Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt) (23706).

(Zie vergadering van 23 maart 1999.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.

De heer Heijne Makkreel (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Wat tot dusverre bij de behandeling van dit voorstel is gezegd, heeft hoofdzakelijk betrekking op de bezwaren daartegen, in het bijzonder op de vrijmaking van de tarieven en op de regeling van de bescherming van de derdengelden.

Het vele goede dat dit voorstel meebrengt, is daardoor wat onderbelicht gebleven, maar dient wel bij de eindafweging betrokken te worden. Bij het maken van die eindafweging heeft mijn fractie overwogen, dat de door haar als defect beschouwde onderdelen zich lenen voor later herstel en dat de staatssecretaris expliciet heeft toegezegd, in elk geval ten aanzien van de tariefstelling, de hem ter beschikking staande bevoegdheden te zullen gebruiken als de aanleiding daartoe zich mocht aandienen.

Onder die omstandigheden heeft de grootst mogelijke meerderheid van mijn fractie gemeend aan het goede in dit voorstel het grootste gewicht te moeten hechten, zodat zij haar stem daaraan niet zal onthouden, zij het dat deze keuze sommige leden van mijn fractie aanzienlijk meer moeite heeft gekost dan sommige anderen. Voor een lid van de fractie hebben de bezwaren het grootste gewicht, zodat hij zijn stem tegen het voorstel zal uitbrengen.

Mevrouw Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie heeft bezwaren tegen een van de belangrijkste vernieuwingen die dit wetsvoorstel brengt, namelijk het overlaten van de tarieven met betrekking tot de transacties in het onroerend goed aan de krachten van de vrije markt. Ons bezwaar wordt niet ingegeven door ongerustheid over de notariële inkomens. Ons bezwaar wordt ingegeven door bezorgdheid over de rechtszekerheid met betrekking tot onroerend goed. Wij denken bijvoorbeeld aan de naleving van de plicht tot recherche die in het gedrang kan komen, indien de tarieven als gevolg van vrije concurrentie te laag zijn.

Onze sterke voorkeur gaat uit naar tariefvaststelling door de overheid in overleg met de KNB en mede aan de hand van de door de KNB ontwikkelde instrumenten waaronder het kostprijsvolgsysteem. In het debat over het wetsvoorstel is onduidelijk gebleven, waarom de regering van het ene uiterste, de huidige tariefvaststelling door de beroepsgroep zelf, overgaat naar een ander uiterste, vrije concurrentie, en waarom niet de gulden middenweg is gekozen van tariefbepaling door de overheid, zoals die ook geldt in andere landen met het latijns notariaat.

Met de nodige aarzeling zouden wij eventueel akkoord zijn gegaan met het wetsvoorstel, mits er een adequaat systeem van overgang zou zijn. Dat ontbreekt echter ten enen male. De monitoring is zo ingewikkeld van opzet dat deze niet kan leiden tot een adequate controle op de kwaliteit, de continuïteit en de toegankelijkheid van de notariële dienstverlening en dit temeer niet nu er slechts een overgangsperiode van drie jaar is. Dat is veel te kort.

Ook al bevat het wetsvoorstel goede elementen, de bezwaren zijn voor ons doorslaggevend. Wij kunnen dus het wetsvoorstel niet steunen.

De heer Pitstra (GroenLinks):

Voorzitter! De fractie van GroenLinks zal unaniem dit wetsvoorstel verwerpen. Wij doen dit niet omdat wij de huidige positie en inkomens van de notarissen in stand willen houden. Een goed alternatief daarvoor is het vaststellen van de tarieven en inkomens door de overheid, gecombineerd met een verplichte bench marking en een kostprijsvolgsysteem dat nu al draagvlak in de sector zelf heeft. De politieke keuze van het ministerie van Economische Zaken voor marktwerking en vrije dienstverlening draagt het risico in zich dat de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de notaris op de tocht komt te staan. Het is maar zeer de vraag of de kwaliteit van de dienstverlening er beter op zal worden. Wij hopen daarom dat de senaat haar functie zal waarmaken en dit wetsvoorstel zal verwerpen.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter! Uit de gedachtewisseling van vorige week is wel gebleken dat er een kloof gaapt tussen de regering en onze fracties als het gaat om een inschatting – niet op grond van subjectieve gevoelens maar op grond van argumenten – van de te verwachten effecten van het wetsvoorstel op het punt van kwaliteit, onafhankelijkheid en toegankelijkheid van het notariaat. Het meningsverschil concentreert zich rondom de introductie op termijn van vrije tarieven voor ambtelijke dienstverrichtingen. De bewindslieden, met name de minister van Economische Zaken, verwachten van die introductie uitsluitend en voor iedereen positieve resultaten. Dat optimisme kunnen wij niet tot het onze maken, evenmin trouwens als een aantal respectabele deskundigen van buiten het notariaat die de waarschuwende vinger hebben geheven tegen deze ontwikkeling. De rechtswaarborgen die het notariaat thans biedt, wensen wij niet in de waagschaal te stellen. Weliswaar biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid van overheidsingrijpen, maar wij vrezen, gelet op de ideologisch getinte drijfveer achter het idee van vrije tarieven, dat dat ingrijpen eerst zal plaatsvinden wanneer de nodige schade is aangericht.

Een volstrekt secundaire reden om onze steun op dit moment niet aan het wetsvoorstel te geven, is gelegen in de omstandigheid dat een compleet zicht op het overgangsregime thans niet voorhanden is en de regering noch de Kamer ons voorstel heeft overgenomen om de stemming niet voor 1 mei aanstaande te doen plaatsvinden.

Voorzitter! Wanneer ook deze Kamer in meerderheid mocht besluiten om ondanks de van vele zijden geuite bedenkingen het wetsvoorstel te aanvaarden, spreken wij van onze kant de hoop uit dat de vele positieve elementen die het voorstel bevat het functioneren van het notariaat in ons land in de toekomst ten goede mogen komen.

Vóór stemmen de leden: Tiesinga-Autsema, Tuinstra, Varekamp, Ter Veld, Vrisekoop, Wiegel, Wöltgens, Van de Zandschulp, Zijlstra, De Beer, Van den Broek-Laman Trip, Dees, Van Eekelen, Ginjaar, Glastra van Loon, Van Graafeiland, De Haze Winkelman, Heijmans, Heijne Makkreel, Hessing, Van Heukelum, Hilarides, Jaarsma, De Jager, Jurgens, Linthorst, Loudon, Luijten, Maas-de Brouwer, Meeter, Rensema, Roscam Abbing-Bos, Scholten, Stoffelen en de voorzitter.

Tegen stemmen de leden: Veling, Werner, Zwerver, Baarda, Batenburg, Van den Berg, Bierman, De Boer, Boorsma, Braks, Van Dijk, Eversdijk, Van Gennip, Glasz, Grol-Overling, Hendriks, Hirsch Ballin, Hofstede, Holdijk, J. van Leeuwen, L.M. van Leeuwen, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Pitstra, Rongen, Ruers, Schoondergang-Horikx, Stevens en Talsma.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met 35 tegen 28 stemmen is aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven