De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van het benoemd lid der Kamer, de heer H.S. Pruiksma: mevrouw Sylvester (voorzitter), de heer Terpstra en de heer Hoekzema.

Ik deel aan de Kamer mede dat de ingekomen missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau en de geloofsbrief van de heer H.S. Pruiksma inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief.

Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef derhalve het woord aan mevrouw Sylvester, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van de heer Pruiksma, tot het uitbrengen van het rapport.

Mevrouw Sylvester (voorzitter der commissie):

De commissie, welke de geloofsbrieven van het benoemd lid van de Kamer, de heer H.S. Pruiksma, heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden. Het rapport van de commissie is neergelegd ter griffie, ter inzage voor de leden. De commissie adviseert de Kamer om de heer H.S. Pruiksma als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank mevrouw Sylvester voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De heer Pruiksma is in het gebouw der Kamer aanwezig.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden.

Nadat de heer Pruiksma door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Ik wens u van ganser harte geluk met uw benoeming en verzoek u, in ons midden plaats te nemen, maar niet dan nadat ik u als eerste heb gefeliciteerd.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven