Aan de orde is de verkiezing van de tweede ondervoorzitter der Kamer.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Cohen.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter! Voor het tweede ondervoorzitterschap stel ik graag kandidaat mevrouw Annemarie Grewel.

Mevrouw Van den Broek-Laman Trip:

voorzitter van het stembureau

Voorzitter! Er zijn 68 stemmen uitgebracht, waarvan 61 stemmen op mevrouw Grewel, 5 stemmen blanco, 1 stem op mevrouw Ter Veld en 1 stem op mevrouw Van den Broek-Laman Trip.

De voorzitter:

Aangezien mevrouw Grewel de volstrekte meerderheid van de stemmen op zich heeft verenigd, is zij verkozen tot tweede ondervoorzitter der Kamer.

Ik dank de commissie der stemopnemers.

Nu kom ik tot een spannend ogenblik: ik moet de drie betrokkenen nog vragen, of zij wel bereid zijn, deze verkiezing te aanvaarden. Zijn zij daartoe bereid?

De heer Korthals Altes (VVD):

Ja, mijnheer de voorzitter!

De heer Postma (CDA):

Ja, mijnheer de voorzitter, van ganser harte!

Mevrouw Grewel (PvdA):

Ja, mijnheer de voorzitter!

De voorzitter:

Alvorens de vergadering te schorsen om gelegenheid te geven tot gelukwensen, nodig ik de heer Korthals Altes uit hier te komen, opdat ik hem de voorzittershamer kan overhandigen.

(Applaus)

(De voorzitter, de heer Steenkamp, overhandigt de voorzittershamer aan de nieuwe voorzitter, de heer Korthals Altes.)

De vergadering wordt van 10.30 uur tot 10.45 uur geschorst.

Voorzitter: Korthals Altes

De voorzitter:

Geachte medeleden. Ik dank u voor het vertrouwen dat u blijkens de uitslag van de verkiezing van de voorzitter van deze Kamer in mij hebt gesteld. Ik hoop dat vertrouwen waard te blijken. Ik zal mij daartoe ook inspannen. Het spreekwoord zegt dat een vos wel zijn haren verliest maar nooit zijn streken. Ik hoop van dit dier in zoverre te verschillen dat ik juist wel mijn politieke kleur handhaaf en daaraan trouw blijf, maar dat ik bij mijn politieke handelen de belangen zal dienen en behartigen van de Kamer als geheel, van de Kamer als instituut, van haar leden en van degenen die er werkzaam zijn.

Als ik mijn politieke kleur niet zou handhaven, zou ik mijn verleden ontrouw zijn en degenen die mijn voordracht tot voorzitter mogelijk hebben gemaakt, verloochenen, en dat mag niemand van mij verlangen. Ik ben mij er maar al te zeer van bewust dat het te danken is aan het succes van de politieke groepering waarvan ik nu ruim 40 jaar deel uitmaak dat ik vandaag als kandidaat voor het voorzitterschap ben voorgedragen. Het zou van grote ondankbaarheid getuigen jegens de kiezers die bij de statenverkiezingen op mijn partij stemden als ik er geen eer in zou stellen, mij een van hen te blijven voelen.

Er is nog een reden om bij deze gelegenheid even stil te staan bij mijn politieke overtuiging. Tot nog toe was er sinds de oprichting van mijn partij, nu bijna 50 jaar geleden, slechts één lid uitverkoren om het voorzitterschap van een Hoog College van Staat te bekleden. Dat was en is de huidige president van de Algemene Rekenkamer. Vandaag zijn mij de eer en het voorrecht te beurt gevallen om de eerste VVD'er te zijn die voorzitter wordt van één van de Kamers der Staten-Generaal.

De laatste liberaal die voorzitter van deze Kamer was, overleed in functie op 7 maart 1902, 95 jaar geleden. Dat was mr. Albertus Van Naamen van Eemnes. Om even een beeld te schetsen hoe lang geleden dat was: hij was op 6 september 1898 voorzitter van de verenigde vergadering van beide Kamers der Staten-Generaal waarin koningin Wilhelmina werd ingehuldigd. Zijn benoeming tot voorzitter, in 1889, heeft plaatsgevonden door koning Willem III op voordracht van het overigens christelijke kabinet-Mackay, het eerste kabinet van die signatuur.

Met betrekking tot de opvolging van deze laatste liberale voorzitter citeer ik ter wille van de objectiviteit uit een door prof. mr. L. Prakke geschreven hoofdstuk in "Aan deze zijde van het Binnenhof", het gedenkboek van deze Kamer dat in 1990 onder voorzitterschap van onze zojuist gekozen eerste ondervoorzitter tot stand is gekomen. Prakke schrijft over de relatie tussen Abraham Kuyper, wiens kabinet op 1 augustus 1901 was aangetreden, en de Eerste Kamer, die in 1904 door Kuyper zou worden ontbonden. Tot die ontbinding was in principe al bij de kabinetsformatie besloten, maar besloten was tevens, de verwerping van een wetsvoorstel af te wachten. Prakke schrijft dan: "Toch had Abraham de Geweldige wel behoefte aanstonds zijn visitekaartje bij de senaat af te geven. Hoe anders kan men het interpreteren dat hij na het overlijden van Van Naamen van Eemnes de vrij-antirevolutionair baron Schimmelpenninck van de Oye tot voorzitter van de nog steeds in ruime mate liberale Eerste Kamer benoemde?"

Sedert Van Naamen van Eemnes had deze Kamer tien voorzitters. Vijf van hen kwamen voort uit partijen die thans in het CDA verenigd zijn en vijf behoorden tot de PvdA.

Genoeg over het verleden. Ik zei u reeds dat ik mij bij mijn optreden als uw voorzitter zal inzetten voor de behartiging van de belangen van de Kamer als geheel, van de Kamer als instituut, van haar leden en van degenen die er werkzaam zijn. Dit houdt tevens in dat ik zal blijven wijzen op het belang van voortzetting van een goede staatkundige traditie van deze Kamer, te streven naar hoge kwaliteit van wetgeving door toetsing van hetgeen ons wordt voorgesteld aan de grondrechten en de beginselen van onze sociale rechtsstaat en met aandacht voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Bij het vertegenwoordigen van deze Kamer naar buiten zal ik ook streven naar goede verhoudingen met de Tweede Kamer waarmee wij samen de Staten-Generaal vormen.

Ik zal mij bij mijn werkzaamheden gesteund weten door de griffier, de waarnemend-griffiers en de diensten van de Kamer, door het College van senioren maar vooral door de eerste en de tweede ondervoorzitter, met wie ik nauw hoop samen te werken. Ik wens de heer Postma geluk met zijn benoeming tot eerste ondervoorzitter: hij staat borg voor continuïteit in de Huishoudelijke commissie en dat is hoogst noodzakelijk nu wij de ervaring van de afgetreden voorzitter maar vooral van de afgetreden eerste ondervoorzitter, de heer Heijne Makkreel, zullen moeten missen. Ik wens ook mevrouw Grewel van harte geluk met haar benoeming. Met haar heb ik enkele malen voor hete vuren gestaan; de eerste keer reeds meer dan twintig jaar geleden. De opgedane ervaringen doen mij met groot vertrouwen de toekomstige samenwerking met haar tegemoetzien.

De fractie van de VVD heeft mij meegedeeld dat zij tot haar voorzitter heeft gekozen de heer Ginjaar en tot haar vice-voorzitter mevrouw Van den Broek-Laman Trip.

Op verzoek van de fractie van de VVD heb ik de volgende leden in commissies aangewezen:

  • - tot lid van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken de heer De Jager in plaats van de heer Korthals Altes;

  • - tot plv. lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken de heer De Haze Winkelman in plaats van de heer Korthals Altes;

  • - tot plv. lid van de vaste commissie voor Justitie de heer De Haze Winkelman in plaats van de heer Korthals Altes;

  • - tot plv. lid van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat de heer Talsma in plaats van de heer Korthals Altes;

  • - tot lid van de vaste commissie voor Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs mevrouw Roscam Abbing-Bos in plaats van de heer Lodewijks;

  • - tot plv. lid van de vaste commissie voor Financiën de heer Ketting in plaats van de heer Korthals Altes;

  • - tot lid van de vaste commissie voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de heren De Beer en Lodewijks in plaats van de heer Ginjaar en mevrouw Roscam Abbing-Bos;

  • - tot lid van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de heer Lodewijks in plaats van de heer Rensema;

  • - tot plv. lid van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de heer Rensema in plaats van de heer Van Graafeiland;

  • - tot plv. lid van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid de heer Lodewijks in plaats van de heer Korthals Altes.

Ook deel ik mede, dat ik tot ondervoorzitter van de vaste commissie voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de heer Ketting heb benoemd.

Naar boven