Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels ter bespoediging en vereenvoudiging van procedures met het oog op het zo spoedig mogelijk vergroten van de capaciteit van een aantal hoofdwegen door middel van een betere benutting en verbreding van die wegen (Spoedwet wegverbreding) (28679).

(Zie vergadering van 20 mei 2003.)

De voorzitter:

De heer Pormes vraagt heropening van de beraadslaging. Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt hervat.

De heer Pormes (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zal het zo kort mogelijk houden, daarbij proberend heel langzaam te praten! Het zijn maar vijf A4'tjes, dus volgens mij lukt het wel in twee minuten.

Aanleiding is de reactie van de minister op de ingediende motie. In de motie wordt gevraagd om altijd uit te gaan van het aanbrengen van een dubbele laag ZOAB op de rijstroken, indien binnen 200 meter afstand woningen aanwezig zijn, tenzij uit het plan inmiddels al is gebleken dat dit nodig of onmogelijk is. De minister heeft gezegd, dat in de geest van de motie te zullen uitvoeren. Hij voegt er aan toe: er dient als uitgangspunt per project nagegaan te worden of er woningen zijn die daadwerkelijk een belasting van meer dan 70 dB(A) ondervinden. Volgens mij staat dat enigszins op gespannen voet met het voorgaande. Ik nodig de minister dan ook uit om helderheid te geven op dit punt door de motie uit te voeren naar de letter van het eerste onderdeel.

De minister heeft verder met betrekking tot de motie gezegd dat er binnen de financiële mogelijkheden tot een zo spoedig mogelijke uitvoering van de maatregelen moet worden overgegaan; weliswaar beslist het nieuwe kabinet daarover, maar gezien het regeerakkoord moet dat mijns inziens mogelijk zijn, zo heeft hij betoogd. Welnu, dat is natuurlijk het probleem. Wij hebben de minister gevraagd naar het nut en de noodzaak van deze behandeling omdat er allerlei consequenties aan verbonden zijn waarover eigenlijk door het nieuwe kabinet besloten zou moeten worden. De minister heeft aangegeven dit zelf te kunnen afwikkelen. Eigenlijk had hij dan tevens klip en klaar moeten zeggen: ik schep financiële ruimte op mijn begroting om alle maatregelen die in het kader hiervan uitgevoerd moeten worden, mogelijk te maken. Mijns inziens moet de minister in dezen klare wijn schenken door toe te zeggen dat er op de begroting financiële middelen voor dit doel beschikbaar worden gesteld.

Minister De Boer:

Voorzitter. Het is heel bijzonder om hier vanmiddag te staan in de laatste 20 minuten van mijn ambtsperiode, maar het is niet anders en het gaat wel om iets heel belangrijks. Dus ben ik ook heel blij dat ik hier nog even in uw midden mag verkeren.

Allereerst wil ik opmerken dat ik naar mijn oordeel de vorige week in de tweede termijn van de mondelinge behandeling van het onderhavige wetsvoorstel heel duidelijk en uitvoerig ben ingegaan op de motie. Nu desalniettemin een nadere uitleg wordt gevraagd, wil ik toch proberen er nog wat dieper op in te gaan. De heer Pormes heeft gevraagd om op twee van de vier onderdelen van de motie wat specifieker in te gaan.

Het eerste onderdeel betreft het verzoek steeds uit te willen gaan van dubbellaags ZOAB op rijstroken als binnen 200 meter afstand woningen aanwezig zijn. Volgens de tekst van de motie behoeft dit niet, als uit het plan gebleken is dat dit niet nodig of onmogelijk is. De motie noemt als criterium de aanwezigheid van woningen binnen 200 meter afstand. Voor zover deze 200 meter afstand in overeenstemming is met de berekening van een overschrijding van een geluidsbelasting van 70 dB(A) zal overeenkomstig deze motie dan ook gehandeld worden. In die situatie dient immers op basis van artikel 6, vierde lid, een geluidsreducerende wegdeklaag te worden voorgeschreven in het plan, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

Nu de motie toelaat af te zien van het aanbrengen van dubbellaags ZOAB als dit niet nodig is of onmogelijk, is het naar mijn oordeel mogelijk om conform de motie te handelen in de gevallen waarin geen overschrijding van de geluidsbelasting van 70 dB(A) plaatsvindt en er zich woningen bevinden binnen een afstand van 200 meter. De vorige week heb ik aangegeven dat het hanteren van een vaste afstandsnorm van 200 meter een te rigide instrument is en dat maatwerk eigenlijk in dat soort situaties een vereiste is. Dit houdt in dat, tenzij uit onderzoek blijkt dat er zich geen overschrijdingen van 70 dB(A) voordoen dan wel dat het onnodig of onmogelijk is om een dergelijke geluidsreducerende wegdeklaag aan te brengen, in de geest van de motie gewerkt zal worden. Aldus bezien, acht ik de motie uitvoerbaar, gelet op de bewoordingen die daarin zijn gekozen. Ik heb dat ook aangegeven tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel.

De heer Pormes heeft gevraagd naar de uitvoering van de geluidsmaatregel in relatie tot de financiën. Op basis van het zevende lid van artikel 6 van het wetsvoorstel wordt in het plan de termijn bepaald waarbinnen de maatregelen ook daadwerkelijk in uitvoering worden genomen. Het staat dus vast dat het plan een tijdpad zal bevatten. Ik kan echter nu niet exact aangeven hoe lang dit zal duren. Het is aan een volgend kabinet om daar een concrete beslissing over te nemen. De heer Pormes heeft gelijk dat deze beslissing wordt genomen in het kader van het MIT, want het MIT is nu eenmaal onderdeel van de begroting. De Eerste Kamer kan erop toezien welke beslissing het kabinet in dat opzicht zal nemen, want zij is daar zelf bij. Het aanbrengen van de geluidsmaatregelen heeft aanzienlijke financiële consequenties, die afgewogen moeten worden ten opzichte van andere prioriteiten. Per project zal dit moeten worden nagegaan. In de eerdere gedachtewisseling in deze Kamer heb ik aangegeven dat het streven erop gericht moet zijn om binnen vijf jaar nadat het plan onherroepelijk is geworden met uitvoering van deze maatregelen te beginnen.

De heer Pormes (GroenLinks):

De intentie van de motie is niet om hiermee te beginnen binnen vijf jaar nadat het plan onherroepelijk is geworden, maar binnen vijf jaar na verbreding. Is mijn conclusie juist dat u de motie overbodig vindt, omdat alles wat erin staat al wordt uitgevoerd in het kader van de wet? U kunt geen financiële toezeggingen doen en u zegt dat het onderwerp nog een keer terugkomt in het kader van de begroting, zodat de Eerste Kamer zich er nog over kan buigen.

Minister De Boer:

Voorzitter. Ik heb gezegd wat ik hierover meende te kunnen en moeten zeggen. De heer Pormes heeft natuurlijk gelijk dat hierover in het kader van het MIT en de herprioritering nog gesproken zal worden. De Eerste Kamer komt daarin ook aan bod, dus zij is er zelf bij.

De heer Pormes (GroenLinks):

Waarom zegt u niet gewoon dat de motie overbodig is?

Minister De Boer:

Ik heb de motie niet als overbodig bestempeld. Ik heb tijdens het vorige debat in eerste termijn uitvoerig mijn mening over de motie gegeven. Ik heb daar vandaag nog een nadere toelichting op gegeven.

De heer Pormes (GroenLinks):

Kunt u nog ingaan op de termijn van vijf jaar? Op basis van de motie gaat de termijn in op het moment dat de verbreding heeft plaatsgevonden. U maakt er nu van: vijf jaar nadat het plan onherroepelijk is geworden. In het meest gunstige geval zullen bewoners dan zeven tot tien jaar moeten wachten.

Minister De Boer:

Voorzitter. Wij hebben in eerste termijn meer dan uitvoerig hierover gesproken. Ik zie niet in dat ik hieraan nog iets kan toevoegen.

De beraadslaging wordt gesloten.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Zoals ik zo-even al meedeelde, zal over het wetsvoorstel hoofdelijk worden gestemd.

Vóór stemmen de leden:

Timmerman-Buck, Varekamp, Walsma, Werner, Woldring, De Beer, Van de Beeten, Bemelmans-Videc, Bierman-Beukema toe Water, De Blécourt-Maas, Braks, Van den Broek-Laman Trip, Broekers-Knol, Dees, Doesburg, Dölle, Dupuis, Eversdijk, Ginjaar, Van Heukelum, Hofstede, Van den Hul-Omta, De Jager, Ketting, Kneppers-Heijnert, Van Leeuwen, Lemstra, Van der Linden, Lodders-Elfferich, Pastoor, Rensema, Roscam Abbing-Bos, Rosenthal, Stevens en Swenker.

Tegen stemmen de leden:

Terlouw, Van Thijn, De Vries, Van Vugt, Witteveen, De Wolff, Wolfson, Van den Berg, De Boer, Van Bruchem, Castricum, Groen, Hessing, Holdijk, Jaarsma, Jurgens, Kohnstamm, Van der Lans, Lycklama à Nijeholt, Maas-de Brouwer, Meindertsma, Platvoet, Le Poole, Pormes, Rabbinge, Ruers, Schoondergang-Horikx, Schuurman, Schuyer en Tan.

De voorzitter:

Ik constateer dat het wetsvoorstel met 35 tegen 30 stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Eversdijk c.s. over een voortvarende aanpak van milieubelasting bij wegverbreding (28679, nr. 128g).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. Mijn gelukwensen aan de indieners!

De vergadering wordt van 13.43 uur tot 16.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heet de vanmiddag beëdigde oude en tegelijkertijd nieuwe minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Ik doe dat met een zekere schroom, omdat wij fors hebben moeten inbreken in het programma rond de beëdiging. Daarom waarderen wij het des te meer dat de minister hier nu aanwezig is.

Ik deel mee dat de Eerste Kamer op 23 mei 2003 de geannoteerde agenda van de JBZ-raad van 5 en 6 juni 2003 met bijlagen heeft ontvangen. Tijdens de JBZ-raad van 5 en 6 juni 2003 zijn negen koninkrijkbindende ontwerpbesluiten aan de orde. De bijzondere commissie voor de JBZ-raad heeft zich heden beraden over de voorgelegde bindende ontwerpbesluiten en adviseert als volgt. Ingestemd kan worden met het ontwerpbesluit geagendeerd onder nummer 2d, namelijk de begroting Europol 2004. Vooralsnog wordt instemming onthouden wegens de motie-Jurgens c.s. (stuk nr. 13e) aan de ontwerpbesluiten onder de nummers 2b, B3, B4, B5, B11 en GC5. Instemming wordt onthouden aan het ontwerpbesluit geagendeerd onder nummer B15 wegens het ontbreken van een document. Eveneens wordt instemming onthouden aan het ontwerpbesluit geagendeerd onder nummer GC6, omdat de Kamer de definitieve tekst wil afwachten.

Ik stel de Kamer voor, dit advies te volgen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven