Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 22, pagina 1073-1083 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 22, pagina 1073-1083 |
Aan de orde is de voortzetting van de (gezamenlijke) behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2006 (30300 X) (exclusief onderdeel NAVO), het onderdeel NAVO van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2006 (30300 V) en het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2006 (30300 X).
De beraadslaging wordt hervat.
De heer Middel (PvdA):
Voorzitter. Ik dank beide ministers voor hun uitvoerige termijn. Ik heb nauwelijks vragen gesteld. De inzet van de Partij van de Arbeid is dan ook om tot een gedachtewisseling te komen. Met name de minister van Defensie heeft daar op een goede manier aan voldaan. Dat is geen diskwalificatie van de minister van Buitenlandse Zaken. Die was er immers niet toen ik de uitnodiging heb gedaan. Ik maak vier kanttekeningen naar aanleiding van de eerste termijn.
Er was een geestig interruptiedebatje tussen de heer Kox en mijzelf waarbij overigens de geestigheid vooral bij de heer Kox zat. Het ging erover dat ik niet zou weten wat ik had gezegd. Mijn fractie zou niet weten wat ik ging zeggen omdat ik dat zelf ook nog niet zou weten. Iedereen debatteert op de manier zoals hij of zij dat gewend is. De een leest een verhaal voor, de ander improviseert. Natuurlijk weet mijn fractie welke punten ik in dit debat naar voren wil brengen en welke richting ik opga. Ik weet echter van tevoren niet welke woorden ik gebruik en welke toonzetting. Dat hangt af van de atmosfeer, wat er verder gezegd wordt en bijvoorbeeld of de heer Kox lastig is met interrupties. Ik respecteer de wijze waarop de heer Kox debatteert. Hopelijk respecteert hij ook de wijze waarop ik debatteer.
De heer Kox doet een concreet voorstel in de vorm van een parlementair onderzoek naar hoe Nederland in de oorlog met Irak verzeild is geraakt. Ik heb daarover niet met mijn fractie gesproken. Ik moet dan ook heel voorzichtig antwoorden. Binnen de fractie is naar aanleiding van een andere zaak wel eens gesproken over de mogelijkheid en de wenselijkheid van een parlementair onderzoek of zelfs een parlementaire enquête. Mijn fractie is op zich niet tegen dit verschijnsel. Enkele leden van de fractie zijn er vanuit de staatsrechtelijke invalshoek zelfs een groot voorstander van. Of nu juist dit onderwerp op dit moment daarvoor in aanmerking komt, wil ik graag eerst met mijn fractie bespreken. Ik vind de gedachtegang echter zodanig sympathiek dat ik die ter bespreking wil geven aan mijn fractiegenoten.
Ik kom bij de Koude Oorlog en de gevolgen daarvoor voor Oost-Europa en Centraal-Europa, met name Belarus. De minister van Defensie heeft gezegd dat wij de Koude Oorlog hebben gewonnen. Ik ben opgegroeid in die oorlog. Als je toen kritiek had op Amerika, bijvoorbeeld over de Vietnamoorlog, werd snel gezegd dat kritiek op de vrienden die ons hadden bevrijd geen pas gaf. Daarbij werd eraan voorbij gegaan dat er bij de bevrijding van Nederland meer Poolse militairen zijn gesneuveld dan Nederlandse. Polen lag toen nog midden in het Oostblok. Je mocht echter niet aan Amerika komen. Als je kritiek had op de Amerikaanse president werd direct verondersteld dat je voor de Russische partijleiders was. Was je tegen Amerika dan was je voor Rusland en omgekeerd.
Ik heb in eerste termijn een aantal kritische kanttekeningen geplaatst bij het beleid van de Verenigde Staten in het algemeen en bij het beleid van Bush en, helaas mijn partijgenoot, Blair in het bijzonder. Dat betekent niet dat ik Poetin zo fantastisch vind. Ik noem de discussie over Belarus en Loekasjenko en die over de toetreding van de Zuidelijke Kaukasusstaten tot de NAVO. Die zouden een geheel andere dimensie hebben zonder de actieve rol van Poetin in deze processen. Met name Loekasjenko was allang weg geweest als Poetin hem niet de hand boven het hoofd zou hebben gehouden. Die houdt hem in het zadel omdat hij per se een buffer wil hebben tussen het Russische rijk zoals hij dat ziet en het democratische West-Europa. Ik vraag mij af of een aantal NAVO-staten niet wat meer kan doen om de ontwikkelingen in Belarus min of meer dezelfde kant op te laten gaan als in de Oekraïne, Georgië en een aantal andere staten. Daar is de minister van Buitenlandse Zaken niet op ingegaan. De minister van Defensie geeft aan dat Rusland in NAVO-verband meespreekt. Ik heb erop gewezen dat Zjirinovski in het NAVO-parlement het hoogste woord voert. Op de een of andere manier is er dus een vorm van dialoog. Ik zal de Kamer de inhoud van deze dialoog besparen, zeker als het om de bijdrage van de heer Zjirinosvki gaat. Er moet echter een mogelijkheid zijn om meer dan nu het geval is enige druk uit te oefenen op Rusland en Poetin. Ik heb sterk het idee dat wij op de een of andere manier met zijn allen Poetin de hand boven het hoofd houden. Deze KGB'er zal nooit iets anders worden, zo is de gedachte, maar stel je voor dat het waarschijnlijk nog veel ergere alternatief voor Poetin naar voren komt. Die gedachtegang zit impliciet in de redeneringen opgesloten. Ik wil graag dat de minister van Buitenlandse Zaken daarop ingaat.
Ik vind het verhaal van de staatssecretaris over de JSF goed en helder. Hij is er overigens niet. Hij heeft echter de handschoen sportief opgepakt. Het beeld blijft echter bestaan dat wij nog maar moeten zien of het zo veel oplevert voor Nederland. De staatssecretaris gelooft er echter zelf in. Dat is al heel wat.
Mijn laatste punt is de cultuur binnen de krijgsmacht, gerelateerd aan wat er in Guantánamo Bay, Abu Ghraib en allerlei plaatsen gebeurt, namelijk dat mensen op een buitengewoon onheuse manier bejegend worden. Er wordt wel eens gezegd dat Nederlandse militairen in hun optreden in het buitenland anders zijn dan anderen. Zij zouden menselijker zijn en meer open naar de bevolking toe. Zij rijden niet met dicht materieel rond, maar lopen zonder helm en dus toegankelijk voor de plaatselijke bevolking. Ik vraag beide bewindspersonen of de cultuur van openheid, waarin mensen in andere landen als mensen worden gezien in plaats van als potentiële vijanden of terroristen, geen navolging verdient bij de Amerikaanse en Engelse bondgenoten. Die hebben immers een geheel andere wijze van benadering. Kan het dat hun manier van benadering een extra hardheid oproept die wij weten te voorkomen door onze manier van bejegening? Wordt er überhaupt wel eens door de bewindspersonen van Buitenlandse Zaken of Defensie gecommuniceerd over de omgang met mensen en de opstelling van de krijgsmacht? Het klinkt soft, maar het is een keihard punt. Het maakt immers uit of een militaire macht de plaatselijke bevolking afschrikt of de helpende hand reikt. Ik heb de indruk dat een van de verworvenheden van onze krijgsmacht is dat die zijn best doet om de hand uit te steken. Ik wil daarover graag de opvattingen horen van de beide bewindspersonen. Ik wil weten of zij mee kunnen in deze gedachtegang en of zij mogelijkheden zien om onze bondgenoten ervan te overtuigen dat een wat andere manier van optreden en een andere bejegening effectiever is dan de huidige, afschrikwekkende methode.
De heer Russell (CDA):
Voorzitter. Namens de CDA-fractie dank ik voor de uitvoerige beantwoording van de vele vragen. Die hebben niet veel meer te vragen overgelaten. Het is goed voor de CDA-fractie om gesterkt te worden in de overtuiging dat deze bewindspersonen op alle eventualiteiten goed voorbereid zijn en vele scenario's bij voorbaat doordacht hebben. In veel discussies, zoals die over de NAVO, blijkt vandaag dat Nederland een speler van formaat is. De wereld verandert in rap tempo, hebben wij vastgesteld. Wij zijn overduidelijk klaar om al die uitdagingen het hoofd te bieden. Het zal niet altijd gemakkelijk zijn, maar van groot belang is dat crisisbeheersingsoperaties en stabilisatiemissies goed worden geleid, dat gebeurt naar onze overtuiging door deze bewindspersonen, en met grote eensgezindheid worden ondersteund van deze kant. Ik benadruk dat de CDA-fractie er zeer aan hecht om het Afrikaanse continent met alle vreselijke dingen die daar gebeuren, denk aan Darfur, denk aan Congo, goed te blijven monitoren. Het was goed te horen dat minister Kamp zich daarvoor, doch alleen waar gewenst en waar mogelijk, wil inzetten. Datzelfde zal gelden voor de minister van Buitenlandse Zaken, hopen wij.
Wij hebben het gehad over een transformatie van de NAVO. Ook daarbij heeft Nederland in het eigen transformatieproces vooropgelopen en daaraan kunnen de andere NAVO-landen een voorbeeld nemen, zoals terecht is geconstateerd door minister Kamp.
Al met al wenst de CDA-fractie alle drie de bewindslieden in de komende periode veel wijsheid toe bij het vervullen van hun zware taak.
De heer Platvoet (GroenLinks):
Voorzitter. Ook ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden, maar er zijn nog enige punten blijven liggen. Allereerst wil ik kwijt dat mij in het NAVO-debat het enthousiasme is opgevallen over het sturen van de richting van de NAVO. Ook is mij daarbij de inzet opgevallen van alle Kamerleden, inclusief ikzelf en de collega's van CDA en VVD. Vroeger was er een reflex van rechts naar links: wij dachten dat het kleine Nederland iets zou kunnen betekenen in de wereld en van de andere kant werd volgehouden dat dit absoluut niet het geval was. Als het over de NAVO gaat, gelden blijkbaar andere criteria en dan zoekt iedereen de discussie, wat ik waardeer. Minister Bot heeft zich duidelijk een aanhanger betoond van de politieke discussie over de richting van de NAVO en het erbij betrekken van het parlement, ook in de toekomst als de strategienota openbaar wordt. Ik begrijp dat dit nog geen automatisme is en dat daarover nog een discussie moet worden gevoerd. Als de NAVO die organisatie wil zijn die de minister in al zijn enthousiasme proclameert, lijkt mij dat die openbaarheid geen probleem kan zijn.
Is de NAVO een organisatie uit het verleden of voor de toekomst? Ik vind het geen goede manier om over de NAVO te discussiëren als: de NAVO is de winnaar. De heer Middel zei dat ook al. Wie er uiteindelijk de winnaar is in het geval van het slechten van de Berlijnse Muur vind ik moeilijk in te schatten. Is dat de Poolse paus? Is dat Gorbatsjov met zijn perestrojka? Is dat Kohl? Zijn het misschien al die tienduizenden Oost-Duitsers die maandenlang hebben gedemonstreerd in allerlei Oost-Duitse steden en eigenhandig die muur hebben afgebroken? Ik denk dat de wereldgeschiedenis één ding leert en dat is dat er uiteindelijk geen overwinnaars zijn in de zin zoals minister Kamp die omschreef.
De minister van Buitenlandse Zaken heeft een beeld geschetst van de toekomstige NAVO als stabiliserende factor. Daarna komen de andere organisaties die beter zijn in het opbouwen. Hij noemde de EU en de VN. Toen ik erover doordacht, vroeg ik mij af wat er voorafgaat aan die stabiliserende factor. Voordat er sprake is van stabilisatie of een verbeterde situatie moet er eerst worden geïntervenieerd. Wie doet dat dan? Is het Irakmodel, waarbij enkele landen onafhankelijk van instemming van de Verenigde Naties min of meer op eigen houtje interveniëren, waarna de NAVO kan stabiliseren en vervolgens de EU en NAVO kunnen opbouwen, het succesvolle model dat hij voor ogen heeft? Ik zet er zeer grote vraagtekens bij. Ik nodig hem uit in tweede termijn niet alleen maar het positieve verhaal over de toekomst van de NAVO te houden, want dat is natuurlijk in hoge mate wishful thinking, gezien de huidige realiteit. Ik schetste in eerste termijn het gevaar dat uitbouw van de NAVO op de manier waarover nu kennelijk common sense bestaat, zal leiden tot een tweedeling in deze wereld. Wel een andere dan wij kenden tussen NAVO en Warschaupact, maar niettemin een tweedeling met heel grote en machtige tegenspelers. Het is de vraag of je dat moet willen, omdat zo'n tweedeling allerlei vervelende gevolgen met zich kan brengen. Het zou natuurlijk prachtig zijn – ik heb het in mijn eerste termijn ook bepleit – als het verre einddoel zou zijn, een aan de VN gehaakte echte wereldwijde vredesorganisatie, maar ik denk dat dit een hersenschim is, gegeven de positie van de Verenigde Staten. Daarom vind ik het wat mistroostig om dat toekomstbeeld van de NAVO te schetsen, terwijl de realiteit heel anders is en de belangrijkste speler binnen de NAVO er heel andere gedachten over heeft.
Ik heb in eerste termijn gezegd dat ik niet al te lang stil wilde blijven staan bij de uitzending naar Afghanistan, omdat daarover uitgebreid is gediscussieerd in de Tweede Kamer. De discussie in eerste termijn gevolgd hebbend, moet mij van het hart dat in het vervolgtraject, als de Nederlandse troepen daar zijn en regelmatig ook beide Kamers zullen worden geïnformeerd over de voortgang van de situatie, de politieke context van Afghanistan en de regio heel belangrijk is voor de beoordeling van wat daar gaande is. Ik bedoel daarmee de politieke context in de zin van: wat stelt dat bestuur werkelijk voor? Wat voor beleid voert dat bestuur? Hoe wordt er omgegaan met het islamitische recht en alle zaken die verband houden met bijvoorbeeld de mensenrechtensituatie? Het is belangrijk dit te weten om te kunnen beoordelen of het maatschappelijke en politieke klimaat waarin die Nederlandse troepen zullen opereren, wel zodanig is dat enig succes te boeken is in de richting die de minister zo enthousiast heeft neergezet: verbetering van de situatie, verbetering van de mensenrechten enzovoort. Dat bestuur daar moet dan wel de nodige kwaliteit hebben. Ik pleit ervoor om in de berichtgeving die politieke context heel nadrukkelijk mee te nemen. Ik hoop dat de minister die toezegging ook wil doen.
Ik steun mijn collega's van CDA, ChristenUnie en SGP wat betreft de doodstraf voor de bekeerde moslim, zoals ik hem maar even oneerbiedig noem. Ik vind dat minister Kamp geen concrete toezegging heeft gedaan dat hij die zaak bij zijn bezoek op het hoogste niveau aan de orde zal stellen. Ik nodig hem uit om daarover in tweede termijn een substantiëlere toezegging te doen.
De heer Kox (SP):
Wij zijn er allemaal verontwaardigd over dat die doodstraf mogelijk is, maar is dat ook niet een beetje schijnheilig? Immers, ook in Irak is een deel van de sharia ingevoerd. Ook in Afghanistan is dat willens en wetens gedaan. Dat is niet onze keuze, maar wel de keuze van het parlement/de regering van Afghanistan. Wij kunnen ons wel erg focussen op dit geval en zeggen dat de minister ervoor moet zorgen dat dit deeltje van de sharia niet wordt toegepast, maar al die andere zaken die wij niet helemaal vinden passen in onze beschaving, worden er ook toegepast. Met andere woorden, ik steun elke oproep dat het niet mag gebeuren, maar ik meen dat het ook wel enige hypocrisie in zich heeft.
De heer Platvoet (GroenLinks):
Niet wat mij betreft, want wat Irak aangaat, heb ik een even scherpe beoordeling gegeven als andere tegenstanders van wat daar gaande is. Ik vind dat het wel aansluit op mijn pleidooi om in de verslaglegging duidelijk de politieke context mee te nemen, onder andere de ontwikkelingen op dit terrein. Daar is dit een wrang voorbeeld van.
De minister van Defensie vindt dat er niets is misgegaan in de artikel 100-procedure. Mogen wat hem betreft de ontwikkelingen tussen half december en half januari in voorkomende situaties zich weer gaan voordoen? Ik zou dat niet goed kunnen begrijpen. Feit blijft dat je pas na een omstandige interpretatie van dit artikel kunt zeggen dat er de facto sprake is van een instemmingsrecht. Het lijkt mij in het algemeen een goede zaak dat de Nederlandse taal uitdrukt wat je bedoelt, ook als het gaat om wetteksten. Ik blijf voorstander van een duidelijker tekst van de Grondwet op dit punt. Het parlementaire instemmingsrecht zou gewoon moeten worden vastgelegd, hetgeen in ons omringende landen ook het geval is. Minister Pechtold buigt zich over modernisering van de Grondwet en misschien is dit punt bij hem wel in goede handen! Ik vind in ieder geval de reactie van de minister van Defensie wat te lichtvoetig.
Ik verschil met minister Bot van mening over de ernst van de situatie in Irak en over de oorzaken van de huidige crisis. Ik zei in eerste termijn dat de EU moet aankoersen op een regering van nationale eenheid in Irak. De minister zei dat daarover in de EU verschillend wordt gedacht. Misschien dat Groot-Brittannië er anders over denkt, maar dat neemt niet weg dat Nederland met zoveel mogelijk gelijkgezinde landen diplomatieke druk in de gewenste richting moet uitoefenen.
Minister Bot heeft op een authentiek betrouwbare wijze gereageerd op vragen over Guantánamo Bay. Ik geloof dat hij van goede wil is en zijn best doet om onze bondgenoot tot andere gedachten te brengen. Tegelijkertijd moet worden geconcludeerd dat het niet hard opschiet en dat er dus naar andere middelen moet worden gezocht. Kennelijk hebben de VS het recht van eeuwigdurende huur van dit "Cubaanse Gibraltar". Misschien moet de minister Castro de suggestie aan de hand doen om die huur op te zeggen. Maar ja, dat is natuurlijk geen realistisch alternatief. Het gaat echter niet alleen om de inhoud, maar ook om het gebaar en daarom is het misschien een idee om alle EU-ambassadeurs uit Washington op hetzelfde moment voor een paar dagen terug te roepen. Dan zou in Brussel kunnen worden overlegd over de vraag wat nu de beste strategie is om de Amerikanen onder druk te zetten. Wellicht dat zo'n gebaar iets meer indruk maakt op Washington.
Voorzitter. Het is in ieder geval vanaf mijn aantreden traditie in dit huis dat de fractie van GroenLinks verdeeld stemt over de begroting van Defensie. Dat zal ook nu het geval zijn. De heer Thissen en ik zullen tegen de begroting, inclusief het NAVO-deel, stemmen. De leden De Wolff en Van der Lans zullen ondanks alles toch voor de begroting stemmen.
De heer Hoekzema (VVD):
Voorzitter. Ik dank de ministers en de staatssecretaris voor hun uitgebreide beantwoording. Dit is zo langzamerhand traditie geworden bij deze bewindslieden. Het is een genot om te merken hoeveel gevoel zij tonen voor dit deel van het parlement. Zij stellen er prijs op ook de Eerste Kamer zo volledig mogelijk te informeren. Een en ander houdt in dat ik geen vragen meer heb. Wel wil ik er nog op wijzen dat ik in de eerste termijn duidelijk heb gemaakt dat de NAVO voor mijn fractie een buitengewoon belangrijke organisatie is. Ik heb geconstateerd dat er erg veel beweging is rond de NAVO. Er wordt gesproken over nieuwe leden en partnerschappen. Ik neem aan dat de minister het mij eens is dat met "nieuwe leden" niet Australië, Japan of Nieuw-Zeeland worden bedoeld, maar hooguit andere Europese landen die een bijdrage kunnen leveren aan het ontwikkelen van de beginselen van de NAVO. Als wij het hebben over uitbreiding, wordt bedoeld dat de entiteit NAVO contracten sluit met andere landen om tot een zekere samenwerking te komen. Ik wil dit graag vastleggen. Rest mij mee te delen dat mijn fractie voor deze begroting zal stemmen.
De heer Kox (SP):
Voorzitter. Aan het adres van collega Middel merk ik op dat ik in tweede termijn altijd uit mijn blote hoofd moet reageren. Daar hebben wij allemaal mee te maken. In zo'n situatie is geen fractieoverleg meer mogelijk. Toen collega Platvoet zei dat minister Pechtold de eerst aangewezene is om deze moeilijke materie aan te vatten en eenvoudiger te maken, was non-verbaal contact met mijn fractiegenoot voldoende om mij te laten zeggen dat dat niet onze eerste optie is. Ik hoor eerst liever deze drie bewindslieden voordat wij het orakel van Wageningen raadplegen.
Over één ding lijken wij het eens te zijn geworden in dit debat: er ontwikkelt zich een nieuwe NAVO. Dat zei niet alleen de secretaris-generaal van de NAVO, maar dat zeiden vandaag ook de minister van Buitenlandse Zaken en de woordvoerders van andere fracties. Dat betekent ook – laat ik het voorzichtig zeggen – dat de oude organisatie verdwijnt. De toekomst zal leren of dat dankzij of ondanks de demonstraties van Bert Middel, Leo Platvoet en mij gebeurt. Anders zal Jos van Gennip er wel over oordelen, want hij heeft er ook bepaalde opvattingen over. Dat alles is echter even niet zo interessant. Interessanter is dat dit proces zich voordoet. Ik heb met veel verve met teksten als "Nederland uit de NAVO" rondgelopen, maar nu vind ik het bevredigender rond te lopen met een bord: "Nederland moet in een nieuwe mondiale en regionale veiligheidsstructuur zijn woordje meepraten". Dat wil ik net als vertegenwoordigers van andere politieke partij nu ook graag doen. Daarom is het goed dat zich een nieuw politiek forum ontwikkelt in de NAVO, ook al gaat het vrij langzaam. Er ontstaat een nieuwe politieke dialoog die noodzakelijkerwijs altijd de VS moet betreffen. Een veiligheidsorganisatie zonder de VS is geen veiligheidsorganisatie. Niemand kan mij van anti-Amerikanisme verdenken, want de rol van de VS zal altijd vitaal zijn in zo'n organisatie, maar wij zouden het wel over de dominantie van een land in zo'n organisatie moeten hebben.
Ik vind het goed dat verschillende woordvoerders hebben gewezen op het belang van een parlementaire dimensie in die politieke dialoog. Ik vind het ook goed dat daar op de Top van Riga over wordt gesproken en dat er in de Raad en Parlementaire Assemblee van de NAVO over wordt gesproken. In de parlementen zelf moet echter ook over de veiligheidsstructuur worden gesproken. Ik ben van plan om op niet al te lange termijn in de betreffende commissies van deze senaat een voorstel te doen om in het najaar een hoorzitting te organiseren – zoals wij die ook over de Europese Unie hebben georganiseerd – om eens te horen welke gedachten zich ontwikkelen over Nederland in die nieuwe algemene veiligheidsorganisatie.
De globalisering van veiligheidsrelaties vereist volgens mij dat wij inzicht hebben in de relaties en de allianties die zich ontwikkelen. Ik moest zojuist nog denken aan het beroemde boek De kanonnen van augustus. Toen hadden wij ook een mondiale veiligheidsstructuur, maar het probleem was dat niemand wist hoe die precies in elkaar stak en welk effect de ene reactie op de andere zou hebben. Wij hebben daar met een wereldoorlog de prijs voor betaald.
Als wij de kans krijgen om te praten over een nieuwe, zich ontwikkelende mondiale veiligheidsstructuur, moeten wij die zeker aangrijpen. Dan wordt het in plaats van een dreiging, een kans. Ik begrijp dat dit de optiek is van de minister van Buitenlandse Zaken en dat hij met die insteek de Top van Riga wil bijwonen. Ik ben erg benieuwd naar de voorbereiding en de uitkomst van die top en natuurlijk ook of hij succes zal hebben met zijn wens dat de politieke leidraad openbaar wordt gemaakt. Dan kunnen wij allen enige kennis krijgen van de gedachten die zich in de boezem van de NAVO ontwikkelen.
Ik ben het met de minister eens dat je zou kunnen zeggen dat alles binnen het huidige NAVO Verdrag valt, maar zo kun je ook zeggen dat ongeveer alles binnen de Tien Geboden valt. Als wij leven naar de Tien Geboden komt het wel goed, maar toch heeft dit de wereld er niet van weerhouden om een uitgebreid stelsel van civiel en strafrecht te ontwikkelen, omdat bepaalde zaken toch duidelijker moeten worden afgesproken. Dit geldt denk ik ook voor dit verdrag. Het is zo ruim dat alles er wel in past, maar of datgene dat er nu wordt in geduwd er ook wel bij past, is de vraag. Ik denk dat het niet eenvoudig is om een discussie over een nieuw verdrag te voeren, maar het is wel wezenlijk. Uiteindelijk zouden dit soort zaken altijd via zo'n breed debat gelegitimeerd moeten worden. Als je het over de veiligheid van de bevolking van de wereld hebt, zal uiteindelijk de vertegenwoordiger van die bevolking van de wereld daar zijn zegje over moeten doen en dit moet dan een bepaalde verdragsrechtelijke inbedding krijgen.
Dit voor wat betreft het onderdeel NAVO. Over Irak en Guantánamo Bay is naar mijn mening al voldoende gewisseld.
Ik dank de minister en staatssecretaris van Defensie voor hun uitvoerige en eerlijke, heldere beantwoording. Ik kan dit helaas niet met een cadeautje waarderen, in die zin dat mijn fractie dankzij dit heldere antwoord gedeeltelijk zal voor stemmen. Daar doen wij niet aan in mijn fractie. Dit zou ook te gemakkelijk zijn geweest.
Ik begrijp wel dat de minister van Defensie een poging wil doen om ook de SP te overtuigen om voor zijn begroting te stemmen. Ik wil hem dan ook aanmoedigen om daar vooral mee door te gaan, want er staat niet in onze statuten dat wij per definitie tegen de begroting van Defensie stemmen. Het probleem is dat de financiële vertaling van de politieke voornemens van de regering ons niet zint. Dit wil niet zeggen dat er niet ontzettend veel zinnigs en goeds wordt gedaan en dat er soms voor relatief weinig geld heel veel wordt gedaan. De begroting van Defensie is echter een andere begroting dan bijvoorbeeld die van Verkeer en Waterstaat. De begroting van Defensie is echt een leven-en-dood-begroting. Als je daar je goedkeuring aan geeft, moet je het er ook echt mee eens zijn. Met andere begrotingen kun je naar mijn mening net iets ruimhartiger zijn.
De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):
Ik begrijp de heer Kox niet zo goed. Ik vind het een serieuze zaak als je tegen een begroting stemt. De heer Kox is heel kritisch over de krijgsmacht en defensieaangelegenheden. Dit vind ik prima, want dit is hij ook als hij praat over de volksgezondheid of een ander onderwerp. Zo zit hij in elkaar en ik heb daar waardering voor.
Hij zei zelf dat de SP geen principieel pacifistische partij is. De partijen die nu voor de begroting van Defensie stemmen, zijn het echt niet met alle onderdelen eens. Dit is ook geen argument om er tegen te stemmen.
Wat verhindert hem om, met alle kritische opmerkingen die hij heeft gemaakt, niet voor die begroting te stemmen? In de gegeven politieke verhoudingen betekent die tegenstem eigenlijk dat hij de Nederlandse regering een krijgsmacht ontzegt. Dit is de consequentie van zijn standpunt. Als wij allemaal zo zouden handelen, hebben wij geen krijgsmacht meer.
De heer Kox (SP):
Ja, dat is waar. Als wij allemaal die consequentie zouden trekken, zou er een werkelijk ander beleid op het terrein van defensie moeten worden gevoerd. Het is mijn diepe overtuiging dat wij wezenlijk fundamenteel verkeerde keuzes maken op het terrein van de veiligheidsoperaties. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat dit niets af doet aan mijn grote respect voor de mensen die die operaties uitvoeren. Je zult het maar opgedragen krijgen door regering en parlement om je land in het buitenland te gaan verdedigen, althans de belangen die dit land denkt te hebben. Ik heb hier groot respect voor, maar ik vind het een wezenlijk foute keuze. Ik vind dat wij echt andere keuzes zouden moeten maken en daarom stem ik diep overtuigd tegen de begroting van Defensie. Dit is mijn verklaring.
De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):
Realiseert de heer Kox zich – maar nu politiseer ik – dat als er in zijn partij wordt gefilosofeerd over een mogelijke kabinets deelname, dit bijna een punt van verhindering zou moeten zijn?
De heer Kox (SP):
Ja, maar deelname aan een kabinet kan nooit de reden zijn om van je diepste gevoelens af te wijken. Dus als de heer Van Middelkoop ooit met mij in een kabinet wil, zal hij een beetje inschikkelijk moeten worden.
De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):
Na wat u net zei over de Tien Geboden, is er al een mooie basis gelegd.
De heer Kox (SP):
Ik heb er vorig jaar al op gewezen dat zich op dit moment – naast een heleboel dingen waar ik het fundamenteel mee oneens ben – ook iets anders ontwikkelt, namelijk het denken over een mondiale veiligheidsstructuur met regionale componenten. Daar moeten wij vooral over spreken, want daar zal uiteindelijk de toekomst liggen. Dat de heer Van Middelkoop het nog niet zo ziet, is niet erg. Wij hebben op andere punten ook wel eens wat meer tijd nodig gehad om de moderniteit toe te laten. Ik ben er echter van overtuigd dat dit zeker zal gebeuren.
Ik heb de minister en de staatssecretaris bedankt voor hun uitvoerige antwoord. Ik meen dit werkelijk. Soms denk ik dat zij wel op erg veel reageren, maar dit is volgens mij de voorwaarde voor een goed debat. Het is goed dat wij hier voldoende tijd voor uittrekken, want er is mij veel duidelijker geworden. Ik vind dat de minister ook niet alles tevergeefs heeft gedaan. Wat hij heeft verteld over de vluchtmogelijkheden van onze mensen als het echt fout gaat in Uruzgan, heeft mij overtuigd en maakt mij een beetje geruster. Ik ben er ook van overtuigd dat deze regering alles zal doen om te voorkomen dat onze soldaten straks in problemen komen door wat zij hebben gedaan met gevangenen, enzovoort. Ik ben daar ook weer een beetje door gerustgesteld.
Ik hoop dat al mijn zorgen onterechte zorgen zijn geweest. Als het allemaal verloopt zoals de minister denkt en hoopt, zal ik de eerste zijn om hoera te roepen, want dan is het goed geweest voor Afghanistan en voor onze soldaten en dan heeft onze regering wijzere besluiten genomen dan ik voor mogelijk houd. Dit zijn drie goede zaken. Als het fout loopt, zal ik de laatste zijn die roept: hoera, ik heb het wel gezegd. Nee, dan zal ik met de minister treuren over het feit dat het fout is gelopen en bezien hoe wij het beter kunnen doen. Daarom gaan volgens mij zaken rondom defensie dieper dan heel veel andere zaken in de politiek.
De minister toont een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Terecht, dat is niet bijzonder, dat moet ook, zeker op dit gebied, maar het doet mij wel deugd. Daarom was het niet echt een grap toen ik zei dat ik het waardeer dat hij op dit moment is aangebleven als minister van Defensie. Het zou voor de soldaten wel een heel raar teken zijn geweest als hij iets anders was gaan doen dat hij politiek belangrijk vindt. Ik zeg de minister toe dat wij van onze kant blijven doordenken over de vraag wat wij kunnen doen om de situatie voor onze militairen in Afghanistan te verbeteren. Als wij al iets kunnen bedenken, want te veel pretentie hebben wij op dat gebied niet.
Ik zei dat het in sommige situaties beter is om mensen aan hun lot over te laten. Dat is niet "koudhartig" bedoeld, maar daarmee bedoel ik dat mensen hun lot ook in eigen handen kunnen nemen. Ik weet overigens niet of "koudhartig" überhaupt een Nederlands woord is. "Überhaupt" is in ieder geval geen Nederlands woord. Ik denk werkelijk dat het ergste wat de bevolking van Afghanistan de afgelopen dertig jaar is overkomen, is dat iedereen zich met hen kwam bemoeien. Dit terwijl ze het al moeilijk genoeg hadden om onder zulke omstandigheden in leven te blijven. Ik denk dat het beter zou zijn om te verhinderen dat er van buitenaf invloed wordt uitgeoefend op Afghanistan en dat het land eindelijk eens de tijd moet krijgen om zich te ontwikkelen.
Ik heb gezegd dat ik heel veel gevaarlijk ijs zie en dat daar veel voorbeelden van zijn. Moet de NAVO zich bemoeien met drugshandel? Moet de NAVO zich bezighouden met piraterij? Moet de NAVO zich inlaten met het wel of niet doorvoeren van de sharia? Er zijn veel van dergelijke punten waarover wij later zullen discussiëren.
Een parlementaire enquête naar de betrokkenheid van Nederland bij de oorlog in Irak lijkt mij onvermijdelijk. Dat zullen velen nu nog niet met mij eens zijn, maar het is toch goed dat wij daar te zijner tijd over gaan denken. Wat zou mooier zijn dan dat deze Kamer tot het besluit zou kunnen komen om haar eerste parlementaire enquête te houden? Ik zeg dit mede namens de fractie van GroenLinks. Ik zie het al helemaal voor mij.
De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de bewindslieden voor de gegeven antwoorden. Ik heb er met waardering kennis van genomen. Ook ik spreek waardering uit voor het feit dat er zeer uitvoerig en compleet op de vragen is ingegaan. Ik heb nog een paar kleine punten en kan het dus kort houden.
De minister heeft het nodige gezegd over de nieuwe civiel-militaire samenwerking, ook hier in Nederland. Ik vond eerlijk gezegd – maar dat is een wat algemener schot voor de boeg – dat hij er wel wat gemakkelijk over sprak, bijvoorbeeld toen hij zei dat defensie steun geeft als de civiele autoriteiten daarom vragen. Ik weet natuurlijk best dat er allerlei condities aan verbonden zijn, maar ik wil hem er toch aan herinneren dat een militair toch echt iemand anders is dan bijvoorbeeld een politieagent. Ik wijs bijvoorbeeld op de training in omgang met burgers. Sta mij toe op deze plek dit proces met enige voorzichtigheid parlementair verder te begeleiden.
Ik kan niet helemaal overzien hoe ingrijpend de veranderingen op dit punt zijn. Vergt dit wetsaanpassing of betreft het gewoon hulpverlening binnen de bestaande wetgeving? Ik zou graag antwoord op deze vraag krijgen, want dan heb ik ook wat beter in beeld hoe ingrijpend een en ander is. Een onderdeel van die vraag is ook de garantie van 3000 militairen die de minister van Defensie heeft gegeven aan de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding of zijn collega van BZK. Ik herhaal mijn vraag wat die garantie nu precies inhoudt. Moeten die 3000 militairen daarvoor op de een of andere manier paraat zijn en zijn zij in feite onttrokken aan uitzending voor buitenlandse operaties, zeg maar de meer primaire en klassieke taken? Daarover zou ik graag opheldering krijgen.
Ik vertel de minister van Buitenlandse Zaken dat wij even een klein debatje hadden met de minister van Defensie over de berichtgeving van vanmorgen dat uitgerekend in Afghanistan een tot christen bekeerde ex-moslim om die reden het risico loopt de doodstraf te krijgen. De minister van Defensie heeft, daarnaar verwijzend, gezegd dat zijn hart bij dat soort berichten omdraait. Dat is heel sympathiek en menselijk. Toen werd echter vanuit de Kamer opgemerkt dat het bijna onverteerbaar is dat wij dat land gaan beschermen, terwijl tegelijkertijd dat soort dingen gebeuren. De minister van Defensie stelde zich toen iets terughoudender op. Dat begrijp ik wel, want het betreft misschien niet zijn primaire taak. Ik zou de minister van Buitenlandse Zaken echter willen vragen om aan zoiets toch passende aandacht te geven. Ik zou het op prijs stellen als hij dat hier zou willen verklaren. Als wij erin slagen om een Afghaanse gouverneur weg te sturen en er een betere voor in de plaats te stellen, althans dat is hij volgens de verhalen, dan betekent dit dat er politieke kanalen zijn. Deze kanalen zijn er natuurlijk naar onder andere Karzai. Ook hiervoor kan aandacht worden gevraagd.
Ik ben zeer erkentelijk voor de antwoorden van de minister van Defensie op vragen over de toepassing van artikel 100 en wat er de afgelopen maanden in de Tweede Kamer is gebeurd rond Afghanistan. Hij is terug op de rechte lijn en dat is prima. Ik moet wel zeggen dat de heer Platvoet gelijk heeft. Als een kabinet doorgaat met af en toe iets te difficulteren, zeker richting de Tweede Kamer, dan kan de Tweede Kamer niets anders doen dan wat ik tot op heden een bevredigende werkende informatieplicht heb gevonden, om te zetten in een formeel instemmingsrecht. Dat is overigens nog altijd de tekst van mijn oorspronkelijke motie. Er viel te leven met de gegroeide praktijk, maar het kabinet moet wel uitkijken dat het geen tegenkrachten oproept. Ik zeg dit in het bijzonder tegen de minister van Buitenlandse Zaken. Het antwoord van de minister van Defensie was geen katholiek antwoord – ik gebruik zijn termen – op kabinetsproblemen. Wat dat betreft alle waardering voor de antwoorden van de minister van Defensie, die ongetwijfeld mede namens zijn collega van Buitenlandse Zaken zijn gegeven.
Minister Kamp:
Voorzitter. De heer Middel sprak over de cultuur binnen onze krijgsmacht, de cultuur binnen andere krijgsmachten zoals blijkt uit incidenten die zich voordoen, de positieve attitude van de Nederlandse militair en een andere attitude bij krijgsmachten van onder andere de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Hij vroeg of over die attitude, de wijze van benadering en het optreden van militairen onderling wordt gediscussieerd. Ik ben altijd erg terughoudend met kritiek op de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk. Mijn ervaring is dat bij gemeenschappelijke operaties door die landen vaak in een vroeg stadium en op de moeilijkste plekken de kastanjes uit het vuur worden gehaald. Zij gaan vaak het langste door en dragen de meeste verantwoordelijkheid. Vergeleken met hen zijn onze klussen vaak wat gemakkelijker te doen. De omstandigheden zijn vaak wat beter en dat biedt ons wat meer mogelijkheden om onze eigen manier van werken succesvol te laten zijn.
Wij zijn zeer gemotiveerd om ook in moeilijker omstandigheden te proberen om dat op dezelfde manier te doen. Ik denk dat de Amerikanen en de Engelsen ons wat te leren hebben en dat het andersom ook zeker het geval zal zijn. Ik denk dat de nauwe samenwerking in Irak en bijvoorbeeld Zuid-Afghanistan tussen verschillende landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Nederland en Denemarken zeker tot vruchtbare uitwisseling zal leiden tussen de militairen van de verschillende landen. Er is sprake van één hoofdkwartier, het poolen van middelen en gezamenlijk optreden. Ik ben ervan overtuigd dat je het verst komt met een benadering waarbij je respect hebt voor de mensen in het gebied en hun cultuur en waarbij je je realiseert dat je alleen in bijzondere omstandigheden met de legitimatie van de wereldgemeenschap tijdelijk je werk mag doen. Terwijl je er bent, moet je je altijd voorbeeldig aan de regels houden en zoveel mogelijk opbouw in het gebied mogelijk maken. Voorts moet je weggaan zodra het mogelijk is. Dat geldt voor onze militairen en dat geldt naar mijn overtuiging voor alle militairen.
De heer Middel (PvdA):
Dat is volstrekt juist, maar de vraag was of over dit soort zaken overleg is met de bondgenoten. Alle partijen die optreden in Irak of Afghanistan, doen dat naar eigen zeggen omwille van de burgers in dat land. Het moet bij de burgers in dat land echter heel vreemd overkomen als één krijgsmacht hen op een heel harde manier tegemoet treedt, terwijl een ander dat op een heel vriendelijke manier doet. Dat is op zich aanleiding om, uitgaande van de burgers van het land en dus niet uitgaande van kritiek op Amerika of Engeland, zo veel mogelijk één lijn te trekken. U hebt gelijk dat zij meestal de eerste zijn en de moeilijkste klussen doen. Dat moet er natuurlijk niet toe leiden dat wij op de Amerikaanse manier gaan optreden. De vraag is heel simpel: hebt u daar overleg over met elkaar?
Minister Kamp:
Formeel overleg is er in beperkte mate; het gaat meer om praktisch en uitvoeringsgericht overleg. Ik vind het echter geen gek idee om bij conferenties en in het kader van samenwerking met ngo's eens terug te blikken op operaties en te bezien wat wij hebben geleerd en wat wij voor lessen kunnen trekken voor de volgende keer. Ik zal dit idee van de heer Middel vasthouden en er mijn gedachten eens over laten gaan. Het lijkt mij beslist de moeite waard om te bezien wat ik daarmee kan doen.
De heer Kox (SP):
Als er een dergelijk overleg plaatsvindt, kan er dan ook met bijvoorbeeld de Canadezen worden overlegd? Zij hebben nu bij monde van hun minister-president en het hoofd van hun strijdkrachten gezegd dat zij een oorlog voeren in Zuid-Afghanistan. Wij staan uiteindelijk onder het commando van de Canadezen. Wij moeten het dan wel met elkaar erover eens worden of wij bezig zijn met een wederopbouwoperatie met een sterke militaire component, of dat wij oorlog aan het voeren zijn. Dat zijn de woorden van premier Harper.
Minister Kamp:
Wij zijn daar niet verwikkeld in een gewapend conflict; wij proberen in dat gebied stabiliteit te brengen. Wij voeren de ISAF-missie uit en hanteren de rules of engagement van ISAF. Termen als: "wij zijn daar in oorlog en gaan dit doen en dat doen" liggen bij mij niet voor op de tong. Die woorden zijn mogelijkerwijs iets uit hun context getrokken. Bovendien hebben de Canadezen het proces van besluitvorming niet op dezelfde wijze doorgemaakt als wij hier in Nederland. Men is daar vrij gemakkelijk en met goede bedoelingen in gestapt en vervolgens geconfronteerd met de harde werkelijkheid. De Canadezen komen nu weer op koers en zullen samen met ons in het hoofdkwartier goed kunnen functioneren. De Canadezen hebben veel ervaring in veel landen. Ik ben ervan overtuigd dat de samenwerking goed zal zijn en dat er een werkwijze uitkomt die naadloos past binnen de ISAF-opdracht en binnen de ISAF-rules of engagement.
Ik hecht grote betekenis aan de stelling van de heer Russell dat wij zorgvuldig de ontwikkelingen op het Afrikaanse continent moeten monitoren en bezien welke bijdrage Nederland daar kan leveren. Wij zullen hiermee rekening houden. Wij hebben niets tegen participatie in Afrika. Wij zijn actief geweest in Ethiopië en Eritrea en in Liberia. Wij werken samen met Rwanda om dat land in staat te stellen om in Darfur te functioneren. Verder werken wij samen met Zuid-Afrika om dat land in staat te stellen goede dingen te doen in Congo. Zelf doen wij vanuit Ontwikkelingssamenwerking en Defensie verschillende grote projecten in Burundi. In Oost-Congo hebben wij vergelijkbare projecten uitgevoerd. Een Nederlandse generaal leidt de Monuc-krijgsmacht in Congo en wordt op onderdelen door ons ondersteund. Een Nederlandse generaal heeft met Zuid-Afrika samengewerkt om aan security sector reform in Kinshasa vorm te geven. Wij doen het nodige in Sudan, waar vijftien militaire waarnemers naartoe gaan. ook gaan er binnenkort mogelijkerwijs vijftien politiefunctionarissen naartoe. Onlangs hebben wij oefeningen gehad in Egypte en in Senegal. Wij zijn volop bereid om Afrika in beeld te houden op de wijze waarop de heer Russell dat wenst.
Tegen de heer Platvoet zeg ik dat mijn zin dat de NAVO de Koude Oorlog heeft gewonnen er iets te gemakkelijk uit kwam. Ik spreek die zin vaker uit, tegen onze militairen. Zij hebben soms hun hele militaire loopbaan erg veel energie gestoken in de krijgsmacht in de tijd van de Koude Oorlog. Dat is niet allemaal zinloos geweest. Het is niet zo dat alles wat wij in Irak, Afghanistan en Bosnië doen geweldig is en dat dit veel beter is dan wat zij destijds deden. Dat is niet mijn overtuiging. Doordat de NAVO destijds goed georganiseerd en bewapend was en goed samenwerkte en standvastig was, is uiteindelijk de situatie ontstaan dat voormalige tegenstanders nu waardevolle leden zijn van de NAVO. Het is zeker niet zo dat de Oost-Duitse communisten hebben gewonnen. Vele landen in Oost- en Midden-Europa en de Baltische staten werken nu nauw met ons samen. Dat is een groot goed. De Koude Oorlog is nooit een warme oorlog geworden. Wat ik met mijn uitdrukking "de NAVO is de winnaar" heb willen aangeven, is dat het voorkomen van een oorlog ook al een zeer goede prestatie van de militairen is. Onze militairen hebben eraan bijgedragen dat de Koude Oorlog nooit een warme oorlog is geworden. Er is nu een betere veiligheidssituatie in Europa dan aan het begin van de Koude Oorlog. Op die manier moet men mijn uitspraak zien.
De heer Platvoet heeft verzocht om de komende tijd bij de berichtgeving over wat er in Afghanistan gebeurt vooral ook de politieke context te schetsen. Ik kan hem verzekeren dat ik de grootste moeite heb om mijn collega van Buitenlandse Zaken wat dit betreft nog een beetje in te perken. Hij is een enthousiast penvoerder wat betreft dit soort informatie aan de Kamer en geeft daarbij alle aandacht aan de politieke context die daaraan maar gegeven kan worden. De Kamer zal door hem op haar wenken worden bediend.
De heer Platvoet vroeg ook of ik vond dat de besluitvorming over Uruzgan in het licht van artikel 100 de volgende keer weer zou kunnen worden herhaald. Welnu, ik heb aangegeven hoe artikel 100 moet worden gezien en toegepast. Ik heb geen verschil geconstateerd met wat de heer Van Middelkoop daarover heeft gezegd. Ik zie ook geen verschil met wat de heer Platvoet daarover heeft gezegd. Ik denk dat wij geen problemen met de Kamers zullen krijgen als wij het de volgende keer weer doen op de manier die ik heb geformuleerd. Ik denk dat wij daarmee een goede uitleg geven aan dit artikel uit de Grondwet.
De heer Platvoet (GroenLinks):
Ik zeg er wel bij dat het niet zo is gegaan als u nu hebt geformuleerd.
Minister Kamp:
Ik heb twee dingen gezegd. In de eerste plaats heb ik gezegd dat er een unaniem kabinetsbesluit is genomen en dat er voor een moeilijk besluit brede steun van de Kamer is verkregen. Dat is winst. Aan de andere kant heb ik gezegd dat het van grote betekenis is om een consistente, heldere uitleg te geven aan een belangrijk grondwetsartikel. Ik heb gezegd waarom dat zo was en hoe het zou moeten, en daarover bestaat geen misverstand. De heer Van Middelkoop stelde dat, als u en anderen weer eens ontstemd zouden zijn over een dergelijke behandeling, er een beweging zou kunnen komen om dat artikel te veranderen. Ik ben er echter van overtuigd dat dit artikel een goed werkbare weg biedt om naar behoren met het parlement om te gaan en op een goede wijze tot besluitvorming en tot accordering daarvan te komen.
Ik ben het eens met de heer Van Middelkoop, die het nogal wat vindt dat de heer Kox tegen een begroting stemt. De SP is geen getuigenispartij in het parlement. De SP-fractie neemt deel aan de discussies, en doet dat op een constructieve manier. De SP-fractie moet de ambitie hebben om te willen dat iedereen vindt wat zij vindt. Als iedereen de Defensiebegroting verwerpt, is Leiden in last voor 65.000 mensen. Defensie is een organisatie die veel knowhow heeft opgebouwd om mensen op een verantwoorde wijze aan vrede en veiligheid te kunnen laten bijdragen. Het is een organisatie die al jarenlang een bijdrage levert waarvan mensen in de wereld profiteren. Dat zou allemaal wegvallen. Als iedereen zo zou handelen als de SP-fractie, zouden wij echt een groot probleem hebben.
De heer Kox (SP):
Het wordt later op de avond en dan komt de demagogie om de hoek kijken. De minister weet dat, als een begroting wordt verworpen, de regering gemachtigd is om tot een bepaald percentage gewoon met haar uitgaven door te gaan en dat er vervolgens met het parlement moet worden gediscussieerd over de precieze inrichting van de begroting. De 65.000 mensen van Defensie komen dus niet op straat te staan. Als de regering een begroting voorlegt aan het parlement, betekent dit per definitie dat men voor of tegen kan stemmen, of zich van stemming kan onthouden. Dat recht kan de minister een politieke partij natuurlijk nooit ontzeggen. Mijn fractie is van mening dat het om een vitale begroting gaat, in de ware betekenis van het woord. De minister moet ons dan ook het recht toestaan om, alles afwegende, te zeggen dat wij daarvoor geen verantwoordelijkheid kunnen nemen. Ik zie dat niet als minder dan degene die zegt: alles afwegende neem ik er wel de verantwoordelijkheid voor.
Minister Kamp:
Als de Eerste Kamer tegen de begroting stemt, kunnen wij op grond van de oude begroting nog enige tijd voort. U hebt echter ook tegen de oude begroting gestemd, en het jaar daarvóór hebt u dat ook gedaan. Op een gegeven moment loopt het dus spaak. De SP heeft natuurlijk een bepaalde traditie, maar ik denk dat er ook wel iets is veranderd. De defensiebegroting was gericht op de NAVO en op de tegenstelling tussen NAVO en Warschaupact. Het ging om grootschalige conflicten, terwijl het nu steeds meer om iets anders blijkt te gaan. Als de internationale gemeenschap vindt dat er geholpen moet worden met militaire middelen gedurende een bepaalde periode, dan kan Nederland dat doen. Nederland is in staat om dat op een verantwoorde manier te doen. Naarmate er in de praktijk een werkwijze groeit die u ook voor uw rekening kunt nemen, schat ik in dat er een situatie ontstaat waarin u voor de Defensiebegroting kunt stemmen.
De heer Kox (SP):
Voor de duidelijkheid: ik heb in mijn eerste en in mijn tweede termijn gezegd dat ik de minister uitnodig om de stappen te nemen die het voor ons mogelijk maken om voor zijn begroting te stemmen. Natuurlijk is dat nu wellicht een theoretisch iets, maar ik zou werkelijk erg graag voor de Defensiebegroting willen stemmen. Dat vind ik belangrijker dan stemmen voor de begroting van Verkeer en Waterstaat. Daarover zijn wij het eens. Tegelijkertijd moeten wij onderkennen dat er wezenlijke verschillen van mening zijn, grote verschillen van mening, over hoe er met veiligheid op de wereld omgesprongen wordt. Zolang wij elkaar daarin niet voldoende genaderd zijn, zal u voor uw begroting zijn en mijn fractie tegen.
Minister Kamp:
Oké, ik zal proberen te zien waar dat in concreto om gaat en ik zal de discussie daarover met uw partij in deze Kamer en in de Tweede Kamer aangaan om te zien waar wij kunnen komen. Ik vind uw bijdrage over Afghanistan constructief. Wij kunnen uw aanbod goed gebruiken dat u wilt meedenken over wat er in Afghanistan gedaan kan worden om de zaken daar ten goede te keren. Ik ben het ook eens met uw stelling dat de bevolking van Afghanistan zo snel mogelijk het eigen lot zoveel mogelijk in eigen handen moet nemen. Dat is volgens mij waar wij voor moeten zorgen en ik geloof dat wij dat ook willen doen. De internationale gemeenschap moet dat ook willen. Wij moeten steeds bezien hoe wij de Afghaanse instituties, de Afghaanse autoriteiten versterken. Welke situatie moet er minimaal bereikt zijn, zodat wij ons uit het land kunnen terugtrekken? De nieuwe situatie moet zodanig sterk zijn dat het land niet snel weer wegzakt naar de situatie die wij hebben moeten bestrijden en het land mag niet langer een bron van onrust en bedreiging in de regio zijn. Dat moeten wij zo snel mogelijk proberen te bereiken. Dat moet het einddoel zijn dat wij zo snel mogelijk willen bereiken. Daarin deel ik uw opvatting.
De heer Van Middelkoop geef ik toe dat een militair absoluut geen politieagent is. Een militair is niet geselecteerd op die vaardigheden, een militair is er niet voor opgeleid, een militair is niet aangeleerd hoe hij moet reageren. Onze militairen moeten heel snel kunnen reageren op plotseling groot gevaar dat hen bedreigt. Als het nodig is, moeten zij daar snel en met passend geweld op reageren. Politieagenten moeten de zaak op een andere manier benaderen. Het is dus absoluut niet zo dat wij zomaar in de plaats van politieagenten kunnen treden. Daar is geen sprake van. Wat wij kunnen doen, is bepaalde taken uitvoeren die gedaan moeten worden en waar de militaire vaardigheden op een bepaald moment tijdelijk voor nodig zijn. Die taken kunnen wij op een verantwoorde manier uitvoeren, conform afspraken die vooraf zijn gemaakt ter ondersteuning van civiele diensten en onder de leiding en verantwoordelijkheid van de civiele autoriteiten. Ik denk dat wij daarover geen verschil van mening hebben. Wij hebben niet de ambitie om onze militairen het werk van politieagenten in Nederland te laten doen, integendeel. Uitzonderingen maken u en ik natuurlijk voor de Koninklijke Marechaussee, volgens de afspraken die daarvoor gelden.
Wat die 3000 mensen betreft, vraag ik u om van mij aan te nemen dat als wij gemiddeld 2400 mensen in het buitenland hebben, dat wij met onze 45.000 militairen in staat zijn om 3000 man aan te leveren. Dat is vooralsnog niet alleen mogelijk voor 3000 man, wij zouden zelfs naar 6000 man kunnen gaan als het moet. Dan hebben wij echter wel meer mensen nodig die wij daarvoor moeten organiseren, waar wij beslag op moeten leggen, die wij daarvoor een vergoeding moeten geven, waar wij voorzieningen voor moeten hebben. Dus voorlopig zijn wij van 3000 uitgegaan. Wij hebben afgesproken dat 200 man binnen acht uur beschikbaar kunnen zijn, 300 aanvullend binnen twaalf uur, 1000 aanvullend binnen vierentwintig uur en de rest na meer dan vierentwintig uur. Maar dat kan allemaal anders. Er is meer mogelijk in kortere tijd, afhankelijk van wat de civiele autoriteiten willen. Dat is voor ons inpasbaar. Wat niet meer inpasbaar is, spreken wij niet met de civiele autoriteiten af. Wij werken heel gedetailleerd door wat BKZ wil en wat wij kunnen. Voorzover wij het niet kunnen, zeggen wij het niet toe. Voorzover zij het toch graag willen en wij daar mogelijkheden toe zien, leggen wij hen de rekening voor en zeggen: als je dat extra betaalt, kunnen wij dat nog extra leveren. Er wordt open gecommuniceerd tussen ons en de civiele autoriteiten en wij zullen de afspraken nakomen die gemaakt worden.
Minister Bot:
Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor de aanvullende vragen en de gemaakte opmerkingen. Ik begin met de heer Middel die gevraagd heeft naar Belarus en of wij niet wat meer invloed kunnen uitoefenen op Poetin, met als doel dat hij zich constructief opstelt. Ik heb al aangegeven dat Nederland het onderwerp Belarus in het kader van de NAVO-Ruslandraad zal opbrengen. Daarnaast zal Belarus ook in het kader van de zogeheten Euro-Atlantische Partnerschapsraad aan de orde worden gesteld. Belarus maakt daar nota bene deel van uit. Daar zal Belarus ook worden aangesproken op de interne ontwikkelingen.
De NAVO vind ik een organisatie die ook voor normen en waarden staat. Daarop moeten en kunnen wij ook onze partners aanspreken. Ik blijf er echter bij dat wij nu in eerste instantie de OVSE en de EU aan het woord moeten laten en dat wij vervolgens de dialoog moeten aangaan in het kader van de NAVO. Natuurlijk spreken wij Rusland aan. Dat doen wij voortdurend. Daarvoor hebben wij ook niet zo lang geleden de vier ruimtes afgesproken met Rusland. Wij spreken Rusland aan op Tsjetsjenië. Wij spreken Rusland, zij het meer in consultatieve zin, ook aan op Belarus. Men moet wel bedenken dat het een soeverein land is. Of wij het nu prettig vinden dat de verkiezingen daar zo zijn gelopen, is een andere vraag.
Ik geloof dat de vergelijking met de Oekraïne en Georgië niet helemaal opgaat, omdat daar een heel duidelijke tweespalt in de bevolking was. De vraag was of de meerderheid nu de ene kant uitgaat of de andere kant. Daar heeft eerst van binnenuit een spontane revolutie plaatsgevonden. Dat is in Belarus niet waar te nemen. Wij proberen uiteraard zoveel mogelijk steun te geven aan wat het maatschappelijk middenveld heet, de ngo's van onderop. Dat hebben wij ook de afgelopen jaren gedaan. Wij hebben van alles geprobeerd, maar u weet dat zelfs nog bij deze verkiezingen bepaalde Europarlementariërs de toegang is ontzegd tot de grens. Wij doen wat mogelijk is met de middelen die er zijn en via de organisaties die daar het meest geëigend voor zijn. Ik herhaal dat dit ook zal worden opgebracht in de NAVO-Ruslandraad en de Euro-Atlantische Partnerschapsraad.
De heer Middel (PvdA):
U zegt dat Belarus een soeverein land is. Dat is waar, maar het is ook een land dat geografisch gezien midden in Europa ligt, dat absoluut ondemocratisch is, waarin zich misschien bewegingen gaan vormen zoals wij die in Georgië hebben gezien. Daar was niet zozeer sprake van tweespalt. Er stelde zich een grote meerderheid van de bevolking te weer tegen het zittende regime. Ik zal proberen mijn vraag anders te stellen dan ik in mijn eerste termijn heb gedaan. Zijn wij misschien niet een beetje te lief voor Poetin en voor Rusland? Als u spreekt over Rusland in relatie tot NAVO-overlegkaders, doet mij dat denken aan mijn ervaring met Rusland bijvoorbeeld in het NAVO-parlement. Er bestaat een aparte overlegstructuur van Rusland met het NAVO-parlement en daarin bestaat een houding – beleefdheid is mooi en hoffelijkheid is een groot goed, maar je kunt ook overdrijven – van laat ze maar praten en laten wij hen vooral niet tegen ons in het harnas jagen. Laten wij ze vooral te vriend houden. Dat gaat op een vrij krampachtige manier, ik heb u een aantal voorbeelden gegeven. De vraag is of dat nodig is. Is dat de juiste methode? Of zou je misschien toch een beetje meer de teugels kunnen aantrekken? Zijn wij niet te aardig?
Minister Bot:
De vraag daarachter is altijd wat je wilt bereiken. Het is heel mooi om nu hier in het parlement te vertellen dat wij de teugels moeten aantrekken, maar a) hoe willen wij de teugels aantrekken? En b) wat willen wij daarmee bereiken? Wat wij willen bereiken, is wat wij ook in de Oekraïne, in Georgië en in heel Oost-Europa hebben meegemaakt: een geleidelijk proces van voortdurende druk. Wij willen in dialoog blijven, ook met Rusland. Wij blijven hen de waarheid zeggen, bijvoorbeeld over Tsjetsjenië en mensenrechten. Wij doen dat op een duidelijke wijze. Het is belangrijk dat de kanalen openblijven. Daarvoor hebben wij de instrumenten en die passen wij goed toe. Het zijn op dit moment helaas de enige middelen die tot onze beschikking staan. Wij moeten er wel regelmatig op terugkomen en deze landen herinneren aan wat eraan de hand is. Ik weet bovendien precies wat Poetin gaat zeggen. Wij hebben het ter sprake gebracht toen hij hier was en toen zei hij: "Daar ga ik niet over, daarvoor moet u bij mijn collega Loekasjenko zijn. Het is toch een soeverein land, daar heb ik toch niets te zeggen. U ziet hoe netjes wij ons hebben gedragen in de Oekraïne."
Minister Lavrov zei onlangs tegen mij dat in de Oekraïne 90% van de energie van Rusland komt en 70% van de handel met Rusland wordt gedreven. Hij zei dat hij een weg terug zag onder de bevolking naar de kandidaat die wij zo slecht vonden. Hij merkte op dat dit ook een democratisch proces is waar wij ons bij zullen moeten neerleggen. Dat is zo. Wij zullen het aan de orde blijven stellen. Op korte termijn moeten wij, nu de verkiezingen voorbij zijn, gewoon doorgaan met de ngo's en het uitoefenen van druk om te trachten veranderingen tot stand te brengen.
Minister Kamp heeft al iets gezegd over de open cultuur die wij uitdragen. In het kader van de NAVO hebben wij al best practices inzake de Provinciale Reconstructieteams in Afghanistan. Er worden ervaringen uitgewisseld tussen bondgenoten. Het Verenigd Koninkrijk maakt op dit moment gebruik van dit concept in Irak. Minister Kamp heeft uitvoerig geantwoord op vragen over Darfur en Congo. Er is sprake van een grote geïntegreerde betrokkenheid van Defensie, Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken inzake Afrika. Er wordt getracht om alle instrumenten die er zijn op deze terreinen zoveel mogelijk samen te voegen om daar optimaal onze invloed te kunnen uitoefenen.
De heer Platvoet vroeg of de strategienota openbaar kan worden gemaakt. Ik zal alles in het werk stellen om dat te doen. Hij vroeg ook wat er vooraf gaat aan stabilisatie. Ik wijs op het juridische kader voor interventie. Er zijn drie mogelijkheden, namelijk artikel 51 met betrekking tot zelfverdediging, een verzoek van het land zelf of een resolutie van de Veiligheidsraad. Wij zijn bezig met een NATO Reaction Force en battlegroups in de Europese Unie. Die gaan er dus eventueel aan vooraf. Het zijn middelen die wij hebben. De inzet daarvan gebeurt altijd op verzoek van de Veiligheidsraad of van het land zelf. Dat hebben wij in Sudan gezien. Zij zeiden dat de Afrikaanse Unie haar werk kon doen in Sudan als zij dat wilde. De vraag is dan welke organisatie wordt uitgenodigd door de VN. Dat kan de Afrikaanse Unie, de NAVO of een ad-hoccombinatie zijn. Die gaat dan aan de slag en daarop volgt stabilisatie.
De heer Van Middelkoop had een vraag over de tot christen bekeerde moslim in Afghanistan. Ik deel zijn mening dat dit niet kan en dat wij hierop moeten interveniëren bij president Karzai. Deze zaken moeten aan de orde worden gesteld. Wij gaan immers met 1400 tot 1600 man naar Afghanistan om te helpen met de vestiging van een democratie met alle normen en waarden die daarbij horen, waaronder de godsdienstvrijheid. Ik hoorde net dat ook Duitsland hierover wil interveniëren bij de Afghaanse regering. Ik zal dat ook gaarne doen.
Ik teken wel aan dat er zelfs in eerste instantie geen uitspraak is gedaan in deze zaak. Er is dus nog een mogelijkheid van beroep. Wij moeten dus ook kijken naar de rechtsgang. Voor het zover is, kunnen wij echter wel duidelijk maken dat het eisen van de doodstraf omdat iemand bekeerd is geen pas geeft. Ik heb alle begrip voor lokale gebruiken en gewoonten, moslimwetten en de sharia. Het kan echter niet zo zijn dat zoveel landen zoveel offers getroosten en de godsdienstvrijheid niet wordt gewaarborgd. Ik zeg toe dat ik actie zal ondernemen.
De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):
Ik dank de minister hartelijk voor deze toezegging. Het is overigens een fundamenteel recht om van godsdienst te veranderen. Dat wordt soms bijna vergeten als wij met de islam in aanraking komen. Het is een grondrecht, net als bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting.
Minister Bot:
Daarom heb ik ook gezegd dat godsdienstvrijheid een grondrecht is. Ik vind dat wij daar pal voor moeten staan als wij naar zo'n land toegaan. Ik ben uitgebreid ingegaan op de vragen over Guantánamo Bay. Ik vind het idee om alle ambassadeurs terug te roepen niet goed. Dat werkt gewoon niet. Ik zal uiteraard onze mening krachtig kenbaar blijven maken.
De heer Hoekzema zei dat de NAVO een belangrijke verworvenheid is in kader van de transatlantische dialoog en dat landen als Australië en Japan geen lid moeten kunnen worden. In artikel 10 staat dat de partijen bij eenstemmigheid elke andere Europese staat die verwezenlijking van de beginselen onderschrijft, kunnen uitnodigen. Daarin zit dus al een garantie in dat deze landen niet kunnen toetreden. Ik zal alles in het werk stellen om de politieke leidraad openbaar te maken. Ik vind dat logisch, want de NAVO is een transparante organisatie. Ik heb antwoord gegeven op de vraag over de tot christen bekeerde Afghaan.
Ik dank de leden voor de interessante discussie die ik hier in elk geval vandaag heb gevoerd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2006 (30300-X) (exclusief onderdeel NAVO) wordt zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
De aanwezige leden van de fractie van de SP en de leden Platvoet en Thissen wordt conform artikel 112 van het Reglement van Orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.
Sluiting 21.34 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20052006-1073-1083.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.