Noot 1 (zie blz. 326)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Financiën op vragen gesteld in de eerste termijn van de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2008 (31 200).

Vragen CDA

Bij de APB heeft onze Fractievoorzitter vragen gesteld over de inzichtelijkheid van de financiële verwerking in de diverse begrotingen van de pijlers en de projecten. Ook de Raad van State vindt het moeilijk een duidelijke kijk te krijgen op de onderlinge relatie tussen de 70 doelen, de tien projecten en de 6 pijlers.

Mogen wij ervan uit gaan dat de Minister van Financiën zal zorg dragen voor een dusdanige presentatie van de cijfers dat wij ons parlementaire controlewerk goed kunnen vervullen. Graag een duidelijk antwoord. Want als zowel onze Fractievoorzitter als de Raad van State iets niet kunnen volgen is het erg onduidelijk.

In het Beleidsprogramma heeft het kabinet – per pijler – een overzicht gegeven van de 70 doelstellingen en de 10 projecten in relatie tot de additionele middelen die bij de formatie beschikbaar zijn gesteld. De doelstellingen en projecten zijn vervolgens opgenomen in de beleidsagendas van de departementale begrotingen voor 2008.

Over de voortgang van deze doelstellingen en projecten wordt u voor het eerst geïnformeerd bij de verantwoording over de begrotingen van het jaar 2008.

Natuurlijk kunt u er van uit gaan dat ik zal zorg dragen voor een heldere presentatie van de cijfers zodat u uw controlewerk goed kunt vervullen.

Wij steunen in dit verband het pleidooi van de Staatssecretaris van EZ het draagvlak voor globalisering en een open economie in ons land te verbreden. Hoe ziet de Minister van Financiën zijn rol op dit punt? Mede als Lid van de ECOFIN, het IMF en de Wereldbank. Binnen het IMF wordt ook gesproken over de aanpassing aan de nieuwe verhoudingen. Hoe is de stand van zaken op dit punt en wat is de houding van Nederland.

Naar mijn mening is het niet verstandig te traag te reageren op noodzakelijke aanpassingen. Een aantal landen onder leiding van Venezuela werkt aan een soort eigen IMF. Gelet op het beleid binnen Venezuela zelf verwacht ik hier niet veel van. Is het positief reageren van landen zoals Brazilië op dit initiatief alleen maar een drukmiddel op het IMF of moeten wij hier meer achter zien?

Globalisering levert vele mogelijkheden en kansen op. Dat betekent niet dat de gevolgen louter positief zijn. Wij moeten onze ogen daarom niet sluiten voor de keerzijden van globalisering. Een deel van de zorgen valt op het terrein van IMF en Wereldbank. Zo heb ik bijvoorbeeld tijdens de jaarvergadering van IMF en Wereldbank het (door u ook opgebrachte) onderwerp staatsfondsen aangekaart. Uiteindelijk hebben we (als IMFC) het IMF verzocht om best practices op te stellen voor deze staatsfondsen. Verder zie ik de Wereldbank als een goed instrument om er voor te zorgen dat ook kwetsbare groepen kunnen profiteren van globalisering.

Er wordt momenteel hard gewerkt aan het opstellen van een nieuwe formule voor de quota- en stemverdeling. Het is de bedoeling dat deze formule tijdens de voorjaarsvergadering (april 2008) bekrachtigd wordt. Dan kunnen tijdens de volgende jaarvergadering (oktober 2008) de daadwerkelijke aanpassingen in de quota- en stemverhoudingen vastgesteld worden.

Hoewel Nederland stemgewicht zal verliezen, hebben wij ons altijd constructief opgesteld in de discussie. We hebben steeds benadrukt dat wij best bereid zijn in te leveren maar dat daar wel een heldere, op principes gebaseerde nieuwe formule tegenover moet staan en dat juist dynamische economieën moeten profiteren van de gehele exercitie. Ook hebben we er altijd voor gepleit dat het stemaandeel van de lage-inkomenslanden gewaarborgd wordt.

Ik heb in principe geen bezwaar tegen het oprichten van de zogenaamde Banco del Sur. Omdat het kapitaal van de bank beperkt zal zijn, zie ik de oprichting echter voornamelijk als een symbolische daad. Deze symbolische daad lijkt in eerste instantie voor nationale doeleinden bestemd. [Het IMF en de Wereldbank zijn niet erg populair in Latijns-Amerika, maar ik verwacht niet dat andere landen dan Venezuela uit de organisaties zullen stappen.] Op de discussie over de stemverhoudingen binnen het IMF zal de oprichting van de Banco del Sur slechts een beperkte invloed hebben. Wel moeten het IMF en de Wereldbank dit soort signalen van onvrede oppakken. [Het IMF werkt aan een verzekeringsinstrument voor middeninkomenslanden. Ook de Wereldbank innoveert het instrumentarium voor deze landen.]

Volgens een artikel in FEM van 3 november jl. is het de Franse President gelukt zowel het uitgangspunt van de vrije markt als de onafhankelijkheid van de ECB in het nieuwe Verdrag af te zwakken. Daar wij zeer veel waarde hechten aan de onafhankelijkheid van de Centrale Bank hoor ik graag een reactie van de Minister op het punt van de ECB.

Het artikel dat de onafhankelijkheid van de ECB expliciet waarborgt is ongewijzigd gebleven in het nieuwe Verdrag (artikel 108 Werkingsverdrag). Er is derhalve geen sprake van afzwakking van de onafhankelijkheid van de ECB. Nieuw in het verdrag is de opname van de ECB in het nieuwe artikel 9 waar alle reguliere instellingen van de EU worden opgesomd inclusief de ECB. De ECB zal ook onder het nieuwe Verdrag onafhankelijk van de andere instellingen van de Unie en de lidstaten kunnen blijven opereren.

In het CEP 2007 heeft het CPB een beschouwing gewijd aan de monetaire verhoudingen in de wereld. Het pluspunt zou zijn dat iedereen het eens is over het probleem. Het minpunt dat er weinig gebeurt. Hoe is de stand van zaken op dit moment?

Het IMF verwacht in haar World Economic Outlook (oktober 2007) dat het tekort op de Amerikaanse lopende rekening geleidelijk zal verbeteren van 6,2% van het BBP in 2006 naar 5,7% in 2007 en 5,5% in 2008. Dit is het gevolg van de lagere economische groei in de VS wat leidt tot een lagere groei van de Amerikaanse import, terwijl de geleidelijke depreciatie van de Amerikaanse dollar en de robuuste groei van de wereldhandel positief uitwerkt op de groei van de Amerikaanse export.

Sinds 2005 laat China haar valuta vis-à-vis de Amerikaanse dollar en andere valuta geleidelijk appreciëren. Alhoewel er in China nog geen sprake is van een vrije wisselkoers is dit wel een eerste stap om het grote Chinese handelsoverschot aan te pakken.

In het kader van de multilaterale consultaties van het IMF over de mondiale betalingsbalansonevenwichtigheden zijn de deelnemers beleidsmaatregelen overeengekomen om de onevenwichtigheden te reduceren. Het is nu zaak dat deze maatregelen worden geïmplementeerd. Tijdens de jaarvergadering in oktober hebben de leden van het IMF wederom de betrokken landen hiertoe opgeroepen.

Samen met de hoge olieprijs, de stijgende voedselprijzen zou deze schaarste aan arbeidskrachten kunnen leiden tot een stijgende inflatie. Hoe schat de Minister dit risico in?

Het CPB verwacht in de MEV dat door een toenemende stijging van de arbeidskosten per eenheid product de inflatie toeneemt van 1 procent dit jaar tot 2 procent volgend jaar. In december komen er nieuwe ramingen van het CPB voor 2007 en 2008. Dan wordt duidelijk hoe de ontwikkeling in de grondstoffenprijzen, economie en arbeidsmarkt doorwerken in de inflatie. Naast de door u genoemde ontwikkelingen is onder andere ook de goedkope dollar van belang. Deze kan juist een matigend effect hebben op de inflatie. Er zijn geen aanwijzingen dat de genoemde ontwikkelingen per saldo tot een (heel) andere inflatie zullen leiden dan voorzien in de MEV.

Niet alleen de hardwerkende mens, maar ook de hardrijdende mens wordt getroffen. Hoe ziet de Minister de boete als vooraf in te boeken dekkingsmiddel?

De begroting wordt opgesteld op basis van een zo goed mogelijke raming van uitgaven en ontvangsten. Dat geldt ook voor de boeten. In het specifieke geval van de boete opbrengsten is er op basis van gemiddelde prijs en hoeveelheid boeten een raming opgesteld. In het Coalitieakkoord is afgesproken om de boetenontvangsten met 90 mln. te verhogen. Het doel van de handhaving is het vergroten van de verkeersveiligheid. Er vinden nog steeds overtredingen plaats, dat is voor het kabinet een reden om door te gaan met de handhavingsinspanningen en de boetes te verhogen.

Vragen CU/SGP

Vindt de minister, dat in de begroting de te bereiken doelen voldoende scherp zijn geformuleerd?

De doelen zijn nog niet altijd voldoende scherp geformuleerd. In de afgelopen jaren zijn echter de nodige verbeteringen tot stand gebracht in de operationalisatie van de te bereiken beleidsdoelen en verdere verbeteringen zal ik bevorderen.

Regeren is vooruitzien. Nu hebben we begrepen dat de verschillende bewindslieden gebonden zijn aan de budgetten die in de begroting zijn weergegeven. Dat is natuurlijk een goed uitgangspunt. Echter, wat doen we als zich situaties voordoen die niet of niet in voldoende mate, zijn onderkend. Dan kan het toch niet zo zijn, dat afspraken voor pakweg 4 jaar vastliggen. Dan kun je toch niet zeggen, onderwijs, los het probleem maar binnen je eigen begroting op zodat als je het ene probleem oplost andere knelpunten weer groter worden? We hebben toch te maken met een probleem dat het hele kabinet en ook de hele volksvertegenwoordiging aangaat? Dan is het toch een draagt elkaars lasten?

Bij de formatie zijn afspraken gemaakt over de verdeling van additionele middelen over belangrijke maatschappelijke terreinen als het onderwijs, de gezondheidszorg en de duurzame leefomgeving. Met andere woorden, in het Coalitieakkoord is een integrale afweging gemaakt tussen nieuwe intensiveringen en ombuigingen op de verschillende terreinen van de rijksbegroting.

In de Miljoenennota 2008 zijn, op basis van het Coalitieakkoord en het Beleidsprogramma, de uitgavenkaders voor de gehele kabinetsperiode gepresenteerd en vastgelegd. Deze kaders geven de maximale reële uitgaven aan voor de afzonderlijke jaren 2007–2011. Indien zich de situatie zich voordoet dat de wereld zich anders ontwikkelt dan op dit moment wordt ingeschat, dan blijven de uitgavenkaders in principe van kracht.

Het kabinet kan – binnen de kaders – inspelen op nieuwe uitdagingen of veranderingen in de wereld. In de begrotingsregels is vastgelegd dat bewindspersonen in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor het inpassen van nieuwe beleidswensen in de departementale begrotingen. Het kabinet kan echter ook van deze lijn afwijken. Dit wordt van geval tot geval besloten tijdens de begrotingsvoorbereiding in de Ministerraad. Het uitgavenkader blijft echter onverkort van kracht.

Wat betreft de koopkrachtontwikkeling in ons eigen land hebben we toch zorgen. En wel met name over het feit, dat volgens de tabellen gezinnen waar één modaal inkomen binnenkomt, erop achteruit gaan. Deze groep gaat er bovendien vanaf 2009 nog eens 0,5 % op achteruit i.v.m. het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. En is al bekend wat de gevolgen zijn van de verhoging van de energieprijzen, om ons daar toe te beperken, voor de koopkrachtontwikkeling van deze groep?

De SGP en CU uiten hun zorgen over de koopkrachtontwikkeling in ons eigen land. De CU/SGP stelt dat gezinnen waar één modaal inkomen binnenkomt, erop achteruit gaan en dat deze groep er bovendien vanaf 2009 nog eens 0,5 % op achteruit i.v.m. het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. De SGP vraag daarnaast of al bekend is wat de gevolgen zijn van de verhoging van de energieprijzen voor de koopkrachtontwikkeling van deze groep?

Gezinnen met kinderen en een modaal inkomen gaan er in 2008 inderdaad licht op achteruit. Het is echter een misvatting dat deze groepen er vanaf 2009 nog eens 0,5% op achteruit gaan. Zoals in de SZW-begroting valt te zien (tabel 41.2) is de gemiddelde koopkrachtverandering over de kabinetsperiode voor gezinnen met kinderen en een modaal inkomen die geen last hebben van de beperking van de uitbetaling van de algemene heffingskorting (omdat zij jonge kinderen hebben of geboren zijn voor 1972) per jaar 1 1/4%. Het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting zorgt voor modale alleenverdieners voor een negatief effect van 0,5% per jaar. Per saldo blijft er dus nog een duidelijke positieve verandering over.

Veranderingen in de energieprijzen worden in de koopkracht meegewogen via de inflatie. Het CPB is in haar MEV en MLT-raming – waarop de koopkrachtcijfers in de SZW-begroting zijn gebaseerd – uitgegaan van een stijging van de energieprijzen. Dit is dus ook verwerkt in de koopkrachtcijfers. Als de stijging hoger uitvalt dan verwacht dan zal de koopkracht uiteraard negatief beïnvloed worden. In antwoord op vraag 8 van het CDA wordt dieper ingegaan op de kans op een substantieel hogere inflatie dan verwacht. De kans daarop lijkt niet zo groot.

Wat die overdraagbaarheid betreft kan gezegd worden: dat is een gelopen koers, houd daar over op. Toch nog het volgende: in het economenblad ESB van 16 november schrijft mevr. Pott-Buter, dat afschaffing van deze overdraagbaarheid voor 150 000 gezinnen met kinderen ouder dan 6 jaar uiteindelijk zal leiden tot een inkomensachteruitgang van 14%. Ze stelt: In gezinnen met meerdere kinderen en een laag inkomen kan het inkomen dan dalen beneden het sociale minimum. Zonder een inkomenscompensatie schrijft ze verder zal het beroep op de bijstand toenemen. En dat, terwijl de minister in een brief aan de Tweede Kamer over preventie van armoede schrijft: Het beleid van het kabinet is in de eerste plaats gericht op het voorkomen van problematische schulden, vanuit de gedachte dat voorkomen beter is dan genezen. Vindt de minister nu ook niet met mij, dat dit beleidsuitgangspunt op gespannen voet staat met de ontwikkeling die ik zojuist schetste en wil hij daar wat aan doen?

Het is juist dat de afschaffing van de overdraagbaarheid op zichzelf een negatief inkomenseffect heeft voor alle alleenverdieners die niet onder de uitzonderingsregel vallen. Om twee maal te kunnen profiteren van de algemene heffingskorting zullen van gezinnen zonder jonge kinderen en waarvan de minstverdienende partner geboren is na 1971 beide partners moeten participeren op de arbeidsmarkt. De toename van de arbeidsparticipatie die van deze financiële prikkel uitgaat, is o.a. nodig voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Gezinnen die niet onder de uitzonderingsregeling vallen en waarvan de minstverdiende partner niet gaat werken zullen een negatief inkomenseffect ondervinden. Dit geldt dus voor zowel alleenverdieners met een hoog inkomen, als voor alleenverdieners met een laag inkomen. Het is echter niet juist om aan te nemen dat dit Kabinet, dat zichzelf tot doel stelt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en dat de armoede wordt teruggedrongen, geen additionele maatregelen neemt die ervoor zullen zorgen dat de laagste inkomens beschermd worden. Een voorbeeld is de invoering van het kindgebonden budget. Alleenverdieners met kinderen en een minimumloon hebben veelal een verzilveringsprobleem waardoor zij niet volledig profiteerden van de kinderkorting. Door de kinderkorting te vervangen door het kindgebonden budget ondervindt juist deze groep een positief inkomenseffect. In de komende jaren zal bovendien additioneel budget worden toegevoegd aan het kindgebonden budget.

Vragen PvdA

Waarom moeten alle adviesorganen van de overheid bezuinigen en lijkt het Centraal Planbureau te worden overgeslagen?

Analoog aan de adviesorganen van de overheid heeft ook het Centraal Planbureau in het coalitieakkoord een taakstelling gekregen van 20 procent over vier jaar. De apparaatstaakstelling laat overigens wel de ruimte aan ministeries om binnen de eigen organisatie nadere prioriteiten te stellen.

Hoewel wij niet tegen nieuwe wegen zijn, is het woon-werkverkeer in de spits niet op te lossen met meer wegen. Dat geldt voor alle agglomeraties en dus ook voor de agglomeratie Nederland. Wat ons land zou kunnen helpen is rekening rijden. Mijn fractie is dan ook uitermate teleurgesteld dat dit nu uitgesteld lijkt te worden tot 2016. Rekening rijden is goed voor het milieu. Wie wordt er beter van het uitstel van rekeningrijden? En legt dit kabinet zich neer bij uitstel?

Uit onderzoek blijkt dat de kilometerprijs inderdaad zeer positieve effecten heeft op het milieu. Niemand is gebaat bij uitstel van de kilometerprijs. U kunt dan ook binnenkort een brief inzake de kilometerprijs verwachten van het kabinet. Mijn collega Eurlings zal de brief aan u toelichten.

In dat verband is het ook interessant de visie van de Minister te vernemen op de volgende vraag: Zien wij niet een financieringsbron nagenoeg geheel over het hoofd? En ik doel dan op de successiebelasting die de komende decennia zal toevloeien naar de Staat als de erfenissen van de babyboomers vrijkomen. Op welke vermogensberg zitten babyboomers eigenlijk en hoeveel zal dat aan belasting op erfenissen opleveren voor de Staat? Kan de Minister ons op dit punt wat berekeningen voorleggen en zijn visie geven in welke mate deze opbrengsten behulpzaam zijn bij de toenemende kosten van de vergrijzing. Gezien de economische groei en gezien ook het feit dat er nog wel wat in de pot zit wat de komende decennia vrijvalt bepleit mijn fractie niet te eenzijdig te kijken naar het geprognosticeerde financieringstekort. Mijn fractie pleit niet voor potverteren maar ons arm rekenen hoeft ook niet, niet potverteren maar wel investeren.

Door toenemende welvaart en de demografische ontwikkelingen zal inderdaad ook de successiebelasting in de toekomst toenemen. Het CPB1 gaat er van uit in haar studie naar de financiële houdbaarheid van de overheidsfinanciën dat de ontvangsten aan successierechten meegroeien met het BBP en structureel circa 0,3% BBP zullen bedragen. Het CPB houdt hierbij geen rekening met demografische veranderingen (stijging van het aantal sterfgevallen), en mogelijk zullen successierechten in de toekomst dus meer stijgen dan nu in de vergrijzingssommen.

De bijdrage aan financiële houdbaarheid is echter zeer beperkt. Zo is het onduidelijk of de babyboom generatie grote erfenissen zal nalaten, omdat hun vermogen grotendeels ondergebracht is bij pensioenfondsen. Daarnaast zal een verhoging van successiebelasting gepaard gaan met een daling van andere belastingontvangsten op consumptie. Het deel van het vermogen dat als belasting wordt afgedragen, kan immers niet worden geconsumeerd. De positieve opbrengst wordt daar verder door beperkt.

Vragen VVD

Het kabinet heeft bezuinigingen ingepland tot een bedrag van 3,7 miljard euro. Wij twijfelen zeer aan de haalbaarheid daarvan. (vb: 100 miljoen euro doelmatigere overheid moet opleveren zijn vooralsnog virtueel. De opbrengst van de verkoop van gronden en gebouwen ter grootte van eveneens 100 miljoen euro lijkt harder, maar wij betwisten dat een verkoopopbrengst een bezuiniging is. Voor bezuinigingen in de zorg wordt maar liefst 1 miljard euro ingeboekt. Kan de hogere opbrengst van 100 miljoen euro van fraudebestrijding en boeten onder de bezuinigingen geschaard te worden? Nee toch. De 200 miljoen euro, die het kabinet bij de provincies ophaalt dan? Of de afroming van de vermogens van de woningbouwcoöperaties met een bedrag van 750 miljoen euro? Dat zijn toch ook geen bezuinigingen. En wat te denken van de besparingen door de inkrimping van het ambtenarenkorps? Hoe hard is de inkrimping met 15 000 ambtenaren eigenlijk? Heeft de minister er al zicht op waar de klappen gaan vallen? En heeft hij rekening gehouden met de afvloeiingskosten, die begroot zijn op een half miljard euro?

Het kabinet gaat er van uit dat de genomen maatregelen realistisch zijn. De heer Biermans (VVD) heeft echter gelijk met de stelling dat sommige maatregelen van het kabinet in strikte zin geen bezuinigingen zijn. Zo is de hogere opbrengst van 100 miljoen aan fraudebestrijding en boeten geen bezuiniging, maar een verhoging van de zogenoemdeniet-belasting opbrengsten. Deze opbrengsten worden verantwoord aan de uitgavenkant op de departementale begrotingen.

Een ander voorbeeld betreft de afroming van de vermogensoverschotten bij provincies. Door deze maatregel gaan provincies meer taken uitvoeren. Deze taken worden door de provincies zelf gefinancierd. Dit heeft tot gevolg dat de bijdragen vanuit de departementale begrotingen voor de uitvoering van deze taken omlaag kan. Door deze maatregel vallen de uitgaven voor de rijksoverheid dus lager uit.

Een derde voorbeeld betreft de woningcorporaties. Ten tijde van het schrijven van de Miljoenennota 2008 werd nog onderhandeld met de woningcorporaties over de bijdrage van de woningcorporaties. In het kabinet is afgesproken dat de woningcorporaties vennootschapsbelasting gaan betalen over de gerealiseerde winst. Op basis van onze berekeningen verwachten wij dat deze maatregel per jaar 500 miljoen euro oplevert. Deze maatregel is niet opgenomen als bezuiniging, maar is opgenomen als lastenverzwaring in de zogenoemde inkomstenindicator.

Voor wat betreft de besparing op het ambtenarenkorps hebben de departementen allerlei plannen ingediend om de reductie van het aantal ambtenaren in de komende jaren ook daadwerkelijk te realiseren. Bij de start van deze kabinetsperiode zijn de bezuinigingen op de ambtenaren al verwerkt in de departementale begrotingen voor de komende jaren.

In hoofdstuk 3 van de Miljoenennota 2008 in paragraaf 3.2.2. is een overzicht gegeven van de uitgavenbeperkingen gedurende de kabinetsperiode. In paragraaf 3.2.3. is een overzicht gegeven van de lastenmaatregelen gedurende de kabinetsperiode.

Het kabinet hervormt niet, en draait zelfs hervormingen terug: het doet niets aan de noodzakelijke verdere hervorming van de sociale zekerheid en ontslagrecht en het kabinet draait CDA/VVD-hervormingen terug; versoepeling van de keuringen van arbeidsongeschikte mensen tussen de 45 en 50 jaar? En van het vervallen van de sollicitatieplicht van bijstandsmoeders? Wat gaat het kabinet doen aan de grote toestroom van 18-jarigen in de Wajong?

Het kabinet maakt andere keuzes dan het vorige kabinet en uw fractie voorstaat. Dit betekent echter niet dat het kabinet stil zit. De grootste uitdaging is volgens dit kabinet om zo veel mogelijk mensen aan het werk te helpen. Het kabinet wil niet voor niks deze kabinetsperiode een substantiële stap zetten om bij te dragen aan het doel van 80% arbeidsparticipatie van 80% in 2016.

Ter uitvoering hiervan heeft het kabinet voor de uitvoering van deze voornemens het project Iedereen doet mee ontwikkeld. Het betreft een groot aantal maatregelen op verschillende beleidsterreinen die de voorwaarden moeten scheppen voor de beoogde verhoging van de arbeidsmarktparticipatie. Denk aan: het geleidelijk afschaffen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting en het invoeren van een inkomensafhankelijke arbeidskorting.

Met betrekking tot de herkeuring van de zogenoemde 45–50 jarige WAO’ers kiest dit kabinet ervoor de herkeuring te laten plaatsvinden volgens het oude schattingsbesluit. Deze keuze uit het CA is mogelijk een andere dan die uw fractie zou maken. Wij kiezen voor een sociaal beleid, maar gericht op arbeidsparticipatie. Voor herbeoordeelden zullen bijvoorbeeld op zo korte termijn, na ommekomst van de Raad van State brugbanen worden geïntroduceerd. Daarnaast zal het kabinet voldoen aan het verzoek van de Tweede Kamer om de WAO zodanig aan te passen dat het aantrekkelijker wordt te gaan werken doordat WAO’ers die gaan werken vijf jaar geen herbeoordeling hoeven te vrezen (als daar geen aanleiding toe is).

Voor langdurig werklozen zullen de regels voor passende arbeid worden aangepast, zodanig dat langdurig werklozen langer dan één jaar werkloosheid aangeboden arbeid moeten aanvaarden. Dit om werklozen die aan de kant dreigen te staan te activeren aan de slag te gaan. De sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders vervalt, maar hiervoor komt een scholingsplicht zodat deze moeders als hun kind 5 jaar is goed de arbeidsmarkt kunnen betreden.

Voorkomen moet worden dat jongeren met een beperking via de Wajong worden afgeschreven of een stempel opgedrukt krijgen. In dit verband wil het kabinet bekijken of het voor jongeren die nog benutbare mogelijkheden hebben niet beter is om de (definitieve) beslissing tot toelating tot de Wajong, die nu veelal plaatsvindt op 18-jarige leeftijd, uit te stellen tot een later tijdstip. Voor de zomer komt het kabinet met nadere uitwerking.

Het doel is te voorkomen dat een steeds grotere groep aan de kant komt te staan zonder perspectief. Daarom wordt ook ingezet op preventie en re-integratie, zoals nader uitgewerkt in het kabinetsstandpunt op het SER-advies «meedoen zonder beperking».

Vragen GL

Is het BKZ toereikend om stijgende zorgkosten te accommoderen? Extra middelen zijn goed, maar toch een efficiencytaakstelling.

Het BKZ is toereikend om de stijgende zorgkosten te accommoderen. In het BKZ is namelijk rekening gehouden met de groei in de zorg die door het CPB is berekend. Die groei zit hem onder andere in de demografie, de zorgzwaarte, kwaliteitsverbeteringen door onder andere vooruitgang van de medische technologie en ontwikkeling van het loon- en prijsniveau.

Wat betekent (Miljoenennota p.60): eigen risico indexeren met niveau zorguitgaven?

Per 2008 zal het eigen risico worden geïndexeerd met de ontwikkeling van de zorguitgaven volgens de middellange termijnraming van het CPB (zon 6%).

Vragen PvdD

De heer Koffeman heeft gevraagd naar de jacht door leden van het Koninklijk Huis.

Het onderscheid tussen jacht enerzijds en afschot in het kader van faunabeheer ligt vast in de Flora- en faunawet. Het is de minister van LNV die een ontheffing verleent voor het beheer van levende hoefdieren (edelhert, ree, damhert en wild zwijn). Inhoudelijke vragen over specifieke vergunningen dienen aan de minister van LNV te worden gesteld.

De vervuiler betaalt, maar waarom veehouderij niet?

Dit is een complexe materie, waarover simplificerende uitspraken moeten worden vermeden.

Ik wil graag verwijzen naar de brief van minister Verburg aan de Tweede Kamer van 29 oktober waarin de stand van zaken gegeven wordt van het onderzoek naar de maatschappelijke kosten en baten van de intensieve veehouderij. De tweede fase van het onderzoek is inmiddels ingezet en loopt tot en met februari 2008. De eindresultaten zullen naar verwachting in maart 2008 naar de Kamer worden gestuurd.

Graag verwijs ik ook naar de door minister Cramer gegeven antwoorden, mede namens minister Verburg, op Kamervragen van de Partij van de Dieren over een mogelijke accijnsheffing op vlees.

Verder is er op dit moment sprake van een burgerinitiatief dat in behandeling is bij de Tweede Kamer en waarin ook een verzoek zit tot de introductie van een heffing op vlees. Uiterlijk 20 december vindt hierover een afrondend plenair debat plaats. Het kabinet wil de behandeling van dit burgerinitiatief afwachten alvorens het een definitief standpunt inneemt aangaande een heffing op vlees.

Waarom geen investeringsfonds voor plantaardige gewassen terwijl er wel heel veel geld naar bio-industrie gaat?

De overheid ondersteunt waar nodig de verduurzaming in de landbouw, waaronder de ecologische verduurzaming. Dit geldt voor de landbouwsector in brede zin. Hieronder valt ook de plantaardige sector.

Naar boven