Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de toegang tot die verzekering voor diegenen die op of na de inwerkingtreding van deze wet arbeidsongeschikt worden (Wet einde toegang verzekering WAZ) (29497).

De beraadslaging wordt hervat.

Minister De Geus:

Voorzitter. Wij spreken over de afschaffing van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. Mevrouw Westerveld insinueerde dat het van mijn kant een weinig serieuze onderneming zou zijn, maar dat is het wel. In de wandelgangen werd ook wel het motto "Doe de WAZ de deur uit" gebruikt, maar daar zal ik verder niet op ingaan. Het is een heel serieuze operatie, waar een lange voorbereidingstijd aan vooraf is gegaan. Daar kom ik straks op terug. De regering is serieus van mening dat de tijd rijp is voor afschaffing van deze verzekering. Als je iets afschaft, dan kom je altijd voor een heleboel vragen tegelijk te staan. Er zijn hier ook vele indringende vragen over gesteld en daar zal ik nu op ingaan.

Allereerst is gevraagd of er sprake zou moeten zijn van terugwerkende kracht. Er is sprake van terugwerkende kracht op het moment dat de verzekering wordt afgesloten. Die terugwerkende kracht gaat terug tot de datum van de aanvraag van de particuliere verzekering. Wie reeds een aanvraag heeft gedaan voor de datum van de afschaffing van de WAZ, zal verzekerd kunnen zijn vanaf dat moment. Hetzelfde geldt voor verzekeringen die worden aangeboden na de afschaffing van de WAZ. Gedurende een zekere periode worden polissen aangeboden die teruggaan tot de datum van afschaffing. De vraag is dan hoe het staat met de brandende huizen. Degenen die na de afschaffing van de WAZ wachten met het afsluiten van een nieuwe verzekering en in die tijd arbeidsongeschikt worden, zullen zich daarvoor naar alle waarschijnlijkheid niet kunnen verzekeren. Degenen die wachten met het aanvragen lopen dus een risico. Van dat risico kan men zich bewust zijn omdat het wetsvoorstel reeds enkele maanden geleden is ingediend. SZW heeft daar voortdurend actuele informatie over gegeven via de website. Bovendien maken de verzekeraars al geruime tijd intensief reclame voor hun polissen. Ik kom dadelijk terug op het punt van de voorlichting en de taak die de overheid daarbij heeft.

Het is goed om allereerst vast te stellen dat het moment van inwerkingtreding, dat was beoogd op 1 juli, naar de overtuiging van de regering niet kan met terugwerkende kracht. Dat betekent dat het tijdstip van inwerkingtreding van de afschaffing van de WAZ zal zijn één dag na publicatie in het Staatsblad. Dat kan gebeuren nadat de stemming in deze Kamer is geweest. Het tijdschema dat de regering op dit moment voor ogen heeft, is plaatsing in het Staatsblad op 8 juli en inwerkingtreding op 9 juli. Ik kom zo terug op het debat over het moment van de inwerkingtreding. De beoogde datum was 1 juli, maar helaas bleek het niet mogelijk te zijn om de behandeling in deze Kamer voor die tijd af te ronden. In dit geval kan er dus geen sprake zijn van afschaffing met terugwerkende kracht. Weliswaar lopen er al enkele polissen vanaf 1 juli, maar een wet als deze kun je niet met terugwerkende kracht afschaffen. Dat zal dus 9 juli worden, namelijk één dag na plaatsing in het Staatsblad.

Een andere vraag is hoe het zit met degenen die deze week of volgende week een verzekering aanvragen. Dan ontstaat er een tijdsperiode waarin men tot overeenstemming komt met de verzekeringsmaatschappij. Dan gaat de dekking van het risico terug tot het moment van de aanvraag.

Mevrouw Van Leeuwen (CDA):

Dat had ik wel begrepen. Stel dat ik in die week arbeidsongeschikt word. Wat gebeurt er dan? Dat is een inlooprisico. Wordt dat gedekt?

Minister De Geus:

Als u in de week dat de aanvraag is ingediend arbeidsongeschikt wordt zonder dat de polis is afgesloten, dan bent u verzekerd. Dat is het inlooprisico dat de verzekeraars voor hun rekening nemen. De dekking gaat in op het moment dat de aanvraag is geaccepteerd.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Ik was helemaal opgelucht, maar die laatste zin maakt dat ik weer ga twijfelen. U zegt dat de dekking ingaat op het moment dat de aanvraag is geaccepteerd. Dat is iets anders dan het moment waarop de aanvraag is ingediend.

Minister De Geus:

Dan zal het waarschijnlijk juridisch-technisch neerkomen op het moment dat de verzekeraar de aanvraag ontvangen heeft. Ik moet de aanvraag niet met iemand meegeven die hem een week bij zich houdt. De aanvraag moet binnengekomen zijn bij de verzekeraar. Dan is het punt natuurlijk of het onder normale voorwaarden geschiedt. Daarvoor loopt de betrokkene zelf een risico. De verzekeraar garandeert dat de betrokkene vanaf dat moment in de dekking zit.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

met "geaccepteerd" bedoelt u dus dat de aanvraag bij de verzekeraar is binnengekomen?

Minister De Geus:

Juist.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

U doelt niet op het moment dat de verzekeraar zegt dat iemand wordt geaccepteerd als verzekerde.

Minister De Geus:

Inderdaad. Er zijn afspraken gemaakt over het punt van het geaccepteerd zijn voor de verzekering. Binnen die afspraken is er ook een terugvalpositie voor degenen die niet onder de normale voorwaarden worden geaccepteerd. Zij kunnen in dat geval dat andere product kopen.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Ik ga nog even in op het voorbeeld van mevrouw Van Leeuwen. Als die persoon arbeidsongeschikt wordt omdat hij onder een auto komt, terwijl hij nog in het traject van de acceptatie van de polis zit, dan kan de verzekeraar hem niet weigeren als verzekerde.

Minister De Geus:

Zo is het.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Wij zijn opgelucht dat het niet met terugwerkende kracht voor 1 juli geldt. De vraag is alleen hoe je het moet aanpakken als je echt wilt kunnen kiezen tussen verzekeraars. Dien je dan één aanvraag in of dien je bij verschillende verzekeraars aanvragen in? Betekent het dat je bij verschillende verzekeraars in de dekking valt? Stel dat je in die periode een ongeluk krijgt. Moet je dan ook die verzekering accepteren? Is dat de enige manier om verzekerd te zijn voor het ongeluk dat je hebt gekregen?

Minister De Geus:

In deze casus heb ik mij ook verdiept. Ik kan daar dus ook à l'improviste adequaat op antwoorden. Als je niet de gevangene wilt zijn van de verzekeringsmaatschappij waar jij je aanvraag hebt ingediend, dan zul je moeten starten met het indienen van aanvragen bij verschillende verzekeringsmaatschappijen. Uiteraard moet je uiteindelijk wel een keuze maken voor één van die verzekeringen. Het is niet de bedoeling dat je tien keer recht hebt op dezelfde uitkering. Zo is het niet bedoeld. Dit is best een belangrijk aspect. Het heeft namelijk alles te maken met de vraag waar het risico ligt van de situatie die in de komende maanden zal ontstaan. Nadat de aanvragen binnengekomen zijn, zullen verschillende stappen doorlopen moeten worden om tot een adequaat product te komen. De verzekeraars hebben aangegeven dat het risico van het intreden van arbeidsongeschiktheid wordt geaccepteerd vanaf het moment dat de aanvrage bij hen is binnengekomen. Daarmee is, denk ik, die situatie duidelijk. De wachttijd zit natuurlijk in het product. Het is niet de verzekering die gelijk uitkeert.

Iedereen kan zich particulier verzekeren voor zwangerschap. Degenen die een beroep moeten doen op de alternatieve polis, omdat zij niet in aanmerking komen voor de reguliere polis, kunnen net als degenen die wel een reguliere verzekering kunnen afsluiten, een extra module voor zwangerschap nemen. Vervolgens is het de vraag of de polissen die worden aangeboden discriminerend zijn, omdat er een extra module in zit voor zwangerschap waarvoor moet worden betaald. Die vraag hoort niet meer thuis in het publieke domein. Die vraag hoort thuis in het private domein, omdat het om private polissen gaat. Deze vraag kan ik nu niet beantwoorden. Desgevraagd zal de rechter er een uitspraak over moeten doen.

Van verschillende kanten is indringend verzocht om voor deze situatie toch te kijken naar de mogelijkheid van meer duidelijkheid. In dit verband zeg ik uw Kamer het volgende toe. Wij kennen in Nederland een Commissie gelijke behandeling. Wij kennen in Europa de ILO die veel expertise heeft op dit punt. Wij hebben ons huiswerk goed gedaan voor wat betreft de publieke voorziening. Wat de private voorziening betreft en de mogelijkheid om daarin op deze wijze te differentiëren, zeg ik toe dat ik samen met de verzekeraars die er ook belang bij hebben bij zowel de Commissie gelijke behandeling als de ILO nader te rade zal gaan. Dat zou consequenties kunnen hebben voor de productontwikkeling van de verzekeraars die hen overigens wel vrij staat, maar goed, als men weet dat men juridisch kwetsbaar is, zal men er zich naar alle verwachting naar richten.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Ik wil nog iets vragen over het grijze gebied tussen de private en de publieke verantwoordelijkheid. Stel, dat eruit komt dat de private partijen eigenlijk meer moeten doen en stel, dat zij dat niet doen, dan is er geen boete, want private partijen krijgen geen boete van de EU. Het lijkt mij dat dan de regering opnieuw verantwoordelijk is.

Minister De Geus:

U schetst een casus. Wij kunnen nog wel meer casussen verzinnen. Ik wil er op dit moment niet op vooruitlopen. Wel kan ik aangeven, dat op het moment dat de Commissie gelijke behandeling en de ILO beide van mening zijn dat een dergelijk product strijdig is met het gelijkheidsbeginsel de markt zich, naar ik vermoed, zal aanpassen. De markt heeft daar dan immers baat bij en is daartoe ook volstrekt gelegitimeerd. Als het inderdaad worst case zou zijn, zou die situatie een behoorlijke duidelijkheid opleveren.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Als ik de toezegging van de minister goed begrijp, dan zegt hij: aan instanties wil ik eventueel de vraag voorleggen of het private product discriminatiebestendig is. De vraag die hij kennelijk niet wil stellen, is of het de overheid vrij staat om als er een publieke verzekering is daarmee op te houden en mensen naar het private domein te sturen. Heb ik hem correct begrepen?

Minister De Geus:

U hebt mij in die zin correct begrepen, dat ik heb aangekondigd dat ik op de onderbouwing van dat oordeel terug zou komen. Ik heb die inmiddels opgezocht, omdat ook de vraag is gesteld hoe de minister tot het oordeel is gekomen dat afschaffing van de WAZ en van de zwangerschapsuitkering daarin niet in strijd is met artikel 11 van het VN-Vrouwenverdrag en met het ESOCUL. Die vragen moet ik nog beantwoorden, want die hebben met name betrekking op de vraag of wij dit niet in het publieke domein moeten regelen.

De normen in het VN-Vrouwenverdrag strekken niet verder dan de specifieke internationale arbeidsongeschiktheidsuitkeringsnormen, zoals die zijn vastgelegd in de ILO-verdragen 102 en 128, en de zwangerschaps- en moederschapsuitkeringen bedoeld in de ILO-verdragen 103 en 183. In deze normverdragen liggen de hoogste normen vast voor de socialezekerheidsuitkeringen. Het VN-Vrouwenverdrag beoogt geen verdergaande bescherming aan zwangere vrouwen te bieden dan deze ILO-verdragen reeds geven. In al deze specifieke verdragen wordt de aangesloten landen de mogelijkheid geboden, delen van de werkende bevolking c.q. de ingezetenen buiten de beschermende werking van die normverdragen te houden. Al deze verdragen verplichten Nederland derhalve juridisch niet om de onderhavige uitkeringen in stand te blijven houden in het publieke domein.

Wat ESOCUL betreft, menen wij dat de bepalingen die afkomstig zijn uit onder andere de ILO-verdragen uitsluitend zien op werkende vrouwen die tegenover hun werkgever het recht op verlof kunnen claimen, voortvloeiend uit een arbeidsovereenkomst. Indien geen recht op loon tijdens dit verlof bestaat, dient een vervangende uitkering voor deze op arbeidsovereenkomst werkende vrouwen aanwezig te zijn. Indien geen sociale verzekering voor de zelfstandige vrouw aanwezig is, laten alle internationale verdragsbepalingen de mogelijkheid open van een publieke regeling, zoals de Wet werk en bijstand is, zolang de hoogte maar voldoet aan een voorgeschreven norm. De bijstandsnorm voldoet aan die norm: hoger dan 50% van het minimumloon. Daarmee heb ik niet gezegd dat de bijstand een verzekering is, maar de internationale verdragsbepalingen, voor zover hier van toepassing, geven dus aan dat er een voorziening moet zijn, een publieke regeling, waarvan de hoogte voldoet aan de voorgeschreven norm. Daarmee is ook vanuit die invalshoek het huiswerk afdoende gedaan en is er geen strijdigheid van de publieke voorziening met internationaal recht.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Laten wij eens letterlijk naar de tekst van het ESOCUL kijken. Eigenlijk hebt u geen argumenten aangevoerd. Er staat: Aan moeders dient bijzondere bescherming te worden verleend gedurende een redelijke periode voor en na de geboorte van hun kind. Gedurende deze periode dient aan werkende moeders – het gaat nog steeds over de hele groep – verlof met behoud van loon of verlof gekoppeld aan passende uitkering krachtens (...) te worden toegekend.

Wat brengt uw ministerie ertoe om hieruit te concluderen dat het alleen om mensen met een arbeidsovereenkomst gaat?

Minister De Geus:

De hele benadering van dit verdrag ziet op het recht van de werknemer ten opzichte van zijn werkgever. Ik geef toe dat in de tekst sprake is van alle werkenden. Natuurlijk zijn zelfstandigen ook werkenden. Ik zou heel flauw kunnen zeggen dat die zelfstandige gerechtigd is tegenover zichzelf als baas om verlof te nemen. Het geldt niet als een aanspraak die in het publieke domein is gedefinieerd. Dit is een aanspraak die voor een deel richting de werkgever geldt. Dit is niet een aanspraak van zelfstandige ondernemers jegens het publieke domein, althans zo verstaat de regering het en dat is ook met de experts van ILO besproken. Het feit dat wij dat wel hebben gehad, doet daaraan niet af. Ik denk dat wij op dit punt ons huiswerk goed hebben gedaan voor zover het gaat om het publieke domein.

Ik geef toe dat er in de nieuwe situatie een onzekerheid kan ontstaan in het private domein. Ik heb in de schriftelijke behandeling afgezien van mijn bemoeienis c.q. mijn verantwoordelijkheid in dezen. Principieel is dat ook juist. Mede gehoord het debat in uw Kamer vind ik het evenwel van belang om samen met de verzekeraars ervoor te zorgen dat het niet een situatie is waarin vrouwen een eventueel recht dat er zou zijn via allerlei juridische omwegen moeten gaan halen. Ik vind het van belang dat de situatie zo snel mogelijk duidelijk wordt. Ik zal dus met het Verbond van verzekeraars zo snel mogelijk duidelijkheid zien te verkrijgen. Ik heb de twee instanties genoemd die daar naar mijn mening een gezaghebbend oordeel over kunnen geven, namelijk de Commissie gelijke behandeling en de ILO.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Voorzitter. Ik heb het gevoel dat hier twee zaken naast elkaar spelen. De minister komt met verdragsteksten en zegt dat daaruit niet kan worden afgeleid dat de overheid verplicht is om een publieke verzekering in het leven te roepen. De ILO is een wereldwijde organisatie die over een basaal minimum gaat en erop staat om geleidelijk aan tot verhoging te komen. Wat de minister nog niet kan weten omdat er nog geen uitspraak over is gedaan, is het antwoord op de vraag of die bepalingen zich er tegen verzetten dat een land zo'n voorziening intrekt om geen andere reden dan dat het anders tegen marktwerking aan kijkt. Die vraag zou eerst moeten worden beantwoord voordat wij doorwandelen naar de verzekeraars. Die kunnen één probleem van de minister niet wegnemen, namelijk dat in de omstandigheid waarin een man en vrouw in overigens gelijke omstandigheden een zaak beginnen, de man gemakkelijker van een verzekering zal afzien dan een vrouw ook al willen zij misschien allebei gezinsuitbreiding. Dit zal immers onmiddellijk consequenties hebben voor het inkomen van de vrouw. Ik pleit ervoor om niet te gemakkelijk te spreken over het publieke domein en over afschaffing. Het is niet voldoende als de minister zegt dat hij de verzekeraars achter de broek zal zitten. Dat verzekeraars niet mogen discrimineren, weten wij allemaal, maar het intrinsieke participatie- annex discriminatievraagstuk van vrouwen versus mannen is hiermee niet opgelost.

Minister De Geus:

Mevrouw Westerveld zou gelijk hebben als ik zou zeggen dat wij dit op zijn beloop laten, opdat de verzekeraars wel merken hoe dit juridisch uitpakt. Dan zou er in de praktijk wellicht een ontmoedigend effect uitgaan op hetzij de participatie hetzij de zwangerschap van ondernemende vrouwen of vrouwelijke ondernemers. Het is maar net waar je de klemtoon legt, want in dit geval gaat het samen, zowel het ondernemerschap als de zwangerschap als de zwangerschap in zichzelf al niet een majeure onderneming zou zijn.

Mevrouw Westerveld zegt dat er niet zoveel landen zijn die zo'n voorziening kennen. Het is dan een extra punt om daarvan afscheid te nemen. Dit heeft natuurlijk te maken met de vraag of de ILO-verdragen en andere internationale richtlijnen naar hun aard anders in hun werking moeten worden beschouwd als een land reeds een verplichting in dat kader heeft genomen. Hierover is vrij veel gediscussieerd en wij hebben dit expliciet laten bekijken door onze experts. Dit onderscheid wordt echter niet gemaakt. Dit zou namelijk ook weer opleveren dat de strekking van die internationale verdragen ten opzichte van landen met een zekere voorsprong op een bepaald gebied anders zou zijn. Wij zouden wel aan een enorme overgangstermijn gebonden zijn als wij hier alleen maar vanaf zouden kunnen komen door de opzegging van de verdragen. Dit is echter niet de bedoeling van het kabinet. Ik zeg dit uitsluitend om de theorie rond te maken.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Ik neem ook niet aan dat het kabinet overweegt om uit de EU te stappen?

Minister De Geus:

Wij zouden toch niet het risico willen lopen dat Turkije ons straks zou verbieden om toe te treden? Wij denken daar niet over.

Mevrouw Van Leeuwen (CDA):

De minister zegt nu toe dat hij bereid is om op de kortst mogelijke termijn zowel naar de Commissie gelijke behandeling als naar de ILO te gaan. Ik ga ervan uit dat de ILO alles zal toetsen en dat de uitkomst zal zijn dat dit in het private of publieke domein moet worden geregeld. Ook dit kan de ILO aan de minister voorhouden. Dit ligt bij de Commissie gelijke behandeling misschien net iets anders, maar ik ga ervan uit dat de minister een open vraag zal stellen en dat hij het probleem waar wij tegen aan zijn gelopen in de volle breedte zal laten zien onder toezending van de Handelingen.

Minister De Geus:

Ik zeg u toe dat ik dit met open vizier zal doen, maar ik voeg hieraan toe dat ik daar niets nieuws van verwacht, omdat dit al gebeurd is. Ik wil niet in de situatie belanden dat ik hier twijfel laat bestaan over de overtuiging van de regering. Als ik die overtuiging niet zou hebben, zou ik de behandeling van het wetsvoorstel moeten aanhouden, want dan zou ook kunnen worden gezegd dat wij eerst maar eens het ILO-onderzoek moeten afwachten. Dit is de reden dat wij dit eerst hebben gecheckt. Wat wij niet gedaan hebben en wat ik gehoord uw ernstige zorgen over eventuele discriminatie bij zwangerschap wel wil toezeggen, is dat ik mij tot de Commissie gelijke behandeling en de ILO zal richten. Als dan blijkt dat het noodzakelijk is dat verzekeraars hun producten aanpassen, zal dit in de premiestelling van de verzekeraars tot uitdrukking komen. Er zal dan waarschijnlijk standaard in de polissen een zwangerschapsuitkering worden meegenomen en daar moeten wij dan met zijn allen voor betalen. Voor de verzekeraars is er geen "no-go"-situatie, absoluut niet. Zolang de verzekeraars daartoe niet verplicht zijn, zullen zij dit echter nooit eigener beweging in een polis onderbrengen.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Ik word ongerust als ik de minister over de verzekeraars hoor spreken. Ik koppel dit dan aan de opmerking van mevrouw Van Leeuwen over een open vraagstelling. De vraag aan de Commissie gelijke behandeling zou zich naar mijn mening ook moeten uitstrekken tot de eventuele toelaatbaarheid van de beëindiging van een publieke verzekering. De Commissie gelijke behandeling heeft zich al uitgesproken over het feit dat verzekeraars niet mogen discrimineren en dat het voornemen om het zwangerschapsrisico in de verzekering aan extra voorwaarden te verbinden, discriminatie is. De vraagstelling zou daarom ruimer moeten zijn. De vraag moet ook zijn of wij iets afschaffen terwijl dit in de context van het Europese of internationale recht niet is toegestaan.

Minister De Geus:

Mijn toezegging aan mevrouw Van Leeuwen laat naar mijn mening niets aan duidelijkheid te wensen over. Mevrouw Westerveld twijfelt hieraan, maar wij doen dit niet en in onze vraagstelling zal die twijfel dus ook niet doorklinken.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Wij spreken nu over internationale verdragen en die zijn natuurlijk relevant, maar ik zou de minister ook op de man af willen vragen hoe hij hier nu zelf over denkt. Wat vindt hij ervan dat vrouwen – ook als straks geregeld is dat vrouwen niet meer premie betalen dan mannen en dat het verschil hoofdelijk wordt omgeslagen – zich toch eerder genoodzaakt zullen voelen om zo'n verzekering af te sluiten, gewoon door het biologische verschil? Daar kunnen de ILO of de Commissie gelijke behandeling zich niet over uitspreken, want dit heeft geen betrekking op de private aanbieders, maar op de vraag of er een verzekering moet worden afgesloten. Vindt de minister het dan terecht dat de vrouwelijke ondernemer eerder kosten moet maken dan een mannelijke ondernemer?

Minister De Geus:

Dit is een persoonlijke, maar misschien ook politieke vraag. Mijn opvatting is verwoord in de stukken. Op het moment dat wij spreken over vrij ondernemerschap, sta ik in principe zeer terughoudend tegenover een bemoeienis van de overheid door bepaalde groepen werknemers extra te faciliteren of bepaalde voordelen te geven.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Is dat volgens u een voordeel of het wegnemen van een nadeel?

Minister De Geus:

Dat hangt af van onze perceptie. Voor het ondernemerschap zijn heel veel kwaliteiten nodig. Dat verschilt overigens per ondernemerschap. Er zijn ondernemers die kiezen voor een fysiek zwaar bedrijfstype, maar er zijn ook ondernemers die kiezen voor een bedrijfstype, waarvoor een veel grotere emotionele intelligentie vereist is. Alle punten van kansongelijkheid die wij voor het werknemerschap compenseren, hoeven naar mijn niet voor ondernemers gecompenseerd te worden door de overheid.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Het EG-verdrag noemt als taakstelling voor de EU het wegnemen van ongelijkheid in kansen tussen mannen en vrouwen. Vindt u dat zwangerschap onder deze taakstelling dient te vallen?

Minister De Geus:

Daarvoor vallen natuurlijk principiële argumenten aan te voeren. Maar als ik u mijn principiële overtuiging kenbaar maak, zijn de praktische problemen nog niet opgelost. Met het oog op de praktijk ben ik blij dat verzekeraars zwangerschap onder bepaalde condities verzekerbaar achten en bereid zijn om zwangerschap op te nemen in de polis voor mensen die niet geaccepteerd worden in een normale arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Voorzitter. De VVD-fractie heeft gevraagd om de inwerkingtreding met drie maanden uit te stellen. Ik zal eerst ingaan op de kosten hiervan. Ik teken daarbij aan dat de kosten voor mij geen doorslaggevend argument zijn om het uitstel met drie maanden af te wijzen. Dat dit argument in dit geval voor mij niet doorslaggevend is, laat natuurlijk onverlet dat ik u dit argument wel moeten noemen. Uitstel met drie maanden van de inwerkingtreding van de afschaffing van de WAZ kost in 2005 20 mln, in 2006 10 mln en in 2007 20 mln. De totale kosten voor deze kabinetsperiode bedragen dus 50 mln. Ik huiver bij de gedachte dat ik voor dit bedrag ruimte moet vinden op mijn begroting. Ik sta namelijk inmiddels zo'n beetje met mijn rug tegen de "financiële muur".

Het doorslaggevende argument om uitstel af te wijzen is dat de dekking intreedt op het moment dat de aanvrage bij de verzekeraar is binnengekomen. Daardoor is het risico dat mensen lopen gedurende de periode dat de polis wordt bewerkt, zodanig klein dat ik een uitstelperiode niet noodzakelijk acht. Voorwaarde is natuurlijk wel dat mensen goed worden geïnformeerd. Daarin is echter voorzien, want iedereen die op dit moment een WAZ-uitkering ontvangt, krijgt hierover een persoonlijke brief. Verder zullen wij via algemene middelen mensen via advertenties informeren. UWV zal dat ook doen. Ten slotte zullen ook verzekeraars mensen hierover voorlichten. Het risico voor mensen wordt door deze informatievoorziening beperkt tot de tijd tussen het moment dat mensen kennis nemen van deze informatie en het indienen van een aanvrage bij een verzekeraar. Die kleine tijdsspanne noopt wat mij betreft niet tot uitstel met drie maanden.

Mevrouw Swenker (VVD):

Mensen die door een verzekeraar worden afgewezen, moeten een beroep doen op het vangnet. Daardoor kan de procedure weleens langer dan drie maanden kunnen duren. Zijn ook deze mensen met terugwerkende kracht verzekerd?

Minister De Geus:

Met de verzekeraars is afgesproken dat zij allemaal het vangnet zullen aanbieden. Het moment van indiening van de aanvrage zal dan ook het moment zijn van de dekking door het vangnet.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

In de stukken staat een berekening van de kosten die het uitstel met een half jaar, van 1 januari naar 1 juli, met zich heeft gebracht. Naar mijn herinnering bedroeg die berekening 54 mln. Als dat juist is, is het toch zeker onmogelijk dat uitstel met drie maanden ook 54 mln kost?

Minister De Geus:

Nee. Ik weet niet of u de juiste getallen noemt en, zo ja, of het dan ook een meerjarige raming is. Ik sluit niet uit dat er sprake is van voortschrijdend inzicht, maar volgens de laatste gegevens bedragen de kosten 20 mln voor 2005, 10 mln voor 2006 en 20 mln voor 2007. Deze bedragen zijn inclusief de uitvoeringskosten, de weglek naar de bijstand en de handhaving van de zwangerschapsuitkeringen voor bijzondere categorieën als de alfahulpen. Ik sluit niet uit dat bij eerdere ramingen deze kosten buiten beschouwing zijn gebleven.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Ik verwijs u toch maar de memorie van toelichting. Ik heb dit stuk er inmiddels op nageslagen en daarin staat inderdaad een meerjarige raming van 54 mln. Dat is een raming inclusief alle posten die u zojuist noemde.

Minister De Geus:

Ik zal de memorie van toelichting hierop nazien. Ik noemde nu echter een aantal posten dat meegenomen is, namelijk de uitvoeringskosten, de weglek naar de bijstand en de handhaving van zwangerschapsuitkeringen voor bijzondere categorieën als de alfahulpen. Als er inderdaad sprake is van voortschrijdend inzicht, hebben wij bij de indiening van de memorie van antwoord de kosten te laag geraamd. Ik ben dan ook blij dat wij het wetsvoorstel op dit moment behandelen. Mocht het uitstel goedkoper zijn, dan verneem ik dat ook graag. Als dat zo is, zal ik u dat laten weten. Ik ga daar echter niet van uit, want deze raming is gebaseerd op de meest recente gegevens. Ik biedt u dus aan om eventueel de onderbouwing te leveren van de raming dat uitstel met drie maanden in deze kabinetsperiode 50 mln kost.

Uw vraag is wel van belang voor de waarheidsvinding, maar zoals ik u al aangaf niet voor mijn kernargument. Ik beroep mij immers niet op de kosten. Ik heb dat niet gedaan, ook al zou ik met mijn rug tegen de muur kom te staan als de Kamer mij zou dwingen om alternatieven te zoeken voor de financiering van dit uitstel. Ik beroep mij louter en alleen op het argument dat een uitstel met drie maanden niet nodig is, omdat de reden daarvoor, zekerheid bieden voor de periode van behandeling van de aanvrage, achterhaald is, doordat de verzekeraars hebben aangegeven dat zij de dekking zullen laten ingaan op het moment dat de aanvrage bij hen binnen is gekomen.

De fractie van GroenLinks heeft gevraagd of niet-verzekeren een verwijtbare handeling oplevert op grond waarvan bijstand geweigerd kan worden. Dat is mogelijk als de betrokkene zich niet heeft ingespannen om een adequate dekking voor het risico te vinden. Er zijn natuurlijk situaties denkbaar dat mensen wel die inspanning hebben geleverd, maar in de categorie niet-verzekerbaar blijken te vallen. Dat zou betekenen dat zij na vijf jaar geen uitkering meer zou ontvangen als zij voor die extra verzekering in aanmerking komen. In die gevallen kan een bijstandsuitkering niet worden geweigerd.

Een bijstandsuitkering kan wel worden geweigerd als men ervan af heeft gezien om zo'n polis af te sluiten. Als een gemeente dat in een verordening heeft vastgelegd, kan een gemeente stellen: u heeft niet gedaan wat u in uw vermogen lag om het risico van inkomensderving af te dekken. Ik denk dat dit ook in de voorlichting aan zelfstandigen moet staan. Er kan weliswaar altijd een beroep worden gedaan op de bijstand, maar het staat de gemeenten vrij om te toetsen welke inspanningen betrokkene zelf heeft geleverd om het risico anderszins te dekken, zoals dat van een ondernemer zou mogen worden verwacht.

Mevrouw Swenker heeft gevraagd waarom niet alle WAZ-gevallen worden aangeschreven. Er is gekozen voor een drieluik, of eigenlijk een vierluik. Ten eerste het individueel aanschrijven van alle uitkeringsgerechtigden, omdat het bericht over de afschaffing van de WAZ bij hen een grote mate van paniek zou kunnen veroorzaken. Ten onrechte, maar hun moet worden uitgelegd in hoeverre de dekking en de uitkering doorlopen. Ten tweede is er een algemene voorlichting aan alles en iedereen, omdat wij niet precies weten wie er ondernemer zijn en in welke mate zij ondernemer zijn. Ten derde komt er een advertentiecampagne van de verzekeraars. Ten vierde zijn de branches geattendeerd op de wenselijkheid van voorlichting. De brancheorganisaties zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. Verder wijs ik erop dat de premiebetaling dit jaar is geëindigd, in het zicht van de afschaffing van de WAZ. Dat weten de ondernemers ook. Ik ga er weliswaar van uit dat heel veel kleine ondernemers zich nauwelijks met dit soort vragen bezighouden, maar hun financieel adviseurs doen dat in de regel wel. Zij hebben natuurlijk goede nota genomen van het feit dat er geen WAZ-premie meer wordt betaald. Dit betekent dat wij er niet voor hoeven te kiezen om iedereen die voor 1 januari WAZ-premie betaalde, nog een keer een nader bericht te sturen.

Mevrouw Swenker (VVD):

Dit verbaast mij. Ik herinner mij dat ik zo nu en dan een belastingformulier moet invullen, en daarop wordt steevast op de laatste bladzijde gevraagd of ik inkomsten heb gehad in verband met de WAZ-premie. De belasting weet dus feilloos wie wel of niet ondernemer is, althans wie er onder de verplichte WAZ valt. UWV voert dit uit, dus die moet de bestanden hebben. Dit is dan toch gewoon bekend? Wat pleit ertegen om deze mensen hier gewoon over te berichten? Stel dat het 9 juli wordt of 1 augustus. Deze mensen of hun financieel adviseurs moeten er gewoon op worden gewezen: pas op, weet waar je wel of niet aan begint.

Minister De Geus:

Het bestand waar mevrouw Swenker over spreekt, is actueel tot en met eind vorig jaar; alle wisselingen sindsdien ten aanzien van de WAZ-premie hebben wij niet. Wij weten natuurlijk wel wie er belasting betaalt. In ieder geval hebben wij iedereen bericht dat er vanaf 1 januari geen WAZ-premie meer hoeft te worden betaald. Dit is gedaan in het zicht van de afschaffing van de WAZ. Het is dus algemeen bekend in ondernemersland. Wij hebben gekozen voor een vierluik, waarvoor ik hier verantwoording afleg: het individueel aanschrijven van uitkeringsgerechtigden, de algemene voorlichting via advertenties en brochures, een advertentiecampagne van de verzekeraars – wij hebben daarvoor niet gekozen maar het legt wel gewicht in de schaal – en het attenderen van de branches op de wenselijkheid van voorlichting. De brancheorganisaties nemen dit ter harte. Zij hebben daarin een zekere eigen verantwoordelijkheid.

De CDA-fractie heeft gevraagd: hadden de bezwaren tegen de WAZ niet anders kunnen worden opgelost, gelet op de bestaande grote reserve in het AfZ? De bezwaren tegen de WAZ zijn niet uitsluitend van financiële aard; dat is overigens ook niet gesteld. Zelfstandigen kiezen uitdrukkelijk voor het zelfstandig ondernemerschap met de daarbij behorende kansen en risico's. Het gaat om een risico dat op zich goed privaat verzekerbaar is. De verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen worden niet altijd tot de verantwoordelijkheid van de overheid gerekend.

In het verlengde van het vorige punt is gevraagd: wat is er veranderd sinds 1998? Ook anderen hebben erop gewezen dat het nog niet zolang geleden is dat wij het verstandig vonden om de AAW te laten opvolgen door de WAZ. Op dat moment was Nederland al een grote uitzondering met een dergelijke verzekering voor zelfstandigen. Wij zijn overigens nog steeds een uitzondering omdat ook het risico dat niet samenhangt met beroepsziekten, evenwaardig wordt gedekt in de WAO. In de AAW was er een dekking voor alles en iedereen. Bij de afschaffing daarvan hebben wij gekozen voor de WAZ. De sindsdien opgedane ervaringen met de WAZ en particuliere verzekeringen zijn tegengesteld. De ervaringen met de WAZ zijn slecht. De premie is hoog en degenen die er een keer een beroep op moesten doen, werden vaak teleurgesteld. Er zijn veel ondernemers die premies moesten betalen, maar die uiteindelijk werden geconfronteerd met hun eigen pogingen om het fiscale loon zo laag mogelijk vast te stellen. Dit leidde dan tot een lage uitkering omdat er weinig loon werd gederfd. De reactie was: begrijpt u dan niet dat ik als particulier hierdoor in de problemen kom? Zo waren nu eenmaal de regels; de uitkering werd afgeleid van het fiscale loon. Kortom, het was een verzekering waarmee de premiebetalers noch de uitkeringsgerechtigden blij waren. Dit heeft een hele stroom van bezwaren op gang gebracht.

In het buitenland heeft men veelal geen publieke arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. De consequenties van een eventuele afschaffing zijn onderzocht. Deze geven geen aanleiding tot het instandhouden. Kortom, de weg leek begaanbaar. De bezwaren zijn vooral uit de doelgroep zelf voortgekomen. Het is ook wel weer begrijpelijk dat op het moment dat je zover bent, er binnen de totaliteit van de doelgroep stemmen zijn die bepaalde aspecten nuanceren. Daarover gaat het debat hier voor een deel. De algemene bevindingen hebben echter hun beslag gekregen in het regeerakkoord; ook daarmee moet ik rekening houden. Hiermee heeft een en ander een politieke vertaling gekregen die al enige tijd bekend is. De afschaffing van de WAZ staat al geruime tijd in het regeerakkoord.

Er kan dus worden gesproken van een WAZ-praktijk die na 1998 zowel voor de premiebetalers als de uitkeringsgerechtigden niet bracht wat men ervan had verwacht. In de omgeving, in het buitenland, is het in het algemeen niet gebruikelijk om dit in een wet te regelen. Verder hebben wij gekeken of het privaat kon, waarbij wij tot de conclusie kwamen dat dit mogelijk was. Hierover is een politieke afspraak gemaakt, die de regering nu uitvoert. Hiermee is een overtuigende redenering gegeven waarom dit toch de weg is om de problemen met de WAZ op te lossen.

De CDA-fractie heeft ook gevraagd om nadere informatie omtrent de groep van ondernemers die op grond van verhoogde risico's niet of nauwelijks in staat is om zich te verzekeren. In de memorie van antwoord is uiteengezet dat de berekening lastig is door onvolkomenheden in de beschikbare statistische informatie. Veel betekenis is uiteindelijk gehecht aan de uitkomsten van persoonsenquêtes die door het CBS en Eurostat, het statistisch bureau van de Europese Unie, werden verricht. Uit beide enquêtes komt naar voren dat circa 25% tot 30% van de ondervraagden hun gezondheid als "minder goed" ervaart, en dat zo'n 30% van de ondervraagden bevestigend antwoordt op de vraag naar de aanwezigheid van een "chronische fysieke of mentale aandoening, ziekte of beperking". Deze gegevens zijn gekoppeld aan de aantallen zelfstandigen die nog niet particulier verzekerd zijn en evenmin naast hun zelfstandige werkkring een werknemersstatus hebben. De gezondheidsenquêtes waarop de berekening is gebaseerd, bevatten geen specifieke en gedetailleerde informatie omtrent categorieën. Het resultaat van deze bevindingen is een geschat aantal van 75.000 personen met moeilijk verzekerbare risico's. Een getal dat noodzakelijkerwijs een grote onzekerheidsmarge heeft.

De CDA-fractie heeft verder gevraagd of het PZO geen gelijk heeft dat drie maanden een te korte termijn is om een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering kwalitatief en tegen de laagste prijs te hebben geregeld. De betrokkene heeft drie maanden tijd om een of meerdere aanvragen in te dienen voor een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering, en daarbij nog voor de alternatieve verzekering in aanmerking te komen. Bepalend voor de termijn is het doen van een aanvraag, niet het geregeld hebben. Er mag van worden uitgegaan dat verzekeraars ook in die zin anticiperen op de afschaffing van de WAZ dat zij aanvragen voor verzekering tijdig kunnen afhandelen. Ten tijde van de inwerkingtreding van de Wulbz en de Pemba zijn door verzekeraars maatregelen genomen om de aanvangspiek in aanvragen op tijd te kunnen verwerken. Wij vertrouwen erop dat ook deze aanvragen tijdig kunnen worden afgehandeld. Dit laat onverlet dat het risico bij de verzekeraars ligt vanaf het moment dat die aanvraag binnen is. Het kan zijn dat betrokkene nog geen aanvraag doet en pas na een gesprek met een collega, bij nader inzien of op grond van een andere afweging later toch een aanvraag doet. Hoe lang is die tijd dan? De termijn is drie maanden. Dat is dus niet de termijn om het kwalitatief helemaal goed te regelen, want dat kan langer duren. Na die drie maanden kan dat best nog een week of tien, twaalf zijn. Kortom, iemand die binnen drie maanden een aanvraag doet en die aanvraag komt bijvoorbeeld binnen op 1 oktober, dan kan het daarna nog een week of tien, twaalf duren voordat die verzekering helemaal rond is. Dat raakt verder niet het risico van betrokkenen.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Ik begrijp het antwoord aan mevrouw Van Leeuwen over die een of twee maanden helemaal. Maar is het feitelijk niet zo dat iemand morgen snel naar een verzekeraar moet gaan omdat hij anders het risico loopt dat hij tussen de wal van de WAZ en het schip van de datum van de aanvraag bij de nieuwe verzekeraar valt?

Minister De Geus:

Gedacht vanuit risicobeperking is het zo. De informatie zal hierop moeten duiden. Het blijft natuurlijk altijd de afweging van de individuele ondernemer, of hij uiteindelijk hiertegen een verzekering wil afsluiten. Het wordt geen verzekeringsplicht.

De vraag van mevrouw Van Leeuwen in het verlengde van het PZO ziet eigenlijk op twee dingen: Hoe lang kunnen mensen in redelijkheid nog van gedachten veranderen en tot de conclusie komen dat het eigenlijk toch wel verstandig is om mee te doen? Daarvoor is een termijn van drie maanden adequaat, als dat maar niet betekent dat binnen die drie maanden de verzekering helemaal in kannen en kruiken moet zijn. Zoals ik al aangaf, geldt dan weer dat op het moment dat de aanvraag binnen is de termijn van afhandeling en van het rond maken van een kwalitatief goede verzekering tegen de laagste prijs kan doorlopen. De effectieve datum van ingang van verzekering ziet in mijn voorbeeld terug tot 1 oktober. Het feit dat iemand van 9 juli tot 1 oktober een risico heeft gelopen, is inderdaad voor rekening van de betrokkene.

Mevrouw Van Leeuwen (CDA):

Dat is toch een slagje anders dan de minister aan het begin voorstelde. Ik ben uitgegaan van 1 juli. Er zijn drie maanden, dus op 28 september meld ik mij aan voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dan begint het hele traject van acceptatie, maar ik ben verzekerd vanaf 1 of 9 juli. Zo heeft de minister het gezegd?

Minister De Geus:

Nee, zo heb ik het niet gezegd. Ik heb gezegd dat het ingaat op het moment dat de aanvraag van betrokkene bij de verzekeringsmaatschappij is gearriveerd. In het voorbeeld van mevrouw Van Leeuwen betekent het dat als iemand op 28 september een aanvraag indient die op 29 september in de bus valt en in behandeling wordt genomen door de verzekeraar vanaf 29 september verzekerd is ook al duurt het tot 2 november voordat de polis helemaal klaargemaakt is.

Mevrouw Van Leeuwen (CDA):

Ik neem een verwant gebied. Als men een ziekteverzekering wil afsluiten en de kleine lettertjes moet vergelijken om de goedkoopste verzekeraar eruit te halen, is men een aantal weken verder. Het gaat ons erom dat men een redelijke termijn krijgt om zich van een andere verzekering te voorzien. Dan kan de minister niet zeggen: 9 juli in het Staatsblad en 10 juli is de valbijl. Daar gaat het ons over. Wij leven toch in een land waarin mensen even de tijd krijgen om zo'n belangrijke beslissing te nemen? Er kunnen immers honderden euro's verschil in premies zitten.

Minister De Geus:

Ik heb in antwoord op een vraag van mevrouw De Rijk aangegeven hoe het zit met diegene die zegt wel een aanvraag te willen indienen maar niet gevangen wil zitten in de grillen en grollen van die ene verzekeraar waar hij die aanvraag heeft ingediend. Op dat moment staat het een persoon vrij om verschillende aanvragen tegelijkertijd in te dienen. De verzekeraar waar hij uiteindelijk de verzekering afsluit, zal de dekking accepteren vanaf het moment van de aanvraag.

Ik moet daarbij aangeven dat in verzekeringsland de termijn dat mensen wachten met het indienen van een aanvraag nooit gedekt wordt. Dat is ook niet het geval bij andere verzekeringen. Dit vergt ook geen nadere maatregel. Wij stellen nu immers al vast dat grote aantallen zelfstandige ondernemers al druk bezig zijn om die vraag te beantwoorden. De campagnes van de verzekeraars lopen op volle toeren. Het is algemeen bekend dat de WAZ wordt afgeschaft. Mevrouw Van Leeuwen en anderen duiden erop dat in die periode van afhandeling het risico bij de betrokkenen ligt en de dekking pas ingaat nadat de verzekering helemaal is afgesloten. Wij hebben de afspraak gemaakt dat de dekking ingaat vanaf het moment dat de aanvraag bij de verzekeraar ligt.

Mevrouw Van Leeuwen (CDA):

Mijnheer de minister, u gaat er eigenlijk van uit dat op 10 juli 840.000 zelfstandigen de telefoon grijpen, tien verzekeraars opbellen, vragen een offerte te leveren en toezeggen binnen een week te beslissen. Dat verwacht u dan van deze mensen.

Minister De Geus:

Ik heb een iets ander beeld. Ik verwacht dat een zeer groot deel van deze 840.000 zelfstandigen daarmee al bezig is. Met die mensen vindt nu al overleg plaats. Vervolgens ga ik ervan uit dat bij die 840.000 een aantal zit dat nooit en te nimmer een arbeidsongeschiktheidsverzekering zal afsluiten. Verder ga ik ervan uit dat er nog een restgroep is die op basis van de komende grote campagne zowel van de kant van de overheid als van de kant van de verzekeraars nog deze week of in de loop van de volgende week tot een beslissing zal komen.

Mevrouw Swenker (VVD):

Volgens mij wordt het ook verzekeringstechnisch een monstrum. Als iemand tien verzekeraars aanschrijft die hem in potentie allemaal met terugwerkende kracht zullen accepteren en hij rijdt nu tegen de vangrail waardoor hij voor uitkering in aanmerking komt, welke van de tien moet dat met terugwerkende kracht dekken? Ik geloof er niets van. Het spijt mij.

Minister De Geus:

De casus die mevrouw Swenker schetst, is niet denkbeeldig. Het aantal gevallen waarin zich dat voordoet binnen de periode waarin op grote schaal polissen worden afgesloten, is voor de verzekeraars behapbaar en oplosbaar. Ik heb daar expliciet naar gevraagd omdat die situatie inderdaad niet denkbeeldig is. In de gehele voorbereiding is alles bij de verzekeraars erop gericht om vanaf 1 juli – die datum zal met alle moeite van dien naar 9 juli schuiven – dekking te leveren. Men is erop ingericht om daarbij alle technische zaken en ook risicozaken die kunnen voortkomen uit dingen die zich voordoen gedurende de afhandelingperiode mee te nemen, of dat nu voor de verzekeraar zelf is of voor de verzekeraars in onderling overleg. Wij hebben van de kant van de verzekeraars de garantie gekregen dat dit een operationele aangelegenheid is waar men garant voor staat. Was dat niet het geval geweest, dan had ik nu een andere ingangsdatum voorgesteld.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag in aanvulling op de vraag van mevrouw Swenker. Hoe langer ik erover nadenk, hoe minder ik de kant van de verzekeraars begrijp. Uitgaand van een calculerende burger is het mogelijk dat die 850.000 mensen gratis drie maanden lang verzekerd zijn. Als men slim is, gaat men het namelijk aanvragen. Men kan immers "nee" zeggen tegen alle tien die aanvragen. Ik kan mij niet voorstellen dat de verzekeraars die toezegging gedaan hebben.

Minister De Geus:

Dit is in de verzekeringswereld absoluut niet ongebruikelijk. De kosten die de overheid zou hebben om op een latere ingangsdatum te komen, zijn recht evenredig met het premievolume dat er voor de verzekeraars ontstaat. Er speelt dus ook een commercieel belang. Wij hebben het hier over een grote groep mensen die al bij de verzekeraars in dekking zijn met een aanvullende polis. Die groep wordt natuurlijk heel gemakkelijk meegenomen. Wij hebben het over een groot aantal mensen dat überhaupt nooit zo'n verzekering zou afsluiten. Daarnaast hebben wij het over de mensen die op grond van het feit dat de WAZ wordt afgeschaft tot de gedachte komen om toe te treden tot een particuliere verzekering. Die groep is een deelverzameling van de totale verzameling die hiervoor in aanmerking komt. De verzekeraars nemen het risico dat er gedurende een behandelingsperiode een dekking moet worden geleverd. Natuurlijk moet de verzekeraar bepalen vanaf welk moment de verzekerde in dekking is. Dan hoopt de verzekeraar met de verzekerde tot een resultaat te komen. Het risico van niet tot een resultaat komen in die periode is een risico dat uit commercieel oogpunt door de verzekeraars genomen kan worden. Men kan niet het risico nemen van het eerder ingaan van de arbeidsongeschiktheidsverzekering nog voordat iemand met een aanvraag is gekomen. Het kan natuurlijk niet dat iemand met een aanvraag komt en verzoekt om terugwerkende kracht en daarbij en passant meedeelt dat er het een en ander gebeurd is in de tussentijd. Dat is autoselectie.

Mevrouw Van Leeuwen (CDA):

Daar heeft de minister gelijk in. Maar ook al gaat het niet om die 840.000 en zal het voor 45% van de mensen die al een particuliere verzekering hebben sneller gaan, wij mogen er toch van uitgaan dat zoveel mogelijk mensen zich verzekeren. Ik vind het nogal wat als de minister stelt dat een groot aantal zich niet zal verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Maar dit terzijde, het gaat altijd nog om honderdduizenden. Het gaat mij erom dat die honderdduizenden mensen op een fatsoenlijke manier kunnen vergelijken welke verzekeraar zij willen nemen. Dat hoeft geen overdreven lange termijn te zijn, maar het kan toch niet zo zijn dat de minister de valbijl op 9 juli, midden in de week, laat vallen.

Minister De Geus:

Er is van 1 juli geschoven naar 9 juli. Daarover is breed gecommuniceerd in ondernemersland en in verzekeringsland. Die datum wordt in alle spots genoemd. Alles staat nu op haren en snaren om mensen hierover te informeren. Nogmaals, vanaf het moment dat de aanvraag binnen is bij de verzekeraar is het risico gedekt. Dat kan ik de Kamer toezeggen. De regering heeft voor deze weg gekozen. Ik kan geen andere route aanwijzen. Het gaat hier niet om 840.000 mensen, maar wel om tienduizenden die tot zo'n afweging zullen komen. Die mensen wordt een heel adequate toezegging gedaan, namelijk dat de dekking in zal gaan vanaf het moment dat hun aanvraag voorligt.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

De getallen vliegen ons hier om de oren. Het ene moment gaat het om heel veel verzekerden. Het andere moment gaat het om een vrij kleine groep. Ik wil dat terzijde schuiven. Mij gaat het puur om een betrouwbare overheid. De minister kan wel zeggen dat er van alles gecommuniceerd is, maar hij vraagt deze Kamer om een wetsvoorstel te accepteren waardoor midden in de zomervakantie, pats boem, een verzekering wordt beëindigd. Er is geen opzegtermijn, helemaal niets. Ik stel mij de zelfstandige al voor die op dit moment in Frankrijk op vakantie aan het toeren is en een ongeluk krijgt. Die heeft zich niet aangemeld en is dus niet verzekerd. Ik wil hier niet voorstellen om de hele boel drie maanden uit te stellen, maar ik vind wel dat een regering die op zo'n manier een regeling afschaft, daar enige verantwoordelijkheid voor zal moeten nemen.

Minister De Geus:

Dat is precies de reden waarom wij al zo lang bezig zijn met de communicatie, waarom wij dat vierluik, zoals ik het net heb aangegeven, toepassen, waarom wij met de verzekeraars hebben besproken dat vanaf het moment dat de aanvraag binnen is, dekking geldt. Er zijn al heel wat aanvragen binnen. Heel veel mensen hebben zich daar al op voorbereid. De ingangsdatum van de polis is bepaald op het moment dat de WAZ wordt afgeschaft. Ik geef daarmee aan dat de regering haar verantwoordelijkheid genomen heeft. Of zij die verantwoordelijkheid goed genomen heeft, is ter beoordeling van deze Kamer. Maar wij hebben daarin, voor zover het van ons afhangt, het maximale gedaan. Voor de behandeling van vandaag was onvoldoende duidelijk dat de dekking ingaat op het moment dat de aanvraag er ligt. Dan zou er een heel ander debat gevoerd worden, want dan ontstaat de situatie dat de periode van afhandeling erbij komt. Hier praten wij over een regeling die al lange tijd bekend is, zeker na de behandeling in de Tweede Kamer. Heel veel betrokkenen zijn allang op de hoogte. Ik wijs op de situatie dat er al een halfjaar geen premie wordt betaald. Ik heb aangegeven om welke groepen het gaat. Het gaat om de mensen die al verzekerd zijn en die eventueel een uitbreiding van de polis krijgen. Dat is niet de moeilijkste groep. Dan zijn er nog de mensen die uiteindelijk nooit een verzekering zullen willen. Dat is ook niet de moeilijkste groep. Het gaat om degenen die onder invloed van het nieuwe gegeven dat de WAZ wordt afgeschaft hun keuze maken voor een private verzekering. Als het gaat om die groep zullen wij, zoals ik heb aangegeven, ons verantwoordelijk voelen voor een adequate en een tijdige voorlichting.

Mevrouw Meulenbelt (SP):

De minister kan nu toch ondertussen waarnemen dat alle fracties die het woord hebben gevoerd over deze kwestie vinden dat dit geen adequaat antwoord is, dat er een gat valt voor de mensen om wie het gaat en dat het helemaal niet onmogelijk is om uitstel te verlenen. Het is geen grote onwil. Iedereen vindt dat dit niet zo kan. Mijn vraag aan de minister is: wat nu als wij het als Kamer gewoon niet goed vinden?

Minister De Geus:

Wat u stelt, ervaar ik als een debat op argumenten. Ik heb deze Kamer daar nog geen oordeel over horen uitspreken. Ik vind dat wij allereerst moeten debatteren op argumenten. De argumenten voor het standpunt van de regering geef ik uit volle overtuiging.

Voorzitter. Van de kant van het CDA is gevraagd waarom de oplossing van MKB Nederland – het eerste jaar geen vermogenstoets voor onverzekerbare risico's in plaats van de alternatieve oplossing van het verbond – niet nader onderzocht is. De door MKB Nederland in eerste instantie bepleite oplossing impliceert een publiek vangnet. Dat kan leiden tot afwentelinggedrag door verzekeraars. Een specifieke regeling binnen de Wet werk en bijstand voor zelfstandigen is bezwaarlijk en kent bovendien het gevaar van precedentwerking. Een WWB-achtige oplossing houdt bovendien in dat betrokkenen ook arbeid in dienstbetrekking zouden moeten aanvaarden. Of dat op draagvlak kan rekenen onder de zelfstandigen wordt betwijfeld. Voor degenen die langer dan een jaar arbeidsongeschikt zijn, biedt het voorstel al helemaal geen oplossing. Op grond van die bezwaren, alsmede de door het Verbond van verzekeraars aangereikte oplossing, is geen nader onderzoek van de oplossing van MKB Nederland verricht.

Dan is gevraagd naar de problemen die er rijzen voor de koopkrachtontwikkeling bij de afbouw van het vermogenssaldo. Het financiële beeld op macroniveau ziet er zo uit dat het EMU-saldo neutraal is. Het is ook lastenneutraal vanwege de gesaldeerde verhoging van de AOF-premie met 0,45 procentpunt. De koopkrachtontwikkeling wordt dus niet beïnvloed.

Gevraagd is of het niet wrang is dat degenen die in het kader van de WAZ premie hebben betaald niet langer zouden kunnen meegenieten van de reserve in het AFZ. Door het feit dat vanaf 1 januari 2004 de WAZ-premie op 0% is gesteld, wordt in het eerste halfjaar voor een derde ingeteerd op de AFZ-reserve, namelijk circa 0,45 mld euro van de in totaal 1,2 mld euro die er begin 2004 was. Op die wijze genieten ook degenen zonder WAZ-uitkering van de reserve van het AFZ.

Zou in theorie sprake kunnen zijn van een termijn van drie maanden plus 12 weken als periode van terugwerkende kracht? We hebben dat debat zojuist zeer verhelderend gevoerd. De enige termijn die thans relevant is voor de WAZ-verzekerde, is de termijn van drie maanden waarbinnen de reguliere arbeidsongeschiktheidsverzekering moet zijn aangevraagd. Degenen die in aanmerking komen voor de alternatieve verzekering, zullen vanaf de datum van afschaffing van de WAZ onder die dekking vallen. Of er feitelijk sprake is van een periode van terugwerkende kracht langer dan drie maanden, is voor betrokkene niet relevant. Dat hangt namelijk af van de periode die de betreffende verzekeraar nodig heeft om de acceptatieprocedure voor de reguliere verzekering te doorlopen en vervolgens die voor de alternatieve verzekering. Ik moet even een nuance aanbrengen. Ik heb zojuist gezegd: degenen die in aanmerking komen voor de alternatieve verzekering, zullen vanaf de datum van afschaffing van de WAZ onder die dekking vallen. Het is anders dan ik het zojuist betoogd heb. Ik heb dat zojuist met argumenten aangegeven. Het moet zijn: degenen die in aanmerking komen voor de alternatieve verzekering zullen vanaf de datum van aanvrage of zoveel later als daar is de datum van afschaffing van de WAZ ... Dat ziet dus op de gevallen waarin de aanvraag eerder is gedaan dan de feitelijke afschaffing van de WAZ.

Ik ben verder nog een verklaring schuldig over wat er is gebeurd in de periode 2003 tot 2004. Ik ben daar zojuist al op ingegaan. Er is in die periode zeer intensief overlegd met verschillende partijen, niet alleen verzekeraars maar ook groepen van zelfstandigen. Er is ook bij de ILO expertise betrokken. Dat is misschien onvoldoende uit het dossier gebleken, mevrouw Van Leeuwen. Dat alles heeft geleid tot een zeer zorgvuldige voorbereiding. Er is dus geen sprake van dat er tussen 16 mei 2003 en april 2004 niets is gebeurd. Op die datum is het wetsvoorstel ingediend. Er zit ook de adviesprocedure bij de Raad van State bij. Kortom, er is sprake van een betrekkelijk normaal proces, waarin een zeer zorgvuldige voorbereiding heeft plaatsgevonden.

De SGP heeft gevraagd naar mensen van 55 jaar en de alternatieve verzekering. De alternatieve verzekering is voor alle moeilijke gevallen. Het betreft de gezondheid, maar ook moeilijkheden met betrekking tot de leeftijd. De alternatieve verzekering is niet gereserveerd voor een bepaalde groep. Deze verzekering is ongeacht risico's van gezondheid en leeftijd toegankelijk.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. De minister heeft mijn allerbelangrijkste vraag niet beantwoord. Ik heb hem voorgehouden wat de vier wezenlijke verschillen zijn tussen de huidige WAZ-dekking en de alternatieve verzekering die verzekeraars aanbieden aan de moeilijke gevallen. Ik heb hem gevraagd waarom hij niet van mening is dat de overheid die mensen 30 jaar in een verzekering houdt, verantwoordelijk is voor het feit dat deze mensen nu de jongsten niet meer zijn en geen behoorlijke verzekering meer kunnen afsluiten? Ik begrijp dat niet.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik zal de beantwoording uit mijn hoofd moeten doen, omdat ik deze niet in de papieren terugvind. We hebben hier in het departement intensief naar gekeken en we hebben hier in de Tweede Kamer ook intensief over gesproken. De alternatieve verzekering is qua product op alle vier de punten die mevrouw Westerveld noemt, minder dan de WAZ. Als het product van de alternatieve verzekering beter gemaakt zou worden, zou de premie voor de alternatieve verzekering de hoogte in vliegen. Het is daarom voor de ontwikkeling van het alternatieve product van belang geweest dat er overleg heeft plaatsgevonden tussen de verzekeraars en MKB Nederland. De bedoeling was om tot een adequaat product te komen dat enigszins betaalbaar zou zijn en recht zou doen aan de dekking van het risico van het hoogst noodzakelijke. Het mag evident zijn dat deze dekking niet zo groot is als wanneer je iedereen laat meebetalen, zoals in de WAZ. Het risico van een verdere verbetering van het product zou zijn dat de premie voor gewone mensen niet meer op te brengen zou zijn.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Dit is geen antwoord op mijn vraag. De premie moet natuurlijk omhoog als er verder niets gebeurt. Het zijn communicerende vaten. Mijn vraag is waarom de overheid zich daar niet verantwoordelijk voor voelt. Je zou het ook anders kunnen zeggen. Wanneer de overheid tegen de verzekeraars zegt: hier heb je de groep moeilijk verzekerbaren, wat hebben jullie ze te bieden, van ons heb je geen cent te verwachten, dan zijn er twee opties. De verzekering is niet te betalen of de verzekering stelt qua dekking geen fluit voor. Het is de tweede optie geworden. Maar mijn vraag is waarom de overheid niet vindt dat zij op enigerlei wijze ondersteuning moet verlenen tegenover mensen die 30 jaar in de publieke verzekering zijn gehouden.

Minister De Geus:

Mijn argumentatie daarvoor is de volgende. Het antwoord vanuit de groepen zelf en op de vraag of deze publieke verzekering in stand zou moeten blijven is ten principale dat deze verzekering kan vervallen. Dat betekent dat het risico van arbeidsongeschiktheid voor ondernemers ten principale geen overheidsrisico, geen risico in het publieke domein is. Als je vervolgens kijkt naar de vraag van mensen die nu al een tijd verzekerd zijn en op het punt staan om een keuze te maken, dan zien je twee zaken ontstaan. De ene is de mogelijkheid om zich particulier te verzekeren. De andere is om, als dat niet mogelijk is, een alternatief product te hebben. Daarbij moet de vraag beantwoord worden of het alternatieve product en de toegankelijkheid daarvan van dien aard is dat de regering de beslissing kan nemen om de WAZ te beëindigen. Op die vraag is het antwoord "ja" geweest. De regering heeft daarbij gekeken naar de prijs/kwaliteitverhouding van het product dat er uiteindelijk ligt en de overeenstemming die daarover is bereikt tussen het Verbond van verzekeraars en MKB Nederland.

De voorzitter:

Ik krijg het verzoek van de woordvoerder van de CDA-fractie om de vergadering gedurende vijf minuten te schorsen. Ik neem aan dat de anderen hiermee akkoord gaan.

De vergadering wordt van 22.13 uur tot 22.28 uur geschorst.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Voorzitter. Het zal de minister duidelijk zijn dat niet alle sprekers die hij tegenover zich treft, erg gelukkig zijn. Laat ik met een positieve noot beginnen.

Ik ben blij met de toezegging van de minister dat hij bereid is, het onderwerp van de zwangerschaps- en bevallingsuitkering aan twee gezaghebbende organen voor te leggen. Ik heb er alle vertrouwen in dat de vraagstelling zo ruim zal worden als wij in eerste termijn hebben aangegeven. Ik ga er ook van uit dat wij van die route op de hoogte worden gesteld, zodat wij van het begin tot het einde zien wat er precies is gevraagd en wat daar uiteindelijk uitkomt. Misschien ben ik ietsje te optimistisch, maar ik heb ook begrepen dat de minister bereid is om maatregelen te nemen als het antwoord luidt dat de regering dit op grond van internationale verplichtingen niet kan doen en wij vandaag toch met deze wet zouden hebben ingestemd. Ik hoor de minister dat graag bevestigen.

Het onderwerp waarbij werkelijk de hele Kamer op haar achterste benen stond, is het moment van ingang. Misschien krijgen wij daar straks nog iets over te horen. Eerlijk gezegd kan het mij niet eens zoveel schelen over hoeveel mensen wij het hebben. Ik vind het argument van een betrouwbare overheid ook heel belangrijk. Ik had in zoverre een beetje met de minister te doen, dat hij van de ene fractie te horen kreeg dat hij al veel eerder met mailen en informatie verstrekken had moeten beginnen en van de andere fractie dat het tegenover de Eerste Kamer onbehoorlijk is als hij al doet alsof de wet is aangenomen. Of je nu door de hond of de kat wordt gebeten... Het ingewikkelde is natuurlijk dat de regering van oordeel is dat wij op zo'n straf tijdpad wetten moeten aanvaarden en laten ingaan. Een private verzekeraar zal toch op z'n minst zijn cliënten een maand opzegtermijn moeten gunnen. Hij kan er ook niet mee weg komen als hij mensen tevoren laat weten dat hij iets overweegt. Nadat mensen een brief krijgen waarin staat dat de verzekering zal ophouden, zal er een periode moeten zijn waarin mensen zich kunnen oriënteren. Er moet rekening gehouden worden met het feit dat mensen met vakantie zijn. Kortom, een zekere periode waarin mensen een plan kunnen trekken, hoort er minimaal bij.

Ik ben wel blij met de opmerking van de minister dat hij het samen met de verzekeraars voor elkaar heeft gekregen dat men het inlooprisico draagt in die zin dat er sprake is van een verzekering als iemand zich aanmeldt. Tegelijkertijd slaat mij de schrik om het hart als ik denk aan de voorbeelden die hier vandaag gegeven zijn over de aspirant-verzekerde die zes maatschappijen tegelijkertijd heeft benaderd en vervolgens iets krijgt. Ik zie de komische taferelen al voor me. Ik vind dat de overheid voor die situatie enige verantwoordelijkheid draagt als op deze manier wetgeving wordt gemaakt. Dat is voor mijn fractie zonder meer een reden om niet met dit tijdpad akkoord te kunnen gaan.

De allergrootste pijn zit voor mijn fractie niet eens zozeer bij de aanloop – dat is onbehoorlijke wetgeving – als wel bij het feit dat dit kabinet zijn verantwoordelijkheid niet neemt. Ik haal maar eens een bekende zegsman van dit kabinet aan. Fatsoen moet je doen. Ik begrijp niet dat de minister daar niet net zo over denkt. Een land heeft 30 jaar lang een publieke verzekering. Het kan mij niet eens schelen of die mensen nu premieplichtig waren of niet. Zij krijgen de boodschap dat zij hun risico niet hoeven te verzekeren omdat er een verzekering is. 28 jaar later houden wij met die verzekering op. De regering die dat doet, draagt een bijzondere verantwoordelijkheid voor de mensen die al die tijd die polis hebben gehad. In de wandelgangen werd weleens het voorbeeld gegeven van een willekeurige private verzekeraar, die ook weleens zijn polisvoorwaarden verandert, maar daarmee kun je het niet vergelijken. Wij hebben hier te maken met een overheid die mensen jarenlang verplicht heeft om zich in dit stelsel te verzekeren. Als wij de WAZ nu afschaffen, hebben wij de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat die mensen minimaal de dekking houden die zij hadden. Hoeveel mensen het zijn weten wij niet, maar wij weten dat er mensen zijn die dit risico niet meer fatsoenlijk verzekerd krijgen. Dan kunnen wij wel smalende woorden uitspreken over de geringe dekking van de WAZ, maar de WAZ was wel wat.

Het vangnet dat de minister nu voorstelt, is vele male slechter. Ik heb de vier verslechteringen al aangegeven. Dat is ook niet zo verwonderlijk. De minister gaat immers met een club onverzekerbaren naar een commerciële branche. Hij vraagt hun om deze mensen tegen een acceptabele premie over te nemen. Hij blijft de acceptabele premie benadrukken. Dan weet je al van tevoren dat daar een verzekering uitrolt die inhoudelijk niks voorstelt. Dat is dan ook precies wat hier wordt aangeboden: een verzekering die inhoudelijk niks voorstelt. Hoe de regering het ook gaat doen – zelf een vangnet maken of de verzekeraars die deze mensen aannemen financieel ondersteunen zodat het een WAZ-verzekering wordt – daarover heb ik op dit moment nog geen uitgesproken ideeën. Door PZO zijn ons drie opties voorgeschoteld: de commerciële optie, de WAZ-vervanger en het vangnet. Ik vind dat optie drie inhoudelijk optie twee moet worden. Er zal dus iets geregeld moet worden waardoor de dekking voor de onverzekerbaren, als zij strakjes naar de commerciële maatschappijen gaan of naar de overheid, niet zo erg achteruitgaat als volgens dit voorstel. Als daar helemaal geen voorziening voor getroffen wordt, dan vind ik dat een grof schandaal.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Voorzitter. In de eerste termijn ging het om de vraag wie de WAZ nou wil afschaffen en wie niet. Dat is kenmerkend voor een voorziening. Het stuit mij dan ook een beetje tegen de borst als wij in het debat steeds schermen met degenen die niet zoveel aan de WAZ hadden of die er relatief veel voor betaalden. Dat doet immers niet af aan het feit dat een grote groep mensen die wel iets aan de WAZ had, straks de dupe wordt van de afschaffing ervan. Daar wil ik mee beginnen. Ook is veel gesproken over de ingangsdatum. Ook daarover wil ik iets zeggen.

Het belangrijkste is dat het vangnet volstrekt onvoldoende is. Ik vind het jammer dat de minister het tot nu toe in ieder geval laat bij de uitspraak dat dit voor het kabinet geen belemmering was om het boeltje maar af te schaffen. Extra bezorgd werd ik toen het ging over de bijstand. Wat was er tot nu toe aan de hand? Stel, je wordt zelfstandig ondernemer. Je verdient daarmee niet zoveel. Je betaalde geen WAZ-premie, maar was al dan niet WAZ-verzekerd. Vervolgens gaat het niet zo goed met je onderneming en die houdt op te bestaan. Dan kwam je gewoon in de bijstand. Daar kon je althans aanspraak op maken. Nu zegt de minister echter met zoveel woorden dat de gemeenten diegenen mag weigeren die de particuliere verzekering niet hebben aangevraagd. Iedereen die deze niet aanvraagt en niet in aanmerking wil komen voor het vangnet als hij voor de gewone verzekering wordt geweigerd, krijgt daarna geen bijstand. De vangnetverzekering kost € 2200. Voor mensen met een zelfstandige onderneming die niet zoveel verdienen, betekent dit een lastenverzwaring van € 2200 per jaar, tenminste als je in de toekomst je bijstandsuitkering niet in gevaar wilt brengen. Dat is de maximale premie voor het vangnet. Wil de minister daar nog even specifiek op ingaan?

Er is al veel gezegd over de zwangerschaps- en bevallingsuitkering. Ik ben nog steeds benieuwd om te horen wat de minister zelf acceptabel vindt. Ik zie het los van de internationale verdragen. Ik leg ze maar net zo ruim uit als mijn collega Westerveld heeft gedaan. Het zou mij een beetje tegenvallen als de minister alleen maar zegt dat vrouwen de pech hebben dat zij meer kans hebben op een zwangerschap. In eerste termijn hoorde ik de minister ook al zeggen dat vrouwen het geluk hebben dat zij misschien wel meer emotionele intelligentie hebben. Hij wilde de pech die vrouwen biologisch gezien hebben om die reden niet wegnemen via een publieke verzekering. Dan had hij het ook nog over de extra kracht van mannen, want zij kunnen weer andere dingen. Ik geloof toch echt dat wij emotionele intelligentie niet kunnen wegstrepen tegen het biologische risico op zwangerschap. Ik krijg graag een reactie.

Dan ga ik nog in op de ingangsdatum. Mevrouw Westerveld zei: of je nu door de hond of de kat wordt gebeten. Het is natuurlijk goed dat er veel voorlichting wordt gegeven: hoe meer, hoe beter. Het is alleen onterecht om op grond daarvan te zeggen dat de WAZ per 9 juli kan worden afgeschaft. Dan is de vraag hoe serieus de minister de Eerste Kamer neemt. Hij gaat er kennelijk van uit dat daar verder niets gebeurt. Iedereen had erop kunnen rekenen en had daarop moeten anticiperen. Iedereen had dit dus al lang van tevoren kunnen regelen. Het zou mij tegenvallen als de minister niet ingaat op de uitspraken van een brede meerderheid van deze Kamer.

Mevrouw Swenker (VVD):

Voorzitter. Ik heb twee punten. Het is goed te horen dat iedereen wordt geaccepteerd in het vangnet. De minister heeft gezegd dat daarover afspraken met verzekeraars zijn gemaakt. Volgens mij is dat verboden, althans in strijd met het kartelrecht. Heeft de minister dat kortgesloten met de NMa en met het oog op de Europese schaderichtlijnen misschien ook wel met de Europese Commissie in Brussel?

Ik heb begrepen dat er eigenlijk geen sprake is van terugwerkende kracht van een verzekering, maar van een voorlopige dekking bij de aanvraag, om iets meer in verzekeringstermen te blijven. Dat is wel gebruikelijk bij verzekeraars. Daar kan ik mij dus wel iets bij voorstellen, althans meer dan bij de terugwerkende kracht. Het is waar dat de verzekeraars al veel aan publicatie hebben gedaan. De minister heeft gezegd dat hij nog een voorlichtingscampagne gaat beginnen. Nu moet deze wet op 9 juli ingaan en ik weet niet hoe snel mensen voorlichting kan worden gegeven. Het lijkt mij dat dan toch een beetje mosterd na de maaltijd te worden. Misschien is 1 oktober wat te veel gevraagd, maar laten wij dan in ieder geval proberen om deze maand met de voorlichtingscampagne te starten en op 1 augustus of daaromtrent uit te komen.

Mevrouw Van Leeuwen (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor zijn antwoorden, vooral voor zijn toezegging om de moeilijke kwestie van zwangerschap en bevalling voor te leggen aan de ILO en de Commissie gelijke behandeling. Ik ga ervan uit dat wij de uitkomst daarvan zullen krijgen en dat wij die op eigen waarde zullen kunnen schatten, ook wat betreft de consequenties die wij daaraan moeten verbinden.

Ik heb begrepen dat het inlooprisico is afgedekt. De aanvraagdatum is heel bepalend vanwege de voorlopige dekking. Ik ga nog even in op het antwoord op mijn vraag over de vrijlating in het kader van de ABW van de vermogenstoets. De vangnetconstructie is een minimale constructie. Het is geen grof schandaal, zoals werd gesuggereerd, laat ik dat voorop stellen. Dan ken ik wel andere grove schandalen, zoals de Algemene nabestaandenwet, waarbij helemaal niets aan reparatie werd gedaan. Hier ligt een minimale vangnetconstructie. De ondernemers zeggen zelf dat zij van deze verzekering af willen. Ik heb grote moeite met mijn persoonlijke lidmaatschap van het MKB, want ik vind dat het MKB de zwakkeren aardig in de steek laat. Dat stelt mij teleur in een maatschappelijke organisatie en dat doet mij groot verdriet. Dan is het niet direct de taak van de overheid om een luxueuze regeling voor te stellen. Een publieke regeling voor deze kleine groep kan ook nauwelijks. Daarom vond ik de vangnetconstructie wel een vondst. De moeilijkheid zit voor mij in het tweede jaar alsmede in die vijf jaar voor de mensen die echt gezondheidsrisico's hebben. Daarom koppelde ik het ook aan de ABW en de vermogenstoets. Op die vraag hoeft de minister vanavond geen antwoord te geven. Wil de minister eens kijken naar de groep die het om deze reden niet durft de vangnet constructie aan te gaan? Als de minister daar een oplossing voor kan bedenken, dan denk ik dat wij dan een heel eind komen. Ik wil vanavond niets anders dan een toezegging in dat opzicht. Ik heb begrepen dat de IOAZ met het verdwijnen van de WAZ ook van de baan is. De vraag is of de minister dat op deze wijze moet koppelen. Moeten wij daarover niet nog een keer van gedachten wisselen? Dat kan nu niet. Ik vind ook dat de wet moet doorgaan, omdat er dan duidelijkheid komt. Ik vind wel dat wij dat moeten openhouden en dat wij daarop moeten terugkomen.

Dan kom ik bij de opmerkingen over de betrouwbare overheid. De minister heeft wel gemerkt dat de CDA-fractie daar erg mee zit. De minister heeft gelijk dat er al maanden en maanden over is gepraat. De individuele WAZ-verzekerde moet echter beslissingen nemen die zijn portemonnee raken. Ik vind dat wij daar zo mee moeten omgaan dat wij elkaar recht in de ogen kunnen kijken. Ik heb begrepen dat het kostenaspect niet het voornaamste is. Mevrouw Swenker zei dat ook al. Zij had aanvankelijk 1 oktober in haar hoofd. Alles gehoord hebbende, zou dat wat korter kunnen zijn, maar voor mij is 1 augustus toch wel een minimale datum. Dan is iedereen erover ingelicht, ook de mensen die met vakantie gaan. Ik zou dat nooit doen. Ik zou onmiddellijk een verzekeraar bellen, want ik zou het risico niet willen lopen dat ik tijdens mijn vakantie een ongeluk kreeg. Misschien wil de minister nog nadenken over de datum van 1 augustus. Dan zal de CDA-fractie zich niet verder verzetten.

De andere punten laat ik maar liggen, want ik had beloofd om het kort te houden.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Hij heeft een aantal toezeggingen gedaan, bijvoorbeeld de adviesaanvrage rondom de problematiek van de zwangerschapsuitkering. Hij heeft duidelijk gezegd dat iedereen wordt geaccepteerd. Mevrouw Swenker heeft daar nog wat aanvullingen op gevraagd. Dat vinden wij positief. De minister heeft ook gezegd dat er al een traject in gang is gezet. In de vakbladen was er al het nodige over te lezen, dus men kon het weten. Ik blijf van mening dat je mensen even de tijd moet geven. De suggestie van mevrouw Van Leeuwen over een andere ingangsdatum heeft ook mijn steun.

Samenvattend, de wet op zich was ook niet goed. Bij alle discussie die wij hebben, moeten wij incalculeren dat er zaken in zaten die niet goed uitpakten. Dat is in eerste termijn ook al gezegd. Dat moet je laten meewegen. Als je de wet laat verdwijnen, moet je wel fatsoenlijk omgaan met de mensen die het aangaat. Daar pleit ik dan ook voor.

Minister De Geus:

Voorzitter. Tijdens de schorsing heb ik mij kunnen verstaan met mijn ambtenaren. Ik heb heel serieus nagedacht over een paar moeilijke vragen. Ik heb mij zelfs even verstaan met mijn aanspreekpunt bij het Verbond van verzekeraars. De ingangsdatum raakt niet alleen de verwachtingen van de betrokkenen, maar ook de verwachtingen die zijn gewekt in het verkeer met de verzekeraars waarbij al heel wat polissen lopen onder de voorwaarde dat de verzekering per 1 juli ingaat of zoveel later als dat ingevolge wetgeving mogelijk is. Op het moment dat de datum wijzigt, gaat het om verschuivingen in de risicodekking die ook uit een oogpunt van goed verzekeraarschap veel moeite opleveren.

Ik heb goed geluisterd naar de argumenten die zijn genoemd. Van de kant van de fractie van de Partij van de Arbeid is een vergelijking getrokken met andere contracten waarbij toch tenminste een opzegtermijn van een maand nodig is. Van de kant van de VVD-fractie is gevraagd om het, als het niet 1 oktober kan zijn, dan in ieder geval 1 augustus te laten zijn. Van de kant van de CDA-fractie is het aspect van de betrouwbare overheid genoemd en is gesproken over enige weken na 9 juli, wat ook zou uitkomen op ten minste 1 augustus. Ik zeg toe dat 1 augustus 2004 de ingangsdatum wordt van de afschaffing van de WAZ. Ik doe dat omdat ik inzie – en dat is waarvoor zo'n debat in alle scherpte goed is – dat het uitmaakt of een datum die lang van te voren bekend is, valt binnen een periode waarin alles en iedereen gespitst is op elke verandering die eraan komt of in een periode waarin dit een betrekkelijk nieuw moment van afweging is, ook al is het maar voor een kleine groep. Dat geeft ons ook de mogelijkheid om serieus aandacht te besteden aan de voorlichting en om na te gaan in hoeverre mensen na de eerste campagne op de hoogte zijn. Het geeft ons dus ook de mogelijkheid om de voorlichting door de overheid in combinatie met die door de verzekeraars maximaal in te richten. Dat is ook mijn voornemen.

Mevrouw Westerveld van de Partij van de Arbeid heeft nogmaals de vraag gesteld: hoe kan het dat een overheid die afscheid neemt van een publieke polis het zover laat komen dat er iets voor in de plaats komt waarvan het product niets voorstelt? Ik breng dit in relatie met de vraag van mevrouw Van Leeuwen in eerste termijn wat er is gebeurd tussen 16 mei 2003, toen het in het regeerakkoord stond, en het moment waarop het wetsvoorstel kwam. In die tijd is er zeer zorgvuldig niet alleen vanuit het departement, maar ook door belangenorganisaties en verzekeraars gezocht en gezocht. Lange tijd is er discussie gevoerd over de vraag of een private vangnetconstructie, als die zou worden gemaakt, toereikend en acceptabel zou zijn. Er is maanden van serieus werk aan besteed. In die maanden hebben verzekeraars en vertegenwoordigers van MKB en van het departement gekeken of het product dat eruit zou komen acceptabel zou kunnen zijn. Wij hebben het ook van belang gevonden om met een voorstel te komen op het moment dat wij wisten dat het én acceptabel zou zijn voor de doelgroep én juridisch voldoende safe zou zijn. Dat is de reden dat het zo'n tijd heeft geduurd. Dat is ook de reden dat ik durf te stellen dat het product wel iets voorstelt. Ik heb niet gezegd dat het evenwaardig is aan de huidige WAZ. Ik heb aangegeven dat het naar omstandigheden een voldoende en afdoende product is. Dat mevrouw Westerveld en ik daarover van mening verschillen, spijt mij, maar ik kan slechts in alle openheid de afwegingen melden en rekenschap afleggen van de keuzes die de regering heeft gemaakt.

Mevrouw De Rijk van GroenLinks heeft mij gevraagd nader in te gaan op de man/vrouwverschillen. Kennelijk moet daarin eventueel de pech van het geen inkomen verwerven tijdens een zwangerschap worden weggestreept tegen andere dingen. Ik zal niet ingaan op de verleiding om wat dat betreft een volledige man/vrouwvergelijking te maken met daarin een uitkomst die er misschien toe leidt dat ik er per saldo mee kan leven man te zijn en zij er per saldo mee kan leven vrouw te zijn. Het gaat er hier natuurlijk om in hoeverre wij de man/vrouwverschillen in het ondernemerschap tot een publieke verantwoordelijkheid rekenen om daarin een zekere solidariteit te waarborgen. Het gaat er dan natuurlijk ook om tot hoever je daarin wilt gaan. De regering heeft aangegeven te kunnen leven met het feit dat het een aspect is dat in de polis kan worden opgenomen. Vrouwen die ervoor willen kiezen om het te verzekeren, kunnen dat doen. Daar waar sprake is van zwangerschap is er in mijn visie altijd een verantwoordelijkheid van beide ouders. Ik vind dan ook dat beide ouders daarvan de consequenties moeten dragen. Een kind krijgen, doe je niet alleen. Wij willen dan ook als overheid niet dat risico geheel wegnemen. Annex wijs ik erop dat wij een aspect als kinderbijslag weer wel in het algemeen en voor alle burgers hebben. Dat geeft ook al aan dat het misschien niet met een schaartje te knippen is. Misschien verschillen wij van mening over het punt van de maatvoering, maar ik heb mijn opvatting gegeven en ook rekenschap afgelegd van de keuzes die wij hebben gemaakt.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Geweldig die gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een zwangerschap. Alleen, één ding is niet over te nemen door de partner, namelijk die zwangerschap.

Minister De Geus:

Dat klopt en dat zal ten eeuwigen dage zo blijven, denk ik.

Voorzitter. De volgende vraag van mevrouw De Rijk was of ik de Eerste Kamer wel serieus nam met een voorstel als hier ligt. Ik ben er net op ingegaan met mijn nadere toezegging.

De VVD-fractie heeft bij monde van mevrouw Swenker nog eens heel nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de voorliggende voorlichtingsactiviteiten. In het verlengde van mijn toezegging over de ingangsdatum heb ik aangegeven, dat het uitschuiven ons de mogelijkheid biedt om de voorlichting te optimaliseren. Ik streef daar ook naar, omdat ik denk dat het voor alle betrokkenen belangrijk is om in de tijd die rest een bewuste keuze te kunnen maken.

Mevrouw Van Leeuwen heeft gesproken over de ingangsdatum en heeft nadrukkelijk nog een vraag gesteld over de relatie met de WWB en de vrijlating van vermogen. Hierover is natuurlijk al het een en ander in de stukken gewisseld. Ik heb ook aangegeven waarom de regering op dit moment geen noodzaak ziet om daarin nadere voorzieningen te treffen. Ik zeg wel toe dat wij bij de evaluatie van de afschaffing van de WAZ nauwkeurig de vinger aan de pols zullen houden en ons rekenschap zullen geven van haar zorgen in relatie met de hoofdlijnen van de verantwoordelijkheidsverdeling die uit dit wetsvoorstel spreken. Wij zullen uw Kamer daarvan kond doen.

De heer Van den Berg heeft gezegd dat de wet zoals die nu voorligt, niet ideaal is. In die afweging herken ik de afweging die het kabinet heeft gemaakt. Misschien is het afschaffen van een wet niet ideaal, maar je moet je dan ook afvragen of het voortbestaan van die wet ideaal is. In ons land wordt eigenlijk al te gemakkelijk op hoofdlijnen vastgehouden aan het bestaande. Ik meen dat wij deze stap kunnen zetten in de volle overtuiging dat dit een verbetering is die bovendien leidt tot een lagere premie en vermindering van de belasting. Dit pad levert meer keuzevrijheid op voor ondernemers.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

De minister is niet ingegaan op de vraag of zelfstandige ondernemers om in de toekomst recht te blijven houden op een eventuele bijstandsuitkering, in ieder geval geprobeerd moeten hebben om een arbeidsongeschiktheid af te sluiten en de vangnetverzekering in ieder geval moeten hebben afgesloten.

Minister De Geus:

Ik kan die vraag niet namens de regering beantwoorden, want dit is een bevoegdheid van de gemeenten. De gemeenten zullen in het algemeen van de cliënten die bijstand aanvragen, mogen verwachten dat die alles hebben gedaan wat in hun vermogen ligt om de risico's van inkomensderving te verzekeren. Dit gaat zover dat van een redelijk ondernemer mag worden verwacht dat hij alles heeft gedaan om orders te verkrijgen en dat hij goed op de eigen winkel heeft gepast. Onder omstandigheden kan dan ook de vraag worden gesteld of hij moeite heeft gedaan om een verzekering af te sluiten. Ik heb al gezegd dat de betrekkelijk geringe dekking die voortvloeit uit de vangnetvoorziening gepaard kan gaan met andere situaties en dan heb ik het nog niet eens gehad over de mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en daardoor misschien buiten de vangnetsituatie vallen, maar wel aanvullende bijstand nodig hebben. Ik ga ervan uit dat de gemeenten een zorgvuldige afweging zullen maken. Wij schrijven de gemeenten niet iets voor, maar ik houd er wel rekening mee dat de gemeenten van ondernemers zullen verwachten dat zij hebben gedaan wat redelijkerwijze in hun vermogen ligt om het risico van inkomensderving zelf te verzekeren.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fracties van de Partij van de Arbeid, SP en GroenLinks wordt conform artikel 121 van het Reglement van orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven