Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van belastingwetten ter realisering van de doelstelling uit de nota "Werken aan winst" (Wet werken aan winst) (30572).

De beraadslaging wordt hervat.

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de regering voor haar adequate mondelinge en schriftelijke antwoorden in eerste termijn. Zij hebben ons volgens mij verder geholpen en de tijd voor de tweede termijn aanzienlijk beperkt. Ik bied mijn verontschuldigingen aan voor een staatkundige misser van formaat in mijn eerste termijn. De heer Van Middelkoop – wie anders – maakte mij daarop attent. Tenzij Hare Majesteit morgen bekendmaakt dat zij afstand doet, maar daarvoor is geen enkele aanwijzing en wij wensen dat ook niet, had ik niet moeten spreken van een nieuwe regering die aantreedt, maar natuurlijk van een nieuw kabinet. Ik heb dat in de Handelingen niet veranderd, want je moet je fouten nooit met terugwerkende kracht proberen, te corrigeren. Bij dezen graag akte van het feit dat er gesproken moet worden van een nieuw kabinet dat aantreedt. Aan een nieuwe regering zijn wij nog lang niet toe.

Wij hebben in eerste termijn lang gesproken over de afwegingen die in Europees verband ten aanzien van het tarief en de grondslag zouden moeten worden gemaakt en waarvan ik nog altijd het gevoel heb dat de regering ze niet werkelijk in finesse heeft gemaakt. De minister heeft met enige overtuigingskracht wel duidelijk gemaakt dat er op dit moment van een Europese race to the bottom nog niet bepaald sprake is. Hij heeft dat met name onderbouwd met de stelling dat in feite over een langere periode van jaren de opbrengst van de winstbelasting als deel van het bruto binnenlands product in de totale Europese Unie op peil is gebleven. Ik vind het overigens ook interessant voor het Nederlandse beleid om te stellen dat een zekere stabilisering van dergelijke opbrengsten over een wat langere periode wenselijk is. Wat wij doen in de balans van grondslag en tarief, moet gericht zijn op het ongeveer op peil houden van de opbrengst, gerelateerd aan het bbp.

Het zou aardig zijn als wij met de regering konden afspreken dat zij in Europees verband aandringt op een bewaking in dit opzicht van het beslag, maar ook van de opbrengst van de winstbelasting. Je vraagt je af of dit geen mooi onderwerp is voor de open coördinatiemethode, die in zich heeft dat hij zonder onmiddellijk in "hard law", dus in duidelijke voorschriften te vervallen, toch binnen korte tijd door informatie-uitwisseling tot de ontwikkeling van benchmarks, dus van standaarden leidt, die op landen waar de normen de neiging hebben om uiteen te lopen, een zekere normerende werking hebben. Wat is de opvatting van de minister over de mogelijkheid van open coördinatie op dit vlak? Overigens zegt de norm van de opbrengst van de winstbelasting als percentage van het bbp nog betrekkelijk weinig over de relatieve positie van de EU-landen ten opzichte van elkaar qua opbrengst en effectieve druk. Daarvan willen wij een beter beeld hebben om goed te beoordelen hoe zich een Nederlandse tariefsverlaging van deze omvang tot de reacties van andere Europese landen zal verhouden en wat dit voor een totaaleffect zal hebben. Ik ben graag bereid om van de minister aan te nemen dat in dezen geen sprake is van anti-Europeanisme, maar verwacht eigenlijk wel van de regering dat zij zich inzet om de common tax base, de gemeenschappelijke grondslag, inderdaad in Europees verband naderbij te brengen en dat zij zich zo niet inzet voor een minimumtarief in relatie daartoe, dan toch wel sterk maakt voor forse coördinatie op het vlak van de effectieve druk en de opbrengst van de winstbelasting als deel van het bbp. Ik hoor ook in dat opzicht graag meer van de minister over onze positie in Europa en de wijze waarop wij in Europa proberen, de balans erin te houden. Wij wachten een Europees oordeel over de rente en de octrooibox natuurlijk met spanning af, zij het met wat minder spanning over de octrooibox dan over de rentebox. De vraag is nog of de overige drie genoemde maatregelen die de minister in zijn schriftelijke beantwoording noemt, in Brussel zijn gemeld of dat wij in plaats van die maatregelen te melden, maar afwachten hoe Brussel reageert. Met name op het punt van de tuinbouwkassen, waarbij onze collega's aan de overkant een grootse daad hebben verricht door middel van het amendement, doet zich de vraag voor of die kwestie in Brussel is gemeld, of dat dit niet gebeurt.

Over de dekking van het wetsvoorstel heeft de minister iets interessants gezegd. Hij stelde dat sprake was van een meevaller van 1 mld. in de EU-afdracht en dat dit bedrag fiftyfifty is verdeeld over de burgers en de bedrijven. Daardoor hebben de bedrijven een half miljard gekregen, voor een belangrijk deel in de vorm van dit wetsvoorstel. Dat kost overigens 730 mln., maar over een klein verschil twisten wij niet. Ik heb altijd begrepen dat de guldens uit Europa niet gewaarmerkt zijn. Op de rand staat "God zij met ons", maar daar blijft het zo ongeveer bij. Het gaat er niet zozeer om of je dat halve miljard wel of niet aan de bedrijven geeft, de EU-afdracht had ook op een andere manier kunnen worden toebedeeld. De beschouwing over de dekking laat onverlet dat dit halve miljard ook op een andere manier had kunnen worden uitgegeven, bijvoorbeeld voor lastenverlichting voor de burgers, dan wel via investeringen in belangrijke zaken, verband houdend met het vestigingsklimaat of anderszins.

In dat verband is de minister niet ingegaan op mijn analyse dat die 730 mln. vrijwel geheel bij de grote bedrijven neerslaat. Die analyse komt in de memorie van antwoord op ons voorlopig verslag heel duidelijk terug, want daarin geeft de minister aan dat, wanneer de tariefverlaging zou worden beperkt, dit een aanzienlijke extra opbrengst zou betekenen. Dat zou tot gevolg hebben dat met name de grotere bedrijven aanzienlijk minder van het wetsvoorstel zouden profiteren. Daaruit blijkt dat de algemene tariefverlaging en de nettosaldo-opbrengst van het wetsvoorstel in belangrijke mate bij de grote bedrijven neerslaan. Dan kun je van een cadeautje spreken. Dat maakt de vraag hoe de afweging om dat te doen, waarom de Shells en de Philipsen in dit tijdsgewricht op die manier worden bediend met een bedrag van bijna driekwart miljard, eigenlijk heeft plaatsgevonden. Dit bedrag had namelijk ook kunnen worden gebruikt voor nuttiger zaken, zoals investeringen in kennis en onderwijs. Dat maakt die vraag des te klemmender. De minister is niet op die vraag ingegaan. Ik krijg daar nog graag een beschouwing over, want mijn fractie weet wel wat de keuze had moeten zijn. Wij hadden dat nooit op die manier gedaan. Wij hadden die driekwart miljard nooit op die manier naar de grote bedrijven weggezet.

Ik ga ervan uit dat de kiezer morgen zal laten blijken dat dit geen goede keus is geweest. De kans is groot dat dit beleid in deze vorm niet zal weerkeren. De minister nam daar in het slot van zijn betoog al een klein voorschotje op. Hij heeft een deel van een mooi gedicht van Marsman voorgedragen. Het klonk een beetje als een zwanenzang. Het was een heel professionele, bekwaam gebrachte en overtuigende zwanenzang, maar toch een zwanenzang.

De heer Minderman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank minister Zalm en, naar ik heb begrepen, ook staatssecretaris Zalm voor de beantwoording. Beiden hebben aangegeven dat een en ander hier en daar enige discussie heeft gegeven, maar dat de voorbereiding en de verdediging van het wetsvoorstel in goed overleg hebben plaatsgevonden. Dat deed mij denken aan weliswaar geen erg mooie dichtregel, maar wel een aardige kreet: "Een schizofreen is nooit alleen." Dit doet de vraag rijzen of het staatssecretariaat in de toekomst nog wel nodig is. Bovendien zijn er bij alle partijen nog wel eenlettergrepige namen beschikbaar om de lijn van Bos, Van Eijck, Wijn en Zalm voort te zetten.

Ik dank de minister voor de opmerkingen over de begrotingsnormering. Natuurlijk is er het nodige veranderd, nadat het systeem sinds enkele jaren is aangepast door middel van de uitgavenkaders. De minister heeft aangegeven dat hij daarin een soort van waardevrije begrotingssystematiek herkent. Sinds ik van het ministerie ben overgestapt naar de universiteit ben ik ervan overtuigd dat waardevrije systemen, zeker sturingssystemen, niet bestaan. De benadering van de scheiding van uitgaven en ontvangsten staat in beginsel nog steeds overeind. Ik bepleit een meer integrale afweging, want die is, gelet op de noden in de publieke sector, actueler dan ooit. Overigens zette de minister een redenering op waarvan de heer Essers zei dat het een redenering uit 1956 was, dus mijn hiaat van enkele jaren valt hierbij toch eigenlijk in het niet.

Dank voor de toezegging om de evaluatie te verbreden. Mijn interruptie op dit punt was niet bedoeld om de onafhankelijkheid van het CPB ten opzichte van de regering in twijfel te trekken, het ging mij erom of een instantie die bij de voorbereiding betrokken is geweest, wel de meest voor de hand liggende partner bij de evaluatie is. Maar goed, dit is voor mij een ondergeschikt punt, de inhoud van de evaluatie is voor mij het belangrijkste. De minister heeft gezegd dat een veel bredere evaluatie erg lastig zou zijn, met name methodologisch. Dit zal zeker op macro-economisch niveau zo zijn, maar ik zou toch graag zien dat de minister een poging zou wagen of na te gaan of wij empirisch niet wat meer zouden kunnen bereiken. Waarom niet? Zo nodig zouden de resultaten daarvan kunnen worden aangevuld met die van een aantal case studies. Dat zou niet simpel zijn, maar wel mogelijk.

Hierbij zou ik ook wat meer aandacht voor de zzp'ers willen zien, met name in verband met het onroerend goed. En wat de marginale zzp'ers betreft – ik moet nog even aan deze term wennen – als zzp'ers het uiteindelijk niet redden, dan redden zij het niet. Dat is de wet van de markt, maar je zou zeker voor de groep met tijdelijke problemen kunnen bekijken of er geen mogelijkheden op het punt van stimulering te vinden zijn om te voorkomen dat deze mensen de bijstand inrollen. Wellicht zou dit bij het onderzoek betrokken kunnen worden.

Op het punt van de groepsrentebox heeft de minister mij nog niet helemaal overtuigd. Is het nu een rentebox of een trukenbox voor bijzondere financiële instellingen (BFI's)? De minister ziet hier geen problemen in, maar hier zit toch nog steeds een luchtje aan. Ik tel hierbij op dat regeringen deze BFI's op basis van de code of conduct juist proberen tegen te gaan, dat behalve de groepsactiviteiten van bedrijven met een economische activiteit in Nederland ook BFI's sterk gebaat zouden kunnen zijn bij zo'n box en dat de minister heeft gezegd dat deze activiteiten wel eens naar andere landen verplaatst zouden kunnen worden, als wij geen groepsrentebox instelden. Daarmee zegt hij eigenlijk dat deze activiteiten van trustmaatschappijen van harte welkom zijn. Ik zie dit toch nog steeds in een ander perspectief, maar wij wachten de toetsing wel af. Wil de minister ons van het resultaat daarvan in kennis stellen? En wat zal hij doen als deze voor hem negatief uitvalt?

Al met al – ik noem de beleidskeuzen, de verdeling van zoet en zuur en de opmerking van de heer Leijnse over de allocatiebeslissingen in de publieke sector – heeft de fractie van GroenLinks nog steeds moeite met dit wetsvoorstel.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter. Ik ben toe aan mijn dankwoord en ik begin uiteraard met dank aan de minister voor zijn uitgebreide en adequate schriftelijke en mondelinge reactie op onze vragen. Ik zou het overigens erg op prijs stellen als hij de vragen die nog bij de vaste commissie binnenkomen, op dezelfde adequate manier wil beantwoorden. Ik kan me voorstellen dat er in de praktijk nog wel wat vragen overgebleven zijn, zeker na de snelle behandeling van dit wetsvoorstel in deze Kamer.

Ik dank de minister verder voor zijn toezegging dat hij nog volop aan de slag zal gaan met een verdere herziening van de Wet op de vennootschapsbelasting. Het is dan maar zo dat daarbij verbonden lichamen als stimulantia nodig waren. Overigens moet deze toezegging het aanstaande feest ter gelegenheid van het aannemen van de Wft niet bederven. Ik hoop dat de minister aan zijn ambtenaren overbrengt dat zij ook na het feest met deze verdere herziening mogen beginnen.

Wat de belastingplicht van overheidsbedrijven betreft heeft de minister vele invalshoeken gekozen om aan te geven dat de notitie op zo'n korte termijn, twee of drie jaar, niet aan de Kamer overgelegd kan worden. Het mea culpa is uiteraard geaccepteerd. Dit houdt wel in dat wij de minister blijven achtervolgen totdat wij de notitie hebben en zeker totdat de belastingplicht van overheidsbedrijven werkelijk gerealiseerd is.

Ten slotte mevrouw de voorzitter, uiteraard dank aan u, maar zeker ook aan de collega's dat wij gisteren en vandaag nog zo inhoudelijk over dit wetsvoorstel hebben kunnen praten. En zeker dank dat het ernaar uit ziet dat onze wens, dus de wens van de VVD-fractie om op heel korte termijn dit wetsvoorstel tot wet te verheffen ook uitkomt.

De heer Essers (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ook wij danken de minister voor zijn antwoord. Ik wil ook wederom onze erkentelijkheid uiten voor de inzet van de ambtenaren die ons vanochtend hebben voorzien van schriftelijke antwoorden op een aantal van onze in eerste termijn gestelde vragen.

Een aantal collega's in deze Kamer heeft gisteren en vandaag kanttekeningen geplaatst bij de vermeende bijdrage van dit wetsvoorstel aan de ratrace to the bottom. Ik benadruk dat wij het met de minister eens zijn dat de verlaging van het algemene Vpb-tarief naar 25,5% geen agressieve bijdrage is aan de fiscale concurrentiestrijd die gaande is binnen de EU. Eerder zien wij het inderdaad als een defensieve maatregel die noodzakelijk is om ons niet uit de markt te prijzen. In dat verband moeten wij ook zeker niet de grondslagverbredende maatregelen uit het oog verliezen.

Je kunt twisten over de vraag of het 5%-tarief van de groepsrentebox ook louter defensief is, zoals de minister heeft betoogd. In ieder geval is het zo dat om een dergelijke maatregel effect te laten sorteren, je wel een aantrekkelijk tarief moet presenteren. Anders kun je de maatregel beter achterwege laten.

Ik kom vervolgens bij de steeds weer terugkerende problematiek van het globale evenwicht tussen de belastingheffing voor de ib-ondernemer en die voor de bv en haar aandeelhouders. Ook na de beantwoording door de minister zijn wij niet overtuigd geraakt van nut en noodzaak van het urencriterium als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de mkb-winstvrijstelling. Over onnodige administratieve lasten gesproken! Dat geldt in nog sterkere mate voor de administratieve verplichtingen die op de bv en de directeur-grootaandeelhouder worden gelegd. Hebt u wel eens geprobeerd de elektronische vennootschapsbelastingaangifte in te vullen? Als u dat doet, drukt u dan vooral niet op de printknop. Ik heb mij laten vertellen dat er dan meer dan 350 pagina's uit de printer komen. En dan te bedenken dat één bv geen bv is. Dus dat aantal moet nog eens vermenigvuldigd worden met drie of vier, al naar gelang de kerstboom aan bv's die de directeur-grootaandeelhouder door zijn belastingadviseur is opgelegd. Daarbij dienen wij te bedenken dat de minister van Justitie het bv-recht wil flexibiliseren om de bv nog aantrekkelijker te maken, onder andere door afschaffing van het minimumkapitaal. Dat zal alleen maar betekenen dat de spanning met de fiscaliteit en al die regels oploopt. Dit is toch een punt waaraan ook een nieuw kabinet niet voorbij kan en mag gaan.

Wij hebben goed kennisgenomen van de opmerking van de minister over de maatregelen die inbreuk maken op het totaalwinstbeginsel. Ik benadruk nogmaals de grote terughoudendheid van de zijde van de wetgever die moet zijn geboden bij het nemen van maatregelen die de werking van dit beginsel bewerkstelligen. Kiezen voor maatregelen die een inbreuk op dit beginsel bewerkstelligen ten behoeve van het budgettair belang op korte termijn, kan Nederland op de lange termijn duur komen te staan: penny wise, pound foolish. Ik ben het graag met de minister eens dat de exitheffingen in de winstsfeer een onderdeel zijn van het jaarwinstbeginsel, maar als hij die heffingen bij het Hof van Justitie wil rechtvaardigen met verwijzing naar de inbreuk op de vrijheid van vestiging, zal hij aannemelijk moeten maken dat die heffingen nodig zijn om het totaalwinstbeginsel tot uitdrukking te laten komen. Nogmaals, laten wij voorzichtig zijn met inbreuk maken op dat beginsel.

Over het successierecht zullen wij nog komen te spreken bij de behandeling van het Belastingplan 2007. Inderdaad realiseren wij ons dat hoge successierechtvrijstellingen gelden voor de overdrachten bij bedrijfsopvolging, maar deze roepen in het kader van het gelijkheidsbeginsel nu net weer vragen op over de verhouding van deze vrijstellingen met andere verkrijgingen. Als het tarief redelijk is, heb je zulke hoge vrijstellingen niet nodig. Ik herhaal: een tarief van 68% past niet meer bij deze tijd.

Wat het overgangsrecht onderhanden werk betreft, hebben wij goede nota genomen van de opmerking in de schriftelijke beantwoording dat voor bouwondernemers die bij de betaling van de belastingaanslag daadwerkelijk problemen ondervinden op grond van de Invorderingswet, de mogelijkheid van een betalingsregeling openstaat. Wij vertrouwen op een ruimhartige toepassing van deze mogelijkheid in de praktijk, conform de lijfspreuk van de fiscus: forfiter in re, suaviter in modo.

Minister Zalm:

Ik heb hbs-a.

De heer Essers (CDA):

Sterk in de zaak, soepel in de uitvoering.

Ik heb er begrip voor dat op de door mij gestelde technische vragen over de toepassing van artikel 10a en de deelnemingsvrijstelling onder verwijzing naar een publicatie van de heer Strik in een later stadium schriftelijk zal worden gereageerd. Vanwege het grote belang van deze vragen voor de praktijk, zie ik dit schriftelijke commentaar graag zo spoedig mogelijk tegemoet, maar in ieder geval voor de behandeling van het belastingplan in deze Kamer. Die behandeling is voorzien voor 12 december aanstaande. In dat belastingplan staan elementen die zien op Werken aan winst. Dus ook om die reden is een timing waarbij rekening wordt gehouden met de datum van de behandeling van het belastingplan zeer gewenst. Graag krijg ik van de minister op dit punt een toezegging.

Wij hebben weer goede nota genomen van de toezegging in de schriftelijke beantwoording inzake de 90%-toets bij een vastgoeddeelneming. Daarbij gaat het om die gevallen waarin sprake is van een rechtstreekse samenhang met de exploitatie van het vastgoed en waarbij andere bezittingen worden aangenomen als gevolg waarvan een overschrijding van de 10%-grens dreigt. Een redelijke toepassing brengt dan met zich mee dat in samenspraak met de inspecteur naar een praktische oplossing kan worden gezocht. Dank voor deze toezegging. Met de minister hopen wij dat dit slechts in uitzonderlijke gevallen nodig zal zijn, maar uit de praktijk bereiken ons andere berichten, namelijk dat dit probleem zich in meer gevallen zou kunnen voordoen. Daar komt bij dat die 90%-toets continu moet worden verricht. Derhalve is de toezegging van de minister voor de praktijk van groot belang.

Ik dank de minister eveneens voor de toezegging in de schriftelijke beantwoording dat artikel VIIId ook van toepassing is op open cv's en dat de wet op dit punt zo spoedig mogelijk zal worden gewijzigd.

Ik kom tot een afweging. Natuurlijk bevat dit wetsvoorstel een aantal onderdelen die niet onze voorkeur hebben. Ik noem de aantasting van het totaalwinstbeginsel, de koppeling van het urencriterium aan de mkb-winstvrijstelling en het naar onze mening wat te harde overgangsrecht. Je kunt niet alles hebben. Verder hebben wij duidelijk aangegeven dat dit wetsvoorstel nog niet betekent dat de herziening van de winstbelastingen hiermee is afgerond. In de woorden van de minister: de wet is nog niet klaar. Daarbij heeft hij Elsschot aangehaald: tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren. Maar laat nu net de wetgever dat in grote mate in eigen hand hebben. Wij zullen dan ook de nieuwe bewindslieden van Financiën over de voor ons zeer belangrijke herzieningsvoorstellen blijven aanspreken.

Dit alles laat onverlet dat wij dit wetsvoorstel – ik doel met name op de tariefsverlagingen en de voordelen voor het midden- en kleinbedrijf – als zeer positief ervaren. Wij zullen het gaarne steunen.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Allereerst zou ik aan het adres van de heer Biermans willen zeggen dat hij niet de indruk moet vestigen als zouden wij met zijn allen de VVD een plezier hebben gedaan door dit wetsvoorstel met enige spoed te behandelen. Er zijn meer fracties die ervan overtuigd waren dat je een zekere snelheid in de behandeling moet bevorderen als een wetsvoorstel per 1 januari in werking moet treden. De heer Biermans wordt vaker overmand door een carnavaleske stemming als er belastingverlagingen kunnen worden doorgevoerd. Dat gun ik hem van harte, maar dit is een legislatief verantwoorde besluitvorming waar wij allemaal voor hebben getekend.

Ik dank de minister voor de antwoorden, schriftelijk en mondeling. Hij heeft nog eens uitgelegd dat met deze tariefsverlaging geen sprake is van een race to the bottom. Wat ik niet helemaal begrijp, is zijn positie binnen de Europese Unie. Niet dat die er op de korte termijn nu zo veel toe doet, maar hij wees eerst op het belang van een gemeenschappelijke heffingsgrondslag en zei vervolgens dat landen met een brede grondslag en een laag tarief het meest sceptisch zijn op dit punt. Nederland gaat eerdaags tot die categorie behoren, maar de minister houdt unverfroren vast aan een eerder ingenomen standpunt. Belangrijker vind ik de vraag wat dit betekent voor de tien EU-landen die een paar jaar geleden zijn toegetreden. Met mijn fiscaal boerenverstand heb ik begrepen dat die landen er een groot belang bij hebben dat zij op dit punt de nodige vrijheid behouden. Wij gunnen het die landen om economisch wat te groeien en een niveau te bereiken wat wij al jaren hebben. Zouden wij om die reden al niet wat voorzichtiger moeten zijn met het in Europa doorvoeren van een harmonisatie die misschien wel in het voordeel van Nederland is, maar die niet in het belang van die landen is?

Er is kritiek gekomen van de SOMO. Het feit dat deze stichting subsidie krijgt van de overheid wil nog niet zeggen dat zij vervolgens alleen maar onzin uitkraamt, of omgekeerd. Ik kan het niet goed beoordelen. Stel dat blijkt dat ontwikkelingslanden in de komende jaren de dupe worden. Wil de minister dan nog eens naar deze zaak kijken?

In mijn eerste termijn heb ik nogal wat gezegd over de cultuurgrondvrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Het gaat om twee punten. In de eerste plaats heb ik gezegd dat het onrechtvaardig is dat de overdrachtsbelasting toch moet worden betaald als een bestemmingsplanwijziging ten uitvoer wordt gebracht binnen de termijn van tien jaar. De minister zei daarop dat het dan gaat om situaties waarin sprake is van woningbouw of van vestiging van een bedrijfsterrein en dat het dan kassa is voor de desbetreffende agrariër, want daar gaat het meestal om. Dat is misschien niet in alle situaties het geval. Los daarvan is het de vraag of het rechtvaardig en billijk is. Het gaat mij erom dat geheel buiten de wil van zo'n agrariër om door de overheid een situatie wordt gecreëerd waarin hij opeens belasting moet gaan betalen. Het gaat mij dus om de billijkheidsvraag. Overigens ben ik best bereid om ook in financiële termen te denken.

In de tweede plaats heeft de minister ronduit erkend dat het wetsvoorstel aanpassing behoeft als het gaat om een bestemmingsplanwijziging met het oog op natuurontwikkeling in het kader van de ehs. Hij heeft een novelle toegezegd om dit zelfs met terugwerkende kracht te repareren. Daar kan ik mee thuiskomen, dacht ik toen hij dat zei, hoewel ik dan weer moet gaan uitleggen van een novelle is. Misschien wil de minister bevorderen dat de ochtendkranten hiermee morgen openen op de voor de politieke democratie van Nederland zo vitale dag. In de loop van de dag kunnen veel burgers dan nog eens inzien hoe groen deze minister – ook zijn belang is er dus mee gediend – en hoe groen mijn partij is. Het zou kunnen betekenen dat het mooie moment van de maidenspeech van collega Minderman dan enigszins in het ongerede raakt, omdat het ten koste gaat van GroenLinks, maar om politiek-strategische redenen zal de minister daar geen bezwaar tegen hebben.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter. Dank voor de adequate schriftelijke en mondelinge beantwoording, zowel van de minister als weer van de ambtenaren. Het is wel curieus te zien hoe dat gedicht van Elsschot iedere keer wordt misbruikt voor elke situatie die je je maar kunt bedenken! In dat gedicht gaat het over heel andere zaken, zoals doodslaan, wat je niet doet, omdat er wetten in de weg staan. Maar het vervolg is eigenlijk veel interessanter: je doet het niet alleen niet omdat er wetten in de weg staan, maar ook weemoedigheid die niemand kan verklaren, en die 's avonds komt, wanneer men slapen gaat. Op zichzelf is het wel aardig om dat ook bij deze wet te betrekken. Wij kunnen met hartstocht verlaging van de winstbelasting bepleiten, maar af en toe bekruipt je toch wel het gevoel of je daarmee op de goede weg zit. Het is immers ook onze plicht om te zorgen dat de staatskas redelijk gevuld blijft. Die bijdrage moet worden geleverd.

Ik sluit mij geheel aan bij wat de heer Leijnse heeft gezegd over de internationale kant. Ook ik vond de materie wel geruststellend, maar wil daar wel bij zeggen dat de verdenking dat daar een probleem ligt, door de minister over zichzelf wordt afgeroepen, door iedere keer dat ene miljard te noemen, en dat bedrag als een teruggave aan de burgers te zien. Op zichzelf is dat allemaal wel terecht, maar het geeft een klimaat aan waarbij Europa in een negatieve spiraal terechtkomt, wat mijn fractie bestrijdt. Overigens heeft ook de heer Bos gezegd dat hij dat het beste vond van dit kabinet, maar ik weet dat de fractie van de Partij van de Arbeid hier op dat punt genuanceerder is, dus ik wrijf geen zout in de wonde.

Wat de overheidsbedrijven betreft, sluit ik mij aan bij wat de heer Biermans heeft gezegd. Ik zou het wel waarderen als de minister de aanzet voor die nota aan zijn opvolger geeft. Hij heeft eigenlijk al een aanzet gegeven, door een aantal punten te noemen. Deze Kamer heeft er recht op om daarover verder te discussiëren. Ten minste drie partijen lopen al twee jaar lang daarom te vragen.

In het Belastingplan zal nog worden gesproken – ik sluit mij op dit punt aan bij de heer Essers – over de breedte. Ik wil niet verhelen dat mijn fractie in 2001 niet alleen over de overdrachtsbelasting vragen stelde, maar ook over de successierechten. De vermogensrendementsheffing werd beargumenteerd als een goede zaak om kapitaalvlucht te voorkomen. Als ik het goed zeg, werd daar indertijd ruim 500 mln. voor ingeboekt. Mijn stelling was en is dat kapitaalvlucht niet zozeer door de vermogensbelasting kwam, maar door de successierechten. Ik wil die discussie verder voeren bij de behandeling van het Belastingplan.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. In tegenstelling tot collega Van Middelkoop wil ik wel beginnen met collega Biermans te feliciteren. Drie jaar trekken in twee Kamers, en dan nu daags voor de verkiezingen kunnen zeggen dat de buit binnen is – 500 mln. is toch niet niks – dat verdient een felicitatie. Tegelijkertijd is het een extra argumentatie om te zeggen: laten wij maar stoppen met de liberalen in de regering, want dat kost veel te veel geld! Maar goed, daar gaan niet wij, maar de kiezers over.

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Hij heeft zich opnieuw als een kundig man laten zien, ook een bescheiden man, het type hbs-a. Dat je met hbs-a zelfs minster van Financiën kan worden, biedt toch wel perspectief. In het kader van zijn bescheidenheid heeft hij ons geen vergezicht willen schetsen van zijn kijk op ondernemersbelasting. Hij laat dat bescheiden over aan zijn opvolgers. Dat is mooi, maar hij heeft in de afgelopen jaren wel een helder begrotingsbeleid ontwikkeld, waarvan hij zelf zegt dat het zo goed in elkaar zit dat elke toekomstige regering ermee aan de slag kan. Dat is inderdaad een prestatie van deze minister. Daarom zou het zo fijn zijn geweest als onder zijn verantwoordelijkheid de verschillende staatssecretarissen wel een helder ondernemersbelastingbeleid hadden ontwikkeld waar elke regering, ook de volgende, mee aan de slag had gekund. Dat zou fijn zijn geweest. Men begrijpt overigens mijn bijzondere interesse in deze dagen voor wat nieuwe regeringen allemaal kunnen gaan doen. Tegelijkertijd vind ik het een gemiste kans dat deze regering dit niet gedaan heeft. Het was namelijk ook een deel van het verzoek van de VVD; namelijk niet alleen het uitdelen maar ook het inzichtelijker en gemakkelijker maken. Van dat laatste is niet heel veel terechtgekomen. Ik geef de minister wel toe dat er een beetje meer helderheid en verbetering is gekomen op een aantal gebieden, met name als het gaat om de positie van het midden- en kleinbedrijf. Er zijn een paar interessante initiatieven, zoals de octrooibox, waarover ik inderdaad hetzelfde zeg als mijn collega in de Tweede Kamer. Ik lees ook wel na wat hij zo zegt, niet om te controleren maar om ervan te leren. Soms moet je iets proberen en de octrooibox zou zoiets kunnen zijn. Maar alles bij elkaar genomen, blijft het vooral toch een beetje veel uitdelen, vooral aan grote bedrijven die het eigenlijk niet zo heel hard nodig hebben De argumentatie van de minister is: zicht op rendement kan ik niet bieden maar de buren doen ook wat, dus wij doen allemaal maar wat. Dat is volgens hem geen race to the bottom, maar het is mijns inziens toch niet het meest logische pad dat een regering moet volgen. Hij zegt mij na dat het om 500 mln. gaat. Hij meldde dat ik er een prijs voor verdien dat ik het juiste getal heb genoemd. In mijn bescheidenheid zou ik willen vragen of het dan niet zou kunnen gaan om de 230 mln. die mijn bedrag scheelde met wat er hier verder is genoemd. Men miste dat geld blijkbaar toch niet. Dan zou ik meteen willen doen wat collega Biermans voorstelde, namelijk meteen uitdelen wat je krijgt. Als wij dit geld dan uitdelen onder de 440.000 arme kinderen hebben die toch weer mooi € 500 in hun schoen met Sinterklaas. Ik geef de minister deze suggestie mee. Waar hij toch bijna minister af is, heeft hij veel meer ruimte om dingen te doen dan wanneer hij nog zou moeten beginnen.

De minster heeft ons met zoveel woorden gezegd: uitdelen kost niets want het aandeel van de winstbelasting in het bbp blijft gelijk. Milton Friedman ligt na een rijk en wijs leven pas net in zijn graf, maar hij moet zich mijns inziens nu al omdraaien als nota bene een volger van hem gaat zeggen dat uitdelen geen geld kost. Het kost juist heel veel geld. Er wordt steeds meer winst gemaakt en wij krijgen van die meerwinst steeds minder. Dat geld hoopt zich weliswaar op bij de ondernemingen, maar het wordt wel verdiend door de mensen die er werken. Een deel van dat geld zouden wij toch beter kunnen gebruiken. Wij blijven het er dus over oneens of dit ongericht strooien met geld wel de manier is om onze economie en ons ondernemingsklimaat te versterken.

Met andere sprekers ben ik van oordeel dat de minister het rapport van SOMO wel wat erg snel afserveert. Ik ben zelf aanwezig geweest op een symposium van SOMO en dat zat toch redelijk goed in elkaar. Als er niets te halen is voor al die bedrijven, waarom zitten ze dan toch allemaal op de Herengracht? Ze zitten daar toch met z'n honderdvijftigen in één grachtenpand, omdat ze denken dat ze er beter van worden? Ik zou mij kunnen voorstellen dat wanneer hij straks minister af is, hij op z'n minst aanbiedt om met SOMO hierover een debat te voeren. De zin waaromtrent dat zou kunnen gebeuren, is die welke de minister in zijn eerste termijn uitsprak: als het geen economische groei en geen werk oplevert, dan mogen ze van mij allemaal verdwijnen. Dat zou dan ook de titel van een symposium kunnen zijn. Als de minister daar dan gaat spreken, kan hij zijn bewijsvoering doen en kan SOMO daar het een en ander tegen inbrengen.

Tot slot. De minister heeft geen vergezicht geschetst, maar hij heeft wel een inkijkje in zijn eigen persoonlijkheid gegeven. Hij heeft zich in de positieve zin van het woord een technocraat genoemd. Dan denk ik: toch jammer dat hij in de handen van de liberalen is gevallen; hij had zo goed terecht kunnen komen.

Minister Zalm:

Voorzitter. Laat ik mijn tweede termijn beginnen met een eerbetoon aan Joop Wijn, die aan de grond van deze operatie heeft gestaan, maar sneuvelde voordat hij de verdediging in de Tweede Kamer op zich kon nemen. Vervolgens werd hij wel verheven tot minister, maar de verdediging van dit prachtwetsontwerp heeft hij toch moeten missen. Ik dank de Kamer voor de manier waarop de reactie is gegeven, ook in tweede termijn. Ik zal proberen nog op een aantal vragen in te gaan.

De heer Leijnse vindt het interessant om te horen dat de winstbelasting als percentage van het bbp tot nu toe redelijk stabiel is. Hij vraagt of je dat niet als een benchmark zou moeten definiëren. Dat gaat mij net iets te ver, maar ik vind het wel relevant. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een spiraal, van een concurrentie naar beneden, is dit namelijk een heel relevante constatering. Vervolgens vaststellen dat er dus nooit enigerlei beweging meer in dat percentage zal zijn, gaat mij te ver. Laat ik het zo vertalen: het is van belang om steeds oog te houden op de manier waarop die winstbelasting, als onderdeel van de totale belastingopbrengsten, zich beweegt als aandeel van het percentage bbp, en niet alleen bij ons, maar ook elders. Daar is de open coördinatie inderdaad een geschikte methode voor. Overigens zullen wij op de eerstvolgende Ecofin, volgende week, spreken over de common tax base en de ideeën die daarover bij de Commissie leven. Dat is interessant. Van deze bijeenkomsten doe ik de Kamer altijd verslag. Tot nu toe heeft men mij nog niet in een staat van groot optimisme kunnen brengen, maar ik zal kijken wat deze keer het beeld is. Ik blijf wel aansturen op het minimumtarief.

De heer Van Middelkoop heeft in dit kader gevraagd hoe het zit met de landen die net binnengekomen zijn. Deze landen hebben vaak lage tarieven, maar het zijn ook vaak landen met zeer brede grondslagen. De Slowaken hebben meen ik zo'n beetje de breedste grondslag van allemaal en hebben daar vervolgens een laag tarief bij. Het minimumtarief is niet per se 25,5. Bovendien, als je iets boven het laagste tarief in die nieuwe landen gaat zitten, kun je ook nog spreken over een soort infasering. Tenminste, als zij daarmee akkoord gaan. Zo hebben wij het met de accijnzen ook gedaan. Daarbij stond men wel echt voor het blok. Wilden zij lid worden van de EU, dan moesten zij het hele acquis accepteren, inclusief de minimumtarieven voor accijnzen. Daarbij zijn overgangsperiodes vastgesteld zodat daar geleidelijk naartoe gegroeid kon worden. Nu bevinden wij ons niet in een positie om dat zo makkelijk af te dwingen. Je kunt dat niet beslissen en tegen de nieuwe lidstaten zeggen dat zij dat maar moeten doen. Dit is nog veel delicater en moeilijker. Voor zover je dus al ooit iets met een minimumtarief kunt doen, moet je een soort ingroei hebben naar dat minimum toe. Dat minimum zal zeker lager liggen dan onze actuele tarieven. Dan praat je over 12,5 tot 15, omdat je dan nog enigszins een connectie houdt met de tarieven die de laagtarieflanden op dit moment hebben. Dat geeft Nederland nog een hele marge. Bij realistische minimumtarieven denk ik dus aan deze orde van grootte.

De heer Leijnse vroeg naar de melding van de andere drie zaken. Dat betreft het intact houden van de afschrijving tot de restwaarde bij de vrije afschrijving milieu-investeringen (VAMIL), waarbij niet de WOZ-systematiek wordt gevolgd, de intensivering van de milieu-investeringsaftrek en het beruchte amendement van de Tweede Kamer rond de tuinbouwkassen die van de gebouwencategorie worden verplaatst naar een categorie suis generis. Dat gaan wij allemaal aanmelden in Brussel, want wij willen vooraf zekerheid hebben dat dit later niet tot allerlei terugvorderingen leidt. Ik verwacht voor de eerste twee geen groot probleem, omdat zij aansluiten op regelingen die wij eerder in Brussel hebben aangemeld en die ook zijn goedgekeurd. Ik heb in de Tweede Kamer gezegd dat ik minder zeker ben, om het maar eufemistisch te zeggen, van een algemene regimewijziging voor afschrijvingen van de tuinbouwkassen in het algemeen.

De heer Leijnse (PvdA):

De minister zegt in de schriftelijke beantwoording dat de risico's van het amendement in de Tweede Kamer zijn toegelicht. Misschien kan hij hier nog iets meer over zeggen. Mochten die risico's zich realiseren doordat Brussel die maatregel schrapt, dan is de vraag of wij terugvallen op de oorspronkelijke wetstekst, die alleen op de groenlabelkassen slaat.

Minister Zalm:

Daar hebt u helemaal gelijk in. Als Brussel het torpedeert, kan het niet doorgaan en dan vallen wij terug op wat het oorspronkelijk was. Ik moet dan nader bekijken hoe wij met zo'n afwijzing van Brussel omgaan. In ieder geval moet ik dan weer in overleg met de Tweede Kamer treden. Hetzelfde geldt als de rente- of octrooibox wordt getorpedeerd.

De heer Leijnse heeft niet gelijk dat de vermindering van de afdracht aan de EU een meevaller is. Meevallers krijg je zomaar, maar wij hebben er echt heel hard voor gewerkt om dat miljard binnen te krijgen. Dat is echt een beleidsprestatie en geen meevaller. Dat miljard hadden wij ook op een andere wijze kunnen aanwenden, maar wij hebben ervoor gekozen om dat terug te geven in de vorm van een belastingverlaging voor burgers en bedrijven; beide een half miljard. Dat is geen wet van Meden en Perzen. Het was niet voorzien dat wij deze prestatie zouden leveren, want daar durfden wij bij het regeerakkoord niet van uit te gaan, dus er was een vrije keus in de besteding. Dan moet je ook motiveren waarom je het zo besteedt als je het besteedt. Ik denk dat dit een heel goede aanwending is, omdat wij Nederland hiermee fiscaal weer op de kaart zetten.

Ik ben het er niet mee eens dat de heer Leijnse zegt dat het allemaal terechtkomt bij de grote bedrijven. Bij de verdeling van de effecten van dit pakket naar klassengrootte komen zij juist meer terecht bij het midden- en kleinbedrijf. Voor het totale bedrijfsleven geldt dat het voordeel voor het mkb 2,2% is en 1,9% voor het grootbedrijf. Dat geldt ook voor de verdeling van Vpb en ib voor ondernemers; ib-ondernemers profiteren iets meer dan de Vpb-ondernemers.

Het is iets anders, wanneer je louter naar de tariefsverlaging kijkt, maar dat moet je niet doen. Het is een combinatie van grondslagverbreding, die heel sterk neerslaat bij het grootbedrijf, en tariefsverlaging. Ik spreek over het financieel voordeel van het saldo van de grondslagverbreding aan de ene kant en de tariefsverlaging aan de andere kant. Als de heer Leijnse alleen wil kijken naar de tariefsverlaging, komt hij niet tot een evenwichtige beoordeling. Dat is wat hij doet en dat is niet eerlijk, rekenkundig gezien.

De heer Leijnse (PvdA):

Ik was gelukkig al uit mijn bank voordat de minister begon te escaleren. Het gaat om de samenstelling van het pakket. De vraag is of je daarbij een andere dimensionering had kunnen aanbrengen. Bij de schriftelijke voorbereiding heb ik een vraag gesteld over de tariefsverlaging. Als je de tariefsverlaging niet helemaal zou doen, maar deze tot 28% zou beperken, wat zou dat dan betekenen? Het antwoord daarop is heel duidelijk. Dat levert een miljard minder lastenverlichting op en daardoor neemt de opbrengst voor de grote bedrijven af van 1,8% tot 0,1% extra winst, dus bijna helemaal tot nul. Van het totale pakket slaat dus dik een miljard neer bij de grote bedrijven. Mijn stelling is dat vooral de grote bedrijven last hebben van een pakket met een kleinere tariefsverlaging. Dat blijkt klip en klaar uit het antwoord, dus dat valt niet te ontkennen.

Minister Zalm:

Daar hebt u geen ongelijk in, maar het is iets anders om te zeggen dat dit een pakket is ten gunste van de grote bedrijven. Het pakket als geheel heeft meer voordeel voor het midden- en kleinbedrijf dan voor het grootbedrijf, maar u hebt gelijk: als de PvdA in de regering komt en het tarief voor de Vpb weer verhoogt, heeft vooral het grootbedrijf daar last van, zeker als u in de ib niets doet, als de winstvrijstelling daar blijft bestaan en als u ook niets doet aan de kleine tariefopstapjes voor Vpb-ondernemers. Uiteraard valt de klap dan bij het grootbedrijf, maar daar hoeft u niet echt trots op te zijn, want ook het grootbedrijf is van belang voor de Nederlandse economie en heeft ook allerlei werkgelegenheids- en aanzuigingseffecten op het midden- en kleinbedrijf. Ik betwist dus uw stelling dat dit pakket vooral ten gunste van het grootbedrijf komt. U hebt echter gelijk als u stelt dat vooral het grootbedrijf last heeft van een hoger algemeen Vpb-tarief dan door de regering wordt voorgesteld.

De heer Leijnse (PvdA):

Nee, mijn stelling is niet dat dit pakket in totaliteit meer ten gunste komt van het grootbedrijf dan van het kleinbedrijf, want uit de cijfers is duidelijk dat dat in balans is. Mijn stelling is: als u het pakket anders had gedimensioneerd op het punt van de algemene tariefverlaging, waren die grote bedrijven er niet met 750 mln. vandoor gegaan. Daarmee zeg ik niet dat zij zulke slechte jongens zijn en dat zij dat niet verdienen. Het gaat erom dat zij dat niet nodig hebben en dat u dat geld dus anders had kunnen besteden.

Minister Zalm:

Dat past in de algemene opvatting dat de PvdA niets met het grootbedrijf heeft; dat klopt.

De heer Leijnse (PvdA):

Dat heeft er niets mee te maken.

Minister Zalm:

Nou ja, u misgunt het die bedrijven blijkbaar om de een of andere reden. Volgens mij zijn wij het analytisch redelijk met elkaar eens, maar beleidsmatig en politiek niet. Laat ik de vrede zo maar proberen te sluiten.

De heer Minderman vroeg of nog wel een staatssecretaris nodig is. Dat is misschien ook iets om bij de formatie over na te denken. Dan moet ik wel harder werken. Wat betreft mijn beslissing of ik nog doorga: als ik het salaris van die staatssecretaris erbij kan krijgen door die twee banen allebei te vervullen, valt er met mij nog heel goed te spreken.

Ik heb inderdaad beoogd te zeggen dat de begrotingsnormering betrekkelijk waardevrij is en dat het gewoon een goed bestuurlijk systeem is. De heer Kox zei: doe dat dan ook even voor de ondernemersbelastingen. Ik denk dat het moeilijker is om op dat punt echt tot waardevrije opvattingen te komen. Dat geldt natuurlijk in bijzondere mate voor de hoogte van het tarief, maar ik denk dat ook bij andere onderwerpen de technocratische inslag die ik, als dat maar enigszins mogelijk is, graag najaag, op dat punt een stuk lastiger is. Ik denk dat belastingheffing veel politieker is dan algemene systemen inzake begrotingsnormering, die vooral beogen om een beetje stabiliteit in het begrotingsproces te brengen en om een verstandig economisch effect te realiseren over de conjunctuurcyclus heen.

De scheiding van uitgaven en ontvangsten is een belangrijke verworvenheid. Puur intellectueel moet je aan de marge steeds alles kunnen afwegen, dus ook een uitgave tegenover een ontvangst. Dat staat ook in het theorieboek dat ik ooit heb bestudeerd. In die zin zou het dus superieur zijn om die scheiding niet te hebben, maar in de praktijk van het normale begrotingswerk is het superieur om die scheiding juist wel te hebben. Daarmee heb je immers ook een zeker anker voor iedere begrotingsvoorbereiding en gesprekken met collega's. Als je altijd ieder voorstel kunt laten voorzien van een alternatief in de sfeer van de belastingen, maakt dat het voorbereidingsproces stukken moeilijker. Ik ben daar dus zeer aan gehecht. De praktische politiek is daar naar mijn gevoel ook mee gediend. Zelfs een praktische linkse politiek zou daar naar mijn overtuiging mee gediend zijn, want ook een linkse minister van Financiën heeft heel veel collega's die zijn zakken willen rollen.

Ik denk dat wij op het punt van de evaluatie redelijk tot elkaar zijn gekomen. Ik zal de evaluatie zo breed mogelijk proberen op te zetten. Wat de zzp'ers en het onroerend goed betreft: ik vermoed dat zzp'ers niet de grote onroerendgoedmensen zijn. Ik weet dus niet of dat een heel logische link is. Als zij dat niet zijn en dus ook niet veel in de sfeer van afschrijving hebben, mogen zij erop rekenen dat zij er beter uit gekomen zijn. Iedereen zonder onroerend goed en zonder verliescompensatie komt gunstiger uit deze operatie dan het gemiddelde. Maar goed, wij zullen proberen om die evaluatie zo breed mogelijk op te zetten.

De groepsrentebox is iets anders dan de bijzondere financiële instellingen en is ook niet voor deze categorie beoogd. Het feit dat men al aan die gracht is gevestigd, geeft ook aan dat dat geen knelpunt is. Dit beoogt vooral om ondernemingen die reële activiteiten ontplooien en die hun financieringsactiviteiten naar het buitenland dreigen te verplaatsen, in Nederland te houden. Dat staat los van trustfunds, die meer gebaseerd zijn op kapitaalstromen en Nederland als doorstroomland. Zodra wij van Europa uitsluitsel hebben over de vijf punten, de drie punten van de heer Leijnse en de octrooibox en de rentebox, zal ik de Kamer daar zo spoedig mogelijk over informeren. Als het negatief uitvalt – waarvoor ik nog geen indicatie heb – zal ik aangeven wat ons vervolgens te doen staat.

Ik zeg de heer Biermans graag toe dat wij vragen beantwoorden die in de loop van de tijd nog opkomen. Overigens zijn degenen die naar het Wft-feestje zijn niet degenen die de Vpb doen. Dat hoeft elkaar dus niet in de weg te zitten.

Ik heb reeds toegezegd het artikel van professor Strik schriftelijk van commentaar te voorzien. Ook dat zal voor 12 december aan de Kamer worden gestuurd.

Ik moet aan de slag met de notitie over de overheidsbedrijven. Het kan best dat de formatie zo lang duurt dat ik met die notitie een heel eind kom. Ik ga na aanvaarding van dit wetsvoorstel daar direct mee aan de slag.

De heer Essers vraagt of 5% groepsrente alleen defensief is. Het is onze inzet. Niet uitgesloten is dat een bedrijf daardoor aanleiding ziet om zijn financieringsactiviteiten hier te brengen. Wij zijn hiermee redelijk concurrerend ten opzichte van België, Ierland en Zwitserland. Dat zijn onze grote concurrenten op dit vlak. Wij zien bedrijven naar die landen weg trekken.

De strijdbijl over het urencriterium en de winstvrijstelling zal wel weer eens worden opgegraven. Ik zal overigens aandacht schenken aan de administratieve verplichtingen voor dga's. Het is frappant dat er zoveel papier uit die printer komt. Ik zal kijken of het niet eenvoudiger kan, al is het maar voor het milieu. Wij willen überhaupt de maandelijkse loonaangifte voor de dga schrappen en in een jaarsysteem onderbrengen. Die administratieve lastenverlichting zit al in de pijplijn. Wij bezien of wij daarmee toe kunnen.

Ik zeg toe terughoudend te zijn en te blijven met het totaalwinstbeginsel. Behoudens waar evident een zekere inperking plaatsvindt door middel van de eindigheid van de verliescompensatie, is discussie mogelijk of het gaat om aantasting. Ik neem de waarschuwing echter ter harte.

Met sucessierecht en bedrijfsopvolging gaan wij verder. Bij de komende formatie zal blijken of men ook iets aan de tarieven wil doen. Dat heeft niet iedere partij hoog op het lijstje staan bij de CPB-doorrekening. Een percentage van 68 is heel hoog. De Staat pikt hiermee meer dan twee derde in bij sommige vormen van erfenis.

Ik ken de betalingsregeling. Die zal op een fatsoenlijke manier worden toegepast. Ik ben blij dat de heer Essers in zijn eindconclusie toch positief is. Met zijn aanmoediging om verder te gaan met vereenvoudiging en verbetering van het systeem kan ik heel goed leven.

De heer Van Middelkoop heb ik op het punt van de nieuwe lidstaten beantwoord.

Ontwikkelingslanden worden per se niet de dupe. Ik denk dat SOMO het wetsvoorstel en het verschijnsel van trustkantoren en Nederland als doorstroomland door elkaar haalt. Naar mijn overtuiging zijn het twee geheel verschillende zaken. Als ik enige indicatie zou hebben dat ontwikkelingslanden de dupe zouden worden van onze belastingwetgeving ben ik de eerste om dat te corrigeren. De ontwikkeling van de private sector in die landen is zeer cruciaal. Deze landen moeten een voldoende belastingbasis hebben om collectieve uitgaven te kunnen doen. Ik ben daar zeker voor te porren.

Er is gesproken over de cultuurvrijstelling en gevraagd naar de rechtvaardigheid en billijkheid. Is het nog rechtvaardig en billijk dat je een eerdere faciliteit behoudt die gunstig is voor wat betreft de overdrachtsbelasting als je plotseling miljonair wordt? Ik denk dat het verdedigbaar is dat een eerdere faciliteit die je voorwaardelijk hebt gekregen, vervalt als je door een bestemmingswijziging plotseling een enorme rijkdom toegeschoven krijgt.

Ik zit niet op een lijn met de heer Van Middelkoop voor wat betreft de wetgevingstechniek; ik wil dus geen novelle. Ik heb gezegd dat ik dit bij de eerste de beste gelegenheid zal regelen. Ik moet intern nagaan of dit bij wijze van beleidsbesluit kan worden geregeld of dat dit echt vraagt om een wetswijziging. In het laatste geval kan die wijziging toch op 1 januari 2007 ingaan. Dit is een begunstigende wetswijziging en daarom kan ik die met terugwerkende kracht laten ingaan. Ik wil een nette procedure volgen en bovendien is het wel fijn als er vandaag over dit wetsvoorstel kan worden gestemd, om maar eens een irrelevant ander punt te noemen.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Dit geeft mij de gelegenheid om de minister te melden dat onze beide fracties dit wetsvoorstel zullen steunen. Ik heb verzuimd dit zo-even te zeggen.

Ik denk dat de minister formeel wellicht gelijk heeft, want de meest klassieke uitleg van het begrip novelle is inderdaad dat wij de zaak aanhouden en wachten op reparatie. In politieke zin verstaan is dit wellicht ook een novelle te noemen, maar daar wil ik nu niet over discussiëren.

Minister Zalm:

Ik zal heel snel een klein wetsvoorstel indienen, als dit nodig is. Ik zal dit zo snel mogelijk uitzoeken. Gehoord de Eerste Kamer zal dit wel niet besmet worden verklaard als ik hier demissionair nog mee kom.

De heer Schuyer heeft ook aangedrongen op een aanzet voor de overheidsbedrijven. Hetzelfde geldt voor successierecht en de kapitaalvlucht. Ik ben het met hem eens dat successierecht zeker een rol kan spelen bij kapitaalvlucht. Wij zullen hier ongetwijfeld nog over spreken bij de behandeling van het Belastingplan. Dan weten wij ook of partijen die pleiten voor verlaging van de successierechten nog wat hebben binnengehaald bij de verkiezingen.

De heer Kox verheugt zich over het feit dat dit mijn laatste missionaire toespraak is. Voor een lid van de SP spreekt hij buitengewoon sympathiek jegens een lid van de regering. Zo'n "largesse" kan hij zich bij de huidige peilingen wel permitteren.

Ik heb al eerder betoogd dat dit geen grote uitdeeloperatie is. Het feit dat hij zegt dat nu de een heeft gesproken over 730 mln. en de ander over 500 mln. en er dus blijkbaar zo maar 230 mln. door iemand is vergeten, dit verschil net zo goed kan worden uitgedeeld, brengt mij tot de verzuchting dat ik niet hoop dat de heer Kox straks mijn plaats zal innemen. Zo gaat het wel erg gemakkelijk de deur uit.

De heer Kox (SP):

Ik heb voorgesteld om € 500 in de schoen van arme kinderen te doen. Wij weten dan dat die € 500 onmiddellijk in de Nederlandse economie zal worden geïnvesteerd en meteen effect zal hebben voor ons bedrijfsleven. Dit is toch een bijna klassieke manier om de Nederlandse economie ergens van te laten profiteren. Het half miljard dat de minister uitdeelt, of investeert, net hoe hij het wil noemen, gaat voor een groot deel de grens over en verdwijnt voor een groot deel. Als de minister nu zegt dat hij hoopt dat ik zijn plaats niet zal innemen, kan hij zich misschien ook voorstellen waarom ik denk dat het tijd is dat hij plaats maakt, want hij deelt grofmaziger uit dan ik in mijn voorstel.

Minister Zalm:

Als de heer Kox dan toch in training gaat voor mijn plaats, zou ik hem aanraden om nog eens een cursus te volgen over het begrip consumeren versus investeren, want hij noemt consumeren wel heel makkelijk investeren. Maar goed, ik wil niet afsluiten met zure opmerkingen.

De heer Kox (SP):

Ik stelde voor om € 500 in de schoenen van arme kinderen te doen. Als dat voorstel werkelijkheid zou worden, wordt het geld onmiddellijk in de Nederlandse economie geïnvesteerd. Het zal dan ook onmiddellijk effect hebben voor ons bedrijfsleven. Dat is toch zeker de klassieke manier om de Nederlandse economie ergens van te laten profiteren? U deelt 0,5 mld. uit, dan wel u investeert 0,5 mld., terwijl u weet dat een groot deel van dat geld over de grens verdwijnt. U hoopt dat ik uw plaats niet zal innemen, maar misschien begrijpt u ook waarom ik vind dat het tijd is dat u plaats maakt. U deelt het geld namelijk grofmaziger uit dan ik.

Minister Zalm:

Als u dan toch in training gaat voor mijn plek, raad ik u aan om nog eens een cursus te volgen over het begrip investeren versus het begrip consumeren. U noemt consumeren namelijk wel heel gemakkelijk investeren. Maar goed: laat ik niet afsluiten met zurigheid.

De heer Kox (SP):

Consumeren leidt tot investeringen in onze economie. De kleren, de schoenen en het eten voor die kinderen, moeten immers geproduceerd worden. Ik deel u betoog dat u niets uitdeelt dus niet. Volgens mij hebt u er bewust voor gekozen om dit geld uit te delen. U denkt namelijk dat deze grofmazige maatregel effect op onze economie zal hebben. Dat kan zo zijn, maar volgens mij zou het ook wel eens helemaal niet zo kunnen zijn.

Minister Zalm:

Deze maatregel is helemaal niet grofmazig, maar toegespitst. Deze maatregel beoogt namelijk de positie van het Nederlandse bedrijfsleven en het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat te versterken. Alle buitenlandse reacties laten overigens zien dat men het ziet als een echte versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat. Ik voorspel u dan ook dat Nederland zal stijgen op de lijsten van concurrerende landen. Dat is goed voor Nederland, want dat leidt tot economische groei en meer werkgelegenheid. Daarmee leidt het uiteindelijk ook tot meer consumptie. En dat is de allerbeste volgorde voor Nederland.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De fracties van GroenLinks, de PvdA en de SP wensen stemming over dit wetsvoorstel. Deze stemming zal volgende week dinsdag plaatsvinden.

Sluiting 18.03 uur

Naar boven