Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de interpellatie-Schuurman over de rol van de Eerste Kamer in de jongste kabinetscrisis, te weten:

- de motie-Schuurman c.s., houdende de uitspraak dat het ongewenst is dat Eerste-Kamerleden aan regeerakkoorden worden gebonden (nr. 266).

(Zie vergadering van 15 juni 1999.)

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Schuurman.

De heer Schuurman (RPF/GPV):

Mijnheer de voorzitter! Mede namens de ondertekenaars van de motie merk ik het volgende op. De ingediende motie heeft duidelijk de spits in de discussie van twee weken geleden bepaald. Verschillende fractievoorzitters reageerden op het dictum, dat uitspreekt dat het ongewenst is dat leden van de Eerste Kamer, gelet op de eigen taak en plaats van de Eerste Kamer in het wetgevingsproces, zich aan regeerakkoorden binden. Zo'n geformuleerd dictum is in vergelijking met andere moties overigens een uitzondering, want er wordt daarin geen concrete maatregel, maar een algemene wens aangegeven. Verschillende interpretaties liggen dan ook voor de hand. Bij het in stemming brengen van de motie voor een "ja"- of "nee"-stem, gaat die nuance verloren, terwijl er in deze Kamer toch in hoofdlijn overeenstemming is. Zo heeft mevrouw Lycklama gezegd dat zij het met de strekking eens is; de heer Ginjaar heeft gezegd dat met betrekking tot het regeerakkoord geen garantie is afgegeven over het stemgedrag van de Eerste-Kamerfractie van de VVD. Gelet op deze uitlatingen, kan worden geconcludeerd dat er voor de genoemde coalitiefracties van een strikte, dwangmatige binding aan regeerakkoorden geen sprake is. Derhalve trekken wij de motie in.

De voorzitter:

Ik stel vast, dat de motie is ingetrokken.

Naar boven