Aan de orde is de besluitvorming over de controversialiteit van een aantal wetsvoorstellen.

De voorzitter:

Gehoord het College van Senioren, stel ik aan de Kamer voor, overeenkomstig de procedureregeling inzake besluitvorming en communicatie over controversiële ontwerpregelgeving van 2 juli 2002, de volgende wetsvoorstellen controversieel te verklaren:

  • - Wijziging van de Wet op de kansspelen houdende tijdelijke bepalingen met betrekking tot kansspelen via internet (30362). Dit geschiedt op verzoek van de fracties van de SGP en het CDA;

  • - Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek, invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem (financiering in het hoger onderwijs) (30387). Dit geschiedt op verzoek van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP;

  • - Regels met betrekking tot het heffen van een bijdrage van verhuurders van woningen ten behoeve van de uitgaven van het Rijk in het kader van de betaalbaarheid van het wonen (Interimwet betaalbaarheidsheffing huurwoningen) (30410). Dit geschiedt op verzoek van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, GroenLinks, de PvdA, D66 en de SP;

  • - Wijziging van artikel 247 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten als gevolg van de modernisering van het huurbeleid vanaf 1 januari 2007 (Wet modernisering huurbeleid 2007) (30595). Dit geschiedt op verzoek van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, GroenLinks, de PvdA, D66 en de SP;

  • - Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer versterking van de rechtspositie van de student en de verplichte instelling van de raad van toezicht en verbetering van zijn bevoegdheden (rechtspositie studenten en raden van toezicht) (30832). Dit geschiedt op verzoek van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, D66, de PvdA en de SP;

  • - Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen om gemeenten meer zekerheid te geven dat mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces met behoud van uitkering gedurende maximaal twee jaar onbeloonde additionele werkzaamheden kunnen verrichten (30650). Dit geschiedt op verzoek van de PvdA, de SP, D66, GroenLinks en de OSF.

Het woord is aan de heer Rosenthal.

De heer Rosenthal (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie is verontrust over de gang van zaken bij de controversieelverklaring van aanhangige wetsvoorstellen. Bij controversialiteit gaat het om wetsvoorstellen waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat de behandeling met een ander kabinet tot een andere uitkomst zal leiden. In juli 2002 is vastgelegd dat bij voorstellen tot controversieelverklaring de politieke steun voor gedane voorstellen wordt bepaald en dat die steun gebruikelijk zal bestaan uit een Kamermeerderheid. Dat is dus de regel. Daarna komt de formulering: "maar in de praktijk staat het de meerderheid vrij, een voorstel van een substantiële minderheid om moverende redenen te respecteren".

Wij hebben in de aanloop naar de vaststelling van de controversieelverklaring gemerkt dat verschillende fracties het inmiddels vrijwel vanzelfsprekend vinden dat, als een aanmerkelijke minderheid iets controversieel wil verklaren, dat ook moet gebeuren. Daarmee dreigt naar het oordeel van mijn fractie de uitzondering, te weten een aanmerkelijke minderheid, tot regel te worden verheven. Wij wijzen dat af. De minderheid heeft uiteraard recht van spreken, maar de meerderheidsbeslissing telt. Die meerderheidsbeslissing is dan uiteraard volkomen legitiem.

De heer Noten (PvdA):

Ik ben erg benieuwd over welke meerderheid en minderheid de heer Rosenthal het heeft. Heeft hij het over een nieuwe meerderheid in de nieuwe Tweede Kamer, dus nadat de verkiezingen hebben plaatsgevonden, of heeft hij het over een oude meerderheid in de bestaande Eerste Kamer, die al jaren geleden en dus voorafgaand aan die verkiezingen is gekozen? Over welke meerderheid gaat het?

De heer Rosenthal (VVD):

Ik wil daar graag op reageren, maar ik vraag de heer Noten om even geduld te hebben. Ik kom straks heel duidelijk en compact terug op het punt dat hij naar mijn oordeel terecht aanvoert.

Wij hebben ernstige bedenkingen tegen bepaalde voorstellen van sommige fracties om wetsvoorstellen controversieel te verklaren. Bij een aantal voorstellen gaat het om wetsvoorstellen die in de Tweede Kamer met algemene stemmen of met alleen een tegenstem van één of enkele zeer kleine fracties zijn aangenomen, bijvoorbeeld de wetsvoorstellen over het burgerservicenummer, politiegegevens, ingezetenschap, wethouders en gedeputeerden. Die wetsvoorstellen hadden wat mijn fractie betreft niet op de lijst met voorstellen mogen worden gezet, want op die manier blijft er van de kern van de controversialiteit, een mogelijk andere uitkomst bij een ander kabinet, niets over. Het zou alleen vol te houden zijn als bij de Tweede Kamerverkiezingen zo'n beetje alle grote en kleinere partijen verdwenen waren en daarvoor geheel andere in de plaats waren gekomen. Dat is niet gebeurd.

Dat brengt mij bij het punt van de heer Noten. Mijn fractie wenst op afzienbare termijn een principiële discussie te voeren over de controversieelverklaring in deze Kamer. Anders gezegd: wij verklaren de controversieelverklaring controversieel. Het is immers dubieus dat wij, de Eerste Kamer, ons aandeel in het wetgevingsproces afhankelijk stellen van de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen. Wij zijn – toegegeven: indirect – in 2003 voor een vaste termijn van vier jaar gekozen volgens de krachtsverhoudingen die in de omvang van de huidige fracties in dit huis tot uitdrukking komen. Hoe de fracties in dit huis daar, gelet op de verkiezingsuitslag van 22 november, mee omgaan, is uiteraard voor elke fractie een politieke afweging. Daar moeten wij ons naar het oordeel van mijn fractie als instituut en als autonoom onderdeel van de Staten-Generaal echter niet mee belasten. Wij zeggen: laat dat maar gewoon blijken bij de stemming over de bij ons aanhangig gemaakte wetsvoorstellen. Wij moeten ons niet bemoeien met wat in de Tweede Kamer vanaf 23 november speelt of met wat de informateur of zijn opvolger aan het doen is.

De heer Noten (PvdA):

Wij moeten er rekening mee houden dat in deze Kamer een wetsvoorstel wordt behandeld met een minister die een volstrekt andere status heeft gekregen nu het kabinet demissionair is verklaard. Het is maar de vraag of het kabinet überhaupt nog een meerderheid in de Tweede Kamer vertegenwoordigt. Een demissionair kabinet heeft verder niet de mogelijkheid om een novelle in te dienen. Ook het doen van toezeggingen in een debat in deze Kamer ligt anders. Het al of niet uitvoeren van moties heeft een volstrekt andere status als er nog geen verkiezingen hebben plaatsgevonden en er nog geen sprake is van een demissionair kabinet. Ik steun overigens het voorstel van de heer Rosenthal. Als ik hem zo hoor, is het zeker nodig om hier een debat over te voeren.

Mevrouw De Wolff (GroenLinks):

Regeren is vooruitzien en wetgeving maken ook. Kennelijk is dat wat lastig voor de VVD-fractie in het licht van het feit dat zij de macht zal gaan verliezen. Die fractie kijkt dan ook meer achteruit. De Eerste Kamer heeft een verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van wetgeving, de uitvoerbaarheid van wetten en de goede invoering daarvan. Is de heer Rosenthal het met mij eens dat het niet wijs is om hier wetten te behandelen waarvan redelijkerwijs verondersteld kan worden dat die op vrij korte termijn anders komen te luiden op grond van een nieuwe politieke meerderheid in de Tweede Kamer en op grond van overwegingen die te maken hebben met de formatie van een nieuw kabinet?

De heer Rosenthal (VVD):

Wij moeten ons niet bemoeien met wat in de Tweede Kamer vanaf 23 november speelt of met wat de informateur of zijn opvolger aan het doen is. Anders gaan wij hier plaatsvervangend voor Tweede Kamer of informateur spelen. Daar voelt mijn fractie niets voor. Ten dele is dit reeds een antwoord op de vragen van de heer Noten en mevrouw De Wolff.

Wij vragen ons bovendien af wat ons te doen staat als wij na de uitslag van de verkiezingen voor de Provinciale Staten van 7 maart aanstaande mogen of moeten rekenen met een aanzienlijke verandering in de politieke samenstelling van de Eerste Kamer. De vraag is of wij dan ook wetsvoorstellen controversieel verklaren in afwachting van de nieuwe Eerste Kamer. Dat zou dan wel zo logisch zijn.

De gang van zaken bij het controversieel verklaren misstaat in deze Kamer. Hoog tijd dus voor een principiële discussie. Zoals gezegd, verklaart mijn fractie de controversieelverklaring in de huidige vorm controversieel.

Ik kom terug op de vragen van de heer Noten en mevrouw De Wolff. Wij hebben hierover in de fractie ook gedacht en doorgedacht. Wij zien het als volgt. Het is op zijn minst aan het demissionaire kabinet om aan de Eerste Kamer een brief te sturen waarin het duidelijk maakt hoe het staat ten opzichte van de in de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstellen.

Mijn fractie begrijpt dat er reacties zullen komen in de zin van: de VVD-fractie gaat van een meerderheidspositie naar een minderheidspositie. Daar trekken wij ons op dit moment helemaal niets van aan. Wij stellen hier ten principale de controversieelverklaring in deze Kamer ter discussie. Daarbij gaan wij niet in op de vraag of het de VVD-fractie tot voordeel of tot nadeel zou strekken.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Ik vermoedde al dat de heer Rosenthal dit antwoord zou geven. Als hij het initiatief wil laten aan het demissionaire kabinet, gaat hij helemaal voorbij aan de politieke behandeling van wetsvoorstellen die hier voorliggen. Er is in elk geval een wetsvoorstel controversieel verklaard, terwijl de VVD-fractie dat niet wilde. Van dat wetsvoorstel was in de commissie al duidelijk dat er op zijn minst een novelle gevraagd moest worden. Wij kwamen tot het inzicht dat een demissionaire minister een dergelijke toezegging aan onze Kamer niet kan doen. Dat gegeven zou de heer Rosenthal toch in zijn standpunt moeten verdisconteren.

De heer Rosenthal (VVD):

Mijn reactie is klip en klaar. Het gaat niet om de vraag of je voor of tegen een bepaald wetsvoorstel bent en of het al dan niet "genovelleerd" is; ik introduceer maar even een nieuw werkwoord in deze Kamer. Controversialiteit is een ander verhaal.

De heer Noten (PvdA):

Het gaat om de vraag of er door de verkiezingen iets is veranderd voor de behandeling van wetten in deze Kamer. Heeft de minister andere mogelijkheden gekregen? Hebben wij andere mogelijkheden gekregen? Is de legitimering anders dan voor de verkiezingen? Die principiële vraag moeten wij beantwoorden. Ik kan u nu al zeggen dat ik vermoed dat de leden van mijn fractie die vraag met "ja" zullen beantwoorden.

De heer Rosenthal (VVD):

Oké.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Wat de heer Rosenthal heeft gezegd, heeft consequenties voor de werkwijze van de Kamer. Je ziet van tevoren dat een kabinet iets niet kan doen wat wij allemaal wensen. Het aangaan van een procedure waar twee of drie maanden mee gemoeid is, is dan onnodig. Je werkt dan namelijk aan iets, waar nooit een reactie op kan komen van een demissionaire minister. Dan is het toch beter om te zeggen dat het controversieel is en dat wij nu de behandeling niet doen?

De heer Kox (SP):

Ik wil graag van de woordvoerder van de VVD-fractie weten wanneer hij het licht heeft gezien, want hier zijn al vaker wetsvoorstellen controversieel verklaard. De VVD-fractie slinkt weliswaar nog steeds, maar zij is altijd in de Kamer aanwezig geweest. Is de heer Rosenthal nu met terugwerkende kracht van mening dat wij ons eigenlijk helemaal niet zo hadden hoeven te haasten met Werken aan winst en de Inburgeringswet? Deze wetsvoorstellen moesten met duvel en geweld behandeld worden voordat het kabinet demissionair werd.

De heer Rosenthal vindt dat deze Kamer geen lijsten moet maken met controversiële onderwerpen. De werkelijkheid is natuurlijk dat de meeste wetten gewoon doorgaan. De Kamer heeft gezegd dat zij die allemaal gaat behandelen. Er zijn er echter een paar waarbij een aantal fracties kanttekeningen plaatst. In dit verband herhaal ik de woorden van de minister-president: enige terughoudendheid is in dit tijdsgewricht op haar plaats. Dat geldt voor iedereen en dat geldt dus ook voor de meerderheid in deze Kamer. Die meerderheid moet bekijken hoe de verhoudingen zich ontwikkelen en wat met respect tegemoet treden aan substantiële minderheden is. Stappen wij daarvan af, dan gaat de Kamer gewoon door en dan hebben wij niets te maken met demissionaire kabinetten. Dan schrijft de heer Rosenthal echter nieuw staatsrecht.

De heer Rosenthal (VVD):

Leden van een fractie als de mijne zien niet zo gauw het licht. Wij hebben echter wel nog even goed bekeken hoe in juli 2002 de gang van zaken rond controversialiteit is vastgelegd. Wij hebben gemerkt dat er sprake is van een glijdende schaal. Dat is ook te zien in bepaalde stukken over controversialiteit die op de website van de Eerste Kamer terecht zijn gekomen. Wij hebben gekeken naar de hier gemaakte afspraak, die ik in het begin van mijn betoog heb genoemd, namelijk: regel is een meerderheid; uitzondering is een minderheid.

Dan vroeg de heer Kox wanneer de fractie van de VVD het licht heeft gezien voor Werken aan winst en de Inburgeringswet. Misschien viel er vorige week een spoortje van licht te zien toen de SP-fractie in het College van Senioren – de verslagen zijn openbaar – een balletje opgooide. De vraag was of zelfs de stemmingen over Werken aan winst en de Inburgeringswet, dus de eindfase van een wetgevingsproces, niet controversieel kunnen worden verklaard.

De heer Kox (SP):

Als u citeert uit dat verslag, moet u ook zeggen dat de SP-fractie dat heeft genoemd omdat ze erover wilde discussiëren, maar vervolgens de loyaliteit heeft opgebracht om eraan toe te voegen: dat verzoek zullen wij hier niet doen. U mag er genoeg over prakkiseren, dat doen wij ook, maar de achterliggende reden voor uw optreden vandaag is dat u de meerderheidspositie gaat verliezen. Houdt nu geen verhaal dat u eens goed hebt nagedacht over het staatsrecht enzovoorts. U raakt uw positie kwijt en daarom wilt u nu nog zaken geregeld hebben. Dat mag hoor, maar zeg dat gewoon!

De heer Rosenthal (VVD):

Dat de heer Kox zijn opmerking over het controversieel verklaren van een wetsvoorstel dat al de hele gang door deze Kamer heeft gemaakt, maar waarover de stemming na de behandeling nog een week werd aangehouden, nu weer half terugneemt, laat ik maar even voor wat het is.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik protesteer hiertegen. De heer Rosenthal moet geen fabeltjes vertellen. Ik heb in het College van Senioren juist gezegd dat ik dat hier niet ga vragen, omdat ik begrijp dat de verhoudingen zijn zoals ze zijn en omdat wij er afspraken over hebben gemaakt. Hij gebruikt mijn opmerking nu, terwijl ik mij in het seniorenoverleg loyaal heb gedragen en hij wil afwijken van de regels die wij hebben.

De heer Rosenthal (VVD):

Alleen al het feit dat je daarop reflecteert in een kamer van reflectie, vind ik een verkeerde reflectie.

Het gaat mij erom, de positie van de Eerste Kamer heel duidelijk te markeren. Ik begrijp dat de heer Kox in gedachten nog een beetje zit te pendelen tussen de Eerste en de Tweede Kamer. Immers, hij is gekozen in de Tweede Kamer, maar hij zit in de Eerste Kamer. Ik begrijp dat dit wat verwarring kan opleveren. Maar de autonome positie van de Eerste Kamer is het punt waarom het vandaag bij de controversieelverklaring van wetsvoorstellen gaat. Daarover wil ik een principiële discussie voeren.

De heer Noten (PvdA):

Ik denk dat het goed is om het verschil tussen reflex en reflectie in acht te nemen en terug te komen bij de reflectie. De heer Rosenthal heeft een voorstel gedaan om die discussie te gaan voeren. Een van de grote voordelen van demissionaire kabinetten is dat ze erg weinig nieuwe wetten maken. Hoe dat kan, weet ik ook niet. Het zal wel iets te maken hebben met hun positie. Dat betekent dat wij in het voorjaar ruim de tijd krijgen om dat debat te voeren.

Op voorhand meld ik dat ik dat debat niet alleen wil voeren over de vraag of wij wetsvoorstellen kunnen beoordelen, maar daarbij ook wil kijken naar de betekenis van de behandeling van moeilijk liggende wetsvoorstellen in het kader van een formatie. De heer Rosenthal schijnt te veronderstellen dat het alleen maar iets te maken heeft met wisselende machtsverhoudingen in de Kamers, maar het heeft volgens mij ook iets te maken met het wel of niet onnodig belasten van formatiebesprekingen en de mogelijke nieuwe meerderheden die daaruit voortkomen. Hij weet dat controversieel verklaren niet betekent dat wetsvoorstellen worden afgestemd. Controversieel verklaren houdt niets anders in dan het tijdelijk opschorten van de behandeling van een wetsvoorstel. Een nieuw kabinet kan dat onmiddellijk weer bij ons aan de orde stellen en dan gaan wij alsnog over tot behandeling. Dat gebeurt uiteraard niet als het nieuwe kabinet dat niet wenst, wat waarschijnlijk een gevolg is van het ontstaan van een andere meerderheid. Ik wil het debat hierover graag in de volle breedte met de heer Rosenthal voeren en verheug mij erop.

De heer Rosenthal (VVD):

Graag, ik heb gezegd dat mijn fractie hierover een principiële discussie wenst te voeren. Vanzelfsprekend moeten in die discussie alle aspecten worden meegenomen. Daar is het een principiële discussie voor. Wij staan open voor allerlei argumenten contra de argumentatie die wij hier nu op tafel leggen. Daar zitten wij voor en daar staan wij voor.

De heer Werner (CDA):

Ik mag al een tijdje in de Eerste Kamer zitten. Ik heb nog nooit meegemaakt dat de spelregels voor de controversieelverklaring niet controversieel waren. Dat is bij iedere verkiezing en bij iedere kabinetsformatie het geval geweest. In 2003 is hier voor het laatst plenair gesproken over de procedures tot controversieelverklaring. Ik vind het prima dat de heer Rosenthal die discussie opnieuw wil voeren. Wij staan altijd open voor debat. Ik gun hem dat debat graag. Ik wil het debat echter niet nu voeren, want ik wil niet de spelregels wijzigen tijdens het spel.

De heer Rosenthal (VVD):

Als dit als een vraagpunt in mijn richting is bedoeld...

De heer Werner (CDA):

Nee, het is een statement.

De heer Rosenthal (VVD):

Ja, maar dat statement heeft een bepaalde strekking. Ik praat ook niet over het wijzigen van de spelregels tijdens het spel. Wij hebben aan de besluitvorming in het College van Senioren over de controversialiteit gewoon meegedaan. Wij doen dat ook hier in de Kamer. Wij distantiëren ons daar dus niet van. Het gaat ons er nu om, in een principiële discussie de staatkundige positie van deze Kamer met betrekking tot de controversialiteit nog eens helder te markeren. Wij denken dat er in de loop van de jaren deficiënties zijn ingeslopen die wij eruit moeten halen.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik maak nu voor de zesde keer deze principiële discussie over het controversieel verklaren van wetsvoorstellen mee. Die discussie is altijd principieel geweest en altijd is de positie van de Eerste Kamer erbij betrokken, maar toch wisselden de regels voortdurend. Blijkbaar spelen er nogal wat politieke argumenten bij het vaststellen van regels om het controversieel verklaren van wetten mogelijk te maken. In het verleden waren 10 Kamerleden voldoende om een wetsvoorstel controversieel te verklaren. Die regel werkte niet. Er is ook de regel geweest om 25 leden van de Kamer dat recht te geven en die regel werkte wel. De vorige keer hebben wij het op principiële gronden over een "aanmerkelijke minderheid" gehad die door een meerderheid gehonoreerd moet worden. Dat is dus nu de regel. Uit de nu voorgelegde lijst blijkt echter dat deze regel ook niet helemaal voldoet. 31 en 34 leden wilden twee wetsvoorstellen – de wetsvoorstellen inzake de Politiewet en het burgerservicenummer – controversieel verklaren, maar dat is niet gebeurd. Wetsvoorstellen waarvan minder leden vonden dat ze controversieel moesten worden verklaard, staan echter wel op de lijst van controversiële wetsvoorstellen.

Voorzitter. Wij zullen ons graag voegen naar uw voorstel, maar wij hebben wel problemen met de manier waarop de controversialiteit is vastgesteld. Net zoals in het verleden is gebeurd, zullen waarschijnlijk na deze vergadering de regels opnieuw worden aangepast.

De heer Werner (CDA):

Voorzitter. In de werkwijze van deze Kamer is de mogelijkheid voorzien om na verkiezingen van de Tweede Kamer voorstellen van wet die in deze Kamer aanhangig zijn, te onderzoeken op controversialiteit. Op die manier krijgen partijen de gelegenheid, te bezien of een kabinet van andere samenstelling wellicht tot een ander standpunt komt ten aanzien van die voorstellen dan het zittende demissionaire kabinet.

De lijst van voorstellen voor controversieelverklaring bevat geen wetsvoorstellen waarvan een duidelijke meerderheid controversieelverklaring wenst. Er zijn echter wel vijf wetsvoorstellen waarvan een zeer substantiële minderheid dat wenst. De vraag is nu of er redenen zijn om die voorstellen van wet toch te behandelen.

Het gaat de CDA-fractie daarbij om een vijftal wetsvoorstellen, te weten wetsvoorstel 30410 in samenhang met wetsvoorstel 30595 (betaalbaarheidsheffing en modernisering van het huurbeleid), wetsvoorstel 30832 in samenhang met wetsvoorstel 30387 (rechtspositie studenten/raden van toezicht en leerrechten hoger onderwijs) en wetsvoorstel 30650 (wijziging Wet werk en bijstand met betrekking tot toetreding tot de arbeidsmarkt).

Mijn fractie heeft overwogen dat wij thans te doen hebben met een demissionair kabinet dat de opdracht van het staatshoofd heeft gekregen, te doen wat noodzakelijk is in het landsbelang. Niet gebleken is dat het landsbelang afhandeling van deze wetsvoorstellen vordert. De CDA-fractie heeft dan ook geen aanleiding om de wens van de substantiële minderheid die controversieelverklaring van deze wetsvoorstellen heeft gevraagd, niet te honoreren. Daarmee blijft zij in lijn met de opstelling die zij altijd in dezen heeft gevolgd en met de bestendige gedragslijn en gebruiken van deze Kamer.

De heer Noten (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. De leden van mijn fractie sluiten zich gaarne aan bij de woorden van de heer Schuurman, zij kunnen zich daar helemaal in vinden. Toch hebben wij nog wel behoefte aan een korte opmerking.

Voorafgaande aan dit debat hebben wij geconstateerd dat voor enkele wetsvoorstellen die een substantiële minderheid van 31 respectievelijk 34 leden controversieel wil laten verklaren, uiteindelijk toch geen meerderheid te vinden is. Ik noem twee wetsvoorstellen ten aanzien waarvan wij hier desondanks mee kunnen leven, namelijk 29704 inzake wijziging van de Politiewet 1993 en 29834 inzake de ambulancezorg. Ik noem die wetsvoorstellen omdat wij hebben afgesproken dat wij deze zullen behandelen in samenhang met wetsvoorstellen die nog door de Tweede Kamer behandeld moeten worden. Bij de wijziging van de Politiewet gaat het uiteraard om het hoofdwetsvoorstel tot herziening van de politieorganisatie en bij het wetsvoorstel inzake de ambulancezorg gaat het om de indeling van de veiligheidsregio's. Met andere woorden, wij zullen deze twee wetsvoorstellen pas behandelen als die andere wetsvoorstellen tot ons zijn gekomen. Mogelijkerwijs wordt dit straks een van de nieuwe regels waar de heer Schuurman om vroeg.

Mevrouw De Wolff (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie is alleen voorstander van een fundamenteel debat over controversialiteit van wetsvoorstellen als de uitkomst daarvan geen ruimte biedt om telkens toch weer een andere afweging te maken. Het voorstel van de heer Schuurman, een kwantitatief criterium van 25 leden die menen dat een wetsvoorstel controversieel is, lijkt ons een goed hanteerbaar handvat. Daarom hadden wij ook geen moeite met het voorstel van de fracties van het CDA en de SGP – samen 25 zetels – om het voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelen als controversieel aan te merken. Ook zou de behandeling van nog enkele andere dan de thans genoemde wetsvoorstellen, wat ons betreft, uitgesteld moeten worden, omdat zich daarvoor een minderheid van ongeveer 30 zetels aftekent.

In de visie van de heer Rosenthal echter zou een wetsvoorstel alleen controversieel moeten zijn, als een meerderheid in de Kamer dat vindt of als het demissionaire kabinet dat voorstelt. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Bij de beslissing om wetsvoorstellen al dan niet controversieel te verklaren, moeten wij recht doen aan zowel het feit dat het kabinet demissionair is, als de inmiddels door de verkiezingen ingrijpend gewijzigde politieke verhoudingen. Terughoudendheid in onze wetgevende activiteiten is geboden om te voorkomen dat wij voorstellen behandelen en aannemen die, gezien de politieke verhoudingen, een kort leven beschoren kunnen zijn omdat inmiddels andere beleidskeuzen in aantocht zijn.

Mijn fractie kan zich vinden in het onderhavige voorstel voor het controversieel verklaren van enkele wetsvoorstellen. Ik merk daarbij op dat de uiteindelijke lijst – deze bevat zes voorstellen, waarvan vijf op verzoek van de oppositie als controversieel zullen worden aangemerkt – uiterst bescheiden is in verhouding tot het totaal van voorstellen dat wij nog wel zullen behandelen.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Het was een goede gewoonte dat de Eerste Kamer enige terughoudendheid betrachtte bij de afhandeling van wetsvoorstellen wanneer een kabinet demissionair was geworden. Dat is een normale gedragsregel en daarom kan ik de precieze betekenis van het Rosenthalnummer niet duiden. Wellicht deed hij het voor de bühne, maar dat is toch wat veel moeite voor die vijf mensen op de publieke tribune. Als wij hierover nog komen te debatteren, hoor ik graag wat er allemaal achter zit. Ik zag toch enige angst bij de heer Rosenthal voor de veranderende posities en een wens om een aantal voorstellen desondanks te verzilveren.

De heer Rosenthal (VVD):

In reactie op een interruptie van mevrouw De Wolff heb ik al gezegd dat het mijn fractie daar niet om gaat. Wij willen een principiële discussie, omdat wij sterk het gevoel hebben dat de controversieelverklaring in de relatie Tweede Kamer, Eerste Kamer en regering geleidelijk aan is doorgeschoven naar een patroon dat het onze niet is. Wij willen een principieel antwoord op de vraag of de Eerste Kamer met het indirecte mandaat dat zij in 2003 heeft gekregen, zich moet laten leiden door de uitkomsten van verkiezingsuitslagen voor de Tweede Kamer.

De heer Kox (SP):

Zoals gezegd: wij zullen het horen als wij hierover een diepergaand debat houden. Begrijpen doe ik het nog steeds niet. Ik constateer overigens wel dat hetgeen de heer Rosenthal nu zegt, afwijkt van hetgeen zijn fractie de afgelopen jaren heeft betoogd.

Het is de werkelijkheid dat de meeste voorstellen gewoon worden behandeld, ondanks het feit dat er aan de overkant inmiddels anders gestemd zou worden. Fracties begrijpen dus dat het werk moet doorgaan en dat er na Tweede Kamerverkiezingen geen oneindige vakantie wordt afgekondigd voor de Eerste Kamer. Het is vervelend voor onze familieleden, maar voorlopig hebben wij nog genoeg werk te doen.

Controversieelverklaringen betreffen altijd een beperkt aantal voorstellen. In dit geval gaat het om vijf voorstellen en dat is alleszins redelijk. Het voorstel mag dan ook op de steun van mijn fractie rekenen.

Ik heb eerder al duidelijk gemaakt dat mijn fractie graag had gezien dat ook het wetsvoorstel over de ammoniak controversieel was verklaard, omdat 31 senatoren hierom hebben gevraagd. Ik betreur het dat de CDA-fractie dit voorstel niet heeft willen steunen, terwijl de rest van de Kamer wel ruimhartig het voorstel van de CDA-fractie steunt om het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelen controversieel te verklaren. Maar goed, wij hebben nu eenmaal rekening te houden met de beslissingen van deze fractie, ook al is de logica achter die beslissingen niet altijd te doorgronden.

De heer Rosenthal zei dat ik in de war was geraakt door mijn grondwettelijk verplichte keuze tussen de Eerste en de Tweede Kamer. Ik heb echter heel duidelijk gezegd dat ik voor de Eerste Kamer zou kiezen als mij deze keuze zou worden voorgelegd. De heer Rosenthal heeft blijkbaar enige moeite met mijn keuze voor de Eerste Kamer. Dat belooft wat voor de toekomst! Ik sta hier echter als een trots Eerste Kamerlid.

In stemming komt het voorstel om het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelen houdende tijdelijke bepalingen met betrekking tot kansspelen via internet (30362) controversieel te verklaren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel om het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek, invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem (financiering in het hoger onderwijs) (30387) controversieel te verklaren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel om het wetsvoorstel Regels met betrekking tot het heffen van een bijdrage van verhuurders van woningen ten behoeve van de uitgaven van het Rijk in het kader van de betaalbaarheid van het wonen (Interimwet betaalbaarheidsheffing huurwoningen (30410) controversieel te verklaren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel om het wetsvoorstel Wijziging van artikel 247 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten als gevolg van de modernisering van het huurbeleid van 1 januari 2007 (Wet modernisering huurbeleid 2007) (30595) controversieel te verklaren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel om het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer versterking van de rechtspositie van de student en de verplichte instelling van de raad van toezicht en verbetering van zijn bevoegdheden (rechtspositie studenten en raden van toezicht) (30832) controversieel te verklaren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel om het wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen om gemeenten meer zekerheid te geven dat mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces met behoud van uitkering gedurende maximaal twee jaar onbeloonde additionele werkzaamheden kunnen verrichten (30650) controversieel te verklaren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Naar boven