Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | nr. 33, pagina 1520-1521 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | nr. 33, pagina 1520-1521 |
Noot 1 (zie blz. 1498)
De legitieme portie: hoofdlijnen van de regeling
1. Een kind heeft in beginsel recht op verkrijging van een zeker aandeel van het vermogen van zijn ouder, door erfrechtelijke verkrijgingen na diens overlijden. Had het kind reeds giften van de erflater ontvangen, dan tellen die mee bij de bepaling of het kind zijn portie heeft ontvangen.
2. Het vermogen waarover de aanspraak van het kind wordt berekend bestaat uit de nalatenschap van de erflater, vermeerderd met de giften die de erflater tijdens zijn leven heeft gedaan. Het totaal wordt aangeduid als: de legitimaire massa.
3. Niet alle giften worden meegeteld. Buiten beschouwing blijven bijvoorbeeld gebruikelijke, niet overdreven, giften. Ook buiten beschouwing blijven giften aan derden die langer dan vijf jaar voor het overlijden zijn gedaan.
4. De legitieme portie wordt berekend in de legitimaire massa door die massa te delen door het aantal erfgenamen bij versterf (echtgenoot en kinderen) en daarvan de helft te nemen. Deze berekening geeft als uitkomst de legitieme portie.
5. Vervolgens moet bekeken worden of de legitieme portie van het kind feitelijk is geschonden. Heeft hij reeds giften van de erflater ontvangen of heeft hij door een legaat of een erfstelling aanspraak op een deel van de nalatenschap, dan wordt de waarde daarvan afgetrokken van zijn legitieme. Dit heet toerekening.
6. Bij de toerekening gelden enkele bijzondere regels. Deze regels hebben tot doel om te voorkomen dat het kind wordt "opgezadeld" met verkrijgingen waar hij niet vrijelijk van kan genieten: de verkrijging mag niet belast zijn met een beperking, zoals een bewind. Is de verkrijging wel daarmee belast, dan spreken wij van een "inferieure making". Het kind hoeft een inferieure making niet te aanvaarden en deze komt dan ook niet in mindering op zijn legitieme portie. Is de making echter met een beperking belast omwille van de voortzetting van het bedrijf van de erflater (betaling in termijnen), of omdat het kind zelf niet in staat is om het verkregene te beheren (onder bewind stelling), wordt die making wèl toegerekend.
7. Komt het kind tekort op zijn legitieme portie, dan kan hij tegenover de erfgenamen aanspraak maken op aanvulling van het tekort. Hij verkrijgt dus een vordering op de erfgenamen. Zijn er door de erflater zoveel giften gedaan, dat de legitieme portie niet uit de nalatenschap kan worden voldaan, dan kan het kind voor het tekort aankloppen bij degenen die van de erflater giften hadden ontvangen (inkorting van giften).
8. De vordering van de legitimaris tegen de erfgenamen is in bepaalde gevallen niet direct opeisbaar. Dat is het geval als de nalatenschapsgoederen aan de echtgenoot toekomen ten gevolge van de wettelijke verdeling. De vordering van het kind is dan niet-opeisbaar, net zoals de vordering van een niet-onterfd kind dat deelneemt aan de wettelijke verdeling. De vordering is ook niet-opeisbaar voor zover zij ten laste zou komen van goederen waarop voor de langstlevende echtgenoot een verzorgingsvruchtgebruik is gevestigd ingevolge artikel 4.2A.2.2 of 4.2A.2.3. Ook bij testament kan de vordering niet-opeisbaar worden gemaakt voor zover zij ten laste zou komen van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de erflater. In het geval van de andere levensgezel moet er dan wel sprake zijn van een gemeenschappelijke huishouding en een notarieel samenlevingscontract met de erflater.
Noot 2 (zie blz. 1508)
RAPPORT VAN DE COMMISSIE TOT ONDERZOEK VAN DE GELOOFSBRIEVEN VAN
de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep I – de heren Baarda, De Beer, Van den Berg, Bierman, mevrouw Bierman-Beukema toe Water, de heren De Boer, Boorsma, Braks, mevrouw Van den Broek-Laman Trip, de heren Castricum, Dees, Doesburg, mevrouw Dupuis, de heren Van Eekelen, Eversdijk, Van Gennip, Ginjaar, Van Heukelum, Hilarides, Hirsch Ballin, Hofstede, Holdijk, mevrouw Van den Hul-Omta, mevrouw Jaarsma, de heren De Jong, Jurgens, Ketting, mevrouw Kneppers-Heynert, de heren Kohnstamm, Korthals Altes, mevrouw Van Leeuwen en mevrouw Lodders-Elfferich
De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep I – te weten:
de heer J. Baarda te Sneek
de heer L.M. de Beer te Vlaardingen
de heer G. van den Berg te Veenendaal
de heer M. Bierman te Amsterdam
mevrouw M.E. Bierman-Beukema toe Water te Heemstede
de heer W.T. de Boer te Lochem
de heer P.B. Boorsma te Delden
de heer G.J.M. Braks te Sint-Michielsgestel
mevrouw N.H. van den Broek-Laman Trip te Heemstede
de heer F.W.C. Castricum te Boxtel
de heer D.J.D. Dees te Breda
de heer T.R. Doesburg te Nijmegen
mevrouw H.M. Dupuis te Voorschoten
de heer W.F. van Eekelen te Den Haag
de heer H. Eversdijk te Rilland-Bath
de heer J.J.A.M. van Gennip te Den Haag
de heer L. Ginjaar te Burgh-Haamstede
de heer J.J. van Heukelum te Tynaarlo
de heer L. Hilarides te Drachten
de heer E.M.H. Hirsch Ballin te Tilburg
de heer H. Hofstede te Vianen
de heer G. Holdijk te Apeldoorn
mevrouw J.J.T. van den Hul-Omta te Acquoy
mevrouw M.F. Jaarsma te Nederhorst den Berg
de heer E.P. de Jong te Nieuwegein
de heer E.C.M. Jurgens te Amsterdam
de heer N.G. Ketting te Huizen
mevrouw E.M. Kneppers-Heynert te Sauwerd
de heer J. Kohnstamm te Amsterdam
de heer F. Korthals Altes te Rotterdam
mevrouw J. van Leeuwen te Zoetermeer
mevrouw P.C. Lodders-Elfferich te Mook
heeft de eer het volgende te rapporteren.
In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:
a een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1 , derde lid, van de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 27 mei 1999, nr. KR 99/70364 waarbij bovengenoemde personen worden benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;
b een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der Kieswet, houdende mededeling dat bovengenoemde personen hun benoeming aannemen.
De benoemde leden hebben overgelegd:
a de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat zij zijn benoemd;
b een uittreksel uit het persoonsregister;
c een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij/zij bekleden.
Uit deze stukken blijkt dat de benoemde leden de bij de wet gevorderde leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekking bekleden welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de bovengenoemde personen als lid van de Kamer toe te laten.
De commissie:
Heijne Makkreel (voorzitter)
Gelderblom-Lankhout
Veling
Noot 3 (zie blz. 1509)
RAPPORT VAN DE COMMISSIE TOT ONDERZOEK VAN DE GELOOFSBRIEVEN VAN
de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep II – de heer Luijten, mevrouw Lycklama à Nijeholt, mevrouw Meindertsma, de heren Pastoor, Pitstra, Platvoet, mevrouw Le Poole, de heer Rensema, mevrouw Roscam Abbing-Bos, de heren Rosenthal, Ruers, Van Schijndel, mevrouw Schoondergang-Horikx, de heren Schuurman, Schuyer, Stekelenburg, Stevens, mevrouw Swenker, mevrouw Tan, de heer Varekamp, mevrouw Ter Veld, de heren Veling, De Vries, Werner, Wiegel, Wolfson, Wöltgens en mevrouw Zwerver
De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep II –
de heer P.J.H.M. Luijten te Amsterdam
mevrouw G. Lycklama à Nijeholt te Den Haag
mevrouw M.C. Meindertsma te Zwolle
de heer J.J. Pastoor te Assen
de heer T. Pitstra te Groningen
de heer L.H.G. Platvoet te Amsterdam
mevrouw F. le Poole te Groningen
de heer J. Rensema te Hoorn
mevrouw F.M. Roscam Abbing-Bos te Rijswijk
de heer U. Rosenthal te Rotterdam
de heer R.F. Ruers te Utrecht
de heer B. van Schijndel te Amsterdam
mevrouw J.A. Schoondergang-Horikx te Santpoort-Noord
de heer E. Schuurman te Breukelen
de heer E.H. Schuyer te Wassenaar
de heer J. Stekelenburg te Tilburg
de heer W.F.C. Stevens te Amsterdam
mevrouw P. Swenker te Hoogland
mevrouw I.Y. Tan te Diemen
de heer M.J. Varekamp te Naaldwijk
mevrouw E. ter Veld te Kortenhoef
de heer K. Veling te Hattem
de heer J.P. de Vries te Amersfoort
de heer F.J.M. Werner te Arnhem
de heer H. Wiegel te Diever
de heer D.J. Wolfson te Rotterdam
de heer M.A.M. Wöltgens te Kerkrade
mevrouw J.H. Zwerver te Den Haag
heeft de eer het volgende te rapporeren.
In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:
a een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V1, derde lid, van de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 27 mei 1999, nr. KR 99/70364 waarbij bovengenoemde personen worden benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;
b een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der Kieswet, houdende mededeling dat bovengenoemde personen hun benoeming aannemen.
De benoemde leden hebben overgelegd:
a de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat zij zijn benoemd;
b een uittreksel uit het persoonsregister;
c een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij/zij bekleden.
Uit deze stukken blijkt dat de benoemde leden de bij de wet gevorderde leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekking bekleden welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de bovengenoemde personen als lid van de Kamer toe te laten.
De commissie:
Postma (voorzitter)
Van de Zandschulp
De Boer
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-19981999-1520-1521.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.