Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34950-XVIII nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34950-XVIII nr. 1 |
Aangeboden 16 mei 2018
Gerealiseerde uitgaven verdeeld over de beleidsartikelen (x € 1 mln.)*
* Door het afronden van de bedragen in miljoenen per artikel, kan er een afrondingsverschil in het totaal op hoofdstukniveau ontstaan.
Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over de beleidsartikelen (x € 1 mln.)*
* Door het afronden van de bedragen in miljoenen per artikel, kan er een afrondingsverschil in het totaal op hoofdstukniveau ontstaan.
A. |
ALGEMEEN |
4 |
|
1. |
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening |
4 |
|
2. |
Leeswijzer |
7 |
|
B. |
BELEIDSVERSLAG |
10 |
|
3. |
Beleidsprioriteiten |
10 |
|
4. |
Beleidsartikelen |
22 |
|
Artikel 1 Woningmarkt |
22 |
||
Artikel 2 Woonomgeving en bouw |
33 |
||
Artikel 3 Kwaliteit Rijksdienst |
44 |
||
Artikel 6 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid |
50 |
||
5. |
Bedrijfsvoeringsparagraaf |
56 |
|
C. |
JAARREKENING |
59 |
|
6. |
De verantwoordingsstaat |
59 |
|
7. |
De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen |
60 |
|
8. |
Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2017 |
62 |
|
Logius |
62 |
||
P-Direkt |
71 |
||
Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) |
80 |
||
FMHaaglanden |
87 |
||
Shared Service Centrum ICT (SSC-ICT) |
96 |
||
Rijksvastgoedbedrijf (RVB) |
110 |
||
Dienst van de Huurcommissie (DHC) |
125 |
||
9. |
De saldibalans |
132 |
|
D. |
BIJLAGEN |
143 |
|
Bijlage 1. Toezichtsrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak |
143 |
||
Bijlage 2. Afgerond evaluatie en overig onderzoek |
146 |
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Wonen en Rijksdienst (XVIII) over het jaar 2017 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37, tweede en derde lid, 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2017 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer op basis van artikel 7.12, van de Comptabiliteitswet 2016, over:
a. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.8 van de Comptabiliteitswet 2016;
b. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.9 van de Comptabiliteitswet 2016;
c. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk, bedoeld in artikel 2.35 van de Comptabiliteitswet 2016;
d. het gevoerde begrotingsbeheer, het financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering, bedoeld in de artikelen 3.2 tot en met 3.4 van de Comptabiliteitswet 2016 en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
e. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2017;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2017 opgenomen rijksrekening van uitgaven en geraamde ontvangsten over 2017, alsmede over de rijkssaldibalans over 2017 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Algemeen
Voor u ligt het jaarverslag 2017 van Wonen en Rijksdienst.
Het jaarverslag voor Wonen en Rijksdienst heeft de volgende vier beleidsartikelen: Woningmarkt; Woonomgeving en bouw; Kwaliteit Rijksdienst en Uitvoering rijksvastgoedbeleid.
De begroting voor Wonen en Rijksdienst is een programmabegroting en heeft geen apart apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven zijn opgenomen onder het centraal apparaatsartikel van de begroting van BZK (VII).
Het jaarverslag 2017 is als volgt opgebouwd:
A. een algemeen deel met de dechargeverlening.
B. het beleidsverslag met de prioriteiten en de beleidsartikelen. Tevens wordt onder B de bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen.
C. de jaarrekening bestaat uit de verantwoordingsstaat van Wonen en Rijksdienst, de Jaarverantwoording (inclusief de verantwoordingsstaat) van de agentschappen en de saldibalans.
D. de bijlagen: Overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s; Afgerond evaluatie en overig onderzoek
Groeiparagraaf
Er zijn dit jaar geen nieuwe ontwikkelingen voor de groeiparagraaf te melden. Wel is dit het laaste jaarverslag omdat met het kabinet-Rutte III deze programmabegroting is komen te vervallen per 1 januari 2018 en maakt deel uit van de begroting van BZK.
Beleidsverslag
Bij het beleidsverslag onderdeel beleidsprioriteiten wordt teruggekeken op de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2017.
Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag wordt afgesloten met een realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht garanties en achterborgstellingen.
Beleidsartikel
Budgettaire gevolgen van beleid
In de toelichting op alle financiële instrumenten wordt aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het begrotingsjaar is aangewend. Verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar worden toegelicht, voor zover deze niet zijn toegelicht bij de eerste en tweede suppletoire begrotingswetten. Indien van toepassing wordt in de toelichting op de financiële instrumenten verwezen naar de Slotwet.
Niet alle verschillen in verplichtingen, uitgaven en ontvangsten hoeven te worden toegelicht. Voor het opnemen van een toelichting zijn onderstaande normen gehanteerd, conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). Waar politiek relevant, kan het voorkomen dat verschillen beneden deze ondergrenzen ook worden toegelicht.
Omvang verplichtingen/uitgaven/ontvangsten begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) |
Ondergrens beleidsmatige mutaties |
Ondergrens technische mutaties |
---|---|---|
< 50 |
1 |
2 |
≥ 50 en < 200 |
2 |
4 |
≥ 200 en < 1.000 |
5 |
10 |
≥ 1.000 |
10 |
20 |
Focusonderwerpen
Ten behoeve van de verantwoording 2017 heeft de Tweede Kamer twee focusonderwerpen benoemd.
In verband met het eerste focusonderwerp «toetsbare beleidsplannen», wordt in de bijlage «afgerond evaluatie- en overig onderzoek» aangegeven bij welke nieuwe beleidsplannen in 2017 op voorhand (ex ante) doelen en financiële consequenties helder waren en op voorhand inzicht bestond in doelmatigheid van het beleid. Uitsluitend die plannen waarbij dit inzicht op voorhand helder was, zijn hier opgenomen.
Het tweede focusonderwerp «Verplichtingen: pijler van het budgetrecht» wordt (indien er grote verschillen bestaan tussen uitgaven en verplichtingen) toegelicht bij het betreffende (niet-)beleidsartikel.
Jaarrekening
Jaarverantwoording agentschappen
Het jaarverslag 2017 voor Wonen en Rijksdienst kent de volgende agentschappen: Logius; P-Direkt; Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR); FMHaaglanden; Shared Service Centrum ICT (SSC ICT); Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).
In de jaarrekening zijn de financiële verantwoordingen van deze baten-lastenagenschappen opgenomen.
Topinkomens
Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst bevat geen WNT paragraaf (Wet Normering Topinkomens). Voor wat betreft de topinkomens wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).
Bijlagen
Bijlage externe inhuur
Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst heeft geen bijlage inhuur externen. Voor wat betreft deze bijlage wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).
Overgangsrecht Comptabiliteitswet
Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de jaarverslagen en slotwetten over 2017 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139. Het betreft met name de volgende artikelen:
Art. in CW 2016 |
Art. in CW 2001 |
---|---|
3.2 – 3.4 |
19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid |
3.5 |
22, eerste lid; 26, eerste lid |
3.8 |
58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid |
3.9 |
58, eerste lid, onderdeel b en c |
2.37 |
60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid |
2.35 |
61, tweede tot en met vierde lid |
2.40 |
64 |
7.12 |
82, eerste lid; 83, eerste lid |
7.14 |
82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid |
Inleiding
Het herstel op de woningmarkt heeft zich in 2017 onverminderd voortgezet. Ook op de huurmarkt is de beweging ingezet naar een beter werkende markt door een betere rolverdeling tussen corporaties en marktpartijen, aanpassing van de huurprijsregulering en betere woningtoewijzing. De doorstroming op de huurmarkt (het «scheefwonen») en het aanbod aan vrije sector middensegmenthuurwoningen hebben in 2017 de bijzondere aandacht genoten. Het kabinet heeft de juiste voorwaarden gecreëerd voor gemeenten, corporaties, particuliere investeerders en bouwers om hun rol te vervullen bij deze opgaven.
Tegelijkertijd loopt met name in grootstedelijke gebieden het woningtekort fors op. Het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen steeg weliswaar in 2017 verder door, maar was nog altijd onvoldoende om de groei van de woningbehoefte bij te houden, met name in grote stedelijke gebieden. Daarom is ingezet op het voeren van gesprekken met decentrale overheden over woningbouw, waarbij het Rijk in enkele zeer krappe gebieden een actieve rol speelt in regionale overlegstructuren.
De geldende doelstellingen voor de Rijksdienst waren een goede dienstverlening voor burgers, bedrijven en instellingen, een grotere slagvaardigheid en een vermindering van de kosten voor personeel en materieel van de Rijksdienst. Om dit mogelijk te maken is er gewerkt aan een efficiënte Rijksdienst. Daarnaast is de Rijksdienst een goede werkgever, door mobiliteit onder werknemers te stimuleren. Het afgelopen jaar is ook ingezet op de werving en het behoud van ICT-specialisten.
Wonen
In 2017 is het herstel van de koopmarkt in een stroomversnelling gekomen, de gemiddelde huizenprijzen zijn in het hele land gestegen. Met name in grote steden, waar de prijzen inmiddels weer hoger zijn dan voor de crisis. Steeds minder huishoudens hebben een onderwaterhypotheek: dit percentage is afgenomen van 18 procent in 2016 naar 14 procent in 2017 (De Nederlandsche Bank, Loan Level Data).
Koopmarkt
Er zijn diverse maatregelen genomen die zorgen voor een stabielere woningmarkt met lagere schulden van huishoudens. Zo is per 1 januari 2017 de maximale loan-to-value (LTV) verder teruggebracht van 102 procent naar 101 procent. Deze maximale LTV wordt jaarlijks met één procentpunt teruggebracht tot 100 procent in 2018.
Vanaf 2017 is de kostengrens van de NHG gekoppeld aan de gemiddelde woningwaarde, zoals dat het geval was voor de tijdelijke verhoging in 2009. Deze kostengrens bedroeg in 2017 € 247.450. Huishoudens die de volledige extra ruimte voor energiebesparende voorzieningen gebruiken, is de kostengrens € 259.700. Restschulden kunnen onder voorwaarden worden meegefinancierd onder de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De rente voor de financiering van restschulden die uiterlijk 31 december 2017 zijn aangegaan, is tot maximaal 15 jaar aftrekbaar. Ook is in 2017 de schenkingsvrijstelling eigen woning structureel verruimd naar € 100.000. De voorwaarde dat de ontvanger van de schenking tussen de 18 en 40 jaar moet zijn, is gehandhaafd. De voorwaarde dat de schenking van een ouder aan een kind moet zijn, is komen te vervallen.
Landenspecifieke aanbevelingen Europese Commissie Woningmarkt
De Europese Commissie heeft Nederland in 2017 aanbevolen de hypotheekrenteaftrek verder af te bouwen. Het vorige kabinet heeft hiervoor al stappen gezet door het maximale tarief van de hypotheekrenteaftrek te verlagen van 50,5 procent naar 50 procent.
Huurmarkt
De huurstijging bij corporaties is sinds 2010 niet meer zo laag geweest. Dat heeft te maken met de huursombenadering waarbij de huur van alle woningen (de huursom) per corporatie niet meer dan de inflatie plus 1 procentpunt mag stijgen. In 2017 werd ook de huurverhoging van nieuwe verhuringen meegenomen in deze huursombenadering. Hierdoor is de huurstijging van nieuwe verhuringen van vrijgekomen woningen beperkt.
In 2017 is een nulmeting uitgevoerd van het aantal en type tijdelijke huurcontracten dat wordt gehanteerd. Sinds 2016 geeft de Wet doorstroming huurmarkt meer mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten en hebben verhuurders de mogelijkheid hun bezit flexibeler te beheren en doelgerichter in te zetten. Dit komt de flexibiliteit en doorstroming ten goede. Deze meting wordt jaarlijks herhaald zodat goed inzicht ontstaat in de toepassing van tijdelijke huurcontracten.
Om op lokaal niveau beter in te kunnen spelen op de toenemende vraag naar betaalbare huurwoningen in het middenhuursegment heeft het vorige kabinet lokale samenwerkingstafels middenhuur georganiseerd in gemeenten waarin vraag is naar dergelijke woningen.
In januari 2017 is het wetsvoorstel over de financiering en modernisering van de Huurcommissie bij de Tweede Kamer ingediend.
De verhuurderheffing is in 2017 gecontinueerd conform de afspraken in het Woonakkoord. Per 1 april 2017 is een wetsvoorstel met wijzigingen in de verhuurderheffing van kracht geworden (Stb. 88). Het gaat om een verhoging van de heffingsvrije voet van 10 naar 50 woningen, verruiming van de mogelijkheden voor heffingsvermindering en introductie van enkele vrijstellingen(Kamerstukken II, verslagjaar 2016–2017, 34 548, A). De verruimingen van de heffingsverminderingen zijn per 1 april 2017 in werking getreden, de overige wijzigingen gelden vanaf het heffingsjaar 2018.
Implementatie van de woningwet
BZK heeft op 5 december 2017 met de Autoriteit woningcorporaties (Aw), Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Aedes het convenant «Verbeteren informatievoorziening woningcorporatiesector» gesloten. Het convenant gaat over het verminderen van de (onder meer wettelijk verplichte) informatie-uitvraag aan corporaties, het verbeteren van de kwaliteit van geleverde data en het efficiënter laten verlopen van de gegevensuitwisseling tussen uitvragende partijen en corporaties. Hiermee worden de administratieve lasten voor corporaties verlaagd. Het convenant loopt voor een periode van vijf jaar.
Corporaties keren weer terug naar hun kerntaken en moeten hun activiteiten scheiden in diensten van algemeen economisch belang (DAEB) en niet-DAEB. De Autoriteit Woningcorporaties heeft hiervoor 336 scheidingsvoorstellen beoordeeld in 2017. Aan drie corporaties is op basis van de Woningwet een jaar uitstel verleend. De overige voorstellen zijn goedgekeurd. In totaal is goedkeuring verleend voor overhevelingen van circa 70.000 DAEB woningen naar de niet-DAEB tak. Aan de al bestaande niet DAEB voorraad zijn 70.000 niet-DAEB woningen als gevolg van overhevelingen toegevoegd. Dit betekent dat de niet-DAEB voorraad van de woningcorporaties nu bestaat uit ongeveer 140.000 verhuureenheden (7% van de totale voorraad).
Sinds 1 juli 2015 heeft de Autoriteit woningcorporaties 724 keer (96 in 2015 en 628 in 2016) een geschiktheid- en betrouwbaarheidstoets uitgevoerd bij de (her)benoeming van bestuurders en commissarissen van woningcorporaties. Zoals toegezegd is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (respectievelijk bij Kamerstukken II, 32 847, nr. 224 en 32 847, nr. 298). Voor 712 van de 724 getoetste kandidaten heeft de Autoriteit woningcorporaties een positieve zienswijze afgegeven. Twaalf kandidaten hebben zich na een uitnodiging voor nader overleg in verband met twijfels bij de (her)benoeming uit de toetsingsprocedure teruggetrokken. Naar aanleiding van de evaluatie van ABDTopconsult heeft de autoriteit onder meer een beoordelingskader gepubliceerd dat als basis dient bij de toetsing en plaatst zij de toetsing uitdrukkelijk in haar (risicogericht) toezicht op de governance bij woningcorporaties.
De Aw en het WSW hebben in 2017 gewerkt aan het verticaal toezichtmodel en hebben een gezamenlijk beoordelingskader opgesteld. Doel hiervan is een versterking van het risicoraamwerk van corporaties en minder verantwoordingslasten voor corporaties. Eind 2017 zijn diverse regiobijeenkomsten gehouden om corporaties te informeren over de nieuwe werkwijze.
Langer zelfstandig wonen
Het Rijk faciliteert en stimuleert op verschillende manieren lokale en regionale partijen om mensen met een zorg- en of ondersteuningsbehoefte, zo lang en zo veel mogelijk zelfstandig thuis te kunnen laten wonen. Het gaat niet alleen om ouderen, maar ook om (voormalig) GGZ-cliënten en mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking die vaker (opnieuw) zelfstandig wonen.
Dit gebeurt onder andere via het Kennis- en Experimentenprogramma Langer Thuis dat door Platform31 wordt uitgevoerd en het bijbehorende ondersteuningsprogramma dat gericht is op het maken van gemeentelijke woonzorgvisies. In april is als bijlage bij de Staat van de Volkshuisvesting de Monitor Investeren voor de Toekomst 2017, die gaat over ouderenhuisvesting, naar de Tweede Kamer gestuurd. In december 2017 heeft de Minister van VWS de opzet van het Pact voor de Ouderenzorg naar de Tweede Kamer gestuurd.
Huisvesting vergunninghouders
Vanwege de verhoogde asielinstroom in 2015 heeft BZK een subsidieregeling ingesteld waarmee woningcorporaties, gemeenten en andere verhuurders woonvoorzieningen voor asielzoekers met een verblijfsvergunning – zogeheten vergunninghouders kunnen realiseren. De definitieve subsidie wordt aangevraagd nadat de huisvestingsvoorzieningen daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Tot en met eind december 2017 zijn 71 subsidieaanvragen ingediend voor totaal € 2,75 mln. Hiermee zijn 447 vergunninghouders gehuisvest. Een deel van deze voorgenomen investeringen zal echter niet tot realisatie komen, mede door de inmiddels weer afgenomen asielinstroom.
Bouwen
Bouwproductie, kwaliteit en regelgeving
Ook in 2017 was de vraag naar woningen groot, vooral in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad maar ook in andere stedelijke regio’s. Dit leidt tot oplopende spanning op de woningmarkt. Tot 2020 is er behoefte aan 350.000 extra nieuwbouwwoningen (Kamerstukken II, 2016–2017, 32 847, nr. 295). In 2017 zijn gesprekken gevoerd met alle 19 woningmarktregio’s in Nederland over onder meer de achterblijvende woningbouw en de benodigde plancapaciteit. Uit de gesprekken zijn knelpunten naar voren gekomen zoals langere levertijden van bouwmaterialen, kwantitatief en kwalitatief tekort aan personeel bij overheden en marktpartijen en de verschuiving naar binnenstedelijk bouwen.
Om mogelijke belemmeringen in de woningproductie en transformatie zo veel mogelijk weg te nemen, zijn drie expertteams ingezet. Het Expertteam Versnellen ondersteunt gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling. De Expertteams Eigenbouw en Transformatie adviseren en begeleiden met name gemeenten bij beleid en projecten. Naast de nieuwbouw leverde transformatie van leegstaande gebouwen sinds 2013 aanvullend gemiddeld tussen de 6.000 en 8.000 woningen per jaar op. Het (voorlopige) aantal voor 2016 is met 8.095 het hoogste van de afgelopen vijf jaar.
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Begin 2017 is het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen aangenomen door de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 453). De belangrijkste doelen van deze wet zijn verhoging van de bouwkwaliteit gedurende het hele bouwtraject en verbetering van de positie van de bouwconsument. In de Eerste Kamer kon het voorstel nog niet rekenen op voldoende steun. De Eerste Kamer heeft op verzoek van het kabinet daarop de stemming over het wetsvoorstel aangehouden. Met betrokken partijen wordt bezien hoe het wetsvoorstel een vervolg kan worden gegeven.
Uitvoering Energieakkoord
In 2017 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord voor duurzame groei verder ingevuld, onder meer met betrekking tot de verbetering van de energiezuinigheid van gebouwen. De conclusie van de Nationale Energieverkenning 2017 luidt dat met de huidige inspanningen nog niet alle de doelen van het Energieakkoord in zicht zijn. Met de andere Energieakkoord-partijen is zodoende gekeken naar extra maatregelen. Voor de gebouwde omgeving zijn al eerder aanvullende maatregelen aangekondigd: zo moeten kantoren minimaal energielabel C hebben vanaf 2023 en wordt de verduurzaming bij woningcorporaties (al dan niet door verplichtingen) geïntensiveerd. Aedes werkt aan invulling van de intensivering in de corporatiesector. Woningcorporaties zullen een inhaalslag maken om in 2021 gemiddeld energielabel B op sectorniveau te bereiken.
Aanpak funderingsproblematiek
In maart 2017 is conform de wens van de Tweede Kamer het Fonds duurzaam funderingsherstel opgericht en sinds oktober 2017 kunnen particulieren een lening via het fonds afsluiten. Dit kan alleen als de gemeente waar de woning is gelegen een samenwerkingsovereenkomst met het fonds heeft gesloten. In 2017 hebben de gemeenten Zaanstad, Rotterdam en Gouda (pilot voor een jaar) een dergelijke overeenkomst met het fonds gesloten. Het Rijk heeft € 20 mln. als achtergestelde lening aan het fonds verstrekt. Financiering tot in totaal € 100 mln. komt van de Rabobank, de Council of Europe Development Bank en de Waterschapsbank.
Energiebesparing koop- en huursector
In de koopsector is in 2017 bij circa 88 procent van de labelplichtige transacties het energielabel overhandigd en zijn diverse maatregelen genomen om energiebesparing te bevorderen.
De activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» is voortgezet, gericht op particuliere woningeigenaren en VvE’s met een woning met label C of «slechter» die energiebesparende maatregelen overwegen.
Het beroep op de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis is in 2017 verder gegroeid en heeft geleid tot een groot aantal maatregelen door eigenaren-bewoners. Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds met laagrentende financiering voor individuele huiseigenaren en VvE’s is in 2017 ook aanzienlijk toegenomen.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in 2017 op basis van een bijdrage van het Rijk haar activiteiten voortgezet om via gemeenten huiseigenaren te stimuleren tot meer energiebesparende maatregelen, ook door het in samenwerking met marktpartijen ontwikkelen van innovatieve aanpakken.
In de huursector wordt een versnelling van de energiebesparing nagestreefd door onder meer de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP). Het beroep daarop is ook in 2017 fors gegroeid, in totaal is circa € 266 mln. subsidie verleend voor renovatie van circa 73.000 woningen.
Verhuurders van zeer energiezuinige woningen zoals nul-op-de-meter woningen mogen een energieprestatievergoeding overeenkomen met hun huurders. Deze vergoeding is in 2017 uitgebreid naar zeer energiezuinige woningen met een gasaansluiting (Stcrt. 3746, 20-1-2017).
De wettelijke verplichting per 1 januari 2023 van minimaal energielabel C voor kantoren is in 2017 voorbereid. Voor andere sectoren in de utiliteitsbouw is berekend1 hoeveel energiebesparing een verplicht label C oplevert. De uitkomsten zijn besproken met vertegenwoordigers uit de sectoren die in potentie de grootste bijdrage leveren: scholen, zorg, horeca, retail en bedrijfshallen. Elke sector heeft specifieke kenmerken en de te maken afspraken moeten daarop aansluiten. Voor zorg en scholen zijn in 2017 de voorbereidingen voor nieuwe afspraken gestart, de andere sectoren volgen in 2018.
Krimpagenda
De samenwerkingsafspraken uit het Actieplan Bevolkingsdaling 2016 zijn aangescherpt ten behoeve van integrale, regionale structuurversterking met een eerste regiodeal in de regio Noordoost Fryslân. In het voorjaar van 2017 is de eerste voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de voortgang in regionale samenwerking en de verankering van het krimpbeleid is beschreven (Kamerstukken II, 2016–2017, Kamerstukken II 31 757 nr. 93).
Rijksdienst
Hervorming Rijksdienst
In 2017 is door de Rijksdienst onverminderd gewerkt aan een goede dienstverlening voor burgers, bedrijven en instellingen, een grotere slagvaardigheid en een vermindering van de kosten voor personeel en materieel van de Rijksdienst. In een aantal programma’s zijn stappen gemaakt met als doel medewerkers efficiënter en veiliger te kunnen laten (samen)werken. Zo beschikken medewerkers over een Rijkspas met «smart» technologie voor toegang tot faciliteiten in rijkskantoren. De nieuwe pas voldoet ook aan de normen voor beveiliging van de informatiehuishouding van het Rijk en kan gebruikt blijven worden wanneer iemand bij een andere rijksoverheidsorganisatie gaat werken.
Uitvoering kabinetsreactie op het Eindrapport van de Tijdelijke commissie ICT
Twee jaar na de kabinetsreactie op het Eindrapport Tijdelijke commissie ICT constateert het Kabinet dat alle, in de reactie opgenomen, maatregelen zijn uitgevoerd. Er is een positieve evaluatie over het eerste jaar van het Bureau ICT-toetsing (BIT) (Kamerstukken II 26 643, nr. 504, 2017–2018), het BIT heeft in 2017 13 adviezen afgerond (en 7 toetsaanvragen in behandeling), er zijn nieuwe ICT-opleidingen gestart voor het personeel van het Rijk, het Rijk heeft in een eerste tranche 40 ICT-trainees in dienst genomen en de formatie van I-Interim Rijk is in 2017 verdubbeld. Begin 2017 is de 4e en laatste afzonderlijke Voortgangsrapportage uitvoering eindrapport Tijdelijke Commissie ICT naar de Kamer gestuurd. Het kabinet zal in het vervolg de Kamer minstens jaarlijks via onder andere de Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk informeren (Kamerstukken II 31 490, nr. 234).
Arbeidsbeperkten
Het Rijk creëerde in 2017 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Dit gebeurde op verschillende manieren: zowel door middel van jobcarving en functiecreatie, collectieve plaatsingen op specifieke werksoorten in de facilitaire sfeer, inzet van mensen uit de doelgroep in diensten van leveranciers als door het op een innovatieve manier benutten van social returnverplichtingen van leveranciers. Omdat de sector overheid de banenafspraak in 2016 niet heeft gerealiseerd, is in 2017 de quotumregeling geactiveerd, maar de heffing is uitgesteld. Deze regeling beoogt de «stok» te zijn om werkgevers te stimuleren banen te realiseren en voorziet in een heffing (boete) bij elke niet gerealiseerde baan.
Strategisch Personeelsbeleid Rijk
In een gezamenlijk traject tussen werkgevers en vakbonden is in 2017 een agenda Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025 (SPAR) opgesteld. De agenda beoogt afspraken over het personeelsbeleid bij het Rijk toekomstbestendig te maken en beter aan te laten sluiten bij professionele medewerkers in een wendbare en kwalitatief hoogwaardige Rijksoverheid.
In 2017 is door het Ministerie van BZK gewerkt aan van een «Plan van Aanpak ICT-personeel Rijk». Bij brief d.d. 18 december 2017 (Kamerstukken II 31 490, nr. 235) is de Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen. Dit plan is erop gericht om de positie van het Rijk als werkgever te versterken, door intensivering van bestaande en ontwikkeling van nieuwe initiatieven, zoals het inrichten van een «ICT-gilde» van ICT-specialisten en de start van een Rijks Data Science Traineeship (RDTP) voor jonge data science professionals binnen het Rijk.
Vrouwen op topfuncties
Het aandeel vrouwen dat een topfunctie bekleedt binnen de Rijksdienst stijgt gestaag en is inmiddels gegroeid naar 34% eind 2017. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau ABD er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel in de Rijksdienst.
Mede dankzij de doorstroom in managementfuncties vervult de ambtelijke top een belangrijke voorbeeldrol in het streven naar meer mobiliteit en flexibele inzet van personeel binnen de Rijksdienst. Bureau ABD begeleidt jaarlijks een groot aantal werving- en selectieprocedures. In 2017 leidde dit tot 112 nieuwe benoemingen in de ABD. 17% hiervan werd vervuld door mensen van buiten het Rijk, 83% door mensen die al werkzaam waren bij het Rijk.
Het leer- en ontwikkelaanbod voor topmanagers is in 2017 verder uitgebreid. In het bijzonder is ingezet op het vergroten van ICT-kennis bij topmanagers. Daarnaast wordt in het ontwikkelaanbod aandacht besteed aan vraagstukken op het gebied van leiderschap en reflectie. In 2017 hebben 650 mensen deelgenomen aan één of meer van de ABD- ontwikkelactiviteiten.
Rijksinkoop
In 2017 is een aantal grote stappen gezet in het circulair maken van de inkoopcategorieën. In de categorie meubilair is een aanbesteding in de markt gezet voor het leveren van circulaire werkplekken voor de Rijksoverheid met een jaarlijkse omvang van circa € 20 mln. met een looptijd van tien jaar. Daarnaast wordt in de categorie bedrijfskleding ingezet op hergebruik na sortering door een sociale werkplaats en op het inkopen van textiel waarin gerecyclede textielvezels zijn verwerkt. De voorbereiding voor een aanbesteding van circulaire catering door RWS is in 2017 gestart.
Rijksvastgoed
Eind 2017 zijn de taken van het Rijksvastgoedbedrijf(RVB) formeel vastgelegd in het Besluit taak RVB 2017 en de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017. Ook is in 2017 onder andere het rijkskantoor aan de Rijnstraat 8 in Den Haag opgeleverd en in gebruik genomen. Dit pand is met meer dan 90.000 vierkante meter één van de grootste kantoorgebouwen in de portefeuille van het RVB. Voor het handelen van het Rijksvastgoedbedrijf in 2017 waren drie speerpunten benoemd:
Realisatie van de masterplannen rijkskantoorhuisvesting
In 2017 zijn de dertien masterplannen voor de rijkskantoorhuisvesting (voor de twaalf provincies en Den Haag) geactualiseerd. De acties die voortvloeien uit de masterplannen zijn erop gericht de kantoorhuisvesting van het Rijk te optimaliseren. Omdat de vraag naar kantoorhuisvesting voortdurend in beweging is (als gevolg van politiek-bestuurlijke en maatschappelijke afwegingen, maar ook factoren als de regio en functionaliteit van kantoorgebouwen), is het nodig om de masterplannen periodiek te actualiseren.
Voor de panden die in de voorraad blijven is vastgelegd welke gebruikers hier gehuisvest zijn/worden en welke planning voorzien is voor verhuizing of inhuizing. Ten opzichte van eerdere prognoses is sprake van een kleinere afname van het benodigd aantal vierkante meters kantooroppervlak. Dit doet zich met name voor in Utrecht en Den Haag en dit leidt tot een vermeerdering van de voorraad in deze twee steden. De in de masterplannen in 2020 beoogde besparing op de huisvesting op basis van efficiency wordt (desondanks) gehaald. Op 6 juli 2017 (Kamerstukken II 2016/2017, 31 490, nr. 225) is de Kamer geïnformeerd over de belangrijkste prestatie-indicatoren met betrekking tot de uitvoering van de masterplannen in 2017. Geconstateerd is dat het kantoorgebruik bij het Rijk meer flexibel is geworden. De efficiency van het ruimtegebruik (berekend aan de hand van het ruimtegebruik in vierkante meters bruto vloeroppervlak (bvo) per kantoorwerkplek) is in 2017 gestegen. Doordat gebouwen nu door meer organisaties worden gebruikt (multi-tenant) is leegstand teruggedrongen.
In de Kamerbrief van 6 juli 2017 is ook de stand van zaken beschreven rond de uitvoering van de motie-Voortman (Kamerstukken II 2016/2017, 34 550, nr. 35) inzake de zelfstandige toegankelijkheid van ministeriegebouwen voor mensen met een beperking. In 2017 is een plan van aanpak opgesteld met een (meerjaren)planning voor de uitvoering van mogelijke maatregelen en aanpassingen in ministeriegebouwen, gebaseerd op een kostenraming per gebouw.
Uitvoering geven aan het Defensie-beheerprogramma
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft met het Ministerie van Defensie afspraken gemaakt over de jaarlijkse dienstverlening. Dit betreft de advisering over strategisch vastgoedbeheer en het technisch en juridisch beheer van het vastgoed voor Defensie. Dit omvat het uitvoeren van het nieuwbouwprogramma, het onderhoudsprogramma van Defensie en de kleine voorzieningen (commandantenvoorzieningen). De nadruk ligt op het beheerprogramma en is gericht op het garanderen van veilig en gebruiksgereed vastgoed. De jaaropdracht van het Ministerie van Defensie is vrijwel volledig uitgevoerd. Door verschillende oorzaken, zowel aan de zijde van het Ministerie van Defensie als aan de zijde van het Rijksvastgoedbedrijf, konden minder investeringen worden gerealiseerd dan aanvankelijk begroot. Om de onderhoudsachterstand van het Defensievastgoed in te lopen is in de tweede helft van 2017 extra budget ter beschikking gesteld. Daarmee zijn extra geplande onderhoudsactiviteiten gerealiseerd. Een belangrijk aandachtspunt is het voldoen van het vastgoed aan de wettelijke keuringseisen. De achterstand op dit gebied is in 2017 voortvarend opgepakt.
Implementatie van de fusie
Het agentschap Rijksvastgoedbedrijf is 1 januari 2016 gestart na de fusie van de Rijksgebouwendienst, de Dienst Vastgoed Defensie en het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf. In 2017 is het aantal vestigingsplaatsen verminderd van 19 naar 5. Dit betekent niet alleen dat minder locaties hoeven te worden gebruikt, maar stimuleert ook de samenwerking binnen de dienst.
De kennisbundeling ten gevolge van de fusie leidt ertoe dat alle grote inkopen vanuit één punt worden gedaan, waardoor daar de benodigde expertise opgebouwd wordt. Daarnaast wordt kennis geconcentreerd rondom de start van projecten. Ook op het gebied van ICT wordt de doelmatigheid verbeterd doordat in 2017 en 2018 een sanering in het aantal ICT-systemen wordt doorgevoerd. Door gelijktijdig de processen te harmoniseren worden de verschillende werkwijzen vanuit de oude fusiepartners nu geüniformeerd. De transitie vraagt tijdelijk een extra inspanning, maar leidt ook tot resultaat. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft deze doelmatigheidsbaten al in de tarieven verwerkt.
Artikel |
Naam artikel |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
Geheel artikel? |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel 1 |
Woningmarkt |
||||||||
1.1 |
Betaalbaarheid |
Nee |
|||||||
1.2 |
Onderzoek en kennisoverdracht |
||||||||
Artikel 2 |
Woonomgeving en bouw |
||||||||
2.1 |
Energie en bouwkwaliteit |
Nee ja |
|||||||
2.2 |
Woningbouw productie |
Nee ja |
|||||||
2.3 |
Kwaliteit woonomgeving |
nee |
|||||||
2.4 |
Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders |
ja |
|||||||
Artikel 3 |
Kwaliteit rijksdienst |
Nee |
|||||||
Artikel 6 |
Uitvoering rijksvastgoedbeleid |
||||||||
6.1 |
Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting |
Nee |
|||||||
6.2 |
Beheer materiële activa |
Nee |
Toelichting
Art 1.1. Betaalbaarheid
De beleidsdoorlichting in 2015 richtte zich grotendeels op de huurtoeslag (Kamerstukken II 34 120, nr. 9). Daarnaast was er aandacht voor de doorwerking van onder andere het huurbeleid en de huurprijsregelgeving op de huurlasten en de hypotheekrenteaftrek op de kooplasten. De aflopende BEW+ regeling is in 2011 uitputtend geëvalueerd (Kamerstukken II 32 500-VII, nr. 92). De verhuurderheffing is in 2016 afzonderlijk geëvalueerd (Kamerstukken II 32 847, nr. 248).
De uitkomsten van de beleidsdoorlichting boden een goede input voor het IBO sociale huur (2016). Eind 2016 is de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting en het IBO sociale huur verstuurd naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II 27 926, nr. 275).
Art. 2.1 Energie en bouwkwaliteit
De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting bestond uit afzonderlijke beleidsevaluaties op de thema's Energie en Bouwkwaliteit. De beleidsinstrumenten uit het Energieakkoord konden nog niet in deze beleidsdoorlichting worden betrokken. De volgende beleidsdoorlichting van het onderdeel Bouwkwaliteit is voorzien in 2020; hierin kan de invoering van het nieuwe Bouwbesluit worden meegenomen. De evaluatie van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen – waarvan het voorstel op 11 juli 2017 op verzoek van het kabinet is aangehouden door de Eerste Kamer – zal drie jaar na inwerkingtreding plaatsvinden. Deze evaluatie kan niet worden meegenomen in de voorziene beleidsdoorlichting voor het onderdeel Bouwkwaliteit in 2020. De beleidsdoorlichting van het onderdeel Energie is gepland in 2021. Er is sprake van een integrale beleidsdoorlichting door de evaluaties van 2020 en 2021 als totaal te bezien.
Artikel 2.2 Woningbouwproductie
De uitgaven op dit artikelonderdeel betreffen met name het instrument «Bijdragen aan agentschappen». Deze uitgaven worden indien van toepassing betrokken bij de evaluaties en beleidsdoorlichtingen van het specifieke beleidsdossier waar de bijdrage aan het Agentschap voor bestemd is. In 2020 wordt dit artikelonderdeel weer doorgelicht.
Artikel 2.3 Kwaliteit woonomgeving
De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het Programma Bevolkingsdaling, vallend onder artikelonderdeel 2.3 «Kwaliteit woonomgeving». Dit artikelonderdeel bevat ook andere beleidsdoelen. Een deel hiervan is in eerdere beleidsdoorlichtingen aan de orde geweest. Zo heeft de visitatiecommissie Wijkenaanpak in 2011 de wijkenaanpak doorgelicht. De beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling, evenals een midterm review onder leiding van Pauline Krikke (rapport «Grenzen aan de Krimp» van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling (TMR) adviseert het Rijk focus aan te brengen in de krimpaanpak en de doeltreffendheid van de Rijksondersteuning van regio’s te vergroten. Het TMR constateert dat de aanpak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling wordt gewaardeerd. Wel beveelt zowel het TMR als de beleidsdoorlichting aan de doeltreffendheid van de coördinerende rol van de Minister versterken via een Rijksagenda Krimp. De aanbevelingen zijn overgenomen en vertaald in het actieplan bevolkingsdaling en in nadere afspraken met (anticipeer-) regio’s (bijlage 3 bij brief aan TK dd. 19 december 2014 in reactie op de motie Barth c.s., de beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling & het rapport van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling).
In 2017 is de voortgangsrapportage actieplan bevolkingsdaling aan de TK gestuurd (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 757, nr. 93).
Artikel 2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders
Het Fonds Energiebesparing Huursector maakt deel uit van het gehele pakket van maatregelen naar aanleiding van het Energieakkoord en zal in de volgende beleidsdoorlichting worden betrokken. Zie hiervoor verder hetgeen vermeld is onder artikelonderdeel 2.1 waarbij 2021 in de planning staat voor de beleidsdoorlichting van het onderdeel Energie.
Artikel 3 Kwaliteit rijksdienst
De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het domein Organisatie en Personeel, te weten de arbeidscommunicatie rijk, artikel 3. De beleidsdoorlichting heeft geleid tot een reeks maatregelen waarmee de op basis van de conclusies voorgestelde verbeterpunten worden geadresseerd. De in 2017 verworven rijksbrede W&S-software zal in belangrijke mate bijdragen aan meer inzicht in de relatie tussen externe-arbeidsmarktcommunicatie-activiteiten en de mate waarin deze bijdragen aan het met succes werven van nieuwe medewerkers. Daarnaast zijn initiatieven genomen met het doel de samenwerking tussen de centraal en decentrale opererende organisaties binnen het Rijk te intensiveren op zowel het vlak van nieuwe instroom als interdepartementale doorstroom.
Overzicht van risicoregelingen
Omschrijving |
2016 |
2017 |
---|---|---|
Achterborgstelling |
82.217 |
81.057 |
Bufferkapitaal |
531 |
nnb |
Obligo |
3.100 |
3.100 |
Stand risicovoorziening |
N.v.t. |
N.v.t |
Cijfers 2017 betreffen voorlopige cijfers.
Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt ervoor dat deelnemende woningcorporaties toegang hebben tot de kapitaalmarkt tegen zo optimaal mogelijke financieringskosten. Dit doet het WSW door borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichting van door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties. Op het moment dat een corporatie niet aan de rente- en aflossingsverplichting voldoet, kan een geldverstrekker aanspraak doen op het WSW.
Het Rijk en gemeenten staan achtervang voor het WSW. Dit houdt in dat Rijk en gemeenten (beide voor 50%) een renteloze leningen aan het WSW verstrekken indien het WSW onvoldoende liquide middelen heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het WSW beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties ter hoogte van € 3,1 miljard. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Er kan tot maximaal 5% van de huursom (circa € 700 mln.) per jaar worden geheven. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog nooit aangesproken. De kans dat dit in de toekomst zal gebeuren, wordt zeer klein geacht.
Per eind 2017 heeft het WSW € 81,1 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.
Omschrijving |
2016 |
2017 |
---|---|---|
Achterborgstelling |
193.000 |
197.000 |
Bufferkapitaal |
970 |
1.105 |
Obligo |
N.v.t. |
N.v.t. |
Stand risicovoorziening |
77 |
107 |
Cijfers 2017 betreffen voorlopige cijfers.
Toelichting
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.
De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties over de langere termijn laat vanaf 2015 een daling zien. De afname is te verklaren door een combinatie van marktontwikkelingen en het beleid van het WEW.
De achterborgstelling is toegenomen naar € 197 mld ultimo 2017. Het garantievermogen van het waarborgfonds is verder toegenomen naar in totaal € 1.105 mln. op 31-12-2017. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie met een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2017–2022 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.
Omschrijving |
Uitstaande garanties |
Verleend |
Vervallen |
Uitstaande garanties |
Garantie plafond |
Totaal plafond |
Totaalstand risicovoorziening |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel 3 |
2016 |
2017 |
2017 |
2017 |
||||
Kwaliteit Rijksdienst |
Hypotheekgaranties |
38 |
0 |
9 |
29 |
170 |
170 |
n.v.t. |
Zie hiervoor ook de toelichting bij saldibalans.
De garanties betreffen hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van BZK, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.
Er zijn ultimo december 2017 nog 2 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,03 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2017 bedraagt € 0,17 mln.
Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen. Tevens voert de Minister van BZK via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving met betrekking tot de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huur(prijs)regulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.
De Minister van BZK is medeverantwoordelijk voor regelgeving met betrekking tot de fiscale behandeling van de eigen woning en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister van BZK zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt, bijvoorbeeld via het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving inzake de verhuurderheffing en de huurtoeslag. Tevens is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het budgettair beheer van de huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag. De uitvoering van de verhuurderheffing en de huurtoeslag is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen, de huurtoeslag op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De Belastingdienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de verhuurderheffing en huurtoeslag.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de regelgeving ten aanzien van (het stelsel van) woningcorporaties. Woningcorporaties zijn via de Woningwet gebonden aan een begrensd werkdomein. Binnen dat werkdomein zijn de werkzaamheden gedefinieerd die corporaties met behulp van staatsteun mogen uitvoeren. Deze zijn het bouwen, verhuren en beheren van woningen met een lage huur voor huishoudens met een laag inkomen en andere doelgroepen die op de reguliere woningmarkt moeilijk een woning kunnen vinden. Samen met gemeenten en huurdersvertegenwoordigers maken woningcorporaties prestatieafspraken over de lokale woondoelstellingen.
De Minister van BZK draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).
Per 1 januari 2017 is de schenkingsvrijstelling eigen woning structureel verruimd naar € 100.000. De Algemene Rekenkamer heeft in 2017 onderzoek gedaan naar de verwachte effecten van de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning op de hypotheekschuld, op basis van de tijdelijke verruimde vrijstelling in 2013 en 2014 (Kamerstukken II, 2017–2018, 34 785, nr. 73). De Algemene Rekenkamer komt tot de conclusie dat de structurele regeling naar verwachting zal bijdragen aan een vermindering van de totale hypotheekschuld en het aantal onderwaterhypotheken.
De hypothecaire leennormen beschermen de consument tegen overkreditering. De inkomensnormen dragen bij aan verantwoorde hypotheekverstrekking. In de beleidsdoorlichting financiële markten is geconcludeerd dat de inkomensnormen in de meeste gevallen een goede bescherming bieden tegen overkreditering (Kamerstukken II, 2017–2018, 31 935, nr. 45). Vanaf 2017 zijn de financieringslastpercentages over vier jaar gemiddeld om zo de jaarlijkse fluctuaties in de leencapaciteit te beperken. Hierdoor is het verloop van de leencapaciteit beter voorspelbaar geworden. Op macroniveau draagt middeling zodoende bij aan een stabielere woningmarkt. Het afbouwpad van de maximale hypotheek ten opzichte van de woningwaarde (loan-to-value, LTV) beperkt het risico op een restschuld voor huishoudens.
De verhuurderheffing is in 2017 gecontinueerd conform de afspraken in het Woonakkoord. Naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing in 2016 is per 1 april 2017 een wetsvoorstel met wijzigingen in de verhuurderheffing van kracht geworden (Staatsblad 2017, 88). Het gaat om een verhoging van de heffingsvrije voet van 10 naar 50 woningen, verruiming van de mogelijkheden voor heffingsvermindering en introductie van enkele vrijstellingen (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 548 A). De verruimingen van de heffingsverminderingen zijn per 1 april 2017 in werking getreden, de overige wijzigingen gelden vanaf het heffingsjaar 2018.
Gerealiseerde huurontwikkeling
Bron: Monitoring huurbeleid 2017, Companen 2017
Met de Wet doorstroming huurmarkt 2015 (Staatsblad 2016, 158) is de inkomensafhankelijke huurverhoging met ingang van 1 januari 2017 gecombineerd met een systeem van huursombenadering. De mogelijkheid voor inkomensafhankelijke huurverhogingen betreft inkomens boven de toewijzingsgrens voor de sociale huur. AOW-gerechtigden en gezinnen (huishoudens van meer dan 3 personen) zijn hiervan uitgesloten. Daarnaast is in 2017 bij de maximale huurverhoging voor zelfstandige woningen ruimte geboden voor het toepassen van een staffel naar prijs/kwaliteit door deze te verhogen naar inflatie +2,5%. De huursomstijging bij corporaties is beperkt (inflatie +1%) en omvat naast de reguliere huurverhoging ook de huurharmonisatie teneinde prijsstijging bij vrijgekomen huurwoningen te beperken.
In 2017 verhoogden de corporaties de huren van zittende huurders met gemiddeld 0,6%. Over het gehele woningbezit, dus inclusief de huurharmonisatie, bedroeg de huurstijging bij corporaties 1,1%. Commerciële verhuurders verhoogden in de gereguleerde huurwoningvoorraad hun huren bij zittende huurders gemiddeld met 2,4%.
De gemiddelde huurverhoging per 1 juli 2017, de gemiddelde huurstijging exclusief harmonisatie, in de gehele gereguleerde huursector bij zittende huurders, is uitgekomen op 1,1%. Hiermee is de huurstijging exclusief harmonisatie nog wat lager geweest dan in 2016 (toen 1,3%). De gemiddelde stijging van de consumentenprijzen over het voorgaande jaar (2016) bedroeg in Nederland 0,3%. In reële termen bedroeg de huurstijging bij de zittende huurders daarmee 0,8% (Monitoring huurbeleide 2017, Companen 2017).
Met de Wet doorstroming huurmarkt 2015 is de regelgeving voor tijdelijke huurcontracten verruimd en hebben verhuurders de mogelijkheid hun bezit flexibeler te beheren en doelgerichter in te zetten. In 2017 is een nulmeting uitgevoerd van het aantal en type tijdelijke huurcontracten dat wordt gehanteerd. Deze zal ten behoeve van de evaluatie van deze wet jaarlijks worden herhaald.
Gemeenten zijn op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 verantwoordelijk voor de huisvesting van vergunninghouders. Met de wijziging van de Huisvestingswet 2014, per 1 juli 2017 (Staatsblad 2017, 33), om de automatische urgentiestatus van vergunninghouders te schrappen, blijft de realisatie van de taakstelling voor gemeenten voorop staan, terwijl expliciet aan gemeenten de mogelijkheid wordt geboden om zelf een beleid ten aanzien van de huisvesting van vergunninghouders te formuleren. Daarmee is, ten opzichte van wat aanvankelijk in de Huisvestingswet 2014 stond, voor gemeenten meer flexibiliteit gecreëerd (motie Van der Linde, Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 40).
Als onderdeel van het koopkrachtpakket, om tot een evenwichtig koopkrachtbeeld te komen, zijn de uitgaven voor de huurtoeslag vanaf 2017 structureel verhoogd. Vanaf 2017 is de opslag op de normhuur, die leidt tot de basishuur, met € 10,50 per maand verlaagd en bedraagt nu € 16,94. Hierdoor ontvangen huurtoeslagontvangers vanaf 2017 maandelijks meer huurtoeslag (Staatsblad 2016, 499).
Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag op de huurlasten voor huurtoeslagontvangers laat de onderstaande tabel het aandeel zien van de bruto huur dat per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door huurtoeslagontvangers is verschuldigd. Dit cijfer is berekend voor voorbeeldhuishoudens met een huur rond de diverse huurtoeslaggrenzen en met een minimuminkomen.
Realisatie |
Begroting |
Afwijking |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Huishoudtype |
Netto Huur |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
2017 |
Eenpersoonshuishouden |
Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens) |
65,9% |
64,5% |
63,7% |
63,2% |
60,1% |
60,0% |
0,1% |
Netto (huur rond aftoppingsgrens) |
53,9% |
53,0% |
52,2% |
51,8% |
49,8% |
49,7% |
0,0% |
|
Netto (huur rond huurgrens) |
53,0% |
52,4% |
51,5% |
51,3% |
49,7% |
49,7% |
0,0% |
|
Meerpersoonshuishouden |
Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens) |
65,9% |
64,5% |
63,7% |
63,2% |
60,1% |
60,0% |
0,1% |
Netto (huur rond aftoppingsgrens) |
52,6% |
51,8% |
51,0% |
50,7% |
48,8% |
48,7% |
0,0% |
|
Netto (huur rond huurgrens) |
54,0% |
53,6% |
52,2% |
52,0% |
50,5% |
50,6% |
– 0,1% |
|
Eenpersoonsouderhuishouden |
Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens) |
65,4% |
64,0% |
63,2% |
62,7% |
59,6% |
59,5% |
0,1% |
Netto (huur rond aftoppingsgrens) |
53,5% |
52,7% |
51,8% |
51,5% |
49,4% |
49,4% |
0,0% |
|
Netto (huur rond huurgrens) |
52,7% |
52,2% |
51,2% |
51,0% |
49,4% |
49,4% |
0,0% |
|
Meerpersoonsouderhuishouden |
Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens) |
64,9% |
63,5% |
62,7% |
62,2% |
59,2% |
59,1% |
0,1% |
Netto (huur rond aftoppingsgrens) |
53,1% |
52,3% |
51,5% |
51,1% |
49,1% |
49,1% |
0,0% |
|
Netto (huur rond huurgrens) |
52,4% |
51,9% |
51,0% |
50,7% |
49,2% |
49,2% |
0,0% |
|
Bruto Huur |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
– |
Bron: Eigen berekening Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Uit de tabel blijkt dat het aandeel van de netto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto nog betaald moet worden in 2017 is gedaald ten opzichte van 2016. Deze daling is nagenoeg gelijk aan de daling zoals verwacht in de ontwerpbegroting. De daling is een gevolg van het per 2017 verlagen van de opslag op de normhuur.
Beleidsartikel 1 Woningmarkt
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
Verschil |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
2017 |
||
Art.nr. |
Verplichtingen: |
2.900.728 |
3.382.465 |
3.959.739 |
3.928.119 |
4.002.525 |
4.103.957 |
– 101.432 |
Uitgaven: |
2.929.201 |
3.404.536 |
3.965.674 |
3.933.646 |
4.022.685 |
4.103.957 |
– 81.272 |
|
1.1 |
Betaalbaarheid |
2.922.871 |
3.396.259 |
3.957.657 |
3.926.645 |
4.017.614 |
4.096.795 |
– 79.181 |
Subsidies |
61.971 |
22.124 |
19.517 |
22.805 |
36.092 |
45.724 |
– 9.632 |
|
Beleidsprogramma betaalbaarheid |
743 |
1.045 |
201 |
135 |
184 |
175 |
9 |
|
Bevordering eigen woningbezit (BEW) |
59.694 |
19.923 |
9.748 |
6.411 |
4.501 |
6.922 |
– 2.421 |
|
Huisvestingsvoorziening statushouders |
0 |
0 |
0 |
206 |
1.900 |
37.500 |
– 35.600 |
|
Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG |
0 |
0 |
8.367 |
15.033 |
28.471 |
0 |
28.471 |
|
Woonconsumentenorganisaties |
1.220 |
1.156 |
1.201 |
1.020 |
1.036 |
1.127 |
– 91 |
|
Onderzoek en kennisoverdracht |
314 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Opdrachten |
778 |
445 |
295.812 |
29.578 |
31.823 |
867 |
30.956 |
|
WSW Risicovoorziening |
0 |
0 |
294.314 |
1.706 |
1.176 |
0 |
1.176 |
|
NHG Risicovoorziening |
0 |
0 |
0 |
26.932 |
30.018 |
0 |
30.018 |
|
Beleidsprogramma betaalbaarheid |
696 |
421 |
1.496 |
940 |
629 |
867 |
– 238 |
|
Onderzoek en kennisoverdracht |
82 |
24 |
2 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Inkomensoverdrachten |
2.846.103 |
3.360.001 |
3.629.966 |
3.860.443 |
3.934.868 |
4.035.882 |
– 101.014 |
|
Huurtoeslag |
2.846.103 |
3.360.001 |
3.629.966 |
3.860.443 |
3.934.868 |
4.035.882 |
– 101.014 |
|
Bijdragen aan agentschappen |
0 |
0 |
170 |
373 |
14.831 |
4.259 |
10.572 |
|
Dienst van de Huurcommissie |
0 |
0 |
0 |
0 |
14.456 |
0 |
14.456 |
|
ILT Autoriteit woningcorporaties |
0 |
0 |
0 |
373 |
375 |
635 |
– 260 |
|
RVO Uitvoeringskosten BEW |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2.870 |
– 2.870 |
|
RVO Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening statushouders |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
754 |
– 754 |
|
Overige uitvoeringsinstanties |
0 |
0 |
170 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijdragen aan ZBO's / RWT's |
13.300 |
13.689 |
12.192 |
12.646 |
0 |
8.326 |
– 8.326 |
|
Huurcommissie |
13.300 |
13.558 |
12.048 |
12.646 |
0 |
8.326 |
– 8.326 |
|
Overige uitvoeringsinstanties |
0 |
131 |
144 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken |
719 |
0 |
0 |
800 |
0 |
1.737 |
– 1.737 |
|
Overige uitvoeringsinstanties |
719 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Financien en Nationale Schuld (Belastingdienst) |
0 |
0 |
0 |
800 |
0 |
1.737 |
– 1.737 |
|
1.2 |
Onderzoek en kennisoverdracht |
6.330 |
8.277 |
8.017 |
7.001 |
5.071 |
7.162 |
– 2.091 |
Subsidies |
3.589 |
3.296 |
4.679 |
2.062 |
1.625 |
1.926 |
– 301 |
|
Samenwerkende kennisinstellingen |
3.589 |
3.296 |
4.679 |
2.062 |
1.625 |
1.926 |
– 301 |
|
Opdrachten |
2.711 |
4.981 |
3.338 |
1.904 |
1.136 |
2.386 |
– 1.250 |
|
Basisonderzoek en verkenningen |
0 |
4.981 |
3.338 |
1.904 |
1.136 |
2.386 |
– 1.250 |
|
Onderzoek en kennisoverdracht |
2.711 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijdragen aan ZBO's / RWT's |
0 |
0 |
0 |
3.035 |
2.310 |
2.850 |
– 540 |
|
Basisonderzoek en verkenningen |
0 |
0 |
0 |
3.035 |
2.310 |
2.850 |
– 540 |
|
Bijdragen aan medeoverheden |
30 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Experimenten en kennisoverdracht Wonen |
30 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Ontvangsten: |
407.994 |
496.935 |
810.381 |
553.191 |
557.315 |
425.000 |
132.315 |
Verplichtingen
Voor beleidsartikel 1 als totaal zijn de verplichtingen ongeveer € 100 mln lager uitgekomen, vergeleken met de stand vastgestelde begroting 2017. Dit is met name het gevolg van lagere verplichtingen (en uitgaven) bij de huurtoeslag, als gevolg van lagere aantallen aanvragers en minder nabetalingen bij het definitief toekennen. Zie verder de toelichting bij de uitgaven huurtoeslag.
1.1 Betaalbaarheid
Subsidies
Beleidsprogramma betaalbaarheid
Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen verstrekt het Ministerie van BZK subsidies en opdrachten voor woningmarktontwikkeling, onder andere aan de stichting Kences voor de Monitor studentenhuisvesting 2017. Subsidie is verstrekt aan de Vereniging Leegstandsbeheerders Nederland en de Stichting Keurmerk Leegstandbeheer voor respectievelijk omvorming van de branchevereniging en de bewustwordingscampagne voor het keurmerk.
Bevordering eigen woningbezit (BEW)
De wet bevordering eigenwoningbezit (BEW) is gericht op de bevordering van het eigen woningbezit onder lagere inkomensgroepen. Er is voor nieuwe toekenningen op grond van de Wet Bevordering eigenwoningbezit geen budget meer beschikbaar en de meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend voor de betaling van in het verleden aangegane verplichtingen. De uitgaven aan de Wet bevordering eigenwoningbezit en de eigenwoningenregelingen zijn in 2017 lager uitgevallen door hoge uitval bij de inkomenstoetsen en door verhuizingen.
Huisvestingsvoorziening statushouders
Naar aanleiding van de verhoogde asielinstroom in 2015 is door het Ministerie van BZK een subsidieregeling ingesteld om de huisvesting van vergunninghouders te ondersteunen. Met deze regeling kunnen verhuurders subsidie aanvragen voor de realisatie van woonvoorzieningen voor asielzoekers met een verblijfsvergunning – zogenaamde vergunninghouders. Denk hierbij aan woningcorporaties, gemeenten en andere verhuurders.
Vanaf de openstelling van de subsidieregeling begin februari 2016 tot en met eind december 2017 is in totaal € 22,3 mln. gereserveerd voor de realisatie van deze eenvoudige huisvestingsvoorzieningen. Een deel van deze reserveringen zal echter niet tot realisatie komen, mede door de inmiddels weer afgenomen asielinstroom.
Pas nadat de huisvestingsvoorzieningen daadwerkelijk zijn gerealiseerd, wordt de definitieve subsidie aangevraagd. Tot en met eind december 2017 zijn 71 subsidieaanvragen ingediend voor totaal € 2,750 mln., waarvan 64 aanvragen in 2017. Hiermee zijn in totaal 447 vergunninghouders gehuisvest.
Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG
Aan de Woningstichting Geertruidenberg (WSG) is in 2017 een sanerings-bijdrage van afgerond € 28 mln. verleend. Dit is in overeenstemming met het saneringsbesluit uit 2013. Deze bijdrage wordt onttrokken aan de risicovoorziening voor sanering- en projectsteun aan woningcorporaties. Zie voor een verdere toelichting «WSW Risicovoorziening».
Woonconsumentenorganisaties
De Woonbond en het Nibud hebben in 2017 financiële bijdragen ontvangen voor de uitvoering van een met het Ministerie van BZK overeengekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing.
Opdrachten
WSW Risicovoorziening
De uitvoerende taken (exclusief de fondsmiddelen) voor de sanering van woningcorporaties zijn gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De kosten die hiertoe gemaakt worden komen uit de risicovoorziening. In het kader van de sanering van Vestia is destijds tussen het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit de risicovoorziening. In 2017 heeft Vestia hiervoor een bijdrage van afgerond € 0,5 mln. ontvangen. Deze bijdrage wordt onttrokken aan de risicovoorziening.
NHG Risicovoorziening
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) betaalt jaarlijks een achtervang vergoeding voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Voor NHG-hypotheken die worden afgesloten vanaf 1 januari 2015 bedraagt deze vergoeding 0,15% van de NHG-premie. De vergoeding over 2016 is in 2017 in zijn geheel ontvangen en bedraagt circa € 30 mln. De jaarlijkse vergoeding wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG. Daarnaast is € 0,6 mln aan de risicovoorziening onttrokken voor door het WSW in rekening gebrachte kosten voor het uitvoeren van de saneringstaak.
Beleidsprogramma betaalbaarheid
Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen verstrekt het Ministerie van BZK subsidies en opdrachten voor woningmarktontwikkeling. In 2017 zijn onder andere communicatiewerkzaamheden (onder andere ten behoeve van middenhuur en de website woningwet), een actualisatie en validatie van het Handboek marktwaardering en een actualisatie van gegevensdefinities voor woningcorporaties uitgevoerd.
Inkomensoverdracht
Huurtoeslag
Aan huurtoeslag is in 2017 € 101 mln. minder uitgegeven dan begroot. Bij de ontvangsten is € 60 mln. meer binnengekomen waardoor voor de huurtoeslag in 2017 een netto onderuitputting van het budget resulteert van € 161 mln. ten opzichte van de ontwerpbegroting.
De lagere uitgaven zijn een gevolg van lagere aantallen aanvragers en minder nabetalingen bij het definitief toekennen. De hogere ontvangsten worden veroorzaakt door de versnelling van het definitief toekennen waardoor terugvorderingen eerder worden ingesteld en door hogere aantallen terugvorderingen.
Bijdragen aan agentschappen
Dienst van de Huurcommissie
Voor de aan de Dienst van de Huurcommissie verleende opdrachten is € 14,5 mln. in 2017 betaald. In de begroting 2017 waren deze uitgaven nog opgenomen onder het kopje «Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s: Huurcommissie».
Het werkterrein van de Huurcommissie wordt in hoofdzaak gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders in conflict raken over de hoogte van huurprijzen of servicekosten en er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in deze geschillen. De Huurcommissie beslecht ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en de inkomensafhankelijke huurverhogingsgeschillen.
In 2017 zijn de onderstaande aantallen gerealiseerd, vergeleken met de begroting en de realisatie in 2016.
Soort zaak |
Afhandeling 2016 |
Begroting 2017 |
Afhandeling 2017 |
---|---|---|---|
Huurprijsgeschillen |
5.254 |
5.800 |
4.203 |
Servicekostengeschillen |
2.207 |
2.700 |
2.525 |
Huurverhogingsgeschillen |
1.902 |
690 |
1.211 |
Wohv-geschillen |
9 |
10 |
6 |
Totaal |
9.372 |
9.200 |
7.945 |
Het aantal afgehandelde huurgeschillen in 2017 is lager uitgekomen dan de raming. Dit komt vooral door een lagere instroom van met name huurprijsgeschillen. Daarnaast is het aantal afgehandelde huurverhogingsgeschillen hoger uitgevallen dan de raming, die gebaseerd was op de daling in eerdere jaren. Deze stijging betreft vooral inkomensafhankelijke huurverhogingsgeschillen.
Van de 7.945 geschillen zijn er 1.295 afgehandeld in een verkorte procedure (2016: 1.082). De Huurcommissie is zich de afgelopen jaren meer gaan richten op het behandelen van zaken via «intake en bemiddeling». De Huurcommissie biedt – naast geschilbeslechting – ook informatie die relevant is voor het gedane verzoek, waarmee huurder en verhuurder zelf hun geschil kunnen oplossen. Bij «intake en bemiddeling» wordt in (telefonisch) overleg met de verzoeker inhoudelijk bepaald wat het verzoek precies inhoudt en of het in onderling overleg tussen huurder en verhuurder is op te lossen.
ILT Autoriteit woningcorporaties
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, hier valt de Autoriteit woningcorporaties (Aw) onder) heeft in 2017 een bijdrage ontvangen voor het opvragen van gegevens bij corporaties voor beleidsontwikkeling en toezicht op de Wet normering topinkomens (WNT).
RVO Uitvoeringskosten BEW
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling BEW en de Eigen Woningregeling uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Deze uitgaven worden verantwoord op artikel 2.
RVO Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening statushouders
RVO.nl voert de tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders (TRSHV) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Deze uitgaven worden verantwoord op artikel 2.
Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s
Huurcommissie
Zie voor een toelichting «Dienst van de Huurcommissie».
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
Financiën en Nationale Schuld (Belastingdienst)
De bijdrage aan de Belastingdienst dient ter bekostiging van de portokosten van informatiebrieven, die de Belastingdienst verstuurt ten behoeve van de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Het hiervoor benodigde budget is naar de Belastingdienst overgeboekt.
1.2 Onderzoek en kennisoverdracht
Subsidies
Samenwerkende kennisinstellingen
Platform31, een kennis- en netwerkorganisatie heeft subsidie ontvangen voor het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot trends in stad en regio en een subsidie voor het actieprogramma wooncoöperatie. De Universiteit Utrecht heeft subsidie ontvangen voor het onderhouden en verder uitbreiden van micro-econometrische databestanden over de Nederlandse woningmarkt.
Opdrachten
Basisonderzoek en verkenningen
Het budget is in 2017 besteed aan opdrachten voor onderzoeken naar woningbehoefte, woonwensen, woningmarktontwikkelingen en voor monitoring van beleid. In 2017 zijn onder andere opdrachten verstrekt op het gebied van Instrumentontwikkeling t.b.v. de Energiemodule WoON2018, evaluatie van het huurbeleid en het WWS, en de campagne «check je huurprijs».
Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s
Basisonderzoek en verkenningen
In 2017 is begonnen met de voorbereiding van de bewonersenquête Energiemodule. Deze enquête wordt uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Daarnaast zijn bijdragen aan het CBS verstrekt voor de Huurenquête, onderzoek naar verhuiskansen, de City Deal zicht op ondermijning en het WoON2018. Tevens is in 2017 gestart met onderzoek om te komen tot een meer op registers gebaseerd woononderzoek.
Ontvangsten
De ontvangsten huurtoeslag zijn toegelicht bij de uitgaven huurtoeslag.
Om de financiering van het eigen woningbezit te bevorderen staat de Minister van BZK garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) (zie ook NHG Risicovoorziening). In ruil hiervoor betaalt het WEW een jaarlijkse achtervangvergoeding die wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG. De vergoeding die over 2016 is ontvangen bedraagt circa € 30 mln. De Risicovoorziening Nationale Hypotheekgarantie (NHG) komt daarmee op € 107 mln.
Tevens is in 2017 afgerond € 28 mln. onttrokken aan de risicovoorziening voor sanerings- en projectsteun aan woningcorporaties in verband met de aan WSG verleende saneringsbijdrage. Het resultaat van de Starterslening is terugontvangen van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn).
Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken. Belangrijke aspecten daarbij zijn de veiligheid en gezondheid van gebouwen, alsmede het streven om energie te besparen, waarmee tevens de woonlasten kunnen worden beperkt. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod vraaggericht tot stand komt, zodat dit veel meer gaat aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.
Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verantwoordelijk voor woningbouw. Deze verantwoordelijkheid omvat de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door innovatie te bevorderen, belemmeringen weg te nemen en mededinging te versterken. De regierol bij het bouwen van nieuwe woningen is primair een verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies.
Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en tevens stelselverantwoordelijk om hiermee de bouwkwaliteit te borgen door middel van regisseren en doen uitvoeren.
Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord voor duurzame groei waar het Rijk verantwoordelijk voor is, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en «zachte» leningen) en monitoring.
Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister van BZK zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, bedrijven en bewoners. De zorg van de Minister van BZK geldt met name voor het ondersteunen van regionale partijen bij de versterking van de leefbaarheid in de stedelijke gebieden en krimp- en anticipeergebieden door onder meer verbetering van de woonomgeving en voorzieningen, veiligheid en economisch draagvlak. Belangrijke instrumenten van de Minister van BZK hiertoe zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.
Op basis van de Huisvestingswet stimuleert de Minister van BZK in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.
Op basis van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (artikel 5) kan de Minister van BZK op aanvraag van de gemeenteraad, gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekende huurders eisen kunnen worden gesteld. Het gaat hierbij om kwetsbare gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat en waar sprake is van een opeenstapeling van problemen op sociaal, fysiek en economisch terrein. Notoire overlast en criminaliteit kunnen ook een reden zijn voor gebiedsaanwijzing.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 660, nr. 17) staat dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad zijn de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden.
In 2017 is het beroep op de subsidieregeling voor omvangrijke energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen van particuliere woningeigenaren en VvE’s fors toegenomen. Eerder dan verwacht, is het budget voor de particuliere woningeigenaren al in 2017 uitgeput. In totaal hebben tot en met 31 december 2017 ruim 18.000 eigenaren-bewoners ongeveer 50.000 isolatiemaatregelen genomen. Ook het aantal leningen van particuliere woningeigenaren en VvE’s uit het Nationaal Energiebespaarfonds is in 2017 sterk toegenomen. Tot en met 31 december 2017 hebben eigenaren-bewoners en VvE’s samen ruim 27.000 energiebesparende maatregelen gefinancierd. Verder zijn innovatieve voorstellen ondersteund van bedrijven, gemeenten en andere partijen om woningeigenaren te stimuleren tot energiebesparing. Tot slot is in 2017 ook procesbegeleiding voor VvE’s bekostigd en is de voorlichtingscampagne voor energiebesparing voortgezet die voortkomt uit het Energieakkoord voor duurzame groei.
In 2017 heeft de Nationaal Coördinator Groningen de uitvoering voortgezet van het meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen voor de jaren 2016 tot en met 2020. Hierbij staat de veiligheid voor de bewoners voorop, maar waar mogelijk wordt de versterking van woningen gecombineerd met verduurzaming. Het Ministerie van BZK heeft in 2017 uit het subsidiebudget voor omvangrijke energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen € 1,5 mln. beschikbaar gesteld voor het verduurzamen van te versterken woningen. Daarnaast hebben Groningse corporaties ook in 2017 gebruik kunnen maken van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) bij het versterken en verduurzamen van hun woningbezit.
In het kader van de uitvoering van de motie De Vries c.s. (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 18) is in maart 2017 het Fonds duurzaam funderingsherstel ingesteld en sinds oktober 2017 kunnen particuliere woningeigenaren in Zaanstad, Rotterdam en Gouda (pilot voor een jaar), de gemeenten die in 2017 een samenwerkingsovereenkomst met het fonds hebben gesloten, een lening via het fonds afsluiten; andere gemeenten zullen volgen.
In juli 2017 is de eerste voortgangsrapportage van het Actieplan Bevolkingsdaling 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 757, nr. 93). Hieruit blijkt onder andere dat in nagenoeg alle krimp- en anticipeerregio’s sprake is van beleidsverankering van de effecten van (de verwachte) bevolkingsdaling. De voortgangsrapportage bood aanleiding voor de aanscherping van de samenwerkingsafspraken zoals vastgelegd in het Actieplan (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 757, nr. 89). In dit kader is in juni 2017 de eerste regiodeal gesloten in de krimpregio Noordoost Fryslân. Met deze deal gaan diverse overheden en betrokken regionale partijen een partnerschap om versnelling te creëren in de aanpak voor economische structuurversterking. Eind 2017 is ook een verkenning uitgevoerd met tien krimp- en anticipeerregio’s naar integrale, regionale thema’s die raken aan bevolkingsdaling. Er is daarnaast geïnvesteerd in een nieuw online platform, dat als doel heeft een impuls te geven aan de verspreiding van kennis over krimp.
Beleidsartikel 2 Woonomgeving en bouw
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
Verschil |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
2017 |
||
Art.nr. |
Verplichtingen: |
119.715 |
118.601 |
34.918 |
149.371 |
232.210 |
111.500 |
120.710 |
Uitgaven: |
38.102 |
90.136 |
49.839 |
82.607 |
96.521 |
64.510 |
32.011 |
|
2.1 |
Energie en bouwkwaliteit |
16.883 |
67.505 |
19.508 |
54.497 |
71.398 |
51.842 |
19.556 |
Subsidies |
12.605 |
64.830 |
18.073 |
51.934 |
68.823 |
39.228 |
29.595 |
|
Beleidsprogramma Energiebesparing |
631 |
4.825 |
12.869 |
8.270 |
5.923 |
2.500 |
3.423 |
|
Beleidsprogramma Bouwregelgeving |
1.592 |
1.306 |
3.320 |
1.298 |
2.713 |
1.228 |
1.485 |
|
Energiebesparing Koopsector |
0 |
0 |
0 |
7.169 |
39.917 |
35.300 |
4.617 |
|
Energiebesparing Huursector |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
200 |
– 200 |
|
FES IAGO |
0 |
0 |
975 |
197 |
270 |
0 |
270 |
|
Fonds duurzaam funderingsherstel |
0 |
0 |
0 |
0 |
20.000 |
0 |
20.000 |
|
Revolverend fonds EGO |
0 |
50.000 |
0 |
35.000 |
0 |
0 |
0 |
|
Tijdelijke regeling blok voor blok |
50 |
80 |
302 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing |
3.427 |
6.910 |
607 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Innovatieregelingen gebouwde omgeving |
6.905 |
1.709 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Opdrachten |
3.550 |
2.675 |
1.435 |
1.663 |
1.432 |
2.910 |
– 1.478 |
|
Beleidsprogramma Energiebesparing |
2.491 |
1.634 |
574 |
973 |
635 |
1.500 |
– 865 |
|
Beleidsprogramma bouwregelgeving |
1.019 |
998 |
861 |
690 |
797 |
1.410 |
– 613 |
|
Innovatieregelingen gebouwde omgeving |
40 |
43 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijdragen aan agentschappen |
728 |
0 |
0 |
900 |
1.143 |
9.329 |
– 8.186 |
|
RvO Beleidsprogramma Energiebesparing |
728 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Dienst Publiek en Communicatie |
0 |
0 |
0 |
900 |
1.143 |
800 |
343 |
|
Diverse Agentschappen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
700 |
– 700 |
|
ILT Handhaving Energielabel |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
500 |
– 500 |
|
ILT Toezicht EU-Bouwregelgeving |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
50 |
– 50 |
|
RVO Uitvoering Energieakkoord |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
7.279 |
– 7.279 |
|
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
375 |
– 375 |
|
Economische Zaken (beleidsprogramma Energiebesparing) |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
225 |
– 225 |
|
Infrastructuur en Milieu (omgevingsloket) |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
150 |
– 150 |
|
2.2 |
Woningbouwproductie |
15.177 |
18.880 |
27.448 |
25.029 |
22.617 |
9.968 |
12.649 |
Subsidies |
360 |
340 |
515 |
641 |
337 |
350 |
– 13 |
|
Beleidsprogramma Woningbouw |
360 |
340 |
515 |
641 |
337 |
350 |
– 13 |
|
Opdrachten |
490 |
377 |
516 |
400 |
165 |
1.173 |
– 1.008 |
|
Beleidsprogramma Woningbouw |
490 |
377 |
516 |
400 |
165 |
1.173 |
– 1.008 |
|
Bijdragen aan medeoverheden |
0 |
0 |
0 |
0 |
53 |
0 |
53 |
|
Bijdrage woningbouw |
0 |
0 |
0 |
0 |
53 |
0 |
53 |
|
Bijdragen aan agentschappen |
14.327 |
18.163 |
26.417 |
23.988 |
22.062 |
8.445 |
13.617 |
|
RVO Beleidsprogramma Woningbouw |
14.327 |
18.163 |
26.417 |
23.988 |
22.062 |
8.445 |
13.617 |
|
2.3 |
Kwaliteit woonomgeving |
6.042 |
3.551 |
2.530 |
2.994 |
2.462 |
2.297 |
165 |
Subsidies |
2.543 |
2.650 |
1.901 |
2.035 |
1.356 |
1.165 |
191 |
|
Beleidsprogramma woonomgeving |
2.533 |
2.650 |
1.901 |
2.035 |
1.356 |
1.165 |
191 |
|
Opdrachten |
1.425 |
776 |
629 |
959 |
1.005 |
1.132 |
– 127 |
|
Beleidsprogramma woonomgeving |
1.425 |
758 |
616 |
959 |
1.005 |
1.132 |
– 127 |
|
Wijkverpleegkundigen |
0 |
18 |
13 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijdragen aan ZBO's/RWT's |
0 |
0 |
0 |
0 |
75 |
0 |
75 |
|
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. |
0 |
0 |
0 |
0 |
75 |
0 |
75 |
|
Bijdragen aan medeoverheden |
2.074 |
125 |
0 |
0 |
26 |
0 |
26 |
|
Beleidsprogramma woonomgeving |
2.074 |
125 |
0 |
0 |
26 |
0 |
26 |
|
2.4 |
Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders |
0 |
200 |
353 |
87 |
44 |
403 |
– 359 |
Bijdragen aan agentschappen |
0 |
200 |
353 |
87 |
44 |
403 |
– 359 |
|
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders |
0 |
200 |
353 |
87 |
44 |
403 |
– 359 |
|
Ontvangsten: |
2.056 |
305 |
116 |
912 |
605 |
91 |
514 |
Verplichtingen
De vrije ruimte aan verplichtingen wordt doorgeschoven naar 2018. UItbetaling van de subsidie vindt plaats in 2018 en 2019. Subsidie kan nog tot en met december 2018 worden aangevraagd zolang de verplichtingen toereikend zijn.
2.1 Energie en bouwkwaliteit
Subsidies
Beleidsprogramma Energiebesparing
In 2017 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord verder ingevuld, onder meer met betrekking tot de verbetering van de energiezuinigheid van gebouwen. In mei 2017 heeft de Minister van BZK met de Minister van Economische Zaken en met Energie-Nederland, Netbeheer Nederland, UNETO-VNI (de installatiebranche) en de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie het «Convenant 10 PJ energiebesparing gebouwde omgeving» ondertekend. Met dit taakstellende convenant wordt 10 petajoule energie bespaard in de gebouwde omgeving, wat gelijk staat aan het energiegebruik van ongeveer 150.000 huishoudens.
Bij Voorjaarsnota zijn middelen naar dit beleidsprogramma overgeheveld voor de uitvoering van de afspraken uit het Energieakkoord voor energiebesparing in de gebouwde omgeving en activiteiten om te komen tot bijna-energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020. Subsidies zijn met name ingezet voor de ondersteuning van energiebesparend wonen, de helpdesk energielabel, Energiesprong in het kader van innovatie en de nul op de meter-woning.
Beleidsprogramma bouwregelgeving
Binnen dit beleidsprogramma wordt subsidie verleend aan diverse partijen ter voorbereiding en ondersteuning van het beleid voor onder meer kwaliteitsborging voor het bouwen, brandveiligheid en circulair bouwen. Bij Voorjaarsnota is budget overgeheveld ten behoeve van deze terreinen en de uitvoering van activiteiten van RVO.nl op het gebied van bouwkwaliteit en bouwregelgeving. Bij Najaarsnota hebben de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW) budget naar dit programma overgeboekt ten behoeve van de uitvoering van de Bouwagenda.
In 2017 is verder gewerkt aan het integreren van de bouwparagraaf van de Woningwet inclusief het Bouwbesluit 2012 in de Omgevingswet. Voorjaar 2017 is het ontwerp van het Besluit bouwwerken leefomgeving door de Eerste Kamer behandeld (Eerste Kamer, 2016–2017, 33 118, nr. 29.) en vervolgens voor advies naar de Raad van State gezonden. Dit besluit is de opvolger van het Bouwbesluit en een van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Omgevingswet, waarvan inwerkingtreding wordt voorzien in 2021. In 2017 is ook de voorbereiding voortgezet van een stelsel waarin private instrumenten voor kwaliteitsborging tijdens de bouw en bij oplevering een rol krijgen en de positie van de consument wordt versterkt. Na het debat in juli 2017 (Eerste Kamer, 34 453) over het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen heeft de Eerste Kamer op verzoek van het kabinet de stemming aangehouden. Met betrokken partijen wordt bezien hoe de steun voor het wetsvoorstel vergroot kan worden.
Energiebesparing Koopsector
Van het beschikbare budget voor de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH, Regeling van de Minister van BZK van 23 augustus 2016, nr. 2016–0000486646) van € 61 mln. tot en met 2018 is € 56,5 mln. beschikbaar voor subsidie voor energiebesparende maatregelen door eigenaren-bewoners en VvE’s en € 4,5 mln. voor energieadvies, groen Meerjaren Onderhoudsplan en procesbegeleiding voor VvE’s. In de loop van 2017 raakte het beschikbare budget voor eigenaren-bewoners uitgeput; in totaal hebben ruim 18.000 eigenaren-bewoners voor in totaal ruim € 42 mln. subsidie ontvangen en zijn ongeveer 50.000 isolatiemaatregelen genomen. Tot en met 31 december 2017 hadden 115 VvE’s voor rond € 4 mln. subsidie aangevraagd, waarvan toen inmiddels circa € 2,3 mln. verstrekt was. Met extra aandacht voor energiebesparing bij VvE’s in de voorlichtingscampagne van de rijksoverheid, gemeenten en VvE Belang wordt de subsidie voor VvE’s beter onder de aandacht gebracht. Ook wordt gewerkt aan vereenvoudiging van de subsidieregeling voor energieadvies voor VvE’s.
Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds voor leningen aan woningeigenaren en Verenigingen van eigenaren (VvE’s) met minimaal tien appartementen voor energiebesparende maatregelen is in 2017 verder toegenomen dankzij de doorgevoerde verbeteringen. Tot en met 31 december 2017 hebben ruim 9.000 particuliere woningeigenaren een lening uit het fonds ontvangen voor in totaal ruim € 110 mln. en hebben 166 VvE’s voor in totaal ruim € 82 mln. een lening uit het fonds aangevraagd. Een deel van deze aanvragen van VvE’s is nog in behandeling omdat VvE’s lange besluitvormingsprocedures hebben. Tot en met 31 december 2017 zijn 62 leningen verstrekt aan VvE’s voor in totaal ruim € 22 mln. Eigenaren-bewoners en VvE’s hebben samen ruim 27.000 energiebesparende maatregelen gefinancierd.
Het Nationaal Energiebespaarfonds krijgt steeds meer lokale en regionale varianten. Dankzij de financiële steun van gemeenten en provincies kunnen woningeigenaren een Energiebespaarlening met een lager rentetarief afsluiten. Zo geven zij particulieren en verenigingen van eigenaren (VvE’s) die hun woning willen verduurzamen een extra steuntje in de rug.
De realisatie op dit onderdeel komt hoger uit doordat resterend budget van 2016 is toegevoegd aan het budget van 2017. Van dit budget is aan het Gemeentefonds een bijdrage van € 2,6 mln. toegevoegd ten behoeve van de decentralisatie-uitkering Innovatieve Aanpak. Tevens is naar het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een eenmalige bijdrage van € 1,5 mln. overgeboekt uit de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) voor de verduurzaming van woningen in het aardbevingsgebied in de provincie Groningen.
Energiebesparing Huursector
Het beroep op de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen is in 2017 verder toegenomen. Van het totale beschikbare bedrag van € 400 mln. is € 395 mln. bestemd voor subsidies en € 5 mln. voor de uitvoering van de regeling door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De regeling loopt tot en met 2018. De subsidies worden uitgekeerd in 2018 en 2019 en worden derhalve niet verantwoord in 2017.
Tot en met 31 december 2017 is STEP-subsidie verleend voor ruim 3.000 aanvragen. Hiermee is een bedrag van circa € 266 mln. gemoeid voor de renovatie van zo’n 73.000 woningen. Er is nog circa € 129 mln. aan subsidiebudget beschikbaar.
FESIAGO
Bij Voorjaarsnota is budget gerealloceerd ten behoeve van de Innovatieagenda Gebouwde Omgeving voor uitvoering van het Energieakkoord.
Fonds Duurzaam Funderingsherstel
In 2017 is de stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel (FDF) opgericht. Hiervoor zijn de beschikbare middelen (€ 20 mln.) van de BZK-begroting overgeheveld naar de Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel. Het Ministerie van BZK heeft dit bedrag als achtergestelde lening aan het fonds verstrekt. Financiering tot in totaal € 100 mln. komt van de Rabobank, de Council of Europe Development Bank en de Waterschapsbank. Het fonds is onderdeel van een bredere aanpak om de funderingsproblematiek te verlichten en toekomstige funderingsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen.
Opdrachten
Beleidsprogramma Energiebesparing
Binnen dit beleidsprogramma zijn diverse onderzoeksopdrachten verstrekt ter voorbereiding en ondersteuning van het beleid voor onder meer energietransitie in de gebouwde omgeving, het energielabel voor gebouwen en energielabel C voor kantoren. De realisatie komt lager uit dan begroot door de reallocatie van middelen voor onderzoekssubsidies op het gebied van energietransitie in de gebouwde omgeving, vallend onder 2.1 – Subsidies Beleidsprogramma Energiebesparing.
Beleidsprogramma bouwregelgeving
Vanuit de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK voor een goed functionerend stelsel van bouwregelgeving op grond van de Woningwet, in afstemming met de Europese regelgeving en normen, zijn ook in 2017 werkzaamheden van NEN (Nederlands Normalisatie-instituut), de Helpdesk bouwregelgeving en de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften in opdracht van BZK uitgevoerd.
In 2017 is de uitvoering van de kerntaak «het wettelijk waarborgen van een maatschappelijk noodzakelijk minimum kwaliteitsniveau van bouwwerken» voortgezet en is het Bouwbesluit 2012 op een aantal punten aangepast.
Naar aanleiding van de instorting van een in aanbouw zijnde parkeergarage in 2017 heeft de Minister van BZK de gemeenten verzocht om recente gebouwen met vergelijkbare vloerconstructies te inventariseren en een informatiedocument voor de beoordeling van bestaande gebouwen gepubliceerd. Op basis daarvan zijn in 2017 enkele gebouwen ontruimd. Het Ministerie van BZK voert periodiek overleg met betrokken partijen en dit heeft geresulteerd in een nadere toelichting op het informatiedocument.
In 2017 is onderzocht hoe het beoogde wettelijk kader en certificeringsstelsel ingericht kunnen worden om te bewerkstelligen dat werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen en bijbehorende luchttoevoer en rookgasafvoer alleen nog mogen worden uitgevoerd door bedrijven die daarvoor gecertificeerd zijn. Eind 2017 heeft de Minister van BZK de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2017–2018, 28 325, nr. 168). Aanleiding vormen de bevindingen en aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Verder is een koolmonoxidebewustwordingscampagne van de Nederlandse Brandwonden Stichting, Brandweer Nederland en de Veiligheidsregio’s financieel ondersteund.
Verder is in 2017 zorggedragen voor het borgen en stimuleren van een goede toegankelijkheid, bruikbaarheid en voldoende mate van brandveiligheid van de gebouwde omgeving. Gezamenlijk met een groot aantal partijen is gewerkt aan een actieplan om de toegankelijkheid van gebouwen te verbeteren (beschikbaar begin 2018). Ter verbetering van de brandveiligheid van zelfstandig wonende personen en ouderen is, naast het werk voor effectieve en doelgerichte voorschriften in het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving, opdracht verleend voor ontwikkeling van een handreiking voor gemeentemedewerkers over brandveiligheid en valpreventie. Daarnaast is een startsubsidie verleend voor een studie naar risico’s en effectieve gedragsinterventies ter bevordering van brandveiligheid bij senioren en is de subsidie voorgezet voor het Rookmelderteam, bestaande uit vrijwilligers die rookmelders plaatsen bij mensen die dit niet zelf kunnen.
In 2017 is de voorbereiding afgerond van een wetswijziging betreffende het verbeteren van het functioneren van verenigingen van eigenaars (VvE’s) en het stimuleren van verduurzaming door VvE’s. De Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars (Stb. 2017, 241) gaat in per 1 januari 2018.
Eind 2017 heeft de Minister van BZK de eisen voor de energiezuinigheid van nieuwe gebouwen bekendgemaakt. Op de bouwaanvragen voor alle nieuwe gebouwen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend, zullen op grond van het Energieakkoord en de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen de BENG-eisen («bijna-energieneutrale gebouwen») van toepassing zijn. De definitieve BENG-eisen worden, evenals de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie, in de loop van 2018 vastgesteld en zijn per 1 januari 2020 van toepassing. Voor nieuwe gebouwen waarin overheidsinstanties zijn gehuisvest die eigenaar zijn van deze gebouwen gelden de BENG-eisen vanaf 1 januari 2019. De overheid heeft daarmee een voorbeeldfunctie. Eind 2017 zijn de eisen gepubliceerd. (Stcrt. 2017, 73470)
De realisatie komt lager uit dan begroot door de reallocatie van middelen voor subsidies ten behoeve van de Uitvoeringsagenda innovatie in de bouw en activiteiten op het gebied van energietransitie in de gebouwde omgeving, vallend onder 2.1 – Subsidies Beleidsprogramma Energiebesparing.
Bijdragen aan agentschappen
Dienst Publiek en Communicatie
Deze middelen zijn ingezet voor het campagnemanagement van de voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» door de Dienst Publiek en Communicatie, een agentschap van het Ministerie van Algemene Zaken. Dit is een gezamenlijke campagne van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van het Energieakkoord.
Diverse Agentschappen
Deze middelen zijn gerealloceerd ter uitvoering van extra werkzaamheden van RVO.nl in 2017 in het kader van Subsidieregeling energiebesparing eigen huis, vallend onder 2.2 Bijdragen aan agentschappen – RVO.nl Beleidsprogramma Woningbouw; in 2017 zijn meer subsidieaanvragen en telefonische vragen binnengekomen dan verwacht.
Handhaving energielabel (ILT)
Het budget is bij Najaarsnota overgeheveld naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor werkzaamheden in het kader van de handhaving van de energielabelplicht.
In de koopsector is in 2017 bij circa 88 procent van de labelplichtige transacties het energielabel overhandigd. Eind 2017 beschikten ruim 3,5 miljoen woningen over een geldig, definitief geregistreerd energielabel.
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voert sinds 2015 controles uit op de aanwezigheid van het label bij transactie en kan een dwangsom opleggen als de eigenaar niet voldoet aan de verplichting. In 2017 is voor de tweede keer de betrouwbaarheid van het energielabel voor woningen gecontroleerd2. In een steekproef van 265 woningen waarvoor in 2016 een definitief energielabel is geregistreerd, levert hercontrole door een onafhankelijk deskundige in 91% van de gevallen hetzelfde label op. Tevens blijkt uit het onderzoek, in het kader van de eisen die in de richtlijn Energieprestatie van gebouwen aan de aanbevelingen zijn gesteld, dat de aanbevelingen op het energielabel in de praktijk technisch haalbaar zijn.
In reactie op onderzoek van de Algemene Rekenkamer uit 2016 naar de betrouwbaarheid en de effectiviteit van het energielabel voor koopwoningen is in 2017 een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de waarde die eigenaren toekennen aan het label. 64% van de woningeigenaren geeft aan door het energielabel meer kennis te hebben vergaard over de energiezuinigheid van hun woning en 59% geeft aan door het energielabel ook beter te weten hoe ze hun woning energiezuiniger kunnen maken. Beide rapporten zijn in december 2017 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2017–2018, 30 196, nr. 563).
Uitvoering Energieakkoord (RVO)
Ter uitvoering van afspraken uit het Energieakkoord voor duurzame groei zijn de begrote middelen op dit onderdeel gerealloceerd naar 2.2 – Bijdragen aan agentschappen – RVO.nl Beleidsprogramma Woningbouw ter uitvoering door RVO.nl van de jaaropdracht 2017 en uitfinanciering van de jaaropdracht 2016, voor met name beheer en onderhoud van het systeem voor verkrijging van een definitief energielabel voor woningen op basis van de herziene Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
EZ
Dit betreft een overboeking naar het Ministerie van Economische Zaken voor onderzoekswerkzaamheden van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). Dit onderzoek (NEV) is nodig om de voortgang van de maatregelen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving in het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei te monitoren.
IenM
Dit betreft een overboeking naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ten behoeve van het Omgevingsloket online, waarbij particulieren en bedrijven een omgevingsvergunning kunnen aanvragen, een vergunningcheck en een melding kunnen doen.
2.2 Woningbouwproductie
Subsidies
Beleidsprogramma Woningbouw
Binnen dit beleidsprogramma zijn beperkte subsidies verstrekt voor kennisoverdracht om belemmeringen voor woningbouw weg te nemen en kansrijke initiatieven te ondersteunen.
Opdrachten
Beleidsprogramma Woningbouw
Binnen dit beleidsprogramma zijn enkele onderzoeksopdrachten ter ondersteuning van innovatieve ontwikkelingen op het gebied van de woningbouw gerealiseerd en bijdragen geleverd aan activiteiten op het gebied van energiebesparing, onder meer aan de energiemodule «nul op de meter» en innovatieprogramma’s. Tot slot is een technische herschikking doorgevoerd.
Bijdragen aan agentschappen
Beleidsprogramma woningbouw (RVO)
De op dit instrument opgenomen middelen zijn gebruikt voor de activiteiten die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het Ministerie van BZK uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Het programma behelst kennisverspreiding, beleidsonderbouwing en uitvoering van subsidieregelingen over de hele breedte van het wonen- en bouwenbeleid. Hieronder valt ook de ondersteuning van de expertteams eigenbouw, transformatie en versnellen.
Het Expertteam Versnellen ondersteunt op aanvraag bouwbedrijven en gemeenten bij woningbouw en gebiedsontwikkeling om respectievelijk de bouw vlot te trekken en om regeldruk te verminderen (ontslakken). Het Expertteam Eigenbouw helpt gemeenten bij de opzet en uitwerking van beleid en projecten voor eigenbouw. Het Expertteam Transformatie ondersteunt gemeenten en andere partijen die aan de slag willen met het transformeren van leegstaand vastgoed naar woonruimte.Tr ondersteuning van de expertteams adviseert de Juridische Expertpool Planschade gemeenten en andere betrokkenen over het vermijden van planschade bij voorgenomen bestemmingswijzigingen.
Door politieke en maatschappelijke ontwikkelingen ontstond in de loop van 2017 behoefte aan ondersteuning en uitvoering op een groot aantal nieuwe onderwerpen. Dit betreft activiteiten die nog in 2017 gestart moesten worden op het gebied van met name de Uitvoeringsagenda innovatie in de bouw, de transitieagenda circulaire bouw, de uitvoering van de Energieagenda en de doorrekening van scenario’s in het kader van energietransitie in de gebouwde omgeving.
2.3 Kwaliteit woonomgeving
Subsidies
Beleidsprogramma woonomgeving
Dit programma bestaat uit een aantal afzonderlijke onderdelen.
Het Ministerie van BZK heeft in 2017 wederom een subsidie verstrekt aan de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK) ter uitvoering van verschillende activiteiten gericht op het faciliteren van maatschappelijk initiatief (met name in dorpskernen). De LVKK is een samenwerkingsverband van alle provinciale verenigingen voor kleine kernen en dorpshuizen. Zij ondersteunt via haar leden, met expertise op maat, ruim 4.000 dorps- en dorpshuisorganisaties in Nederland en vele lokale burgerinitiatieven.
Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) ontvangt van het Ministerie van BZK subsidie voor projecten gericht op versterken van de lokale democratie (waaronder burgerparticipatie). In 2017 waren hun activiteiten gericht op het ondersteunen van lokaal initiatief en het verbinden van overheden en bewoners. Het LSA heeft onder andere verschillende bewonersbedrijven geadviseerd, met het oogmerk dat bewoners zelf ondernemingen starten die publieke diensten uitvoeren.
Het Ministerie van BZK richt zich, in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) (Expertise-unit Sociale Stabiliteit) en het Ministerie van Justitie & Veiligheid (J&V) (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid) en gemeenten, ook op het bevorderen van sociale stabiliteit en cohesie in buurten en wijken. In dat kader heeft het Ministerie van BZK in 2017 een subsidie verstrekt voor het onderzoekstraject «veerkrachtig bestuur», opgezet door de Vrije Universiteit Amsterdam en het Verwey-Jonker Instituut. Dit onderzoek richt zich op het versterken van de veerkracht van het lokaal bestuur in de omgang met ondermijning van de democratische rechtsorde vanuit ideologische perspectieven. Verder heeft het Ministerie van BZK aan de Universiteit van Amsterdam een subsidie verstrekt om scenariosessies te ontwikkelen en uit te voeren met een aantal gemeenten. Aanleiding hiervoor is dat veel ondermijnende gedragingen vanuit ideologische perspectieven niet strafbaar zijn, maar wel problematisch.
Op 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. Aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is subsidie verleend om een aantal bijeenkomsten te organiseren ter implementatie en het verspreiden van kennis over die wet. In 2017 hebben daartoe de eerste twee bijeenkomsten plaatsgevonden.
Opdrachten
Beleidsprogramma woonomgeving
Dit programma bestaat uit een aantal afzonderlijke onderdelen.
Ter stimulering van de daadwerkelijke inzet van het versterkte handhavingsinstrumentarium van de Woningwet is in 2017 de bij de introductie van de wet ingestelde leerkring voortgezet om gemeenten van elkaar te laten leren. In 2017 is de leerkring driemaal bijeengekomen. Daarnaast een speciale bijeenkomst georganiseerd met de gemeente Zundert en enkele andere gemeenten uit de leerkring om kennis te delen en ervaringen uit te wisselen inzake de aanpak van Fort Oranje.
Verder is een onderzoek naar de werking van de Wet versterking handhavingsinstrumentarium Woningwet in 2017 afgerond en voorzien van een beleidsreactie (Kamerstukken II, 2017/18, 32 847, nr. 305). Er zal blijvend aandacht zijn voor het stimuleren en breder verspreiden van kennis en ervaringen rondom de toepassing van het instrumentarium.
Om ondermijning van de democratische rechtsorde vanuit ideologische perspectieven onder de aandacht te brengen van gemeenten in de Benelux heeft het Ministerie van BZK samen met de Ministeries van JenV en van SZW de conferentie Resilient Governance georganiseerd. Deze conferentie is gehouden op 21 november 2017. Hierbij waren circa 80 deelnemers uit de Benelux aanwezig.
2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders
Leningen
Het Fonds energiebesparing huursector is ingesteld voor de verstrekking van laagrentende leningen voor renovatie van woningen in de huursector onder en boven de liberalisatiegrens met een zeer hoge energiebesparingsambitie zoals «nul op de meter». Bij voorjaarsnota zijn de middelen uit 2016 toegevoegd aan 2017. Ook in 2017 is het budget ongebruikt gebleven. Naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer over eventuele alternatieve inzet van de gelden heeft de Minister van BZK de Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II, 2017–2018, 29 453, nr. 458).
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO)
Deze post betreft de uitvoeringskosten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor het Fonds energiebesparing huursector.
Het tot stand brengen van een moderne Rijksoverheid met goede prestaties op het gebied van de rijksbrede bedrijfsvoering, goed werkgeverschap, en management van de Rijksdienst van hoge kwaliteit.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft een beleidsontwikkelende en kaderstellende rol op het terrein van de organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. Zij bevordert eenheid in het rijksbreed bedrijfsvoering-beleid en is eerstverantwoordelijke op de terreinen personeel, organisatie, ICT, facilitaire dienstverlening, huisvesting en beveiliging. De Minister van BZK is daarnaast verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de ambtenaren werkzaam bij de sector Rijk, inclusief de modernisering van het werkgeverschap.
De Minister van BZK regisseert, in samenwerking met de andere Ministeries, de totstandkoming van kaders en brengt daarin meer samenhang, met als doel een beter bestuurbare en meer efficiënte bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst. Binnen die kaders zijn de afzonderlijke Ministers verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van hun eigen Ministerie.
De uitgaven voor de bedrijfsvoering worden verantwoord door de individuele Ministers, tenzij de taak is gecentraliseerd en het budget is overgeheveld. Op dit begrotingsartikel zijn middelen beschikbaar die de Minister van BZK inzet voor het invullen van zijn systeemverantwoordelijkheid ten aanzien van de bedrijfsvoering van het Rijk. Deze verantwoordelijkheid krijgt in de praktijk vorm door één of meerdere van de volgende componenten:
• Kaderstelling door het vastleggen van normen en standaarden;
• Monitoring door het volgen van de uitvoering in de praktijk;
• Het zo nodig plegen van interventies door het aanspreken van betrokkenen op de naleving van normen en standaarden of het aanpassen van de kaders aan de geconstateerde tekortkomingen.
De Minister van BZK maakt werk van een kostenbewuste, dienstverlenende en slagvaardige overheid. Om invulling te geven aan het kostenbewustzijn hebben de Ministeries een taakstelling op hun uitgaven voor materieel en personeel gekregen. De Minister van BZK toetst de intensiveringen op deze uitgaven om zo invulling te geven aan zijn verantwoordelijkheid voor beheersing hiervan.
Bovendien is de Minister van BZK werkgever voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.
Om de kwaliteit van de Rijksdienst te bevorderen verzorgt Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) de werving en selectie en loopbaanbegeleiding voor ambtenaren in de top van de Rijksdienst en bij de Nationale Politie. Tevens zorgt het bureau voor een gericht ontwikkelaanbod voor de ambtelijke top op het gebied van leiderschaps- en talentontwikkeling.
Bureau ABD ondersteunt de departementen bij de doelstelling om ten minste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau ABD er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel binnen de Rijksdienst. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe doelgroepen, zoals publiekrechtelijke ZBO’s en diverse gemeenten en wordt verder vormgegeven aan de structurele uitwisseling met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook verzorgt Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.
De beleidsconclusies zijn integraal opgenomen in het beleidsverslag.
Beleidsartikel 3 Kwaliteit Rijksdienst
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
Verschil |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
2017 |
||
Art.nr. |
Verplichtingen: |
18.880 |
32.104 |
28.862 |
25.341 |
48.620 |
18.234 |
30.386 |
Uitgaven: |
20.959 |
30.006 |
29.318 |
24.897 |
47.648 |
18.234 |
29.414 |
|
3.1 |
Kwaliteit Rijksdienst |
20.959 |
30.006 |
29.318 |
24.897 |
47.648 |
18.234 |
29.414 |
Subsidies |
3.698 |
3.641 |
3.680 |
3.600 |
3.600 |
3.600 |
0 |
|
Fysieke Werkomgeving Rijk |
298 |
241 |
180 |
200 |
200 |
200 |
0 |
|
A&O-fonds |
3.400 |
3.400 |
3.400 |
3.400 |
3.400 |
3.400 |
0 |
|
Subsidie Qiy |
0 |
0 |
100 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Opdrachten |
9.108 |
8.015 |
11.556 |
9.399 |
9.931 |
7.669 |
2.262 |
|
Bedrijfsvoering Rijk |
9.108 |
8.015 |
11.556 |
9.399 |
9.931 |
7.669 |
2.262 |
|
Bijdragen aan agentschappen |
8.153 |
18.350 |
14.012 |
11.898 |
34.060 |
6.965 |
27.095 |
|
Doc-Direkt |
0 |
5.257 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
FMHaaglanden |
0 |
0 |
0 |
1.000 |
0 |
0 |
0 |
|
Logius |
0 |
0 |
0 |
2.112 |
2.067 |
1.560 |
507 |
|
UBR |
2.500 |
6.800 |
4.550 |
708 |
7.493 |
0 |
7.493 |
|
UBR lage loonschalen |
0 |
0 |
2.750 |
1.223 |
0 |
0 |
0 |
|
UBR Arbeidsmarkt Communicatie |
5.653 |
6.293 |
6.013 |
5.755 |
6.709 |
5.405 |
1.304 |
|
Ridm Bedrijfsvoerings Rijk |
0 |
0 |
699 |
100 |
0 |
0 |
0 |
|
P-Direkt |
0 |
0 |
0 |
1.000 |
2.210 |
0 |
2.210 |
|
Rijkswaterstaat |
0 |
0 |
0 |
0 |
200 |
0 |
200 |
|
DICTU |
150 |
0 |
150 |
|||||
SSC-ICT |
0 |
0 |
0 |
0 |
15.231 |
0 |
15.231 |
|
Bijdragen aan ZBO's / RWT's |
0 |
0 |
0 |
0 |
57 |
0 |
57 |
|
Bijdrage aan de VNG |
0 |
0 |
0 |
0 |
54 |
0 |
54 |
|
Bijdragen aan het CBS |
0 |
0 |
0 |
0 |
3 |
0 |
3 |
|
Bijdragen aan andere Begrotingshoofdstukken |
0 |
0 |
70 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bedrijfsvoering Rijk |
0 |
0 |
70 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Ontvangsten: |
828 |
8.207 |
1.334 |
10.347 |
90.455 |
0 |
90.455 |
3.1 Kwaliteit Rijksdienst
Verplichtingen
De uitgaven voor verplichtingen zijn toegenomen vanwege de bijdrage aan de agentschappen voor het aanvullen van het eigen vermogen.
Subsidies
Fysieke Werkomgeving Rijk
De Minister van BZK heeft in 2017 een subsidie verstrekt aan het kennisinstituut Center voor People and Buildings voor Fysieke werkomgeving Rijk. De Fysieke Werkomgeving Rijk (FWR) is een concept voor een werkomgeving voor rijksambtenaren dat flexibel, tijd- en plaats onafhankelijk (samen-)werken mogelijk maakt.
A&O-fonds
De Minister van BZK verstrekte in 2017 een bijdrage aan het Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Rijk in de vorm van een subsidie. Deze jaarlijkse bijdrage is onderdeel van de cao-afspraken. Het fonds zet de subsidie in voor arbeidsmarktprojecten (zoals het project duurzame plaatsing arbeidsbeperkten, mobiliteit in kader van duurzame inzetbaarheid) binnen het Rijk.
Opdrachten
Bedrijfsvoering Rijk
In 2017 zijn met name opdrachten verleend voor het door ontwikkelen van het Rijksinkoopstelsel, het Programma Opdrachtgeverschap Rijnstraat 8 (POR), het Strategische leveranciersmanagement en de Baseline Informatiebeveiliging 2017 (BIR 2017) en de uitvoering van het Rijks Identiteitsmanagement.
Daarnaast zijn in 2017 opdrachten verleend voor beleidsondersteunend onderzoek en bijeenkomsten in het kader van het personeelsbeleid Rijk en de normalisering rechtspositie rijksambtenaren.
De overschrijding bij opdrachten is voornamelijk toe te schrijven aan POR als gevolg van de inzet van extra mankracht voor de toegangsbeveiliging, het verlengen op verzoek van de bewoners van de Proof of Concept (testruimte) en de overdracht naar beheer die langer heeft geduurd dan in de eerdere raming was voorzien.
Tegenover de verhoogde uitgaven van POR staan voor eenzelfde bedrag meerontvangsten.
De migratie van de oude datacenters naar de vier OverheidsDataCenters (ODC’s) van het Rijk is in volle gang. Eind 2017 waren 41 datacenters gemigreerd naar een van de vier ODC’s.
Op het gebied van de rijkshuisvesting en faciliteiten staat de realisatie van de geactualiseerde masterplannen centraal. Ook in 2017 zijn rijkspanden zo efficiënt en effectief mogelijk ingericht conform de uitgangspunten van het rijkshuisvestingstelsel. Naast het vastgoedperspectief wegen daarin ook het primaire proces van de huidige en toekomstige bewoners, het facilitaire, de ICT en de beveiliging mee. In alle gevallen wordt daarbij een integrale concernafweging gemaakt. In 2017 is daarnaast ook het stelsel voor de specialties geïmplementeerd.
De rijksbrede kengetallen over de bedrijfsvoering staan vermeld in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2016 (Kamerstukken II 31 490, nr. 223).
Bijdragen agentschappen
Agentschap Logius
Het agentschap Logius ontvangt een bijdrage voor digi-inkoop/e-factureren voor 2017. De overschrijding wordt veroorzaakt door meerwerk met betrekking tot het verder optimaliseren van het elektronisch facturatieproces.
UBR, P-Direkt & SSC-ICT
Conform de Regeling Agentschappen dient het eigen vermogen van een agentschap binnen de daarvoor geldende bandbreedte (tussen nihil en 5% van de van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren) te worden gebracht. Conform deze regeling is bij 1ste suppletoire begroting het surplus eigen vermogen afgeroomd bij FMH en RVB. Deze surplussen zijn conform interdepartementale afspraken naar rato ingezet om het negatieve eigen vermogen bij UBR (€ 7,2 mln.), P-Direkt (€ 0,8 mln.), en SSC-ICT (€ 15,2 mln.) aan te vullen. Tevens is het eigen vermogen van P-Direkt aangevuld met € 1,4 mln. conform afspraak uit het bestuurlijk overleg van december 2016.
UBR Arbeidsmarkt Communicatie
Het Expertisecentrum Organisatie & Personeel (EC O&P) van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) voert de rijksbrede arbeidsmarktcommunicatie uit. Daarnaast doen ze het functioneel beheer van de carrièresites overheid (CSO platform) en de regie over het technisch en applicatie-beheer.
In 2017 is tevens aan UBR een bijdrage verstrekt voor het uitvoeren van 2 campagnes voor de ICT arbeidsmarkt alsmede voor de start van het uitvoeren van een HR ICT aanvalsplan teneinde meer zicht te krijgen op de arbeidsmarkt voor ICT personeel.
Als gevolg van intensivering van het arbeidsmarktbeleid – specifiek gericht op ICT – is in 2017 aan UBR een bijdrage verstrekt (€ 0,5 mln.) voor het uitvoeren van een extra ICT arbeidsmarktcampagne in 2017. Door de departementen is hiervoor extra budget beschikbaar gesteld.
Voorts is naar aanleiding van prioritering in de i-strategie en toezeggingen van de Ministers van BZK en Financiën in resp. het Verantwoordingsdebat en het Wetgevingsoverleg een plan van aanpak opgesteld (Kamerstukken II 31 490, nr 235, 2017–2018). Voor de uitvoering van dit plan is aan UBR een bijdrage verleend van € 0,6 mln.. Voor beide onderwerpen was bij ontwerpbegroting 2017 geen raming opgenomen.
Rijkswaterstaat (RWS)
In 2017 is aan RWS een opdracht verstrekt voor werkzaamheden met betrekking tot het updaten van milieucriteria voor 28 facilitaire criteriadocumenten. Bij ontwerpbegroting was geen raming voorzien, omdat eerst gedurende 2017 het uitvoeren van deze opdracht is overgegaan van BZK naar RWS.
DICTU
Aan DICTU is een tegemoetkoming in de meerkosten strategisch leveranciermanagement Oracle verstrekt. De tegemoetkoming is eenmalig en was niet voorzien.
Ontvangsten
Conform de Regeling Agentschappen dient het eigen vermogen van een agentschap binnen de daarvoor geldende bandbreedte tussen nihil en 5% (berekend over de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren tot een maximum van 5%) te worden gebracht. Conform deze regeling is bij 1ste suppletoire begroting het surplus eigen vermogen afgeroomd bij FMH (€ 7,1 mln.) en RVB (€ 79,8 mln.) Project organisatie Rijnstraat (POR) € 2,7 mln.
Uitvoering geven aan rijksvastgoedbeleid door:
• het verzorgen van de rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting en het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid;
• het realiseren van een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van rijksdoelstellingen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is, als opdrachtgever en uitvoerder verantwoordelijk voor:
• de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken;
• de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;
• het beheer en onderhoud van de monumenten die aan het Rijksvastgoedbedrijf zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;
• de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.
Daarnaast is de Minister van BZK als uitvoerder op het terrein van rijksvastgoed verantwoordelijk voor:
• de coördinatie van de samenwerking en afstemming tussen de diensten die onderdeel vormen van het rijksvastgoedstelsel, zowel in de regio als landelijk (regiefunctie). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de diensten fungeert de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR). De Minister draagt zorg voor de ondersteuning van de RVR en is verantwoordelijk voor de totstandkoming van de rijks(brede) vastgoedportefeuillestrategie. De Minister wordt in deze taak ondersteund door het RVB;
• het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd;
• rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.
Verantwoordelijkheden overtollig vastgoed
De Minister van BZK verzorgt de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere Ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.
Sinds 2014 neemt het Rijksvastgoedbedrijf overtollig vastgoed van andere departementen over tegen betaling vooraf. De (netto-)opbrengst uit verkoop van dit vastgoed aan derden wordt begroot en verantwoord in de agentschapbegroting en agentschapjaarrekening. Vastgoed dat voor 1 juli 2014 overtollig is gesteld, wordt nog volledig begroot en verantwoord door de betreffende Minister.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft bijgedragen aan de realisatie van rijksdoelstellingen door te werken aan energiebesparing in de rijkshuisvesting, de duurzaamheid van de gebouwenvoorraad van het Rijk en de doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel. En ook door bij te dragen aan de totstandkoming van de rijkswerkplek en uitvoering te geven aan professioneel publiek opdrachtgeverschap in de bouw. Dit gebeurde door middel van zorgvuldig en transparant aanbesteden, de coördinatie van deze diensten en afstemming met de markt. Daarnaast heeft het Rijksvastgoedbedrijf ook bijgedragen aan de realisatie van rijksdoelstellingen door werkzaamheden van de Rijksbouwmeester voor de bevordering en bewaking van de kwaliteit van de architectuur, voor de stedenbouwkundige inpassing en van de beeldende kunst. Dit is tot uiting gekomen bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van gebouwen, werken en terreinen waarover de zorg van het Rijksvastgoedbedrijf zich uitstrekt.
De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over circa 250.000 m2 bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. In 2017 is de voorbereiding voor de renovatie van het Binnenhof gaande.
In 2017 heeft het Rijksvastgoedbedrijf de instandhoudingsplicht van nog een beperkt aantal monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie. Het gaat hier onder meer om het park van Huis Doorn en Jachtslot het Oude Loo. In 2017 is Paleis Soestdijk verkocht en geleverd.
In het kader van het programma Groene Technologieën is in 2017 de testomgeving in een kantoor van Rijkswaterstaat in Rijswijk opgeleverd. De keuze van de innovaties die hier getest wordt, is in samenwerking met The Green Village (TU Delft) gemaakt. De volgende innovaties zijn in het pand geïntroduceerd: internet of things, werkplekzoeker & collega-vinder, phase change materials (PCM’s fase-overgangmaterialen) in de plafonds, dynamische werkplekverlichting en 12 klimaat-stoelen.
Via het internet of things is het afgelopen jaar al de nodige data verzameld, o.a. over de bezettingsgraad, de temperatuur, het CO2 gehalte en het verlichtingsniveau.
Daarnaast is het Besluit taak RVB 2017 opgesteld, waarin de taken van voorheen Rijksgebouwendienst, Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf en Dienst Vastgoed Defensie aan het Rijksvastgoedbedrijf zijn toebedeeld. Hiermee is de governance van het Rijksvastgoedbedrijf weer verder op orde gebracht.
De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd, is conform verwachtingen gerealiseerd.
Blijkens zijn administraties heeft het Rijksvastgoedbedrijf in 2017 342 transacties afgehandeld. Daarbij is onder andere 168.520 m2 bruto vloeroppervlak aan rijkshuisvesting afgestoten. De totale opbrengst van de transacties bedroeg circa € 126 mln.
Beleidsartikel 6 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
Verschil |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
2017 |
||
Art.nr. |
Verplichtingen: |
163.108 |
221.781 |
170.868 |
102.003 |
125.453 |
– 23.450 |
Uitgaven: |
162.415 |
220.862 |
167.431 |
105.319 |
125.453 |
– 20.134 |
|
6.1 |
Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting |
59.416 |
118.385 |
67.357 |
44.673 |
44.678 |
– 5 |
Bijdrage aan agentschappen |
59.416 |
118.385 |
67.357 |
44.673 |
44.678 |
– 5 |
|
Bijdragen aan RVB voor huisv Koninklijkhuis, HoCoSta's en AZ |
38.798 |
36.507 |
52.224 |
31.760 |
33.279 |
– 1.519 |
|
waarvan: |
|||||||
begroting I, de Koning1 |
15.129 |
11.686 |
15.173 |
– 3.487 |
|||
begroting IIA, Tweede Kamer en Eerste Kamer |
5.664 |
6.282 |
– 618 |
||||
begroting IIB, Overige Hoge College's van Staat |
8.453 |
8.246 |
207 |
||||
begroting III, Ministerie van AZ |
5.434 |
2.643 |
2.791 |
||||
RVB Bijdragen voor monumenten |
11.328 |
73.224 |
7.161 |
5.344 |
5.229 |
115 |
|
RVB Bijdragen voor rijkshuisvesting |
9.290 |
8.654 |
7.972 |
7.569 |
6.170 |
1.399 |
|
6.2 |
Beheer materiele activa |
102.999 |
102.477 |
100.074 |
60.646 |
80.775 |
– 20.129 |
Opdrachten |
14.682 |
17.316 |
13.829 |
4.779 |
4.711 |
68 |
|
Onderhoud en beheerkosten2 |
14.682 |
17.316 |
13.829 |
4.779 |
4.711 |
68 |
|
Bekostiging |
64.233 |
63.726 |
65.497 |
44.142 |
61.525 |
– 17.383 |
|
Zakelijke lasten |
64.233 |
63.726 |
65.497 |
44.142 |
61.525 |
– 17.383 |
|
Bijdrage aan agentschappen |
24.084 |
21.435 |
20.748 |
11.725 |
14.539 |
– 2.814 |
|
RVB |
24.084 |
21.435 |
20.748 |
11.725 |
14.539 |
– 2.814 |
|
Ontvangsten: |
148.547 |
161.904 |
390.783 |
134.313 |
138.734 |
– 4.421 |
6.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting
Bijdrage aan agentschappen
Bijdragen aan het Rijksvastgoedbedrijf voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken
Het betreft hier de kosten voor huisvesting van de Koning, van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken.
Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis
In mei 2015 heeft het kabinet naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten.
Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij het jaarverslag van de Koning (I) is een extra-comptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.
De bijdrage van Ministerie van BZK aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken bedroeg in 2017 € 31,6 mln. Hiervan is € 11,7 mln. voor de paleizen.
De Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken zijn binnen de beschikbare budgettaire kaders van de begroting gehuisvest.
Aan de Koning zijn Paleis Huis ten Bosch, het Koninklijk Paleis Amsterdam en Paleis Noordeinde ter beschikking gesteld. In 2017 heeft BZK € 11,7 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed voor gebruiksvergoeding en kleinere (onderhoud)projecten voor de paleizen. Dit bedrag is lager dan begroot. omdat kosten in2017 deels lager zijn uitgevallen en deels zijn doorgeschoven naar 2018.
Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten:
Ten eerste heeft het Rijksvastgoedbedrijf circa € 5,0 mln. in rekening gebracht voor rente en afschrijvingen in rekening gebracht voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf;
Op de tweede plaats betreft het een vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud van circa € 5,0 mln.
Tenslotte heeft BZK betalingen van circa € 2,0 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf verricht als vergoeding voor kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving, voor apparaatsinzet en voor heffingen.
RVB Bijdrage voor monumenten
De bijdrage betreft de kosten van monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie, zoals monument Paleis Soestdijk. Dit monument is in 2017 verkocht.
Beoogde prestaties voor 2017 zijn:
Prestatie-indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Streefwaarde |
Periode |
Realisatie |
---|---|---|---|---|---|
Gebruiksgraad monumenten |
95% |
2009 |
95% |
2017 |
100% |
Bron: BZK/RVB administraties: contractadministratie.
Toelichting
De gebruiksgraad op 31 december 2017 van de monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder rijkshuisvestingsfunctie, is 100% (was 100% ultimo 2016). De gebruiksgraad is het aantal m2 bruto vloeroppervlak per object dat in gebruik is in verhouding tot het totaal aantal m2 bruto vloeroppervlak.
RVB Bijdrage voor rijkshuisvesting
De begroting betreft met name de bekostiging van het Atelier Rijksbouwmeester, het programma Groene Technologieën en de coördinatie van het rijksopdrachtgeverschap in de bouw. De begroting is middels bevoorschotting gerealiseerd. Het verschil tussen bevoorschotting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend.
6.2. Beheer materiële activa
De begroting voor het beheer materiële activa is middels bevoorschotting gerealiseerd. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt jaar t+1 afgerekend. Hiervan is uitgezonderd de bijdrage voor privaatrechtelijk beheer (Regeling materieel beheer en privaatrechtelijk beheer onroerende zaken Rijk) die als bijdrage ineens is gerealiseerd.
Opdrachten
Onderhoud- en beheerkosten (niet-rijkshuisvesting)
De Onderhoud- en beheerkosten betreffen kosten voor onderhoud aan en beheer van onroerende zaken in het bezit van het Rijksvastgoedbedrijf voor zover het niet de rijkshuisvesting betreft. Het gaat daarbij dan om bijvoorbeeld energiekosten, bewakingskosten, transitiekosten en het onderhoud van het Staatsdomein op de Veluwe.
Bekostiging
Zakelijke lasten
Het gaat hier om de betaling van, door gemeenten en waterschappen opgelegde, belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat, zoals met name onroerendezaak-belasting (circa 80%) en waterschaps- en rioolheffingen (circa 20%), voor zover deze kosten niet zijn toegerekend aan de rijkshuisvesting (zie baten-lastenbegroting Rijksvastgoedbedrijf). Bij 1e suppletoire begroting 2017 is besloten om de rondpomp bij de zakelijke lasten te beëindigen.
Bijdrage aan agentschappen
RVB Bijdrage voor privaatrechtelijk beheer
Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren. Het gaat hierbij met name om de verwerking van (erf)pachtcontracten, de verwerking van de zakelijke lasten en het beheren van onroerende zaken.
Ontvangsten
Voor alle ontvangsten geldt dat deze via bevoorschotting/afrekening met BZK worden verwerkt. Een verschil tussen begroting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend.
Zakelijke lasten
Het betreft hier de terugbetalingen door de huurders van door het Rijksvastgoedbedrijf betaalde gebruikerslasten en om terugontvangsten van betaalde zakelijke lasten op basis van bij gemeenten ingediende bezwaarschriften; totaal € 3,3 mln.
Ingebruikgevingen
Het gaat hierbij om de ingebruikgeving (verhuring) van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot € 64,7 mln. inkomsten uit verpachting, huur en verhuur jachtgenot.
Vervreemding
Het betreft de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot € 18,7 mln. inkomsten uit vervreemding van met name agrarische onroerende zaken en van overige onroerende zaken.
Generale ontvangsten
Verkoop bodemmaterialen
Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen, zoals zand à € 18,1 mln.
Veiling huurrechten benzinestations
Het betreft de ontvangsten, € 27,4 mln., uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.
Paragraaf 1 – uitzonderingsrapportage voor de vier verplichte onderdelen:
1. Rechtmatigheid
Overschrijding(en) rapporteringstolerantie(s) fouten en onzekerheden
Rapporteringstolerantie artikelen uitgaven/ontvangsten
De uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoord op beleidsartikel 01 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk XVIII Wonen en Rijksdienst. De regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2018 schrijft voor dat, indien bij statistische steekproeven de maximale fout (inclusief de geconstateerde onzekerheid) de tolerantiegrens overschrijdt, de meest waarschijnlijke fout in de bedrijfsvoeringparagraaf wordt gerapporteerd. Voor de toeslagregelingen geldt een tolerantiegrens van 5%, behalve voor de huurtoeslag vanwege de geringe omvang van het desbetreffende begrotingshoofdstuk.
Voor de huurtoeslag geldt voor 2017 een tolerantiegrens van € 99,9 mln. (2,3%). Het maximale fout bedrag (inclusief de geconstateerde onzekerheid) in de uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag overschrijdt de rapporteringstolerantie. De som van de meest waarschijnlijke fouten en onzekerheden voor deze uitgaven en ontvangsten bedraagt € 72 mln. (1,62%).
Daarnaast is er een kleine onrechtmatigheid (€ 0,1 mln.) geconstateerd in de uitgaven van artikel 3.
Rapporteringstolerantie samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen
De tolerantiegrens van de verantwoordingsstaat van de baten-lastenagentschappen bedraagt circa € 41 mln. Het totaalbedrag aan onrechtmatigheden bedraagt € 41,7 mln. Dit betreft voornamelijk onrechtmatig aangegane verplichtingen bij aanbestedingen. De ene helft bestaat onrechtmatig aangegane inhuurcontracten; de andere helft bestaat uit onrechtmatig aangegane ICT-contracten. Hieronder is in tabelvorm weergegeven bij welke agentschappen de onrechtmatigheden zich hebben voorgedaan.
Agentschappen |
Bedrag aan fouten in € |
Bedrag aan onzekerheden in € |
Bedrag aan fouten en onzekerheden in € |
---|---|---|---|
Logius |
646.000 |
1.671.000 |
2.317.000 |
P-Direkt |
1.019.346 |
0 |
1.019.346 |
Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk |
4.175.613 |
203.754 |
4.379.367 |
FM Haaglanden |
1.328.553 |
514.477 |
1.843.030 |
SSC ICT |
24.123.000 |
2.972.000 |
27.095.000 |
Rijksvastgoedbedrijf |
4.993.000 |
0 |
4.993.000 |
Dienst van de Huurcommissie |
0 |
33.538 |
33.538 |
Totaal |
36.285.512 |
5.394.769 |
41.680.281 |
(1) Rapporterings-tolerantie |
(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis) |
(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in € |
(4) Bedrag aan fouten in € |
(5) Bedrag aan onzekerheden in € |
(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in € |
(7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100% |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal artikelen uitgaven / ontvangsten |
5.054.861.000 |
99.905.220 |
51.025.745 |
20.730.000 |
71.755.745 |
1,4% |
Samenvattende staat baten-lastenagentschappen |
2.052.616.000 |
41.052.320 |
36.285.512 |
5.394.769 |
41.680.281 |
2,0% |
De maximale fout bij de stroom «Totaal artikelen uitgaven/ontvangsten» overschrijdt de rapporteringstolerantie en daarom is de meest waarschijnlijke vermeld.
2. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
In het Samenvattend Auditrapport 2017 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) benoemd dat op een enkele uitzondering na de informatie over beleid en bedrijfsvoering deugdelijk tot stand is gekomen en op hetzelfde niveau als voorgaand jaar is gebleven.
In 2017 is binnen BZK aandacht besteed aan de bewustwording van het belang van de niet-financiële informatie (NFI). Aan de hand van een standaard controleprogramma is nagegaan of het NFI-dossier helder en gestructureerd is. In navolging van 2016 is ook nu over verantwoording 2017 het door FEZ ontwikkeld «stoplichtenmodel» format om de voortgang van de NFI-dossiers te bewaken gehanteerd. Dit instrument draagt in de meeste gevallen bij aan het deugdelijk, ordelijk en controleerbaar en tijdig tot stand te laten komen van de niet-financiële informatie. Bij de indicatoren/kengetallen zijn de kwalitatieve indiciatoren reconstrueerbaar. De indicator «Extra banen voor medewerkers met een arbeidsbeperking» is adequaat en voortvarend opgepakt. Bij de indicator «Percentage vrouwen op topfuncties» heeft de ADR geadviseerd technische en organisatorische maatregelen te treffen om misbruik en ongeautoriseerd gebruik van de gebruikte persoonsgegevens te voorkomen. In de uitwerking van de AVG wordt dit verder bezien.
Het Ministerie van BZK zal verder in 2018 de werkwijze NFI evalueren en indien nodig de werkinstructie en/of het controleprogramma aanpassen.
3. Financieel- en materieel beheer
Voor het financieel- en materieel beheer wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Voor de overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Voor de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Voor de belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1 |
2 |
3=(2–1) |
||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. |
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
||||||
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
||
Totaal |
4.359.144 |
4.312.154 |
563.825 |
4.385.358 |
4.272.173 |
782.688 |
26.214 |
– 39.981 |
218.863 |
|
Beleidsartikelen |
||||||||||
1 |
Woningmarkt |
4.103.957 |
4.103.957 |
425.000 |
4.002.525 |
4.022.685 |
557.315 |
– 101.432 |
– 81.272 |
132.315 |
2 |
Woonomgeving en bouw |
111.500 |
64.510 |
91 |
232.210 |
96.521 |
605 |
120.710 |
32.011 |
514 |
3 |
Kwaliteit Rijksdienst |
18.234 |
18.234 |
0 |
48.620 |
47.648 |
90.455 |
30.386 |
29.414 |
90.455 |
6 |
Uitvoering Rijksvastgoedbeleid |
125.453 |
125.453 |
138.734 |
102.003 |
105.319 |
134.313 |
– 23.450 |
– 20.134 |
– 4.421 |
Naam |
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
---|---|---|---|---|
Baten-lastenagentschap |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2016 |
Logius |
||||
Totale baten |
189.325 |
180.150 |
– 9.175 |
169.762 |
Totale lasten |
189.325 |
178.327 |
– 10.998 |
170.467 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
1.823 |
1.823 |
– 705 |
Totale kapitaalontvangsten |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totale kapitaaluitgaven |
– 1.400 |
– 1.624 |
– 224 |
– 1.624 |
P-Direkt |
||||
Totale baten |
85.093 |
88.969 |
3.876 |
85.793 |
Totale lasten |
87.355 |
85.703 |
– 1.652 |
90.480 |
Saldo van baten en lasten |
– 2.262 |
3.266 |
5.528 |
– 4.687 |
Totale kapitaalontvangsten |
5.562 |
2.416 |
– 3.146 |
7.700 |
Totale kapitaaluitgaven |
– 14.551 |
– 12.224 |
2.327 |
– 15.191 |
Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk |
||||
Totale baten |
188.700 |
198.657 |
9.957 |
186.318 |
Totale lasten |
188.700 |
201.584 |
12.884 |
193.543 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
– 2.927 |
– 2.927 |
– 7.225 |
Totale kapitaalontvangsten |
0 |
7.462 |
7.462 |
1.719 |
Totale kapitaaluitgaven |
– 1.384 |
– 2.169 |
– 785 |
– 2.130 |
FMHaaglanden |
||||
Totale baten |
107.674 |
121.367 |
13.693 |
115.171 |
Totale lasten |
107.674 |
119.923 |
12.249 |
108.054 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
1.444 |
1.444 |
7.117 |
Totale kapitaalontvangsten |
1.600 |
2.273 |
673 |
6.345 |
Totale kapitaaluitgaven |
– 7.288 |
– 15.257 |
– 7.969 |
2.534 |
SSC ICT |
||||
Totale baten |
234.397 |
250.646 |
16.249 |
238.470 |
Totale lasten |
234.397 |
288.350 |
53.953 |
254.761 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
– 37.704 |
– 37.704 |
– 16.291 |
Totale kapitaalontvangsten |
42.514 |
108.590 |
66.076 |
51.986 |
Totale kapitaaluitgaven |
77.161 |
– 123.701 |
– 200.862 |
– 84.649 |
Rijksvastgoedbedrijf |
||||
Totale baten |
1.285.538 |
1.197.644 |
– 87.894 |
1.325.104 |
Totale lasten |
1.285.538 |
1.143.502 |
– 142.036 |
1.247.994 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
54.142 |
54.142 |
77.110 |
Totale kapitaalontvangsten |
575.775 |
427.743 |
– 148.032 |
367.054 |
Totale kapitaaluitgaven |
– 795.683 |
– 700.157 |
95.526 |
1.282.635 |
Dienst van de Huurcommissie |
||||
Totale baten |
13.236 |
15.183 |
1.947 |
14.557 |
Totale lasten |
13.236 |
15.065 |
1.829 |
13.739 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
118 |
118 |
818 |
Totale kapitaalontvangsten |
988 |
0 |
– 988 |
0 |
Totale kapitaaluitgaven |
– 988 |
– 1.064 |
– 76 |
0 |
Inleiding
Logius is de dienst digitale overheid en onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Logius biedt generieke ICT-oplossingen en standaarden die alle organisaties met een publieke taak kunnen gebruiken in hun digitale dienstverlening. Met onze producten zorgen we voor een veilige toegang en gegevensuitwisseling binnen de digitale overheid. Zo helpen we overheid, bedrijven en burgers om snel, eenvoudig en veilig met elkaar te communiceren. Onze afnemers, overheden en organisaties met een publieke taak, kunnen zich zo maximaal op hun kerntaken richten. We streven naar betere dienstverlening, minder administratieve lasten en efficiëntere bedrijfsvoering voor onze klanten en opdrachtgevers. Doordat we de voorzieningen voor de digitale overheid centraal beheren, dragen we bij aan de kostenbesparing voor de overheid. Het merendeel van de voorzieningen die bij Logius in beheer zijn vallen onder de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) van de Nederlandse overheid.
Speerpunten
Logius bevindt zich in een complexe en dynamische omgeving. 2017 stond in het teken van een aantal grote uitdagingen, zoals het doorbelasten van de exploitatiekosten van GDI-voorzieningen, de wet Digitale Overheid (WDO), het rapport «Maak Waar» van de Studiegroep informatie-samenleving en Overheid en de evaluatie «De Digidelta: samen versnellen». De ontwikkelingen op het gebied van de bedrijfsvoering en dienstverlening hebben plaatsgevonden en vinden nog steeds plaats in het perspectief van deze ontwikkelingen.
Het kabinet heeft in februari 2017 besloten de exploitatiekosten van de GDI-voorzieningen door te belasten aan de publieke en private organisaties die de voorzieningen gebruiken in hun dienstverlening aan burgers en bedrijven. Vanaf 2018 wordt dit ingevoerd voor de voorzieningen DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Logius heeft een impactanalyse uitgevoerd over wat voor Logius haalbaar is voor het innen van betalingen op basis van voorschotnota’s en eindfacturen, wat daarvoor nodig is en welke randvoorwaarden er zijn. De doorbelasting heeft grote gevolgen voor Logius zoals de facturatie en daarmee ook gegevensverwerkende en financiële systemen.
Verder heeft Logius in 2017 een uitvoeringstoets gedaan op de Wet Digitale overheid. Het rapport van deze toets is in maart aangeboden aan de directeur DIO. In de uitvoeringstoets heeft Logius in kaart gebracht in hoeverre het wetsvoorstel uitvoerbaar is en/of waar eventueel aanpassingen mogelijk zijn om het voorstel (beter) uitvoerbaar te maken. De uitvoeringstoets heeft de positionering van Logius als (kennis)expert zichtbaar gemaakt. Logius is verder gedurende het gehele wetgevingsproces geraadpleegd op inhoud; daarbij zijn meermaals teksten aangepast op aangeven van Logius. Dit heeft het een groter bewustzijn binnen Logius opgeleverd; wetgeving raakt ons allemaal. Vroege betrokkenheid van Logius in het proces levert veel begrip op bij onze stakeholders en dus ruimte voor tussentijdse aanpassingen.
In 2017 is in samenwerking met de Haagse Inkoopsamenwerking (HIS) gewerkt aan een herijkt sourcingbeleid. Sourcing is het antwoord op de vraag: wat maak ik zelf, wat koop ik in, met wie werk ik samen en voor welke periode? Het is geen doel op zichzelf, maar is er op gericht de uitvoering van kerntaken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk te ondersteunen. Ook is gewerkt aan een verdere professionalisering van strategisch leveranciersmanagement wat doorloopt in 2018.
Ontwikkelingen voorzieningen
Evenals voorgaande jaren is het gebruik van de GDI en de overige voorzieningen ook in 2017 toegenomen. Hierdoor is ook de omzet in 2017 van € 180 mln. toegenomen ten opzichte van de omzet 2016 van € 170 mln. De voorzieningen die hieraan hebben bijgedragen zijn met name de voorzieningen DigiD Hoog en BSN koppelregister. De producten en diensten van Logius leveren een voor de klant positief meetbare bijdrage aan hun businesscase; de bijdrage kan zowel kwantitatief als kwalitatief zijn.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Logius 2017
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2016 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
29.765 |
108.616 |
78.851 |
87.275 |
Omzet overige departementen |
154.941 |
68.070 |
– 86.871 |
78.099 |
Omzet derden |
4.619 |
3.070 |
– 1.549 |
4.114 |
Rentebaten |
– |
– |
0 |
1 |
Bijzondere baten |
– |
394 |
394 |
273 |
Totaal baten |
189.325 |
180.150 |
– 9.175 |
169.762 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
187.923 |
175.837 |
– 12.086 |
169.242 |
– Personele kosten |
56.178 |
52.968 |
– 3.210 |
57.475 |
Waarvan eigen personeel |
26.910 |
24.667 |
– 2.243 |
20.033 |
Waarvan externe inhuur |
27.000 |
26.773 |
– 227 |
35.761 |
Waarvan overige personele kosten |
2.268 |
1.528 |
– 740 |
1.681 |
– Materiële kosten |
131.745 |
122.869 |
– 8.876 |
111.767 |
Waarvan apparaat ICT |
3.500 |
3.415 |
– 85 |
4.132 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
3.300 |
115 |
– 3.185 |
129 |
Waarvan overige materiele kosten |
124.945 |
119.339 |
– 5.606 |
107.506 |
Rentelasten |
2 |
– |
– 2 |
– |
Afschrijvingskosten |
1.400 |
763 |
– 637 |
1.225 |
– Materieel |
1.400 |
763 |
– 637 |
1.225 |
– Immaterieel |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overige lasten |
0 |
1.727 |
1.727 |
0 |
– Dotaties voorzieningen |
0 |
1.727 |
1.727 |
0 |
Totaal lasten |
189.325 |
178.327 |
– 10.998 |
170.467 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
1.823 |
1.823 |
– 705 |
Toelichting
Omzet moederdepartement
De hogere bijdrage van het moederdepartement is ontstaan door onderlinge verschuivingen tussen de omzet moederdepartement en overige departementen. Op de begroting waren de bijdragen van de GDI-voorzieningen die van de aanvullende post van het departement Financiën komen opgenomen opgenomen bij overige departementen. Uiteindelijk zijn deze bijdragen van de aanvullende post ontvangen van het moederdepartement en niet van de overige departementen. Daarnaast zijn er ook meer bijdragen van het moederdepartement ontvangen dan zij oorspronkelijk had opgenomen in de begroting. Deze bijdragen waren in de begroting Logius voorzien en opgenomen onder de overige departementen. De omzet van het moederdepartement ad € 108,6 mln. heeft voornamelijk betrekking op de omzet van de producten waarvan BZK beleidsopdrachtgever is. Het betreft de beheer & exploitatie, inbeheernames en doorontwikkeling van de producten zoals DigiD en DigiD Machtigen € 33,9 mln., MijnOverheid inclusief berichtenbox € 15,9 mln., DigiD Hoog € 11,1 mln., Stelselvoorzieningen € 11,0 mln., Globe Transitie € 8,0 mln., BSN koppelregister € 7,4 mln., Globe Dienstverlening € 7,5 mln., EBF-BVV € 1,9 mln. en overige producten € 11,9 mln.
Omzet overige departementen
De lagere bijdrage van de overige departementen is ontstaan door onderlinge verschuivingen tussen de omzet moederdepartement en overige departementen. Op de begroting waren de bijdragen van de GDI-voorzieningen die van de aanvullende post van het departement Financiën komen opgenomen opgenomen bij overige departementen. Uiteindelijk zijn deze bijdragen van de aanvullende post ontvangen van het moederdepartement en niet van de overige departementen. De omzet van de overige departementen ad € 68,1 mln. bestaat uit de volgende voorzieningen: Standard Business Reporting (SBR) € 21,1 mln., Digipoort op Keten Informatie Services (KIS) € 14,9 mln., Maritiem Single Windows € 8,6 mln., DigiInkoop € 5,5 mln., eHerkenning € 3,5 mln., MijnOverheid € 3,4 mln. en 43 kleinere projecten € 11,1 mln. Dit betreft zowel beheer & exploitatie als doorontwikkeling.
Omzet derden
De omzet derden ad € 3,1 mln. bestaat uit Standard Business Reporting (SBR) € 1,7 mln., UWV € 0,8 mln. en overige projecten € 0,7 mln. Dit betreft zowel beheer & exploitatie als doorontwikkeling.
Bijzondere baten
De bijzondere baten bedragen € 394.000 en betreffen resultaten uit voorgaande jaren. Deze baten bestaan uit: transitorische posten waar geen facturen meer voor worden ontvangen; terugbetaling van het surplus RVB op de huur gebouwen; resultaten op verrekening salariskosten detacheringen; resultaten van projecten waarvoor een lumpsum bijdrage is ontvangen; afrondingsverschillen van projecten die gedurende het jaar zijn afgerekend.
Personele kosten
Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van externe inhuur. Deze capaciteit is vereist voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De stijging van de omzet ten opzichte van 2016 heeft niet geleid tot een stijging van de personele kosten. Het aandeel van de personele kosten van de totale kosten is in 2017 (30%) gedaald ten opzichte van 2016 (34%). Weliswaar zijn de personele kosten voor eigen personeel toegenomen, maar de personele kosten voor externe inhuur zijn ten opzichte van 2016 flink afgenomen. De verambtelijking (meer eigen personeel i.p.v. externe inhuur) heeft per saldo geleid tot een daling van de totale personele kosten. Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn de totale personeelskosten € 3,2 mln. lager. In 2017 was de gemiddelde bezetting 264 fte’s eigen personeel en 156 fte’s externe inhuur. Daarmee zijn de gemiddelde salariskosten per fte eigen personeel € 93k en externe inhuur € 171k. De gemiddelde kosten van een externe inhuur zijn inclusief BTW.
Materiële kosten
De materiële kosten ad € 122,9 mln. zijn ten opzichte van de begroting afgenomen met € 8,9 mln. Dit wordt veroorzaakt door een lagere omzet dan verwacht. De materiële kosten bestaan uit kosten voor het beheer en exploitatie, doorontwikkeling en overige kosten van de voorzieningen (€ 116,1 mln.) en kosten voor bedrijfsvoering (€ 6,8 mln.). De kosten voor de voorzieningen zijn voornamelijk ICT-kosten die aan private bedrijven worden betaald voor infrastructuur, applicatiebeheer, licenties, berichtenbox, migraties, ontwikkelfees, SMS-dienstverlening, servicedesks, veiligheidsmaatregelen, testen, audits en benchmarks. De kosten voor de bedrijfsvoering van Logius betreffen voornamelijk kosten voor huisvesting, ICT, werkplekkosten en overige bedrijfsvoeringaspecten. Voor het jaar 2017 zijn 92 opdrachtovereenkomsten afgesloten voor dienstverlening die is geleverd. Per opdrachtovereenkomst verschilt de afwijking tussen de raming en de realisatie van de bovengenoemde kosten. De bijdragen van SSO’s zouden vanaf 2017 rechtstreeks worden gefactureerd aan Logius in plaats van via een dienstverleningsafspraak met het moederdepartement. Dit is echter niet doorgegaan. De dienstverlening door de SSO’s is wel geleverd maar de kosten zijn aan het moederdepartement betaald en daarmee opgenomen onder de materiële kosten.
Afschrijvingen en rentelasten
Logius heeft zelf geen investeringen gedaan maar deze uitbesteed aan de markt. Hierdoor is er in 2017 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Uiteindelijk leidt dit tot lagere afschrijvings- en rentelasten dan begroot.
Dotaties voorzieningen
In 2017 is een voorziening getroffen, de dotatie bedraagt € 1,7 mln. Deze verplichtingen zijn ontstaan door disputen met leveranciers over de kosten van geleverde werkzaamheden. Er hebben geen onttrekkingen plaatsgevonden.
Saldo van baten en lasten
Het incidentele resultaat van € 1,8 mln. is ontstaan door een positief resultaat ad € 2,9 mln. op de kosten voor bedrijfsvoering en dekkingsverschillen op de opslag overhead en tarieven. Daarnaast is een positief resultaat ad € 191k ontstaan bij voorzieningen. Verder zijn er bijzondere baten € 394k als gevolg van resultaten voorgaande boekjaren en € 1,7 mln. overige lasten als gevolg van een dotatie aan een voorziening. Aangezien het hier incidentele baten en lasten betreffen, heeft het geen effect op het toekomstig resultaat van Logius. Het resultaat wordt ten gunste van het eigen vermogen gebracht.
Balans per 31 december 2017
Balans per 31 dec. 2017 |
Balans per 31 dec. 2016 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
0 |
0 |
Materiële vaste activa |
1.608 |
2.369 |
– Grond en gebouwen |
0 |
0 |
– Installaties en inventarissen |
4 |
6 |
– Overige materiële vaste activa |
1.604 |
2.363 |
Vlottende activa |
78.670 |
78.379 |
– Voorraden en onderhanden projecten |
0 |
0 |
– Debiteuren |
4.894 |
4.756 |
– Overige vorderingen en overlopende activa |
8.133 |
7.452 |
– Liquide middelen |
65.643 |
66.171 |
Totaal activa |
80.278 |
80.748 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
5.892 |
4.069 |
– Exploitatiereserve |
4.069 |
4.774 |
– Onverdeeld resultaat |
1.823 |
– 705 |
Voorzieningen |
1.727 |
0 |
Langlopende schulden |
680 |
1.090 |
– Leningen bij het MvF |
680 |
1.090 |
Kortlopende schulden |
71.979 |
75.589 |
– Crediteuren |
10.904 |
13.384 |
– Overige verplichtingen en overlopende passiva |
61.075 |
62.205 |
Totaal passiva |
80.278 |
80.748 |
Toelichting
Materiële activa
Het grootste deel van de materiële vaste activa, zijnde € 1,6 mln., heeft betrekking op specifieke hard- en software ten behoeve van MijnOverheid Berichtenbox, Opschaling MijnOverheid en Migratie Digipoort OTP.
Debiteuren
De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2017 die betrekking hebben op geleverde prestaties in 2017. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2017, te weten het moederdepartement € 4,0 mln., overige departementen € 0,8 mln. en derden € 48k.
Overige vorderingen en overlopende activa
De nog te ontvangen bedragen bestaan uit nog te ontvangen gelden voor projecten € 2,2 mln., waaronder de vordering voor werkzaamheden in 2014 van MijnOverheid ad € 1,9 mln. In 2014 was er sprake van een consortium waarbij BZK en de Belastingdienst de grootste betalers waren. In 2015 is, onder regie van de Digicommissaris, het Ministerie van BZK aangewezen als beleidsverantwoordelijke. De nog te factureren omzet projecten ad € 4,3 mln., betreffen werkzaamheden die uitgevoerd zijn in 2017, die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Verder zijn er nog te ontvangen voorschotten voor projecten, zijnde € 1,6 mln.
Liquide middelen
De daling van de liquide middelen ten opzichte van de beginbalans wordt met name veroorzaakt door een daling van de post crediteuren. De voorschotten 2016 voor werkzaamheden die doorlopen in 2016, de voorschotten 2017 en de nog te verrekenen overschotten 2016 betreffen bijdragen van diverse departementen en derden. De verdeling van de liquide middelen van deze posten worden administratief bijgehouden bij betreffende balansposten. Zie verder de toelichtingen bij de post nog te betalen en het kasstroomoverzicht.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen blijft na het toevoegen van het resultaat 2017 ad € 1,8 mln., onder de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet over drie jaar, zijnde € 8,3 mln. Het eigen vermogen komt daarmee op € 5,9 mln.
Voorzieningen
De voorziening is getroffen voor verplichtingen die zijn ontstaan in voorgaande jaren. Deze verplichtingen zijn ontstaan door disputen met leveranciers over de kosten van geleverde werkzaamheden.
Leningen bij het Ministerie van Financiën
In 2017 zijn er geen investeringen gepleegd en daarom kan er geen gebruik worden gemaakt van de leenfaciliteit. Ook zijn er geen vervroegde aflossingen gedaan. De aflossingen op de leningen voor 2017 bedragen € 1,6 mln. De aflossingen voor 2018 zijn als kortlopende schuld opgenomen onder de post «Overige verplichtingen en overlopende passiva».
Crediteuren
De post crediteuren bestaat uit alle openstaande facturen per 31 december 2017 waarvan de prestatie per balansdatum is geleverd. Het merendeel betreft geleverde prestaties in het laatste kwartaal 2017, onder te verdelen naar moederdepartement € 5,0 mln., overige departementen € 1,0 mln. en derden € 4,9 mln.
Overige verplichtingen en overlopende passiva
De post overige verplichtingen en overlopende passiva bestaat onder andere uit nog te ontvangen facturen van bedrijven ad € 19,9 mln. die betrekking hebben op werkzaamheden, die hoofdzakelijk in het laatste kwartaal van 2017 zijn uitgevoerd. Daarnaast is er sprake van vooruit gefactureerde bedragen ad € 10,9 mln. aan beleidsopdrachtgevers, voor werkzaamheden die in het eerste kwartaal 2018 worden uitgevoerd. Verder is er sprake van vooruit gefactureerde voorschotten projecten ad € 24,3 mln. die enerzijds voorschotten betreffen van werkzaamheden die doorlopen in het eerste kwartaal 2018 en anderzijds teveel ontvangen voorschotten die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Daarnaast is er sprake van vooruit ontvangen bedragen ad € 3,7 mln. voor werkzaamheden in het eerste kwartaal 2018. Het kortlopende deel van de leningen Ministerie van Financiën ad € 0,4 mln., zijnde de aflossingen 2018, is onder deze post opgenomen. De overige posten ad € 1,9 mln. bestaan onder andere uit de reservering voor eindejaarsuitkering, vakantiedagen en vakantietoeslag.
Niet uit de balans blijkende activa en verplichtingen
Voor diverse programma’s lopen meerjarige ICT-onderhoudscontracten. De contracten betreffen de periode 2018 tot en met 2022. De totale restverplichting bedraagt € 112 mln. Om redenen van doelmatigheid is gekozen geen voorziening op te nemen van jubileumuitkeringen.
Kasstroomoverzicht over 2017
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen |
50.000 |
66.171 |
16.171 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
– 600 |
177.925 |
178.525 |
|
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) |
0 |
– 176.829 |
– 176.829 |
|
2. |
Totaal operationele kasstroom |
– 600 |
1.096 |
1.696 |
Totaal investeringen (-/-) |
– |
– |
– |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
– |
||
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– |
– |
– |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) |
– |
– |
||
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
– |
||
Aflossingen op leningen (-/-) |
– 1.400 |
– 1.624 |
– 224 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
– |
– |
– |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 1.400 |
– 1.624 |
– 224 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln. |
48.000 |
65.643 |
17.643 |
Toelichting
De kasstroom uit operationele activiteiten heeft betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering en is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een hogere beginstand dan begroot € 16,2 mln. en hogere operationele ontvangsten dan uitgaven € 1.096 mln. In 2017 zijn er geen investeringen zijn gepleegd. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën € 1,6 mln.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
|
Kostprijzen per product (groep) |
64 |
63 |
126 |
97 |
100 |
Tarieven/uur |
95 |
94 |
94 |
94 |
94 |
Totale omzet Logius |
116 mln. |
146 mln. |
169 mln. |
180 mln. |
189 mln. |
Saldo van baten en lasten (%) |
– 1,0% |
4,0% |
– 0,4% |
1,0% |
0% |
Klanttevredenheid (KTO) |
7 |
– |
– |
niet uitgevoerd |
7 |
Medewerkerstevredenheidsonderzoek |
7 |
7,3 |
7,1 |
niet uitgevoerd |
7 |
Periodieke Benchmark producten Logius |
uitgevoerd |
nvt |
uitgevoerd |
nvt |
nvt |
Omzet per productgroep (in %) |
|||||
– Identicatie & Authenticatie |
35% |
33% |
|||
– Dienstverlening |
35% |
36% |
|||
– Gegevens |
6% |
8% |
|||
– Interconnectiviteit |
17% |
18% |
|||
– Overige voorzieningen |
7% |
6% |
|||
% FTE Overhead |
31% |
22% |
|||
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
194 fte |
224 fte |
238 fte |
290 fte |
324 fte |
Omschrijving Specifiek Deel |
|||||
DigiD |
|||||
*Aantal DigiD authenticaties |
158 mln. |
206 mln. |
258 mln. |
280 mln. |
358 mln. |
MijnOverheid |
|||||
* Aantal berichten |
75 mln. |
180 mln. |
|||
Digipoort (OTP) |
|||||
* Aantal berichten via Digipoort |
81,1 mln. |
72,1 mln. |
75,3 mln. |
143 mln. |
72 mln. |
* Doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording |
96% 48 uur |
80% 48 uur |
Toelichting
• Indexcijfer verloop kostprijs is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten DigiD en de Digipoort. De gemiddelde kostprijs is lager dan begroot.
• De tarieven per uur zijn de tarieven eigen personeel en gebaseerd op de handleiding overheidstarieven. De tarieven uit de handleiding zijn gemiddeld met 5% gestegen. Door de daling van de opslag overhead Logius, is de stijging van het uurtarief veel lager en komt op 0,5%. De stijging van de loonkosten wordt gecompenseerd door een daling van de opslag overhead.
• Klanttevredenheid: Logius organiseert onderzoeken naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. De doelstelling is een score van minimaal een 7 te behalen. In 2017 heeft geen KTO plaatsgevonden.
• Medewerkerstevredenheidonderzoek: In 2017 is geen medewerkerstevredenheidonderzoek uitgevoerd. Deze vindt naar verwachting plaats in het derde kwartaal van 2018.
• Benchmark: In 2017 heeft geen periodieke benchmark op de producten van Logius plaatsgevonden.
• Omzet per productgroep (in %): Dit betreft een nieuwe indicator. Voorzieningen die in beheer zijn van Logius worden ingedeeld in clusters per GDI en overige voorzieningen. De realisatie 2017 van de omzetverdeling wijkt maximaal 2% af van de begrote omzetverdeling.
• FTE-totaal (excl. externe inhuur): De bezetting per jaareinde 2017 is 290 fte. Dit is 34 fte lager dan begroot.
• DigiD aantal authenticaties: Het begrote aantal authenticaties was gebaseerd op de trend van voorgaande jaren waarbij de verwachting was dat de groei in 2017 fors zou toenemen mede als gevolg van het meer gebruik als gevolg van de wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (EBV). In werkelijkheid is gebleken dat deze groei is afgevlakt.
• MijnOverheid aantal berichten: Dit betreft een nieuwe indicator. Het aantal berichten MijnOverheid voor 2017 is 75 mln. Het aantal berichten is in de begroting te hoog ingeschat.
• Digipoort aantal berichten: De berichtenstromen die meetellen in het kengetal t/m 2016 zijn aangepast. Vanaf het jaar 2017 tellen er meer berichtenstromen mee. Hierdoor wijken de getallen t/m 2016 af. Het aantal berichten dat via Digipoort zijn verstuurd is ten opzichte van 2016 met meer dan 25% toegenomen naar 143,1 mln.
• Digipoort doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording: Dit betreft een nieuwe indicator in 2017. In de begroting is een onjuiste norm gehanteerd, de norm is 80% in 48 uur.
Inleiding
P-Direkt levert direct toegankelijke bedrijfsvoeringservices met een focus op personeel, voor en door de rijksambtenaar. P-Direkt bedient de rijksambtenaar met het P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het contactcenter P-Direkt.
De dienstverlening bestaat uit een gevarieerd pakket aan HR-services aan ruim 125.000 rijksambtenaren, werkzaam voor 10 Ministeries, een aantal Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koning. De diensten zijn gericht op eigen verantwoordelijkheid, vertrouwen en zelfbediening. De salarisbetaling en personele informatievoorziening zijn belangrijke eindproducten.
Ontwikkelingen 2017
Het P-Direktportaal is vernieuwd en heeft een nieuw uiterlijk. Het is weer een stap vooruit naar een gebruiksvriendelijker portaal. Tot aan 2019 vernieuwt P-Direkt stapsgewijs de indeling, schermen en formulieren van het P-Direktportaal. Daarnaast zijn er verschillende functionaliteiten toegevoegd en verbeterd.
Migratie housing en hosting naar SSC-ICT
Bij de transitie naar het Overheids Data Centrum hebben P-Direkt, SSC-ICT en Match (het datacenter waar de servers eerst draaiden) nauw samengewerkt. Het project is eind 2014 gestart met de voorbereidingen en medio 2017 afgerond met een succesvolle migratie. Sindsdien draaien alle servers van P-Direkt in eigen Rijksbeheer.
Verruiming openingstijden
De pilot «Avondopenstelling P-Direkt» is omgezet in een definitieve vorm van dienstverlening. Dit betekent dat de vestiging Bonaire officieel de derde locatie van P-Direkt is, naast de locaties in Den Haag en Zwolle. Met de omzetting van de pilot naar definitieve dienstverlening, blijft het contactcenter tot 22.00 uur ’s avonds bereikbaar. Het besluit werd mede ingegeven door de positieve evaluatie van de pilot over het eerste anderhalf jaar.
Ministerie van Financiën Roosterplanning
P-Direkt verricht voor het Rijk het overgrote deel van de werkzaamheden op het gebied van de personeels- en salarisadministratie. De resttaken op de Ministeries en ook andere wensen, zoals dienstroosterplanning, vragen om een bijgestelde aanpak. In 2017 heeft dat onder andere geleid tot het overnemen van de dienstroosterplanning «as is» van de Belastingdienst.
Efficiencyverbetering
De doorbelasting van de kosten van de dienstverlening laat de komende jaren een verdere daling zien. Vanaf 2013 tot en met 2019 betekent dit voor de basis dienstverlening (95% van de totale dienstverlening) een daling van 13,3% (- € 9,1 mln.). Deze daling komt ten goede aan de Ministeries die daarmee invulling kunnen geven aan de taakstellingen Rutte I en II.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap P-direkt (Bedragen x € 1.000)
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2016 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
65.281 |
67.756 |
2.475 |
67.611 |
Omzet overige departementen |
19.812 |
20.844 |
1.032 |
18.155 |
Omzet derden |
– |
0 |
0 |
|
Rentebaten |
– |
0 |
0 |
|
Vrijval voorzieningen |
– |
369 |
369 |
27 |
Bijzondere baten |
– |
0 |
0 |
|
Totaal baten |
85.093 |
88.969 |
3.876 |
85.793 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
72.790 |
71.324 |
– 1.466 |
69.970 |
– Personele kosten |
44.305 |
44.921 |
616 |
44.098 |
Waarvan eigen personeel |
35.159 |
36.844 |
1.685 |
35.950 |
Waarvan externe inhuur |
8.066 |
7.475 |
– 591 |
7.405 |
Waarvan overige personele kosten |
1.080 |
602 |
– 478 |
743 |
– Materiële kosten |
28.485 |
26.403 |
– 2.082 |
25.872 |
Waarvan apparaat ICT |
7.975 |
8.057 |
82 |
15.749 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
18.002 |
15.905 |
– 2.097 |
11.265 |
Waarvan overige materiele kosten |
2.508 |
2.441 |
– 67 |
2.066 |
Rentelasten |
1.156 |
985 |
– 171 |
1.349 |
Afschrijvingskosten |
13.409 |
12.857 |
– 552 |
13.448 |
– Materieel |
112 |
171 |
59 |
98 |
Waarvan apparaat ICT |
39 |
46 |
7 |
39 |
– Immaterieel |
13.297 |
12.686 |
– 611 |
13.350 |
Overige lasten |
– |
537 |
537 |
5.713 |
– Dotaties voorzieningen |
– |
537 |
537 |
2.209 |
– Bijzondere lasten |
– |
– |
– |
3.504 |
Totaal lasten |
87.355 |
85.703 |
– 1.652 |
90.480 |
Saldo van baten en lasten |
– 2.262 |
3.266 |
5.528 |
– 4.687 |
Toelichting
Baten
De gerealiseerde baten zijn hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de doorbelasting van in 2017 afgesproken en uitgevoerde maatwerkdienstverlening- en projecten die niet in de begroting waren opgenomen. Het betreft onder andere de dienstverlening aan EC O&P ten aanzien van het CSO platform en de dienst Arbeidsparticipanten aan Justitie en Financiën.
Ongeveer 94% van de omzet betreft de basis dienstverlening van P-Direkt die integraal wordt geleverd aan meer dan 120.000 rijksambtenaren.
Lasten
De extra P-Direkt-inzet in het kader van de Herindeling Rijk Rutte III is door het Contact Center geprognosticeerd op € 626.000 totaal. Aangezien deze werkzaamheden buitengewoon zijn en niet met de beschikbare capaciteit kunnen worden uitgevoerd worden de kosten 2018 (€ 537.000) middels een dotatie aan de voorzieningen ten laste van het jaar van besluitvorming (2017) gebracht.
Personele kosten
P-Direkt stuurt middels verambtelijking op het verlagen van het percentage externe inhuur. Het gevolg is dat in 2017 is sprake van lagere kosten van inhuur van externe deskundigheid en hogere salariskosten van ambtelijk personeel. De out of pocket kosten van opleidingen zijn lager dan begroot omdat P-Direkt veel opleidingen binnen het ContactCenter intern organiseert.
Materiele kosten
P-Direkt betrekt veel facilitaire zaken bij SSO’s zoals huisvesting en kantoorautomatisering. In de begroting heeft P-Direkt rekening gehouden met de nieuwe kostprijsmethodiek van SSC-ICT en de overgang van de huisvesting Zwolle van specialty naar Rijksbedrijvenpand. Door latere implementatie en realisatie zijn de kosten lager uitgevallen dan in de begroting voorzien.
Kosten bijdrage aan SSO’s
Dit betreft voornamelijk de kosten van kantoorautomatisering en de kosten van housing en hosting van de P-Direkt systemen door SSC-ICT en de huisvestingskosten bij FM Haaglanden en het Rijks Vastgoed bedrijf. De lagere realisatie is onder de post materiële kosten verklaard.
Saldo van baten en lasten
Het positieve resultaat 2017 wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere doorbelasting van kosten vanuit de SSO’s van BZK. Daaraan ten grondslag liggen latere implementatie van wijziging van kostprijsdoorbelasting. Dit is een incidenteel voordeel.
Balans per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)
Balans 2017 |
Balans 2016 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
30.854 |
41.312 |
Materiële vaste activa |
436 |
522 |
– Grond en gebouwen |
||
– Installaties en inventarissen |
391 |
446 |
– Overige materiële vaste activa |
45 |
76 |
Vlottende activa |
16.548 |
13.416 |
– Voorraden en onderhanden projecten |
||
– Debiteuren |
1.176 |
1.005 |
– Overige vorderingen en overlopende activa |
1.229 |
1.192 |
– Liquide middelen |
14.143 |
11.219 |
Totaal activa |
47.838 |
55.250 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
4.920 |
– 762 |
– Exploitatiereserve |
– 762 |
2.925 |
Gestort door Eigenaar |
2.416 |
1.000 |
– Onverdeeld resultaat |
3.266 |
– 4.687 |
Voorzieningen |
662 |
2.373 |
Langlopende schulden |
17.355 |
27.137 |
– Leningen bij het MvF |
17.355 |
27.137 |
Kortlopende Schulden |
24.901 |
26.502 |
– Crediteuren |
823 |
1.992 |
– Overige verplichtingen en overlopende passiva |
24.078 |
24.510 |
Totaal passiva |
47.838 |
55.250 |
Toelichting
Activa
De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatiesysteem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal, het Contactcenter en het programma Optimaal Verbinden. Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën. Jaarlijks schrijft P-Direkt ongeveer € 13 mln. af. In 2017 heeft P-Direkt geïnvesteerd in het verbeteren van de dienstverleningssystemen door het onderbrengen van de Housing en Hosting services bij SSC-ICT en de aanschaf van SAP-HANA licenties.
Debiteuren en overige vorderingen en overlopende activa
De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht. De post overige vorderingen en overlopende activa betreft vooruitbetaalde onderhoudskosten 2018 en volgende jaren van licenties.
Onderverdeling naar |
Moederdepartement |
Andere Ministeries |
Derden |
---|---|---|---|
Debiteuren |
894 |
280 |
2 |
Overige vorderingen en overlopende activa |
0 |
0 |
1.229 |
Liquide middelen
Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB).
De stand per 31-12-2017 van de rekening-courant RHB is hoger dan per 31-12-2016 als gevolg van het positieve resultaat.
Eigen Vermogen
Het Eigen Vermogen was ultimo 2016 € 0,8 mln negatief. Ultimo 2017 bedraagt het Eigen Vermogen € 4,9 mln. positief.
Dit is inclusief het aanvullen van negatief eigen vermogen (€ 0,8 mln.), de aanvulling ervan conform afspraak uit het bestuurlijk overleg van december 2016 (€ 1,4 mln.) en de € 0,2 mln. verdeling overschot RVB dat in december is ontvangen.
De Regeling Agentschappen stelt dat het een baten-lastenagentschap is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden. Deze gemiddelde jaaromzet komt uit op € 4.187 mln. Met het resultaat van 2017 wordt deze maximaal toegestane reserve met € 0,733 mln. overschreden.
Voorzieningen
In 2016 heeft P-Direkt een voorziening getroffen van € 2,2 mln. ter dekking van de kosten 2017 in verband met de overgang naar het Overheids Data Centrum van SSC-ICT. De kosten 2017 bedroegen € 1,9 mln. P-Direkt heeft het resterende saldo van deze voorziening van € 0,3 mln. laten vrijvallen ten gunste van het resultaat 2017.
Een tweede deel van de vrijval voorzieningen betreft de eenmalige dotatie aan een voorziening in 2011 in het kader van de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. Het niet aangesproken deel van de voorziening (€ 40.000) dat betrekking heeft op het jaar 2017 is vrijgevallen ten gunste van het resultaat 2017.
P-Direkt heeft 2017 een dotatie aan de voorziening gedaan ten bedrage van € 0,5 mln. ter dekking van de kosten 2018 ivm de Departementale Herindeling Rutte III. De betreffende werkzaamheden horen niet bij de basis dienstverlening van P-Direkt.
Leningen, Crediteuren en Overige verplichtingen en overlopende passiva
De post leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de softwareontwikkeling van het contactcenter.
De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2017 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2018 betaald. Onder de post overige verplichtingen en overlopende passiva zijn opgenomen de aflossingsverplichting 2018, de vooruitontvangen omzet 2018, de nog te betalen kosten 2017 en de verplichting uit hoofde van vakantiegeld, dagen en eindejaarsuitkering personeel.
Onderverdeling naar |
Moederdepartement |
Andere Ministeries |
Derden |
---|---|---|---|
Crediteuren |
137 |
37 |
649 |
Overige verplichtingen en overlopende passiva |
4.690 |
13.836 |
5.552 |
Kasstroomoverzicht over 2017 (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekeningen |
4.342 |
11.219 |
6.877 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
13.817 |
15.820 |
2.003 |
|
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) |
– 4.262 |
– 3.088 |
1.174 |
|
2. |
Totaal operationele kasstroom |
9.555 |
12.732 |
3.177 |
Totaal investeringen (-/-) |
– 3.300 |
– 2.313 |
987 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
– |
– |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 3.300 |
– 2.313 |
987 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) |
– |
– |
||
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
2.416 |
2.416 |
|
Aflossingen op leningen (-/-) |
– 11.251 |
– 9.911 |
1.340 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
3.300 |
– |
– 3.300 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 7.951 |
– 7.495 |
456 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln. |
2.646 |
14.143 |
11.497 |
Toelichting
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom is € 3,2 mln. positiever dan is begroot. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat de SSO’s minder kosten € 2,1 mln. hebben doorbelast, dan was begroot.
Investeringskasstroom
In 2017 heeft P-Direkt geïnvesteerd in het verbeteren van de dienstverleningssystemen door het onderbrengen van de Housing en Hosting services bij SSC-ICT en de aanschaf van SAP-HANA licenties. De verwachtte investering viel lager uit dan was begroot.
Financieringskasstroom
P-Direkt heeft € 2,4 mln. van de eigenaar ontvangen in verband met het aanzuiveren van negatief eigen vermogen en toegezegde (deel)financiering van de projectkosten P-Direkt in verband met het onderbrengen van de Housing en Hosting services bij SSC-ICT.
De aflossingen zijn lager dan begroot door een jaar latere oplevering en start van de aflossingen op de lening ivm het onderbrengen van de Housing en Hosting services bij SSC-ICT.
P-Direkt heeft in 2017 geen beroep op de leenfaciliteit gedaan aangezien nog voldoende geld in kas was.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017
P-Direkt streeft naar operational excellence gecombineerd met customer intimacy (maximale afstemming op behoefte gebruiker). Hierbij zet P-Direkt onder de noemer P-Lien (de P-Direkt- variant van LEAN) de Lean filosofie en methodiek in als basis voor continu verbeteren.
P-Direkt werkt met een Producten- en dienstengids (PDG) inclusief servicelevels.
In de Producten-en dienstengids zijn de verschillende diensten en activiteiten, leveringsvoorwaarden en de kwaliteitsborging vastgelegd die de Ministeries van P-Direkt kunnen verwachten.
P-Direkt stelt de servicelevels jaarlijks vast in overleg met de stakeholders en de eigenaar van P-Direkt. In 2017 is de set aan servicelevels geëvalueerd en verbeterd. Het overgrote deel sluit nog steeds aan op de behoefte van de stakeholders. Op advies van de centraal opdrachtgever is de service level wet- en regelgeving up to date geschrapt en wordt de performance op het gebied van de responsetijden betekenisvoller verantwoord.
P-Direkt heeft zich bij de centralisering van het budget basis dienstverlening gecommitteerd aan een jaarlijkse daling van de doorbelasting met 1,5% tot en met het jaar 2019. Voor P-Direkt betekent dit, gegeven een kostenstructuur van 50% vaste lasten, dat op de overige productiemiddelen (o.a. personeel) jaarlijks een efficiencystijging van 3% moet worden gerealiseerd.
P-Direkt meet het succes van de speerpunten 2017 af aan de hoogte van de gebruikertevredenheid. In 2017 is het gebruikerstevredenheidcijfer 7,0 gemiddeld.
Aan het Bestuurlijk Overleg rapporteert P-Direkt over de productie, de gerealiseerde servicelevels en de klanttevredenheid. Over 2017 heeft P-Direkt haar servicelevels nagenoeg allemaal gehaald.
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
|
Omschrijving Generiek Deel |
|||||
Kostprijzen per product (groep) |
543,5 |
538 |
693,74 |
691,8 |
653,72 |
Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100) |
94,5 |
93,6 |
120,7 |
120,3 |
113,7 |
Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR) |
122.885 |
122.331 |
125.328 |
125.532 |
120.502 |
Totale omzet basisdienstverlening (x1.000) |
65.377 |
65.819 |
82.220 |
83.154 |
78.775 |
Totale omzet overige + projecten (x1.000) |
4.886 |
10.574 |
3.546 |
5.446 |
6.318 |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
409 |
509 |
559 |
582,77 |
598 |
Saldo van baten en lasten (%) |
– 5,07% |
– 0,91% |
– 5,18% |
3,69% |
– 2,66% |
Medewerkerstevredenheid |
6,6 |
nvt |
6,9 |
NNB |
7 |
Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten |
|||||
Gebruikerstevredenheid: |
|||||
De mate waarin de gebruiker tevreden is over de dienstverlening |
6,8 |
6,9 |
7,2 |
7 |
7 |
Tijdige afhandeling wijzigingen: |
|||||
P-Direkt heeft de opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling |
99,0% |
97,8% |
97,3% |
96,5% |
95% |
P-Direkt handelt de aangeboden «kritische mutatieopdrachten binnen 5 werkdagen af (aanstelling, overplaatsing, ontslag) |
NNB |
NNB |
NNB |
92,2% |
95% |
Vraagafhandeling contactcenter: |
|||||
P-Direkt handelt de vragen die per telefoon, email of post binnenkomen binnen 5 werkdagen af |
90,0% |
90,0% |
91,3% |
91,3% |
90% |
Klachtbehandeling: P-Direkt handelt de klachten volgens de klachtenprocedure binnen 5 dagen inhoudelijk af |
100,0% |
100,0% |
100,0% |
100,0% |
90% |
Responsetijden Contactcenter: het percentage gesprekken waarbij de responstijd om de telefoon op te nemen minder is dan 30 seconden (na keuzemenu) |
70,3% |
68,1% |
80% |
||
Beschikbaarheid systeem: De P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het personeelsdossier) zijn 7 dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. De servicewindow voor de systemen is van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tijdens deze tijden geldt de beschikbaarheidsnorm |
99,7% |
98,2% |
98,9% |
96,7% |
98% |
Wet en regelgeving up to date. Men kan wijzigingen in de wet- en regelgeving binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadplegen |
100,0% |
100,0% |
100,0% |
100,0% |
|
Betrouwbaarheid: |
|||||
P-Direkt zorgt ervoor dat gegevens op tijd en juist worden opgeleverd (interfaces, rapportages) |
99,3% |
98,3% |
NNB |
98,0% |
98% |
P-Direkt verwerkt een deel van de aangeboden wijzigingen handmatig in het geautomatiseerde systeem. Deze worden op de juiste manier verwerkt volgens de opdracht |
99,5% |
NNB |
NNB |
NNB |
98% |
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in: |
Performance audit |
Doelm. SSO's |
Doorlichting BLD Uitgevoerd |
nvt |
nvt |
Toelichting
De specifieke kwaliteitsindicatoren zijn hieronder kort toegelicht.
• P-Direkt doet mee aan het BZK-brede medewerkersonderzoek, dat eenmaal in de twee jaar wordt gehouden. BZK zal dit onderzoek in 2018 uitzetten.
• Beschikbaarheid systeem: de P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het P-Dossier) zijn 7x24 uur beschikbaar. Het service-window voor de systemen is van 8.30 uur – 22.00 uur, gedurende deze tijden is de beschikbaarheidnorm van toepassing.
• Wet- en regelgeving up to date: Wijzigingen met betrekking tot de wet- en regelgeving zijn binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadpleegbaar.
• Gebruikerstevredenheid: P-Direkt houdt maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de Ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over het P-Direktportaal, het Contactcenter, het Rijksportaal Personeel en de salarisverwerking.
Inleiding
De Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een breed aanbod aan producten en diensten en biedt hiermee integrale oplossingen. UBR bundelt haar kennis van onder andere interim-management, HRM, IT, inkoop en financiën en verbindt die met de andere rijksbrede Shared Service Organisaties (SSO’s).
Naast de reguliere dienstverlening voert UBR complexe transities en implementaties op het gebied van rijksbrede bedrijfsvoering uit. Dit doet het ontwikkelbedrijf van UBR in opdracht van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR), het SG-Overleg of de Ministerraad. Daarmee draagt UBR bij aan het verder ontwikkelen van een effectieve en efficiënte overheid.
Realisatie in 2017
Ontwikkeling dienstverlening
Samen met de andere SSO’s en het Rijks Vastgoed Bedrijf (RVB) draagt UBR bij aan een compacte rijksdienst. UBR levert op diverse dossiers een bijdrage aan een effectieve en efficiënte overheidsbedrijfsvoering en hiermee aan een adaptieve en wendbare overheid. Daarnaast is UBR rechtstreeks betrokken bij de primaire processen van onze opdrachtgevers.
Inkoopbeheer UBR | HIS en UBR | EC O&P
Gedurende 2017 heeft UBR | HIS diverse maatregelen getroffen gericht op verhoging van de kwaliteit van haar dienstverlening waaronder de rechtmatige inkoopondersteuning. Dit betrof maatregelen gericht op verhoging van kennis bij medewerkers (zoals intervisiebijeenkomsten) waardoor fouten moeten worden voorkomen. Daarnaast zijn maatregelen verstevigd gericht op reparatie van resterende omissies tijdens het uitvoeringsproces waardoor fouten nog tijdens dat proces worden gecorrigeerd. Het relatieve aantal door de ADR geconstateerde bevindingen over het 1e halfjaar 2017 was al gedaald ten opzichte van 2016. Over het 2e halfjaar 2017 heeft deze ontwikkeling zich voortgezet: het aantal omissies in de processen van UBR | HIS is gedaald tot gering en geen daarvan heeft geleid tot een rechtmatigheidsgevolg.
Begin 2017 heeft UBR | EC O&P alle verbetermaatregelen afgerond en geïmplementeerd. Vanaf mei 2017 wordt gewerkt volgens de aangepaste werkprocessen (en werkinstructies) zoals vastgelegd in een nieuw Handboek AO/IC.
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2016 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
65.918 |
62.109 |
– 3.809 |
49.419 |
Omzet overige departementen |
115.584 |
130.115 |
14.531 |
130.359 |
Omzet derden |
7.198 |
5.898 |
– 1.300 |
6.396 |
Rentebaten |
0 |
0 |
0 |
– |
Vrijval voorzieningen |
0 |
535 |
535 |
144 |
Bijzondere baten |
0 |
0 |
0 |
– |
Totaal baten |
188.700 |
198.657 |
9.957 |
186.318 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
187.221 |
199.791 |
12.570 |
183.768 |
– Personele kosten |
118.895 |
134.026 |
15.131 |
121.083 |
Waarvan eigen personeel |
102.291 |
109.268 |
6.977 |
97.541 |
Waarvan inhuur externen |
12.453 |
21.409 |
8.956 |
20.664 |
Waarvan overige personele kosten |
4.151 |
3.349 |
– 802 |
2.878 |
– Materiële kosten |
68.326 |
65.765 |
– 2.561 |
62.685 |
Waarvan apparaat ICT |
4.596 |
7.263 |
2.667 |
8.401 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
11.334 |
15.592 |
4.258 |
14.593 |
Waarvan overige materiele kosten |
52.396 |
42.910 |
– 9.486 |
39.691 |
Rentelasten |
– |
1 |
1 |
2 |
Afschrijvingskosten |
1.479 |
1.612 |
133 |
1.750 |
– Materieel |
790 |
827 |
37 |
692 |
Waarvan apparaat ICT |
41 |
8 |
– 33 |
40 |
– Immaterieel |
689 |
785 |
96 |
1.058 |
Overige lasten |
– |
180 |
180 |
8.023 |
– Dotaties voorzieningen |
– |
155 |
155 |
5.891 |
– Bijzondere lasten |
– |
25 |
25 |
2.132 |
Totaal lasten |
188.700 |
201.584 |
12.884 |
193.543 |
Saldo van baten en lasten |
– |
– 2.927 |
– 2.927 |
– 7.225 |
Toelichting
Vergelijkende cijfers
Met ingang van 2017 zijn aangeschafte licenties als immateriële vaste activa verwerkt. De vergelijkende cijfers zijn hiervoor aangepast.
Omzet
De omzet UBR 2017 bedraagt € 198,1 mln. en betreft € 4,2 mln. uit financiële dienstverlening, € 5,2 mln. voor ontwikkelprogramma’s en -projecten, € 52,6 mln. HR-dienstverlening, € 22,3 mln. I(C)T-interim management, € 8,1 mln. interim management, coaching en gateway reviews, € 16,6 mln. inkoopdienstverlening, € 9,9 mln. officiële overheidspublicaties, € 15 mln. interdepartementale post- en koeriersdienstverlening en € 64,2 mln. voor rijksbeveiliging.
De afwijking in de omzet van 4,9% ten opzichte van de begroting is met name veroorzaakt door UBR | ECO&P, UBR | RBO, UBR | HIS. De groei bij UBR | EC O&P is veroorzaakt door de hogere vraag naar dienstverlening op gebied van Workflow en Recrutement. De groei bij UBR | RBO is een gevolg van implementatie van het lageloonschaal beleid (waaronder de beveiliging van IND-locaties) en extra dienstverlening. De uitvoering van het programma ICT Werkplek Rijk (IWR) door UBR | HIS heeft tot een hoger dan geraamde omzet geleid.
Externe Inhuur
De externe inhuur 2017 is € 21,4 mln., bijna € 6,1 mln. hoger dan begroot. De toename is veroorzaakt door UBR | EC O&P, UBR | RBO, UBR | KOOP en UBR | Bv&F. Bij UBR | EC O&P is de inhuur vraaggestuurd, bij UBR | RBO is sprake van inhuur voor de professionalisering van de bedrijfsvoering, bij UBR | KOOP vanwege het niet invullen van vacatures op middenmanagementniveau en bij UBR | Bv&F voor ondersteuning bij de doorontwikkeling van de informatievoorziening.
Dotatie voorzieningen
De dotatie voorziening betreft een dotatie aan de voorziening verliesgevende opdrachten (€ 0,1 mln.) en de toevoeging aan de voorziening dubieuze debiteuren (€ 0,1 mln.).
Bijzondere lasten
De bijzondere lasten bestaat uit de verwachte verschuldigde vennootschapsbelasting (VPB) over het jaar 2017 (€ 0,03 mln.).
Saldo van baten en lasten
Het resultaat 2017 is € 3,1 mln. negatief bij een omzet van bijna € 200 mln. Het negatieve resultaat is een gevolg van de gestegen werkgeverslasten pensioenpremie en de CAO verhoging van de salarissen met 1,4% in 2017. In de tarieven 2017 is hier geen rekening mee gehouden.
Balans per 31 december 2017
Balans 2017 |
Balans 2016 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
3.374 |
2.651 |
Materiële vaste activa |
1.728 |
2.574 |
– Grond en gebouwen |
0 |
0 |
– Installaties en inventarissen |
98 |
103 |
– Overige materiële vaste activa |
1.630 |
2.471 |
Vlottende activa |
||
Voorraden en onderhanden projecten |
60 |
34 |
Debiteuren |
43.994 |
13.839 |
Overige vorderingen en overlopende activa |
9.372 |
20.022 |
Liquide middelen |
4.510 |
18.449 |
Totaal activa |
63.038 |
57.569 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
– 2.927 |
– 7.225 |
– Exploitatiereserve |
0 |
0 |
– Onverdeeld resultaat |
– 2.927 |
– 7.225 |
Voorzieningen |
7.069 |
8.728 |
Langlopende schulden |
1.043 |
1.570 |
– Leningen bij het MvF |
1.043 |
1.570 |
Kortlopende schulden |
||
Crediteuren |
9.642 |
10.367 |
Overige verplichtingen en overlopende passiva |
48.211 |
44.129 |
Totaal passiva |
63.038 |
57.569 |
Vergelijkende cijfers
Met ingang van 2017 zijn aangeschafte licenties als immateriële vaste activa verwerkt. De vergelijkende cijfers zijn hiervoor aangepast.
Immateriële vaste activa
Bij UBR | EC O&P is er in 2017 geïnvesteerd in het project InBeeld, dat het klantvolgsysteem Regas in de toekomst zal vervangen. Bij ingebruikname zullen de investeringen worden afgeschreven. In 2017 heeft UBR | EC O&P verder geïnvesteerd in de ontwikkeling van het Carrière Sites Overheid platvorm. De overige investeringen in 2017 bestaan verder uit licenties bij UBR | BV&F en software bij UBR | KOOP.
Materiële vaste activa
De investeringen 2017 bestaan voornamelijk uit vervoermiddelen bij UBR | EC O&P.
Debiteuren
De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 19,6 mln.), overige departementen (€ 20,4 mln.) en overige debiteuren (€ 3,9 mln.) en bedraagt circa 2,7 maand omzet (2016: 0,9 maand).
Overige vorderingen en overlopende activa
De overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit € 6,0 mln. nog te factureren termijnen (circa 0,4 maand omzet, in 2016: 1,2 maand), overige nog te vorderen bedragen van € 0,2 mln., € 1,2 mln. vooruitbetaalde kosten en € 0,1 mln. nog te verrekenen overige kosten.
Het aandeel van het moederdepartement in de nog te ontvangen bedragen is € 3,4 mln., van overige departementen € 3,7 mln. en van derden € 1,5 mln.
Liquide middelen
De afname van de positie van de liquide middelen is vooral te danken aan de hoge debiteurenstand.
Eigen vermogen
Eind september 2017, heeft de eigenaar het negatieve eigen vermogen aangezuiverd met € 7,2 mln. tot nihil. Na verwerking van het resultaat 2017 resteert een negatief eigen vermogen van € 3,1 mln. Conform de Regeling agentschappen zuivert de eigenaar dit uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2018 aan tot minimaal nihil.
Voorzieningen
In het kader van de sanering bij een aantal organisatieonderdelen van UBR hebben circa 20 medewerkers de VWNW-status gekregen en zijn met ca 18 medewerkers nadere afspraken (vaststellingsovereenkomsten) gemaakt over een aanstaande beëindiging van het dienstverband. De eind 2014 gevormde saneringsvoorziening (€ 7,3 mln.) bedraagt na de onttrekkingen in 2015 en 2016 en 2017 (€ 2,6 mln. resp. € 2,4 mln. en € 0,75 mln.) en een dotatie in 2016 (€ 1,0 mln.) € 2,5 mln.
Voor de afwikkeling van de grafische dienstverlening is eind 2014 een voorziening gevormd van € 12,1 mln. Na de onttrekkingen in 2014 tot en met 2016 en 2017 (€ 7,1 mln., resp € 0,55 mln.) resteert eind 2017 een voorziening van € 4,4 mln.
De voorziening verliesgevende opdrachten is in 2017 verhoogd naar € 0,13 mln.
Leningen bij het Ministerie van Financiën
In 2017 heeft UBR geen beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.
Crediteuren
Van het crediteuren bedrag heeft € 0,3 mln. betrekking op het moederdepartement, € 1,2 mln. overige departementen en € 8,2 mln. aan derden.
Overige verplichtingen en overlopende passiva
De overige verplichtingen en overlopende passiva bestaan uit € 23,9 mln. nog te betalen kosten, € 7,3 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 7,9 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 4,7 mln. nog te besteden gelden, € 1,6 mln. aan af te dragen BTW, € 0,5 mln. kortlopend deel van de lening Ministerie van Financiën en € 1,5 mln. overige schulden.
Het aandeel van het moederdepartement in de overlopende verplichtingen en overlopende passiva is € 29,9 mln., van overige departementen € 3,2 mln. en van derden € 14,4 mln.
Kasstroomoverzicht over 2017
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen |
7.872 |
18.446 |
10.574 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
188.700 |
232.914 |
44.214 |
|
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) |
– 187.221 |
– 252.145 |
– 64.924 |
|
2. |
Totaal operationele kasstroom |
1.479 |
– 19.231 |
– 20.710 |
Totaal investeringen (-/-) |
– 1.000 |
– 1.642 |
– 642 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
237 |
237 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 1.000 |
– 1.405 |
– 405 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) |
– |
– |
– |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
7.225 |
7.225 |
|
Aflossingen op leningen (-/-) |
– 384 |
– 527 |
– 143 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
– |
– |
– |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 384 |
6.698 |
7.082 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln. |
4.508 |
– 3.459 |
Toelichting
• De negatieve operationele kasstroom is een gevolg van een hoge debiteurenstand eind 2017.
• De investeringen in 2017 bestaan o.a. € 1,4 mln. uit immateriële vaste activa bij UBR | EC O&P en UBR | Bv&F en € 0,1 mln. uit software bij UBR | KOOP.
• De desinvesteringen zijn het gevolg van vervanging van vervoersmiddelen bij UBR | IPKD.
• De storting door het moederdepartement betreft de aanvulling van het eigen vermogen tot nihil.
• De aflossing op de leningen Ministerie van Financiën betreffen de drie aflossingsdelen van de leningen bij UBR | IPKD.
Doelmatigheidsindicatoren
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Realisatie |
Realisatie |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
---|---|---|---|---|---|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
|
Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer) |
100 |
102,2 |
102,8 |
107,3 |
105,8 |
Tarieven/uur (indexcijfer) |
100 |
101,6 |
103,1 |
105,8 |
105,8 |
Omzet per FTE |
146.227 |
129.883 |
148.229 |
142.431 |
145.726 |
FTE totaal (excl. externe inhuur) |
875 |
1.045 |
1.256 |
1.391 |
1.295 |
Saldo van baten en lasten (%) |
– 8,1% |
– 0,6% |
– 3,9% |
– 1,5% |
0,0% |
Kwaliteitsindicator 1 – KTO: |
in 2015 |
zie toelichting |
zie toelichting |
n.v.t. |
7,1 |
Kwaliteitsindicator 2 – MTO: |
in 2016 |
in 2018 |
7,5 |
||
Werkplezier |
6,6 |
6,9 |
– |
– |
|
Werkdruk |
5,4 |
5,3 |
– |
– |
|
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in: |
in 2015 |
lopend |
gereed |
– |
– |
Toelichting
N.B. Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft UBR ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van UBR geeft de specificatie van de omzet per organisatieonderdeel het inzicht in de omzet per productgroep.
Verloop indexcijfers
UBR heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met loon- en prijsstijgingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in het jaarplan UBR 2017. In 2017 heeft UBR de tarieven verhoogd ter dekking van prijsstijgingen, IT -kosten en innovatie (+2,5%).
Omzet per fte
De begrote omzet per fte bedraagt € 145.726 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 142.155. De gerealiseerde omzet per fte is bijna 3% lager dan begroot. De omzetgroei zit met name in de dienstverlening met lagere loonschalen, vanwege de uitvoering van kabinetsbeleid (bijvoorbeeld het project Binnenwerk).
FTE-totaal (excl. externe inhuur)
De toename van het aantal FTE’s ten opzichte van 2016 is vooral een gevolg van de implementatie van de lageloonschaalprojecten.
Saldo van baten en lasten
Het saldo van de baten en lasten uitgedrukt in een percentage van de omzet bedraagt -1,6%. Het negatieve resultaat is een gevolg van de gestegen werkgeverslasten pensioenpremie en de CAO verhoging van de salarissen met 1,4% in 2017. In de tarieven 2017 was hier geen rekening mee gehouden.
Inleiding
FMHaaglanden (FMH) is de professionele dienstverlener voor rijksorganisaties in de Haagse regio. FMH levert werkplekken met faciliteiten die het mogelijk maken dat mensen comfortabel kunnen werken, met aandacht voor service in nabijheid, klanttevredenheid en eenvoud in bekostiging en aansturing. Alle dienstverlening wordt door FMH gecontracteerd en geregisseerd en in samenhang op en rond de werkomgeving aangeboden.
In 2017 levert FMH dienstverlening voor kerndepartementen, uitgezonderd Algemene Zaken, en diverse rijksorganisaties in de regio Den Haag. Voor Financiën levert FMH alleen personenvervoer. FMH is naast dienstverlener ook regievoerder en heeft met de implementatie van DBFMO-contracten op de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 een hybride karakter gekregen.
Producten en diensten
FMH verzorgt producten en diensten zoals: vergaderservices en catering, inrichting van werkplekken, verhuizingen, post en reprografie, kantoorartikelen, schoonmaak, vervoer, gebouwbeheer en onderhoud, verbouwingen, telefonie, veiligheid, receptiediensten en advisering.
Levert FMH een product niet rechtstreeks zelf aan de klant, dan zorgt het voor de benodigde contractuele afspraken met markt- of rijkstoeleveranciers.
Speerpunten 2017
Veranderingen verzorgingsgebied
Rijnstraat 8, onderdeel van het Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag, is grootscheeps verbouwd. Het Rijkskantoor is omgevormd tot een flexibel en duurzaam verzamelgebouw waar meerdere organisaties samenwonen en hun basisvoorzieningen delen. FMH voert in de exploitatiefase het contractmanagement uit en levert daarnaast de diensten post, beveiliging en is verantwoordelijk voor het facilitair contactcentrum. Het samenwonen in één Rijkskantoor met andere organisaties en verschillende behoeftes aan huisvesting en dienstverlening is een uitdaging gebleken. Door een spanningsveld tussen de behoefte van de gebruikers en het gerealiseerde gebouw is er op zowel strategisch als tactisch en operationeel niveau veel werk verricht aan het managen van vraag en aanbod. Het project Optimalisatie en Implementatie Dienstverlening is gestart om de knelpunten die worden ervaren, voor zover mogelijk, op te lossen.
In 2017 zijn naast Rijnstraat 8, de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Raad van de Kinderbescherming aangesloten op de dienstverlening van FMH.
Samenwerking DG Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk (DGVBR) en concerndienstverleners
FMH heeft samen met het RVB en de SSO’s een start gemaakt met de inrichting van integrale ketenprocessen en het ontwikkelen van een relatiemanagementnetwerk. Ook in de opstart van de dienstverlening R8 hebben FMH, het RVB en SSC-ICT nauw samengewerkt.
Naast de samenwerking binnen DGVBR heeft FMH samen met Belastingdienst, Dienst Justitiële Inrichtingen en Rijkswaterstaat als concerndienstverleners (CDV’s) in het LFMO verder gewerkt aan de harmonisatie van de facilitaire dienstverlening.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap FMHaaglanden
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2016 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
83.103 |
78.651 |
– 4.452 |
78.712 |
Omzet overige departementen |
24.570 |
40.417 |
15.847 |
35.889 |
Omzet derden |
– |
2.294 |
2.294 |
564 |
Rentebaten |
– |
– |
– |
– |
Vrijval voorzieningen |
– |
5 |
5 |
6 |
Bijzondere baten |
– |
– |
– |
– |
Totaal baten |
107.674 |
121.367 |
13.694 |
115.171 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
100.647 |
112.968 |
12.321 |
99.781 |
– Personele kosten |
32.041 |
36.028 |
3.987 |
34.561 |
Waarvan eigen personeel |
25.538 |
31.217 |
5.679 |
29.296 |
Waarvan externe inhuur |
6.502 |
4.811 |
– 1.691 |
5.265 |
Waarvan overige personele kosten |
– |
– |
– |
|
– Materiële kosten |
68.606 |
76.940 |
8.334 |
65.220 |
Waarvan apparaat ICT |
– |
60 |
60 |
62 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
28.169 |
39.287 |
11.118 |
28.755 |
Waarvan overige materiele kosten |
40.438 |
37.593 |
– 2.845 |
36.403 |
Rentelasten |
357 |
340 |
– 17 |
395 |
Afschrijvingskosten |
6.670 |
6.615 |
– 55 |
7.879 |
– Immaterieel |
– |
– |
– |
– |
– Materieel |
6.670 |
6.615 |
– 55 |
7.879 |
Overige lasten |
– |
– |
– |
– |
– Dotaties voorzieningen |
– |
– |
– |
– |
– Bijzondere lasten |
– |
– |
– |
– |
Totaal lasten |
107.674 |
119.923 |
12.249 |
108.054 |
Saldo van baten en lasten |
– |
1.444 |
1.444 |
7.117 |
De toename van de omzet bij de overige departementen is het gevolg van het tegelijkertijd bedienen van de voormalige panden van de departementen Infrastructuur en Waterstaat en Buitenlandse Zaken (Plesmanweg 1–6 (€ 2,4 mln.), Koningskade 4 (€ 1,8 mln.) en Bezuidenhoutseweg 67 (€ 7,6 mln.)) en het huidige pand Rijnstraat 8 (€ 11,4 mln.). In de ontwerpbegroting is geen rekening gehouden met een overlap in de dienstverlening.
Daarnaast is de toename van de omzet het gevolg van wijzigingen in het Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag. Een aantal panden blijft toch in het verzorgingsgebied van FMH.
De omzet derden heeft betrekking op de facilitaire dienstverlening die geleverd wordt aan de Kansspelautoriteit en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd:
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
|
---|---|---|---|
Omschrijving |
vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Productgroepen |
|||
Generiek |
91.864 |
108.155 |
16.291 |
Specifiek |
15.809 |
13.106 |
– 2.703 |
Overige opbrengsten |
101 |
101 |
|
Totaal |
107.674 |
121.362 |
13.689 |
Vrijval voorzieningen |
– |
5 |
5 |
Rentebaten |
– |
– |
– |
Bijzondere baten |
– |
– |
– |
Totaal baten |
107.674 |
121.367 |
13.694 |
Generiek
De Productgroep Generiek is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan in principe gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.
De standaard dienstverlening in de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 die wordt geleverd door de consortia is ook verantwoord onder generieke dienstverlening.
De stijging van de omzet bij de generieke dienstverlening wordt veroorzaakt door een toename in te servicen panden als gevolg van wijzigingen in het Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag. Daarnaast is sprake van een verschuiving van specifieke dienstverleningsafspraken met departementen naar de generieke dienstverlening.
Specifiek
De productgroep Specifiek heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid een prijs per product/dienst betaalt (o.a. catering) en/of producten en diensten waarover tussen opdrachtgever en opdrachtnemer aparte afspraken worden gemaakt (o.a. uitvoering van maatwerkprojecten).
De daling van de omzet bij specifieke dienstverlening komt doordat een belangrijk aandeel van de specifieke dienstverleningsafspraken met departementen onderdeel zijn geworden van de generieke dienstverlening.
Overige opbrengsten
De overige opbrengsten hebben betrekking op verkoop van auto’s.
Personele kosten
De hogere personele kosten zijn met name het gevolg van een toename in facilitaire dienstverlening. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. Dit heeft geleid tot de verschuiving van externe inhuur naar eigen personeel.
Daarnaast heeft de nieuwe CAO Rijksoverheid per 1 januari 2017 (1,4% structurele loonsverhoging) een opwaarts effect op de kosten eigen personeel.
Materiële kosten
De toename van de post bijdrage aan SSO’s heeft betrekking op de dienstverlening van de Rijksbeveiligingsorganisatie en het Rijksvastgoedbedrijf als gevolg van meer te servicen panden en de overname van de dienstverlening van schoonmaak door de Rijksschoonmaakorganisatie.
Saldo van baten en lasten
Door wijzigingen in Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag heeft FMH in 2017 meer panden bediend. De toename in de dienstverlening is ook de oorzaak van de stijging in omzet en kosten. De kosten laten echter een beperktere stijging zien dan de omzet omdat de indirecte kosten niet evenredig meestijgen met de toename in dienstverlening.
Dit heeft geresulteerd in een positief resultaat van circa € 1,4 mln.
Balans per 31 december 2017
Balans 2017 |
Balans 2016 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
– |
– |
Materiële vaste activa |
27.825 |
31.352 |
– Grond en gebouwen |
– |
– |
– Installaties en inventarissen |
27.659 |
30.986 |
– Overige materiële vaste activa |
166 |
366 |
Vlottende activa |
40.818 |
30.443 |
– Voorraden en onderhanden projecten |
– |
– |
– Debiteuren |
1.304 |
1.066 |
– Overige vorderingen en overlopende activa |
23.425 |
9.111 |
– Liquide middelen |
16.089 |
20.266 |
Totaal activa |
68.643 |
61.795 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
7.351 |
13.052 |
– Exploitatiereserve |
5.907 |
5.935 |
– Onverdeeld resultaat |
1.444 |
7.117 |
Voorzieningen |
5 |
10 |
Langlopende schulden |
21.438 |
23.964 |
– Leningen bij het MvF |
21.438 |
23.964 |
Kortlopende schulden |
39.849 |
24.769 |
– Crediteuren |
20.182 |
2.178 |
– Overige verplichtingen en overlopende passiva |
19.667 |
22.591 |
Totaal passiva |
68.643 |
61.795 |
Toelichting
Materiële vaste activa
De investeringen in installaties en inventaris hebben, als gevolg van nieuwe afnemers in 2017, voornamelijk betrekking op de inrichting van de Hoftoren en Turfmarkt 147.
Debiteuren
De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 0,6 mln.), overige departementen (€ 0,6 mln.) en derden (€ 0,1 mln.).
De stijging van het debiteurensaldo wordt voornamelijk veroorzaakt door facturen met een ouderdom van 0–30 dagen.
Overige vorderingen en overlopende activa
De post overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit vooruitbetaalde en vooruitontvangen facturen (€ 0,4 mln.), nog te factureren bedragen (€ 21,8 mln.) en onderhanden werk (€ 1,2 mln.).
Het aandeel van het moederdepartement in de overige vorderingen en overlopende activa is € 10,4 mln., van overige departementen € 10,9 mln. en van derden € 2,1 mln.
De post nog te factureren bedragen is onder te verdelen naar de generieke dienstverlening (€ 19,4 mln.) en specifieke dienstverlening (€ 2,4 mln.). De generieke dienstverlening heeft voornamelijk betrekking op leegstandsbeheer en een deel van de dienstverlening Rijnstraat 8.
Liquide middelen
De rekening courant bij het Ministerie van Financiën per 31 december 2017 bedraagt € 16,1 mln.
Eigen vermogen
De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar.
FMH mag hierdoor een maximum eigen vermogen hebben van € 6,0 mln. Het eigen vermogen ultimo 2017 komt uit op bijna € 7,4 mln. en is € 1,3 mln. hoger dan de maximumomvang. Het surplus op het eigen vermogen zal bij voorjaarsnota 2018 worden afgeroomd door de eigenaar.
Het surplus over 2016 (€ 7,1 mln.) heeft FMH in 2017 afgedragen aan de eigenaar.
Leningen bij het MvF
De leningen hebben betrekking op de overname van activa van aansluitende departementen en investeringen in meubilair en audiovisuele middelen binnen het verzorgingsgebied.
Het beroep op de leenfaciliteit heeft betrekking op deze investeringen.
Crediteuren
Het aandeel in de crediteuren van het moederdepartement is € 18,9 mln., van overige departementen € 0,1 mln., van derden € 1,2 mln.
De stijging wordt veroorzaakt door de in december ontvangen facturen voor beveiliging. De stijging van het crediteurensaldo wordt voornamelijk veroorzaakt door facturen met een ouderdom van 0–30 dagen.
Overige verplichtingen en overlopende passiva
Onder de post nog te betalen zijn alle bedragen opgenomen die (kortlopend) verschuldigd zijn per 31 december 2017 en die niet onder de crediteuren verantwoord zijn.
Het aandeel van het moederdepartement in de overige verplichtingen en overlopende passiva is € 10,9 mln., van overige departementen € 6,2 mln. en derden € 2,6 mln.
De daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de ontvangst van facturen voor beveiliging in december. Ook daalt het saldo omdat de PIOFACH dienstverlening in 2017 vooraf in rekening is gebracht.
Kasstroomoverzicht over 2017
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen |
12.894 |
20.266 |
7.372 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
105.562 |
108.068 |
||
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) |
– 99.875 |
– 99.261 |
||
2. |
Totaal operationele kasstroom |
5.688 |
8.807 |
3.119 |
Totaal investeringen (-/-) |
– 1.600 |
– 3.261 |
– 1.661 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
173 |
173 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 1.600 |
– 3.088 |
– 1.488 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) |
– 7.145 |
– 7.145 |
||
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
– |
||
Aflossingen op leningen (-/-) |
– 5.688 |
– 4.851 |
837 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
1.600 |
2.100 |
500 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 4.088 |
– 9.896 |
– 5.808 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln. |
12.894 |
16.089 |
3.195 |
Toelichting
Investeringskasstroom
De investeringen hebben betrekking op de aanschaf van meubilair en audiovisuele middelen.
Financieringsstroom
De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de afroming van het eigen vermogen vanwege het overschrijden van het toegestane maximum van het eigen vermogen in 2016.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017
Omschrijving generiek deel |
Vastgestelde begroting |
||||
---|---|---|---|---|---|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
|
Verloop tarieven generieke dienstverlening |
98,3 |
– |
100,0 |
100,0 |
96,7 |
Omzet per productgroep (pxq) |
114.587 |
124.668 |
115.165 |
121.362 |
107.673 |
*Basis (generiek)1 |
86.852 |
95.512 |
97.639 |
108.155 |
91.864 |
*Basis+ (specifiek)1 |
5.614 |
5.525 |
15.651 |
13.106 |
15.809 |
*Maatwerk |
10.042 |
10.554 |
|||
*Werkelijk |
8.151 |
9.499 |
|||
*Overig |
3.928 |
3.578 |
1.875 |
101 |
|
Saldo van baten en lasten (%) |
– 1,8% |
6,2% |
6,2% |
1,2% |
0,0% |
Personele kosten als % van de totale kosten |
29,8% |
32,0% |
30,0% |
31,8% |
|
Materiële kosten als % van de totale kosten |
70,2% |
68,0% |
70,0% |
68,2% |
|
Apparaatskosten (in €) |
46.605 |
44.111 |
45.077 |
36.818 |
|
Klanttevredenheid |
nvt |
tevreden |
nvt |
nvt |
tevreden |
Tevredenheid specifieke diensverlening (maatwerk) |
7,6 |
8,0 |
7,7 |
||
Medewerkerstevredenheid |
tevreden |
nvt |
tevreden |
nvt |
nvt |
FTE-totaal (excl. Externe inhuur) |
414 |
426 |
439 |
451 |
432 |
Toelichting
Verloop tarieven generieke dienstverlening
De eigenaar heeft met FMH een jaarlijkse efficiencytaakstelling op het apparaat afgesproken van 1,5%. FHH heeft deze taakstelling verwerkt in de tarieven.
In 2017 heeft een evaluatie van de centrale bekostiging plaatsgevonden voor een periode tot en met 2020. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de tarieven. Aangezien de aanpassing het gevolg is van ontwikkelingen in zowel prijs als de afname van dienstverlening (uitbreiding werkplekken en uitbreiding/intensivering van de te leveren producten/diensten) geeft een vergelijk met 2016 een vertekend beeld. Het jaar 2017 moet dan ook gezien worden als het nieuwe basisjaar.
Omzet per productgroep
De toename van de omzet bij generieke dienstverlening is met name het gevolg van een toename in te servicen panden als gevolg van wijzigingen in het Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag. Daarnaast is sprake van een verschuiving van specifieke dienstverleningsafspraken met departementen naar de generieke dienstverlening.
Klanttevredenheid
In 2017 is gewerkt aan de doorontwikkeling van iKTO. Het volgende iKTO wordt volgend jaar afgenomen.
Tevredenheid maatwerk
Na de afronding van een project wordt een evaluatieformulier naar de klant gestuurd. De klant waardeert de uitvoering van maatwerkprojecten gemiddeld met een 7,7. Dit ligt ruim boven de norm (7,0).
FTE-totaal (excl. Externe inhuur)
Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. De hogere ambtelijke bezetting is dan ook het gevolg van een verschuiving van externe inhuur naar ambtelijk personeel.
Inleiding
SSC-ICT is de rijksbrede shared service organisatie die de Rijksdienst ontzorgt met generieke en gemeenschappelijke ICT oplossingen. SSC-ICT levert generieke Rijksbrede toepassingen als Rijksportaal en de Samenwerkingsruimte.
Daarnaast verzorgt SSC-ICT voor de aangesloten departementen de telecommunicatie, hosting van bedrijfsspecifieke applicaties en op de Digitale Werkplekomgeving Rijk (DWR) gebaseerde kantoorautomatisering. Dit betreft alle departementen met uitzondering van de ministeries van Economische Zaken (EZ), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) en Defensie.
2017 was een van de meest uitdagende jaren in de jonge geschiedenis van SSC-ICT. De missie luidt: «Partner van en voor het Rijk. Wij zijn er altijd». De afronding van de interne reorganisatie («Basis op orde»), de opbouw van het Overheidsdatacentrum (ODC) en de transitie van diverse decentrale datacentra, het tegelijkertijd continueren van de dienstverlening, maar ook het verbeteren van die dienstverlening en het adequaat reageren op diverse incidenten en verstoringen, was met recht uitdagend.
Met de verdeling van de dienstverlening naar vier servicedomeinen: Rijkswerkomgeving, Applicaties, Locatie gebonden Services en Housing & Hosting, wordt een breed portfolio aan diensten aan de klanten geboden. Met DWR-Next is een vooruitstrevende digitale werkomgeving gerealiseerd en uitgerold binnen de Rijksdienst. Met het mobile only werken in de Rijnstraat is een belangrijke vernieuwing gerealiseerd. Dat geldt ook voor de in eigen huis ontwikkelde apps, de Plekchecker, de PandInfo-app en de ServiceInfo-app. Die worden steeds meer agile ontwikkeld, samen met de klant op basis van concrete behoeften. Tot slot is met het ODC een enorme stap voorwaarts gemaakt. Het Programma Migratie ODC en inrichting ICT-dienstverlening (PMI) is afgerond en opgeleverd, en in januari 2018 is datazaal 3 geopend. Dit alles is gerealiseerd, met een organisatie die nog in opbouw is.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap SSC-ICT
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
||
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie 2017 |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2016 |
|
Baten |
|||||
Omzet moederdepartement |
36.400 |
57.706 |
21.306 |
45.282 |
|
Omzet overige departementen |
197.997 |
184.338 |
– 13.659 |
189.462 |
* |
Omzet derden |
– |
318 |
318 |
– |
|
Rentebaten |
– |
– |
– |
– |
|
Vrijval voorzieningen |
– |
1.751 |
1.751 |
– |
|
Bijzondere baten |
– |
6.532 |
6.532 |
1.626 |
|
Totaal baten |
234.397 |
250.646 |
16.249 |
236.370 |
* |
Lasten |
|||||
Apparaatskosten |
199.500 |
211.638 |
12.138 |
215.754 |
|
– Personele kosten |
108.900 |
121.347 |
12.447 |
123.046 |
|
Waarvan eigen personeel |
62.655 |
66.744 |
4.089 |
55.502 |
|
Waarvan inhuur externen |
46.245 |
51.170 |
4.925 |
65.087 |
|
Waarvan overige personele kosten |
– |
3.453 |
3.453 |
2.457 |
|
– Materiële kosten |
90.600 |
90.291 |
– 309 |
92.708 |
|
Waarvan apparaat ICT |
65.300 |
75.339 |
10.039 |
77.484 |
|
Waarvan bijdrage aan SSO's |
17.300 |
13.010 |
– 4.290 |
13.791 |
|
Waarvan overige materiële kosten |
8.000 |
1.942 |
– 6.058 |
1.433 |
|
Rentelasten |
250 |
46 |
– 204 |
98 |
|
Afschrijvingskosten |
34.647 |
45.858 |
11.211 |
30.324 |
|
– Materieel |
34.647 |
39.696 |
5.049 |
26.789 |
* |
Waarvan apparaat ICT |
|||||
– Immaterieel |
– |
6.162 |
6.162 |
3.535 |
* |
Overige lasten |
– |
30.814 |
30.814 |
8.585 |
|
– Dotaties voorzieningen |
– |
13.435 |
13.435 |
8.400 |
|
– Bijzondere lasten |
– |
17.379 |
17.379 |
185 |
|
Totaal lasten |
234.397 |
288.356 |
53.959 |
254.761 |
|
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening |
– 37.710 |
– 37.710 |
– 18.391 |
* |
|
Agentschapsdeel Vpb baten |
– |
6 |
6 |
– |
|
Saldo van baten en lasten |
– |
– 37.704 |
– 37.704 |
– 18.391 |
* |
Toelichting
Het verlies over 2017 komt uit op € 37,7 mln. Dit bedrag wordt vooral verklaard door de boekhoudkundige verwerking van extra licenties die zijn aangeschaft voor inzet binnen de gehele Rijksoverheid. Omdat het op dit moment nog onmogelijk is een betrouwbare schatting te maken van de toekomstige opbrengsten, kan conform de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, geen activatie van die licenties plaatsvinden. Dit gegeven leidt tot een eenmalige resultaatsverslechtering over 2017 (€ 14,2 mln.). Gekoppeld aan de licenties dienen ook meerjarige onderhoudskosten hierbij betrokken te worden. Ook deze kosten vallen in 2017 (€ 13,9 mln.).
Hiernaast ligt de verklaring in het incidentele tekort op PMI (€ 5,5 mln.) en de incidentele kosten van het programma organisatieontwikkeling (€ 2,2 mln.). Ook is rekening gehouden met de onvermijdbare kosten die in 2018 gaan komen voor de migratie van de resterende datacentra (€ 2,3 mln.). Deze kosten worden in 2017 gedoteerd aan de nieuw gevormde voorziening Migratie Datacenters. Verder hebben wij eenmalig een bedrag ontvangen van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) (0,4 mln.).
Bovenstaande oorzaken verklaren het verlies 2017. In 2017 hebben zich daarnaast diverse zaken voorgedaan die per saldo nagenoeg neutraal uitpakten. Het gaat hier bijvoorbeeld om de forse toename van de activa, waarvan de afschrijvingen doorbelast worden aan de klanten. De verrekensystematiek is dat de doorbelasting tweemaal per jaar plaatsvindt, op basis van tellingen in januari en juni. Als nadien het aantal devices per klant stijgt, zoals bijvoorbeeld bij de openstelling van de Rijnstraat 8 het geval was, financiert SSC-ICT maximaal een half jaar de kosten voor. Aan het einde van de afschrijvingstermijn wordt dit weer ingelopen. In het algemeen geldt dan ook dat bij groei, tijdelijk sprake is van kosten die (nog) niet gedekt worden. De inzet op verambtelijking heeft ertoe geleid dat de totale personele lasten en de materiële kosten gedaald zijn ten opzichte van 2016.
Behalve het resultaat over 2017, is het van belang om te melden dat er een correctie heeft plaatsgevonden op de beginbalans. Het betrof een ten onrechte als omzet 2016 meegenomen voorschot, voor de aanleg van een tweede netwerk in de Rijnstraat 8 in 2017, ter grootte van € 2,1 mln. Door deze boeking waren omzet en resultaat te hoog meegenomen in de Jaarrekening over 2016. Deze fout is in de Jaarrekening 2017 hersteld door correctie van de ter vergelijking opgenomen cijfers, gemarkeerd met een asterisk (*), conform Richtlijn 150.2 Foutherstel.
Oorspronkelijk verantwoord eigen vermogen per 31 december 2016 |
€ 15.230 -/- |
Correctie per 1 januari 2017 |
€ 2.100 -/- |
Gecorrigeerde stand eigen vermogen per 1 januari 2017 |
€ 17.330 -/- |
Een reclassificatie van software en licenties heeft plaatsgehad zodat voldaan wordt aan de criteria van de Richtlijnen van de Jaarverslaggeving. Dit betekent dat voor vergelijkingsdoeleinden, vanwege de reclassificatie van software en licenties van Materiële vaste activa naar Immateriële vaste activa, de cijfers van 2016 gemarkeerd met een asterisk (*) hiertoe zijn aangepast. De afschrijvingskosten van software en licenties van € 3.535 mln. zijn van afschrijvingskosten materieel overgebracht naar afschrijvingskosten immaterieel. Dit heeft dan ook geen resultaatseffect. Dit geldt ook voor de Balans.
Baten
De totale baten zijn, ten opzichte van de ontwerpbegroting, met € 16,2 mln. gestegen. Dit wordt naast een aantal bijzondere baten (€ 6,5 mln.), verklaard door een hogere klantafzet (€ 5,4 mln.) vanwege hogere tarieven in 2017. Hiernaast zijn er meer devices afgenomen onder andere vanwege het doorvoeren van het zogenaamde mobile only concept in de Rijnstraat 8.
De stijging van de omzet moederdepartement, ten opzichte van de begroting, wordt verklaard doordat BZK meer (gemeenschappelijke) dienstverlening heeft afgenomen en er meer projecten zijn uitgevoerd, waaronder de opening van de Rijnstraat 8.
In onderstaande tabel is de omzet uitgesplitst naar de drie hoofdcategorieën, generiek, gemeenschappelijk en specifiek.
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2017 |
Realisatie 2016 |
||
---|---|---|---|---|---|
Generiek |
0 |
11.514 |
12.105 |
||
Gemeenschappelijk |
0 |
191.903 |
168.293 |
||
Specifiek |
0 |
38.945 |
54.346 |
* |
|
Totaal |
234.397 |
242.362 |
234.744 |
* |
De hogere totale omzet ten opzichte van de ontwerpbegroting, wordt vooral verklaard door de hogere tarieven die in 2017 zijn doorberekend aan de afnemers. Dit verklaart mede de hoger dan begrote gemeenschappelijke omzet, welke verder verhoogd wordt door de overgang van specifieke omzet (maatwerk) zoals de hosting van P-Direkt en de dienstverlening aan de IND naar gemeenschappelijk.
Bijzondere baten
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2017 |
Realisatie 2016 |
|
---|---|---|---|---|
Bijzondere baten |
0 |
6.532 |
1.626 |
|
Totaal |
0 |
6.532 |
1.626 |
De bijzondere baten betreffen naast diverse kleine posten (samen € 1,0 mln.), ook vrijval uit het zogenaamde TBGI middelen voor Doorontwikkeling van Rijksbrede ICT en de Rijkspas. Na afstemming met CIO Rijk bleek dat SSC-ICT in het verleden te weinig onttrokken had (€ 4,2 mln.). Hiernaast heeft SSC-ICT in 2017, een eenmalige algemene inkoopkorting ontvangen (€ 1,3 mln.). Omdat het een eenmalig voordeel betrof, wordt dit als bijzondere bate aangemerkt.
Lasten
De gerealiseerde totale lasten in 2017, zijn circa € 54,0 mln. hoger dan de ontwerpbegroting. Dit bedrag wordt vooral verklaard door de onder saldo van Baten en Lasten, toegelichte boekhoudkundige verwerking van extra licenties (€ 28,1 mln.) en de overige lasten (€ 2,7 mln.). Hiernaast is de stijging gerelateerd aan gestegen personele lasten (€ 12,4 mln.) en hogere afschrijvingen (€ 11,2 mln.).
Personele lasten
De personele lasten zijn hoger dan begroot. De verklaring ligt in meer dienstverlening dan verwacht. Dit heeft met name gezorgd voor extra externe inhuur. Hiernaast is de werving van ambtelijk personeel voorspoediger verlopen dan aangenomen in de ontwerpbegroting.
Afschrijvingen
De afschrijvingskosten en dan specifiek de afschrijvingen op immateriële activa, zijn gestegen door de ontwikkeling van nieuwe diensten zoals DWR-Next en Sina. Hiernaast zijn er, meer dan verwacht, mobiele devices uitgeleverd die tot hoger dan geraamde afschrijvingen op materiële activa leiden.
Overige lasten
De overige lasten bestaan vrijwel volledig uit een dotatie aan de voorziening migratie datacentra. Dit ter dekking van de kosten verbonden aan de restactiviteiten PMI, na overdracht aan de lijn.
Bijzondere lasten
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2017 |
Realisatie 2016 |
|
---|---|---|---|---|
Resultaat desinvesteringen |
– |
320 |
174 |
|
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren |
– |
– |
– |
|
Nagekomen lasten vorige boekjaren |
– |
– |
– |
|
Overige bijzondere lasten |
– |
17.059 |
11 |
|
Totaal |
– |
17.379 |
185 |
De bijzondere lasten zijn toegelicht onder het saldo van Baten en Lasten. Hiernaast vinden desinvesteringen plaats van met name devices die vervroegd worden afgeschreven, bijvoorbeeld vanwege diefstal of verlies, maar ook bij dusdanige beschadiging dat ze niet langer bruikbaar zijn.
Balans per 31 december 2017
Balans 2017 |
Balans 2016 |
||
---|---|---|---|
Activa |
|||
Immateriële vaste activa |
28.426 |
13.472 |
* |
Materiële vaste activa |
97.672 |
70.065 |
* |
– Grond en gebouwen |
– |
– |
|
– Installaties en inventarissen |
2.108 |
2.400 |
|
– Overige materiële vaste activa |
95.564 |
67.665 |
* |
Vlottende activa |
55.418 |
50.107 |
|
– Voorraden en onderhanden projecten |
5 |
5 |
|
– Debiteuren |
12.682 |
15.077 |
|
– Overige vorderingen en overlopende activa |
39.326 |
26.380 |
|
– Liquide middelen |
3.405 |
8.645 |
|
Totaal activa |
181.516 |
133.644 |
|
Passiva |
|||
Eigen Vermogen |
– 39.804 |
– 17.330 |
* |
– Exploitatiereserve |
– 2.100 |
1.061 |
|
– Onverdeeld resultaat |
– 37.704 |
– 18.391 |
* |
Voorzieningen |
13.435 |
8.400 |
|
Langlopende schulden |
|||
– Leningen bij het MvF |
72.436 |
50.246 |
|
Kortlopende schulden |
135.449 |
92.329 |
* |
– Crediteuren |
32.830 |
19.464 |
|
– Overige verplichtingen en overlopende passiva |
102.619 |
72.865 |
* |
Totaal passiva |
181.516 |
133.644 |
Toelichting
In 2017 heeft een reclassificatie van software en licenties plaatsgehad zodat voldaan wordt aan de criteria van de Richtlijnen van de Jaarverslaggeving. Dit betekent dat voor vergelijkingsdoeleinden, vanwege de reclassificatie van software en licenties van Materiële vaste activa naar Immateriële vaste activa, de cijfers van 2016 gemarkeerd met een asterisk (*) hiertoe zijn aangepast. De boekwaarde van software en licenties van € 10,5 mln. zijn van Materiële vaste activa overgebracht naar Immateriële vaste activa.
In 2017 heeft een correctie plaatsgevonden vanwege een foutieve boeking in 2016 ter grootte van € 2,1 mln. Door deze boeking, een voorschot dat ten onrechte als omzet is meegenomen, waren omzet en resultaat over 2016 te hoog meegenomen in de jaarrekening over 2016. Deze fout is in de jaarrekening 2017 hersteld door correctie van de ter vergelijking opgenomen cijfers, gemarkeerd met een asterisk (*), conform Richtlijn 150.2 Foutherstel.
Activa
Immateriële vaste Activa
In 2017 zijn naast de ontwikkelde nieuwe diensten DWR Next (werkomgeving) en Sina (beveiligde werkomgeving voor BZ), ook de kosten van licenties en software opgenomen als immateriële activa, waar deze voorheen onder materiële vaste activa werden gepresenteerd.
Materiële vaste activa, overige vorderingen en overlopende activa
In 2017 is vanwege de uitbreiding van het Rijksbrede mobiele werken, fors geïnvesteerd in meer laptops, devices en telefoons. Hiernaast is geïnvesteerd in de vervanging en uitbreiding van de hardware in de datacentra. Dit verklaart de toename van de materiële vaste activa. De stijging van de overige vorderingen en overlopende activa wordt verklaard door de toename van vooruitbetaalde kortlopende licenties en de daaraan verbonden onderhoudscontracten.
Vlottende activa
Het saldo van de debiteuren kan als volgt worden gespecificeerd:
31-12-2017 |
31-12-2016 |
|
---|---|---|
Moederdepartement |
1.907 |
1.824 |
Overige ministeries |
12.496 |
14.781 |
Agentschappen |
376 |
569 |
Derden |
– |
– |
14.779 |
17.174 |
|
-/- Voorziening dubieuze debiteuren |
– 2.097 |
– 2.097 |
Totaal |
12.682 |
15.077 |
De totale stand van debiteuren neemt af mede vanwege extra aandacht voor de afwikkeling van oude facturen. Ten aanzien van de voorziening dubieuze debiteuren geldt dat per vordering wordt bezien of er dispuut bestaat over de betaling van de vordering, en zo ja, wat de kans is dat de vordering niet betaald wordt. Voor 2017 is besloten geen dotatie door te voeren, waardoor het saldo ongewijzigd blijft ten opzichte van 2016.
De vlottende activa als geheel nemen toe door de vooruitbetaalde licentiekosten. Hiernaast nemen de liquide middelen af vanwege het over 2017 gerealiseerde verlies en de toename van de vooruitbetaalde kosten.
De overige vorderingen en overlopende activa zijn als volgt uit te splitsen:
31-12-2017 |
31-12-2016 |
|
---|---|---|
Vooruitbetaalde kosten |
28.830 |
19.923 |
Overige vorderingen |
343 |
201 |
Nog te factureren projecten |
10.153 |
6.256 |
Totaal |
39.326 |
26.380 |
31-12-2017 |
||
---|---|---|
Naar afnemersgroep: |
||
Overige vorderingen en overlopende activa Moederdepartement |
4.946 |
|
Overige vorderingen en overlopende activa overige ministeries |
5.218 |
|
Overige vorderingen en overlopende activa derden |
29.162 |
|
39.326 |
De categorieën van de nog te ontvangen en vooruitbetaalde bedragen worden als volgt toegelicht:
– Vooruitbetaalde kosten
De toename van de vooruitbetaalde kosten (€ 8,8 mln.) ten opzichte van 2016, wordt vooral verklaard door de toename van beperkt geldige licenties (de eeuwigdurende licenties worden geactiveerd als Immateriële activa) en de onderhoudskosten behorend bij alle licenties. Deze zorgen voor de toename in de vooruitbetaalde kosten.
– Overige vorderingen
De overige vorderingen betreffen naast de voorschotten aan medewerkers o.a. vanwege buitenlandse dienstreizen ook de te vorderen vennootschapsbelasting 2017 van € 6.178.
– Nog te factureren projecten (onderhanden Werk)
De nog te factureren projecten bestaan vooral uit nog te factureren DFA bedragen (€ 2,7 mln.), Basis+ (€ 3,4 mln.) en Maatwerk (€ 3,2 mln.). Over 2016 is deze uitsplitsing niet beschikbaar en kan geen vergelijk gemaakt worden.
Passiva
Eigen vermogen
Jaar |
Omzet |
Resultaat |
% |
|
---|---|---|---|---|
2017 |
242.362 |
– 37.704 |
– 15,6% |
|
2016 |
234.744 |
– 18.391 |
– 7,8% |
* |
2015 |
216.791 |
– 6.429 |
– 3,0% |
Vermogensmutatie |
2016 |
Mutatie |
2017 |
||
---|---|---|---|---|---|
Stand per 1 januari |
1.061 |
– 18.391 |
– 17.330 |
* |
|
Toevoeging door moederdepartement |
– |
15.230 |
15.230 |
||
Exploitatieresultaat 2016 |
– 18.391 |
18.391 |
– |
* |
|
Onverdeeld resultaat 2017 |
– |
– 37.704 |
– 37.704 |
||
Stand per 31 december |
– 17.330 |
– 22.474 |
– 39.804 |
* |
In 2017 heeft een correctie plaatsgevonden vanwege een foutieve boeking in 2016 ter grootte van € 2,1 mln. zoals toegelicht onder saldo van Baten en Lasten.
