de gemeenten aan het eind van dit jaar fysiek aansluiting zal vinden met het systeem. Ik hoop dat alle gemeenten erin slagen om operationeel te zijn zodra het systeem wordt opgeleverd.

De woordvoerster van de VVD-fractie schetste een aantal denkbeeldige situaties en vroeg wie er uiteindelijk in actie moet komen op het moment dat het fout gaat. Zij sprak in die zin over de inkomensgegevens en de relatie tussen het UWV en de fiscus. Wij kennen het probleem van de Wet Walvis. De minister van SZW en de staatssecretaris van Financiën hebben daarover meerdere malen met de Tweede Kamer gediscussieerd. Zij hebben een voortgangsbrief over de Wet Walvis toegezegd die voor het eind van dit jaar gereed zal zijn. Het mag in ieder geval duidelijk zijn dat de fiscus het loket is voor werkgevers en dat werknemers bij het UWV terecht kunnen. Ons is verzekerd dat dat in de praktijk straks niet het geval zal zijn, omdat het systeem dezelfde gegevens uit de basisregistraties zal genereren. Dat is de bedoeling van die unieke bestanden. Die gegevens staan op een bepaalde plaats, dus er hoeven geen conflicten te ontstaan. Zolang er geen optimale gegevensuitwisseling mogelijk is tussen de Belastingdienst en het UWV, kunnen de bestanden van die organisaties niet worden aangewezen als authentieke registratie. Dat heeft tijd nodig.

Mevrouw Swenker (VVD):

Ik ben met de staatssecretaris eens dat er tijd nodig is om dat te bereiken. Naar mijn idee zal dat nog veel tijd vergen. Mochten er bij de Belastingdienst werkgeversgegevens terechtkomen en bij het UWV werknemersgegevens over bijvoorbeeld loon, dan is de vraag wat geldt. En wat gebeurt er als daarover een meningsverschil bestaat? Als mensen niet oppassen, bevinden zij zich in een Kafkaiaanse situatie in die zin dat de werknemer bij het UWV zegt welk bedrag aan loon hij heeft ontvangen en dat de werkgever aangeeft dat de werknemer bepaalde zaken over het hoofd ziet. Wat is dan geldig en op basis waarvan wordt dan welke actie ondernomen? Wie moet dan corrigeren? Ik kan mij niet voorstellen dat de fiscus corrigeert. Moet het UWV dat dan doen? Zo ja, hoe gebeurt dat dan en hoe kan worden nagegaan dat dat daadwerkelijk gebeurt?

Staatssecretaris Aboutaleb:

De burger krijgt een klantbeeld voor zich. Op een computerscherm ziet hij dus een aantal gegevens. Vervolgens kan hij aangeven of het getoonde beeld correct is. De burger kan op dat scherm ook onmiddellijk zien wie de leverancier van een bepaald gegeven is. Dan is dus ook de registerhouder geïdentificeerd. Laatstgenoemde is dan aan zet om de fout te corrigeren.

Mevrouw Swenker (VVD):

Kan de burger straks op dat scherm bijvoorbeeld een loongegeven zien waarbij staat dat dat afkomstig is van de Belastingdienst?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Dat is mogelijk.

Mevrouw Swenker (VVD):

Die burger neemt dat waar en constateert dat dat gegeven niet klopt. De loonbriefjes in zijn lade zien er namelijk anders uit. Moet hij dan naar het UWV, of rechtstreeks naar de Belastingdienst?

Staatssecretaris Aboutaleb:

De betreffende burger zal een dergelijke fout eerder ontdekken bij het CWI, want daar komt hij voor zijn uitkering. Hij kan dat gegeven dus daar melden. Het CWI is vervolgens verplicht om dat door te geven aan de Belastingdienst met het verzoek om na te gaan of die burger gelijk heeft. Indien dat het geval is, dient dat gegeven te worden gecorrigeerd. Als de Belastingdienst over andere gegevens beschikt en constateert dat die burger geen gelijk heeft, moet er misschien overleg plaatsvinden tussen de betreffende persoon en de fiscus. Blijft die burger bij zijn standpunt, dan is er voorzien in de zogenaamde escalatieladder. Als men niet tot elkaar komt, is het mogelijk om bij de rechter in beroep te gaan.

Mevrouw Swenker (VVD):

Het CWI geeft de gegevens door aan de Belastingdienst. Laatstgenoemde is niet van plan om die te corrigeren, omdat hij over andere gegevens van de werkgever beschikt. Wordt dat dan gemeld aan het CWI?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ja, het CWI krijgt een terugmelding.

Mevrouw Swenker (VVD):

Moet het CWI vervolgens die burger oproepen om te zeggen dat de Belastingdienst niet corrigeert omdat hij over andere gegevens van de werkgever beschikt? Moet het CWI vervolgens zeggen dat die burger naar de Belastingdienst dient te gaan?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ja.

Mevrouw Swenker (VVD):

Ik constateer dat er veel kastjes aan de muur hangen.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Wij spreken over een extreem geval. Uiteraard moeten wij daarin voorzien. Op een gegeven moment moet het CWI er tussenuit, omdat er sprake is van een conflict tussen de registerhouder en de burger. Vervolgens moet met gebruikmaking van de escalatieladder worden nagegaan of het mogelijk is om tot een oplossing te komen. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan kan men bij de rechter terecht.

Mevrouw Böhler (GroenLinks):

Binnen welke termijn moet het CWI een en ander doorgeven? Wat gebeurt er ondertussen met datgene wat de burger van het CWI wil?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Het CWI moet tussentijds uiteraard gewoon zijn werk doen op de wijze waarop dat nu gebeurt. De persoon in kwestie komt voor een uitkering en arbeidsbemiddeling. In de materiewetten verandert niets. Die voorzien in arbeidsbemiddeling door het CWI en in claimbeoordeling door het UWV.

Het nieuwe is dat gegevensuitwisseling elektronisch verloopt. De betreffende persoon komt bij het CWI, ziet dat een bepaald gegeven niet correct is en dat wordt digitaal aan de fiscus doorgegeven. Het zou vreemd zijn als dat per brief in drievoud aan de fiscus moest worden doorgegeven. Laatstgenoemde kan vervolgens aan de hand van zijn eigen bestanden controleren of de burger gelijk heeft. Zo ja, dan kan hij de fout herstellen. Zo nee, dan dient hij met de betreffende persoon in contact te treden en te overleggen. Ik zeg nogmaals dat er met de komst van deze wet niets zal veranderen aan de materiewetten, de claimbeoordeling en de toeleiding naar arbeid.

Het is lastig om te zeggen hoeveel tijd er gemoeid is met het doorgeven van de fout die door de burger is gemeld en het terugkoppelen van het geconstateerde door de Belastingdienst. De termijn in de Awb is maatgevend. Dat houdt in dat de registerhouders binnen een redelijke termijn antwoord moeten geven op de vraag of een bepaald gegeven in een basisregistratie al dan niet correct is.

Met het oog op de discussie over de Wet Walvis is het lastig om te zeggen wanneer de keten volledig operationeel zal zijn. Wij verwachten dat een deel van 2008 nodig zal zijn voor het "inregelen" van de technische onderdelen in het systeem. Als men voor het eerst met een elektronisch systeem werkt, wordt men gegarandeerd geconfronteerd met kinderziektes. Dat probleem moet worden opgelost. Ik heb het gevoel dat dit systeem wat dat betreft weinig problemen met zich zal brengen, omdat het binnen de gemeente Den Haag integraal is uitgerold en beproefd. Vervolgens moeten wij de komende jaren een aantal "stevige" basisregistraties als authentiek aanwijzen. Het is bekend dat er bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel van mijn collega van Financiën voorligt ten aanzien van de BRI. Het is de bedoeling dat een aantal gegevens hiervoor wordt gebruikt. Er zal dus sprake zijn van een groeiproces. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd dat ik voor het kerstreces met een brief daarover kom. Met alle plezier leg ik die ook aan de Eerste Kamer voor, opdat zij over onze schouders kan meekijken wat er gebeurt.

Er zijn vragen gesteld over de privacy. Ik hecht eraan om te zeggen dat dit wetsvoorstel bestaande geldende wetgeving op dat terrein niet buiten haakjes plaatst, daaraan niets toevoegt en die niet verandert. Dat heeft mevrouw Böhler ook gezegd. De Eerste Kamer heeft veel schriftelijke vragen gesteld over een onafhankelijke instantie die een eindoordeel zou moeten uitspreken in het geval dat het problematisch is. Het kabinet is van mening dat het in die instantie heeft voorzien.

Mevrouw Böhler heeft gesproken over de doelbinding. Zoals in de SUWI-keten, worden die gegevens uitsluitend uitgewisseld tussen partijen die in de SUWI-wetgeving zijn beschreven. Dat gebeurt voor een nader omschreven doel. In alle andere situaties waarvoor dat niet geldt, dient overleg plaats te vinden met het CBP. Als wethouder van Amsterdam heb ik mij ten aanzien van de interventieteams afgevraagd of het is toegestaan om met het oog op fraudebestrijding bijvoorbeeld waardegegevens te gebruiken. Dat is niet zomaar toegestaan. De zogenaamde waakhond heeft dus onmiddellijk ingegrepen. Er heeft inmiddels overleg plaatsgevonden en ik heb begrepen dat er een soort protocol wordt opgesteld om controle binnen de kaders van de wet mogelijk te maken. Doelbinding is wat mij betreft uitdrukkelijk aan de orde.

Mevrouw Böhler heeft gesproken over risicoprofielen. Dat is echt iets anders. Risicoprofielen worden op macroniveau gemaakt door instellingen die uitkeringen verstrekken. Namen en adressen van personen zijn dus niet herkenbaar. Er wordt dan een analyse gemaakt op grond van gebeurtenissen in een bepaalde tijd. In het kader van de fraudebestrijding gaat men bijvoorbeeld na hoe vaak er fraude is geconstateerd. Men gaat vervolgens aan de hand van de omstandigheden van de betrokken personen na wat voor soort beeld er ontstaat. Er is dus sprake van een analyse van die situatie. Daarop kan men de controle-instrumenten afstemmen. Die profielen zijn echter nooit herleidbaar tot personen. De privacywetgeving doet er dus niet veel toe als het gaat om die risicoprofielen. Die hoeven niet herleidbaar te zijn tot een persoon en zijn in dat opzicht dus volstrekt ongevaarlijk in het kader van de privacy.

Zij vroeg waar de burger terecht kan met zijn klacht. Ik heb net gezegd dat het CWI daarvoor het fysieke loket is. Het door mijn collega van Binnenlandse Zaken aangekondigde landelijke loket is er inmiddels en daar kan men aan de hand worden meegenomen als men helemaal niet weet waar men terecht kan. U noemde het voorbeeld van de auto. Als de gemeente bijvoorbeeld meent dat iemand nog een auto heeft ter waarde van € 15.000, terwijl de betrokkene zegt die niet meer te hebben, kan het probleem liggen bij de autoregistratie. Het CWI zal dan de klacht moeten innemen en de autoregistratie moeten melden dat iets wellicht niet klopt. Dan gaat het CWI er tussen uit en is het een zaak van de autoregistratie en de burger. Als het naar tevredenheid kan worden opgelost, is het prima, lukt dat niet, dan geldt ook hier de escalatieladder. Waarschijnlijk zal de burger wel met het papiertje moeten komen waaruit blijkt dat hij de auto op het postkantoor heeft laten overzetten op een andere naam.

Ik kan mij voorstellen als wordt gezegd dat men in het algemeen aarzelingen heeft ten opzichte van dit soort mechanismen. Al deze instellingen zullen zich moeten gaan richten op een andere werkwijze. Voor iedereen zal dat even wennen zijn, in het begin zal dat voor iedereen ook wel wat zoeken zijn. Niemand heeft het boekje waarin staat wat er precies moet gebeuren, maar uiteindelijk zullen wij iets hebben dat een goed voorbeeld kan zijn voor een toekomstige e-overheid.

Mevrouw Böhler vroeg wie uiteindelijk de doorzet­tingsmacht heeft. Ik heb aangegeven dat het systeem voorziet in een escalatieladder. Men kan ook naar de Nationale Ombudsman, ook een onafhankelijk instituut. In de schriftelijke bijdragen is veel aandacht aan die onafhankelijkheid besteed. Het College bescherming persoonsgegevens kan ook interveniëren en bemiddelen tussen registerhouder en een burger. Ook dat is een onafhankelijk instituut. Uiteindelijk kan men gaan naar de rechter waar de werkelijke doorzettingsmacht aan de orde is.

Voorzitter. Ik wil nogmaals zeggen dat ik mij realiseer dat er hele discussies mogelijk zijn over toekomstige registraties en de vraag welke data wel en niet gebruikt gaan worden als het gaat om authentieke bronnen voor het ophalen van gegevens. Met de Tweede Kamer zullen wij, zoals ook beloofd, daarover verder het gesprek voeren als wij die registraties gefaseerd hebben kunnen invullen. Er is voorzien in een groeimodel, want als het gaat om de rijksoverheid en ict kies ik voor zorgvuldigheid en niet voor het zomaar het kanaal open zetten voor allerlei nog niet voltooide systemen. Dat is vragen om ongelukken. Alleen gegevens waarvan vaststaat dat ze valide zijn, dat ze bruikbaar zijn en uniek identificeerbaar zijn, worden tot het systeem toegelaten. Zolang dat niet het geval is, doen wij het wat mij betreft dan ook maar even niet.

Voorzitter. Zoals gezegd, heb ik de Tweede Kamer een brief beloofd over het groeimodel voor het einde van dit jaar. Wat mij betreft, krijgt u daar een afschrift van.

Mevrouw Swenker (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord en voeg eraan toe dat ik een grenzeloze bewondering heb voor zijn optimisme over de koppeling aan de Belastingdienst en dezelve problemen.

Op dit ogenblik is het duidelijk wie verantwoordelijk is voor welke gegevens. In een keten is veel moeilijker te traceren wie verantwoordelijk is en is dat per definitie onduidelijk. De VVD-fractie vindt dan ook dat er extra duidelijkheid moet komen over wie verantwoordelijk is voor wat. De staatssecretaris heeft gezegd dat nader moet worden beslist wat authentieke registraties zijn en welke basisregistraties er komen. Dan moet je ook expliciet gaan vastleggen niet alleen om welke gegevens het gaat maar ook wie er in het kader van de privacy inzage in heeft, wie wat mag uitwisselen en wat er moet gebeuren als er fouten zijn gemaakt. De staatssecretaris zei dat de kwestie van fouten en de correctie ervan zijn aandacht hebben, maar aandacht hebben is een, het regelen zou echt moeten gebeuren, zodat er in ieder geval voor de burger volstrekte transparantie ontstaat over wie welke gegevens invoert, waar hij moet wezen en hoe hij kan komen tot de juiste persoon die de klachten aanhoort en hoe hij eventueel voor correctie kan zorgen, al dan niet door rechterlijke tussenkomst. Wij vragen de staatssecretaris dan ook om een volstrekte transparantie als het gaat om de vragen van welke gegevens, wie daarvoor verantwoordelijk is en wie bevoegd is om ze eventueel te wijzigen ten behoeve van de burger.

Mevrouw Böhler (GroenLinks):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de laatste woorden van mevrouw Swenker. Ook wij zien graag dat het voor de burger heel helder is waar hij terecht kan als zijn gegevens verkeerd blijken te zijn. Ik herhaal mijn vraag die ik al bij interruptie heb gesteld, namelijk binnen welke termijn bijvoorbeeld het CWI moet reageren bij de registerhouder. De registerhouder is volgens de AWB al aan termijnen gehouden, maar het gaat er natuurlijk ook om dat de instantie waar de burger fysiek terecht komt, het loket, niet een correctieverzoek twee maanden laat liggen.

Mijn fractie is blij met de opmerkingen van de staatssecretaris over het risicoprofiel. Als ik het goed begrijp, is dat niet herleidbaar tot individuen. Ik zou het op prijs stellen als hij dat nog eens expliciet bevestigde, want dan zijn er heel veel zorgen verdwenen.

Die extra duidelijkheid en de volstrekte transparantie lijken mijn fractie van buitengewoon belang om ervoor te zorgen dat ook bij het corrigeren van gegevens het systeem goed werkt.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Voorzitter. Ik heb geleerd dat als je niet optimistisch bent, je ook niet in een landsbestuur moet gaan zitten. Je moet wel optimistisch zijn om dingen te willen veranderen. Als je pessimistisch bent en je steekt je handen in de lucht en roept "ik weet het niet meer" dan kun je beter iets anders gaan doen. Een basisniveau van optimisme is volgens mij wel noodzakelijk om een beetje leven in de brouwerij te houden.

Het helpt mij wel een beetje dat ik met een technische opleiding naar dit voorstel heb gekeken. Bovendien heb ik een grenzeloos vertrouwen in de maker van het rapport waarop dit alles is gebaseerd, professor Keller, een gewaardeerd oud-collega van mij bij het Centraal Bureau voor de Statistiek die door zijn inzet en zijn kennis van het bureau een van de modernste ICT-bedrijven van de wereld heeft weten te maken. Het is niet voor niets dat dit instituut samen met dat van Canada toonaangevend zijn in de wereld. Ik ben daarom een beetje optimistisch gelet op het technisch vernuft van professor Keller en de basis die hieraan ten grondslag ligt.

Je kunt een fantastisch systeem bouwen, maar het heeft niet zo veel nut als er geen contents over het systeem kunnen lopen. Dat blijft inderdaad kwetsbaar en ook een zoektocht in een groeimodel naar het steeds aanwijzen van de gegevens die als authentiek kunnen worden aangemerkt en over dat systeem zouden kunnen rollen. Ik zei dat ik daar aandacht voor heb, maar ik dacht dat dit in ons gemeen overleg een gebruikelijk woord is om aan te geven dat je er ook echt politiek belang aan hecht. De afgelopen maanden heb ik alle uitvoeringsinstellingen, UWV, CWI, Sociale Verzekeringsbank, gevraagd om mij zo spoedig mogelijk te melden welke gegevens zij nu al kunnen aanbieden als authentiek. De brieven stromen binnen en vandaag heb ik al een eerste reactie van UWV gekregen. Dat stelt mij in staat om de Tweede Kamer en u over enige tijd dat groeipad te kunnen aanbieden. Het blijft een groeimodel. Wij hebben niet voor niets met elkaar afgesproken dat via een lagere regeling, op het niveau van ministeriële regelingen, die gegevens gecommuniceerd zullen gaan worden. Wij zullen dus ook met de Tweede Kamer praten over de gegevens die worden aangedragen. Die worden in ministeriële regelingen aan het parlement aangeboden, zodat men kan zien wat er tot dat moment aan voortgang is gemaakt. Dat is inderdaad het kwetsbare onderdeel. Het is ook juist dat de gegevensuitwisseling tussen UWV en de fiscus op dit moment nog niet optimaal is, dat wij met een systeem beginnen dat nog niet doet wat het uiteindelijk moet doen, maar de pijpleiding ligt er in ieder geval wel. Zodra de gegevens klaar zijn, kunnen ze ook met elkaar worden uitgewisseld.

Ik snap de aandacht voor het correctierecht. Aandacht is inderdaad niet genoeg en wat mij betreft kan transparantie worden gewaarborgd, in de eerste plaats vanwege het klantbeeld. Burgers kunnen meekijken, kunnen echt zien welke gegevens over hen worden aangeboden. Op dit moment kan men al op het SUWI-net meekijken naar gegevens die over hen worden bijgehouden. Als het niet goed is, kan een beroep worden gedaan op het correctierecht. Wat mij betreft zijn dit zaken die alle aandacht krijgen. Ik zal dat ook blijven bewaken in mijn periodiek overleg met de uitvoeringsorganisaties.

Dat geldt ook voor de termijnen, waarover van mevrouw Böhler sprak. Het is zeker niet de bedoeling dat een verzoek van een burger aan het CWI om een te gegeven te corrigeren twee maanden blijft liggen. Ik zal proberen om hierover met het CWI afspraken over te maken en te vragen om dat in jaarplannen en protocollen op te nemen om ervoor te zorgen dat zodra een klacht komt, die direct wordt doorgeleid naar andere instellingen. Het werk zit hem immers niet in het ontvangen van de klacht en het melden daarvan, maar bij de registerhouder die het zoekwerk moet verrichten en zich zal moeten verstaan met de burger als daar bijvoorbeeld documenten voor moeten worden uitgewisseld. Ik neem dat zeer serieus en zal dat in mijn werkoverleg met het CWI ook aan de orde stellen en te vragen om dat in de werkprotocollen mee te nemen.

Voorzitter. Ik meen hiermee de vragen te hebben beantwoord. Ik hoop op vertrouwen van uw Kamer in dit wetsvoorstel.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt van 12.50 uur tot 13.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heet de minister van VWS en de staatssecretaris van BZK van harte welkom.

Naar boven