Conform de Regeling agentschappen, zuivert de eigenaar het ontstane negatieve Eigen Vermogen, uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2018, aan tot minimaal nihil.
Voorzieningen
Stand per 31-12-2016 |
Vrijval 2017 |
Dotatie 2017 |
Onttrekking 2017 |
Stand per 31-12-2017 |
||
---|---|---|---|---|---|---|
Voorziening ODC |
8.400 |
– 1.752 |
– 6.648 |
0 |
||
Voorziening migratie datacenters |
2.293 |
2.293 |
||||
Voorziening onderhoud licenties |
11.142 |
11.142 |
||||
Totaal |
8.400 |
– 1.752 |
13.435 |
– 6.648 |
13.435 |
De voorziening Overheidsdatacentrum (ODC) is getroffen om de kosten van de verhuizing van de ICT-infrastructuur naar het ODC te dekken. De activiteiten vinden plaats onder aansturing van het Programma Migratie Infrastructuur (PMI). Aan PMI is eind 2017 decharge verleend en is het programma opgeheven. Hierom wordt ook de voorziening ODC opgeheven. De resterende activiteiten worden in de lijn voortgezet. Hiertoe wordt een nieuwe voorziening gevormd, de voorziening migratie datacenters.
Langlopende schulden
De investering in hardware (devices en datacenter hardware) maar ook de vervanging van reeds afgeschreven activa, zorgde voor een groter beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën en daarmee de stijging van de leningen.
Kortlopende schulden
De kortlopende schulden nemen toe ten opzichte van 2016, dit wordt verklaard door de toegenomen crediteurenstand vanwege één grote openstaande factuur die, volgens de overeengekomen betaaltermijn, op 31 december 2017 nog niet voldaan hoefde te zijn. Hiernaast worden de hogere kortlopende schulden, verklaard door de aflossingsverplichting van leningen aan het Ministerie van Financiën.
De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:
31-12-2017 |
31-12-2016 |
||
---|---|---|---|
Crediteuren moederdepartement |
3.000 |
6.046 |
|
Crediteuren overige ministeries |
194 |
20 |
|
Crediteuren derden |
29.636 |
13.398 |
|
Betalingen onderweg |
– |
– |
|
Totaal |
32.830 |
19.464 |
Overige verplichtingen en overlopende passiva
Deze post bestaat uit de volgende onderdelen:
31-12-2017 |
31-12-2016 |
|
---|---|---|
Aflossing leningen MvF in 2018 |
53.662 |
41.176 |
Aflossing leningen MvF in 2018 ivm overbelening |
23.401 |
0 |
Nog af te dragen belastingen |
65 |
0 |
Nog te ontvangen facturen |
16.563 |
13.626 |
Nog te verrekenen |
1.775 |
7.502 |
Vooruitgefactureerd |
1.788 |
6.444 |
Opgebouwde rechten personeel |
5.153 |
3.903 |
Overlopende passiva |
212 |
214 |
Totaal |
102.619 |
72.865 |
De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:
Overige verplichtingen en overlopende passiva Moederdepartement |
13.054 |
---|---|
Overige verplichtingen en overlopende passiva Overige Ministeries |
79.187 |
Overige verplichtingen en overlopende passiva Derden |
10.378 |
102.619 |
Kasstroomoverzicht over 2017
(1) Vastgestelde begroting |
(2) Realisatie 2017 |
(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen |
17.000 |
8.645 |
– 8.355 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
58.126 |
|||
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) |
– 48.255 |
|||
2. |
Totaal operationele kasstroom |
34.647 |
9.871 |
– 24.776 |
Totaal investeringen (-/-) |
– 42.514 |
– 88.738 |
– 46.224 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
320 |
320 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 42.514 |
– 88.418 |
– 45.904 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) |
– |
– |
– |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
15.230 |
15.230 |
|
Aflossingen op leningen (-/-) |
– 34.647 |
– 34.963 |
– 316 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
42.514 |
93.040 |
50.526 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
7.867 |
73.307 |
65.440 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln. |
17.000 |
3.405 |
– 13.595 |
Toelichting
Ondanks het totale tekort van € 37,7 mln., komt de operationele kasstroom over 2017 uit op € 9,9 mln. positief. De belangrijkste reden hiervoor ligt besloten in de afschrijvingen. De afschrijvingen leiden immers niet tot een kasstroom. De operationele kasstroom kent onderstaande opbouw:
Saldo van baten en lasten |
– 37.704 |
---|---|
+ Afschrijvingen |
45.858 |
+ Afname balanspost liquide middelen excl. RHB of |
– |
-/- Toename balanspost liquide middelen excl. RHB |
– |
+ Afname balanspost kortlopende voorraden |
– |
-/- Toename balanspost kortlopende voorraden |
– |
+ Afname balanspost kortlopende vorderingen |
– |
-/- Toename balanspost kortlopende vorderingen |
– 10.551 |
+ Toename balanspost voorzieningen |
5.035 |
-/- Afname balanspost voorzieningen |
– |
+ Toename balanspost kortlopende schulden |
7.233 |
-/- Afname balanspost kortlopende schulden |
– |
Totaal operationele kasstroom |
9.871 |
De investeringen in ICT goederen (hard- en software) in 2017 bedroegen € 88,7 mln. De investeringen zijn per saldo hoger dan begroot. Dit heeft naast de toename van de waarde, door duurdere en meer devices zoals laptops, telefoons en ipads, vooral te maken met hogere investeringen in server gerelateerde hardware en de bijbehorende licenties, de vervanging van reeds afgeschreven activa en de eerder toegelichte toename van de Immateriële vaste Activa.
De eenmalige storting door het moederdepartement betrof de aanvulling van het negatieve eigen vermogen, dat was veroorzaakt door het verlies over 2016. Het hoger dan geraamde beroep op de leenfaciliteit is het gevolg van de extra investeringen in 2017.
De stand van de rekening-courant RHB per 31 december 2017 ad € 3,4 mln. is de resultante van het behaalde resultaat en het saldo van de in deze jaren opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
SSC-ICT is de rijksbrede shared service organisatie die de Rijksdienst ondersteunt met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. Door de inzet van moderne ICT hulpmiddelen wordt de doelmatigheid van de Rijksdienst vergroot. Met de bundeling van ICT taken binnen SSC-ICT wordt de in de projecten 4 en 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst beoogde efficiencyslag gerealiseerd.
Doelmatigheidskengetallen
Onderstaand worden de doelmatigheidskengetallen gepresenteerd. Het generieke en specifieke deel in onderstaande tabel bevat de in de Ontwerpbegroting opgenomen kengetallen. Inherent aan het shared service karakter gelden deze voor het hele jaar en zijn ze voor alle opdrachtgevers hetzelfde.
Realisatie 2015 |
Realisatie 2016 |
Realisatie 2017 |
Vastgestelde begroting 2017 |
||
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving Generiek Deel |
|||||
Taakstellende tariefverlaging |
3,0% |
1,5% |
0,0% |
0,0% |
|
Kostprijs voor beheertaken (werkplektarief) |
1.935 |
1.470 |
1.570 |
1.470 |
|
Kostprijs backend werkomgeving |
670 |
780 |
670 |
||
Kostprijs locatiegebonden werkplek |
650 |
680 |
650 |
||
Kostprijs Kiosk PC incl monitor |
310 |
270 |
310 |
||
Totale omzet per product of dienst |
216.791 |
234.744 |
242.362 |
226.397 |
* |
Generiek (infrastructuur, rijksportaal en samenwerkfunctionaliteit, ODC DH km²) |
14.046 |
12.105 |
11.514 |
14.000 |
|
Gemeenschappelijk (basis kantoorautomatisering + hosting) |
118.904 |
168.293 |
191.903 |
121.097 |
|
Specifiek (plusdiensten en maatwerk) |
83.841 |
54.346 |
38.945 |
91.300 |
* |
Formatie en bezetting |
|||||
FTE-totaal (excl. Externe inhuur) |
650,0 |
720,2 |
834,4 |
795,1 |
|
Aantal externe FTE's in % van de totale FTE’s |
51,0% |
37,0% |
27,9% |
28,9% |
|
Saldo van baten en lasten (%) |
– 3,0% |
– 7,8% |
– 15,6% |
0,0% |
* |
Klanttevredenheid (KTO) |
7 |
7 |
6,9 |
7 |
|
Medewerkertevrededenheid (MTO) |
7 |
NB |
6,8 |
7 |
Realisatie 2015 |
Realisatie 2016 |
Realisatie 2017 |
Vastgestelde begroting 2017 |
||
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving Specifiek Deel- ICT Diensten |
|||||
Beschik-/betrouwbaarheid basisfunctionaliteit |
100,0% |
100,0% |
100,0% |
99,9% |
|
Geleverd binnen gestelde termijn |
85,0% |
91,0% |
90,0% |
90,0% |
|
Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd |
91,0% |
88,0% |
87,0% |
90,0% |
|
Kwaliteit beantwoorden vragen |
|||||
– beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd |
85,0% |
99,0% |
97,0% |
95,0% |
|
– direct beantwoorden helpdeskvragen |
67,0% |
88,2% |
86,0% |
80,0% |
In de Rijksbegrotingvoorschriften wordt aangegeven dat de reeksen meerjarig worden toelicht, echter omdat SSC-ICT in 2014 nog bestond uit twee afzonderlijke onderdelen, zijn deze gegevens voor dat jaar niet voorhanden.
Toelichting generiek deel doelmatigheidsindicatoren
In 2017 gold geen taakstelling voor SSC-ICT. De tarieven 2017 zijn ten opzichte van 2016 gestegen om een aantal redenen. De technische uitwerking van de nieuwe DWR Next werkomgeving, zorgt ervoor dat er meer rekenkracht geleverd wordt vanuit het datacentrum (wat leidt tot een duurder account), en minder rekenkracht door de thin client, of laptop die op het bureau van de Rijksambtenaar te vinden is (wat leidt tot een goedkopere kiosk pc of laptop).
De totale baten komen hoger uit dan begroot in de ontwerpbegroting. Behalve de prijsverschillen die de stijging ten opzichte van de realisatie over 2016 verklaren, is de dienstverlening uitgebreid met bijvoorbeeld de IND, wat nog niet verwerkt was in de ontwerpbegroting.
Het aantal ambtelijke fte is harder gestegen dan was voorzien in de ontwerpbegroting, de verambtelijking is succesvoller geweest en ook is de werving voor vacatures succesvoller gebleken. Beide effecten zorgen voor de extra stijging van ambtelijk personeel. Bijkomend effect is dat het aandeel extern personeel hierdoor sterker gedaald.
Toelichting specifiek deel doelmatigheidsindicatoren
De afwijking van de gerealiseerde kengetallen is beperkt, hierom is geen nadere toelichting opgenomen.
Inleiding
Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert ruim 12 miljoen vierkante meter gebouwen en circa 91.000 hectare grond en zet dit vastgoed in voor de realisatie van rijksoverheidsdoelen, in samenwerking met, en met het oog voor de omgeving. Hiertoe zorgt het Rijksvastgoedbedrijf voor o.a.:
• de rijkshuisvesting via kantoren en specialties;
• de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van monumenten in beheer van het Rijksvastgoedbedrijf;
• het onderhoud aan en beheer van Defensiegebouwen en -terreinen;
• projectontwikkeling en nieuwbouw voor Defensie;
• de doelmatige verkoop en waar mogelijk ingebruikgeving van overtollig rijksvastgoed;
• de uitgifte in pacht van rijksgronden;
• de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf 2017
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2016 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
31.579 |
24.312 |
– 7.267 |
33.731 |
Omzet overige departementen |
1.099.653 |
1.015.083 |
– 84.570 |
1.008.414 |
Omzet derden |
117.073 |
47.980 |
– 69.093 |
83.173 |
Rentebaten |
– |
317 |
317 |
1.672 |
Vrijval voorzieningen |
– |
21.363 |
21.363 |
21.280 |
Bijzondere baten |
37.233 |
88.589 |
51.356 |
176.834 |
Totaal baten |
1.285.538 |
1.197.644 |
– 87.894 |
1.325.104 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
213.326 |
235.036 |
21.710 |
219.164 |
– Personele kosten |
162.649 |
180.631 |
17.982 |
165.970 |
Waarvan eigen personeel |
135.725 |
161.231 |
25.506 |
144.598 |
Waarvan externe inhuur |
20.000 |
19.291 |
– 709 |
20.614 |
Waarvan overige personele kosten |
6.924 |
109 |
– 6.815 |
758 |
– Materiële kosten |
50.677 |
54.405 |
3.728 |
53.194 |
Waarvan apparaat ICT |
22.047 |
25.994 |
3.947 |
25.449 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
– |
– |
– |
– |
Waarvan overige materiele kosten |
28.630 |
28.411 |
– 219 |
27.745 |
Rentelasten |
77.573 |
70.955 |
– 6.618 |
59.500 |
Afschrijvingskosten |
282.400 |
295.014 |
12.614 |
261.744 |
– Materieel |
– |
295.014 |
295.014 |
261.744 |
Waarvan apparaat ICT |
– |
– |
– |
– |
– Immaterieel |
– |
– |
– |
– |
Overige lasten |
712.239 |
541.747 |
– 170.492 |
707.586 |
– Dotaties voorzieningen |
11.000 |
28.547 |
17.547 |
12.816 |
– Bijzondere lasten |
701.239 |
513.200 |
– 188.039 |
694.770 |
Totaal lasten |
1.285.538 |
1.142.752 |
– 142.786 |
1.247.994 |
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen |
– |
54.892 |
54.892 |
77.110 |
Agentschapsdeel Vpb lasten |
– |
750 |
750 |
– |
Saldo van baten en lasten |
– |
54.142 |
54.142 |
77.110 |
Toelichting
Baten
Omzet
Omzet moederdepartement
Onder de omzet moederdepartement worden de bijdragen van het Ministerie van BZK verantwoord voor de taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (onder andere de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de inputfinanciering buiten de huur- en verhuurrelatie. Hieronder vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2017 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement. In 2017 is sprake van een lagere omzet dan begroot vanwege een lagere lumpsumbijdrage van BZK.
De specificatie van deze omzet is als volgt:
Omschrijving |
Realisatie 2017 |
Realisatie 2016 |
---|---|---|
Omzet activiteiten hoofdstuk 18 |
11.461 |
12.983 |
Architectuurbeleid |
2.308 |
2.918 |
Beleidsondersteuning |
962 |
1.765 |
Inputonderzoek |
324 |
70 |
Coord. Rijksopdrachtgeverschap bouw |
– 188 |
45 |
Energiebeparing Rijkshuisvesting |
3.649 |
1.925 |
Beheer MEF-monumenten |
4.406 |
6.260 |
Bijdrage BZK |
11.725 |
20.748 |
ICRV |
0 |
0 |
Omzet uren verkopen BZK |
1.126 |
0 |
Totaal |
24.312 |
33.731 |
Omzet overige departementen
Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de Ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder het honorarium aan Defensie.
De gerealiseerde omzet is lager dan begroot. Het effect van de stijging van de opbrengsten uit verhuur (zie toelichting omzet per product, verhuur) is niet zichtbaar omdat programmagelden Defensie die wel zijn begroot (voor een bedrag van € 141,3 mln.) niet in de realisatie zijn verantwoord. Dit laatste is een resultaatneutrale presentatiewijziging waardoor zowel de omzet als de lasten lager zijn.
Omzet derden
Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De realisatie is lager dan begroot omdat in de begroting rekening was gehouden met een hoger volume aan verkopen via het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV).
Omzet per product
De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:
a. Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.
b. Verhuur: betreft terbeschikkingstelling intern Rijk van kantoren en specialties, terbeschikkingstelling bijzondere specialties, externe ingebruikgeving en aanvullende dienstverlening binnen het rijkshuisvestingstelsel.
c. Beheer, expertise, advies en projectontwikkeling: betreft gebieds- en projectontwikkeling, verwerving, beheer van gebouwen in eigendom van het Ministerie van Defensie, expertise en advies, strategische advisering en ondersteuning van beleidsdirecties.
d. Overige producten: betreft afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen.
Omschrijving |
Realisatie 2017 |
Realisatie 2016 |
---|---|---|
Verkoop |
43.210 |
78.298 |
Verhuur |
956.985 |
962.665 |
Beheer, expertise, advies en projectontwikkeling |
85.980 |
83.195 |
Overige producten |
1.200 |
1.160 |
Totaal |
1.087.375 |
1.125.318 |
Verkoop
In de begroting was rekening gehouden met een hoog volume aan verkopen via het KORV. De verkooprealisatie 2017 heeft voor het overgrote deel betrekking op dossiers die al voor de start van KORV aan het Rijksvastgoedbedrijf waren overgedragen.
Verhuur
In 2017 zijn meer m2 verhuurd dan was voorzien in de begroting.
Beheer, expertise, advies en projectontwikkeling
De omzet is lager dan begroot omdat, als gevolg van een presentatiewijziging, programmagelden Defensie die wel zijn begroot niet in de realisatie zijn opgenomen.
Rentebaten
Er zijn geen rentebaten begroot. De gerealiseerde rentebaten bestaan met name uit € 0,1 mln. rente over de depositorekening en € 0,2 mln. overige rentebaten.
Vrijval voorzieningen
Er is geen vrijval begroot. Bij de actualisatie van de voorzieningen is in totaal voor € 21,4 mln. vrijgevallen. Hiervan betreft € 10,3 mln. vrijval op de voorziening geschillen en rechtsgedingen en € 10,8 mln. op de voorziening asbest.
Bijzondere baten
Omschrijving |
Realisatie 2017 |
Realisatie 2016 |
---|---|---|
(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen |
31.683 |
33.270 |
Overige baten |
56.906 |
143.564 |
Totaal |
88.589 |
176.834 |
Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen
In totaal kon voor € 31,7 mln. aan eerdere afwaarderingen op de voorraad te verkopen onroerend goed vervallen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het terugnemen van 1 object.
Overige baten
De post overige baten bestaat met name uit de mutaties van onderhanden werk en onderhanden projecten en het geactiveerde honorarium.
De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar inclusief de mutatie in de voorziene verliezen. De overige baten waren in 2016 fors hoger door een hogere mutatie onderhanden werk in dat jaar die met name werd veroorzaakt door de terugneming van een eerdere afwaardering op de voorraad onderhanden werk van € 86,5 mln.
Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op het voor eigen rekening ontwikkelen van onroerend goed aan de hand van een functioneel programma van eisen. Het toegerekende honorarium (uren vermenigvuldigd met uurtarief) aan deze vastgoedinvesteringen wordt maandelijks gerealiseerd.
Onder de overige baten is voorts opgenomen een bedrag van € 1,8 mln. inzake nazorgresultaten en € 18,2 mln. aan diverse baten waaronder een aantal nagekomen baten en vrijval van een aantal kortlopende schulden. Deze posten waren niet begroot.
Lasten
Apparaatskosten
De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 125,7 mln. lonen, € 12,9 mln. sociale lasten, € 17,0 mln. pensioenlasten en € 5,6 mln. aan personele exploitatie. Het gemiddelde aantal gedurende 2017 werkzame werknemers bedroeg 1.968,2 fte waarvan gemiddeld 122,5 fte gedetacheerd vanuit andere departementen, met name Defensie.
De gerealiseerde kosten zijn hoger dan begroot. Dit wordt met name verklaard door de hogere salariskosten en ICT-kosten.
Rentelasten
Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan uit € 27,2 mln. voor leningen van het Ministerie van Financiën en € 43,8 mln. voor DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 15,5 mln. rente geactiveerd.
Afschrijvingskosten
Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering.
Dotaties voorzieningen
De gerealiseerde dotaties bestaan met name uit € 26,4 mln. voor asbestverontreiniging. De hogere dotatie wordt met name veroorzaakt door paleis Het Loo (€ 18,2 mln.).
Bijzondere lasten
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2016 |
Markthuren |
204.079 |
193.274 |
– 10.805 |
201.340 |
DBFMO-lasten |
0 |
43.117 |
43.117 |
29.675 |
Onderhoud |
306.762 |
124.833 |
– 181.929 |
160.015 |
Belastingen en heffingen |
23.302 |
23.316 |
14 |
23.708 |
Energielasten |
30.385 |
32.057 |
1.672 |
34.665 |
Ontwikkeling en verkoop OG |
90.775 |
22.538 |
– 68.237 |
61.528 |
Overige lasten |
45.936 |
74.065 |
28.129 |
183.839 |
Totaal |
701.239 |
513.200 |
– 188.039 |
694.770 |
Markthuren
Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt.
DBFMO-lasten
Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten. Deze post is niet begroot omdat bij de ontwerpbegroting 2017 dit bedrag nog verondersteld werd in de rente- en afschrijvingskosten te zijn begrepen.
Onderhoud
Onder deze post vallen onderhoud voor de rijkshuisvesting, het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie en het beheer van bijzondere objecten.
De gerealiseerde kosten zijn lager dan begroot omdat programmagelden Defensie die wel zijn begroot (voor een bedrag van € 141,3 mln.) niet in de realisatie zijn opgenomen. Dit laatste is een resultaatneutrale presentatiewijziging waarbij zowel de omzet als de lasten lager zijn.
Belastingen en heffingen
Het betreft hier het eigenaarsdeel van de onroerend zaakbelasting (OZB).
Energielasten
Deze post bevat de energiekostenvan de kantorenvoorraad.
Ontwikkeling en verkoop onroerend goed
Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten. In de begroting is rekening gehouden met een volume aan verkopen via de KORV-systematiek. Als gevolg van de late opstart van KORV is een groot deel van de verkopen in 2017 nog volgens de oude procedures uitgevoerd. Aangezien de betreffende objecten zijn verrekend via een middelenafspraak met de materieelbeheerders, zijn deze niet door het Rijksvastgoedbedrijf aangekocht. Daarmee is eveneens geen sprake van kosten bij verkoop.
Overige lasten
De post overige lasten betreft met name kleine investeringen (€ 38,4 mln.), kosten van onderhanden projecten en onderhanden werk (resp. € 2,8 mln. en € 2,9 mln.), facilitaire leegstandkosten (€ 11,6 mln.), herstelkosten (€ 3,9 mln.) en diverse overige lasten (€ 10,3 mln.). De kosten van de onderhanden projecten en onderhanden werk zijn niet begroot, de kleine investeringen zijn begroot op € 22,0 mln. In de begroting was geen rekening gehouden met directe afrekeningen voor bijzondere specialties.
Balans per 31 december 2017
Balans 2017 |
Balans 2016 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
– |
– |
Materiële vaste activa |
6.058.873 |
5.808.775 |
– Grond en gebouwen |
4.999.482 |
4.750.548 |
– Installaties, inventarissen en overig |
783.363 |
755.864 |
– Projecten in uitvoering |
276.028 |
302.363 |
Vlottende activa |
908.309 |
859.428 |
– Voorraden en onderhanden projecten |
355.137 |
359.700 |
– Debiteuren |
35.512 |
24.655 |
– Overige vorderingen en overlopende activa |
87.055 |
111.064 |
– Liquide middelen |
430.605 |
364.009 |
Totaal activa |
6.967.182 |
6.668.203 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
89.803 |
115.462 |
– Exploitatiereserve |
35.661 |
38.352 |
– Onverdeeld resultaat |
54.142 |
77.110 |
Voorzieningen |
74.208 |
98.494 |
Langlopende schulden |
6.139.717 |
5.839.166 |
– Leningen bij het MvF |
5.463.934 |
5.301.455 |
– Langlopende schulden DBFMO |
675.783 |
537.711 |
Kortlopende schulden |
663.454 |
615.081 |
– Crediteuren |
65.182 |
49.190 |
– Overige verplichtingen en overlopende passiva |
598.272 |
565.891 |
Totaal passiva |
6.967.182 |
6.668.203 |
Waar nodig zijn de cijfers ultimo 2016 voor vergelijkingsdoeleinden geherrubriceerd.
Toelichting
Materiële vaste activa
De post materiële vaste activa bestaat uit grond (inclusief afgekochte erfpachtrechten) en gebouwen die het Rijksvastgoedbedrijf in economisch eigendom heeft, inclusief de inbouwpakketten in huurpanden, installaties en inventarissen, de onderhanden huisvestingsprojecten «projecten in uitvoering» en overige materiële vaste activa.
Onder de materiële vaste activa zijn op grond van de verslaggevingsregels objecten geactiveerd waarvan het Rijksvastgoedbedrijf geen juridisch eigenaar is.
• Objecten waarvoor het Ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft afgesloten en die het Rijksvastgoedbedrijf bij dit Ministerie heeft afgekocht. De boekwaarde per 31 december 2017 bedraagt € 128,0 mln. Het in 2017 geactiveerde bedrag is nihil. De schulden in verband met de financial leasecontracten zijn met ingang van 1 januari 1999 ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en omgezet in een lening bij dit Ministerie conform de Regeling leen- en depositofaciliteit Agentschappen;
• Van de boekwaarde per 31 december 2017 heeft € 1.162,0 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten. Hiervan betreft € 703,3 mln. investeringen door het consortium, waarvan het deel dat in 2017 geactiveerd is € 178,0 mln. bedraagt.
Vlottende activa
Voorraden
Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.
KORV houdt in dat het Rijksvastgoedbedrijf met ingang van 1 juli 2014 de verplichting heeft al het overtollig (Rijks)vastgoed over te nemen tegen directe betaling op het moment van overname door het Rijksvastgoedbedrijf. Het afstotende Ministerie ontvangt direct 60% van de overnamesom. De overige 40% (of een deel daarvan) wordt betaald na verkoop van het betreffende vastgoed door het Rijksvastgoedbedrijf, mits en voor zover het netto verkoopresultaat dat toelaat. Indien na de nabetaling een positief resultaat overblijft, zal dit op basis van een 50/50 verhouding verdeeld worden tussen het Rijksvastgoedbedrijf en de Ministeries die vastgoed hebben overgedragen.
Voorraad te verkopen onroerend goed
De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2017 per saldo met € 26,2 mln. afgenomen van € 89,3 mln. tot € 63,1 mln. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.
In de voorraad zijn twee objecten opgenomen die reeds zijn verkocht, maar waarvan levering plaatsvindt in 2018. De verkooptransacties hebben geen gevolgen voor de waardering van deze objecten.
Onderhanden werk
Het onderhanden werk heeft betrekking op objecten die voor eigen rekening en risico worden ontwikkeld om een hogere opbrengst te verkrijgen in de vorm van verkoopopbrengst. Deze objecten zullen naar verwachting niet ten dienste komen voor de eigen bedrijfsvoering en worden niet in opdracht van derden en departementen uitgevoerd. Het gaat hierbij om toekomstig te verkopen objecten, die in eigen beheer worden herontwikkeld. Het gaat om de grondexploitatieprojecten Valkenburg, Hembrug en de Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone.
Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (Kamerstukken II, 2010, 32 275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten – waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's – plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond.
Onderhanden projecten
De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.
Debiteuren
31-12-2017 |
31-12-2016 |
|
---|---|---|
Debiteuren |
35.755 |
28.255 |
Voorziening dubieuze debiteuren |
– 243 |
– 3.600 |
Totaal |
35.512 |
24.655 |
Van het debiteurensaldo betreft € 1,5 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 4,3 mln. op overige departementen en € 29,7 mln. op derden.
Overige vorderingen en overlopende activa
Van de overige vorderingen en overlopende activa ultimo 2017 betreft € 10,6 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 51,7 mln. op overige departementen en € 13,7 mln. op derden.
Van het openstaande debiteurensaldo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 16,3 mln. bij BZK en andere materieelbeheerders.
Liquide middelen
31-12-2017 |
31-12-2016 |
|
---|---|---|
Rekening-courant RHB |
420.605 |
354.009 |
Depositorekening |
10.000 |
10.000 |
Saldo per 31 december 2017 |
430.605 |
364.009 |
Eigen vermogen
2016 |
2017 |
|
---|---|---|
Saldo per 1 januari 2017 |
220.090 |
115.462 |
Stelselwijziging |
– 20.630 |
0 |
Gecorrigeerd saldo per 1 januari 2017 |
199.460 |
115.462 |
Saldo van baten en lasten |
77.110 |
54.142 |
Directe mutaties in het eigen vermogen |
||
Uitkering aan het moederdepartement |
– 161.108 |
– 79.801 |
Bijdrage door het moederdepartement |
0 |
0 |
Overige mutaties |
0 |
0 |
Saldo per 31 december 2017 |
115.462 |
89.803 |
Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Indien een baten-lastenagentschap korter dan drie jaar bestaat, wordt de gemiddelde jaaromzet berekend over deze kortere periode. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 55,3 mln. worden aangehouden. Het restant van € 34,5 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.
Voorzieningen
Omschrijving |
31-12-2016 |
Onttrekking |
Dotatie |
Vrijval |
31-12-2017 |
---|---|---|---|---|---|
Asbestverontreiniging |
44.487 |
– 5.286 |
26.444 |
– 10.784 |
54.861 |
Wachtgelden en pensioenuitkeringen |
265 |
– 72 |
268 |
– 214 |
247 |
Huis ten Bosch |
29.641 |
– 20.991 |
1.100 |
0 |
9.750 |
Bodemsanering |
1.212 |
– 35 |
735 |
0 |
1.912 |
Brandveiligheid |
1.314 |
– 57 |
0 |
– 54 |
1.203 |
Geschillen en rechtsgedingen |
21.575 |
– 5.029 |
0 |
– 10.311 |
6.235 |
Totaal |
98.494 |
– 31.470 |
28.547 |
– 21.363 |
74.208 |
Asbestverontreiniging
De «voorziening asbestverontreiniging» is opgenomen ter bestrijding van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter.
Huis ten Bosch
In 2017 is voor € 21,0 mln. onttrokken aan de voorziening en is een bedrag van € 1,1 mln. gedoteerd.
Geschillen en rechtsgedingen
De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten.
Langlopende schulden
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Dit betreft de leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.
Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:
• te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.
• te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.
• de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.
Langlopende schulden DBFMO
Onder deze schulden worden de lange termijn schulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO-contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen.
Kortlopende schulden
De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer het kortlopende deel van de langlopende schulden en de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.
Crediteuren
De crediteuren bestaan voor € 5,9 mln. uit schulden aan het moederdepartement, voor € 4,3 mln. aan overige departementen en voor € 23,2 mln. aan derden.
Overige verplichtingen en overlopende passiva
Van de overige verplichtingen en overlopende passiva betreft € 58,3 mln. schulden aan het moederdepartement, € 477,3 mln. aan overige departementen en € 75,3 mln. aan derden.
Kasstroomoverzicht over 2017
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen |
368.948 |
364.009 |
– 4.939 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
1.158.305 |
1.890.618 |
732.313 |
|
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) |
– 940.656 |
– 1.551.608 |
– 610.952 |
|
2. |
Totaal operationele kasstroom |
217.649 |
339.010 |
121.361 |
Totaal investeringen (-/-) |
– 515.000 |
– 397.059 |
117.941 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
60.775 |
30.482 |
– 30.293 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 454.225 |
– 366.577 |
87.648 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) |
– |
– 79.801 |
– 79.801 |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
– |
– |
|
Aflossingen op leningen (-/-) |
– 280.683 |
– 223.297 |
57.386 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
515.000 |
397.261 |
– 117.739 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
234.317 |
94.163 |
– 140.154 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln. |
366.689 |
430.605 |
63.916 |
Toelichting
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.
Operationele kasstroom
De ontvangsten en uitgaven zijn aanzienlijk hoger dan begroot. Dit komt met name omdat de programmagelden van de dienstverlening aan Defensie, kasstromen vanuit het beheer van materiële activa (KV-begroting) en de kasstromen uit hierin zijn meegenomen. Deze dienstverleningen zitten niet in de gerealiseerde baten en lasten.
Investeringskasstroom
Bij de investeringskasstroom zijn de investeringen lager dan begroot omdat er minder is geïnvesteerd dan voorzien in rijkshuisvesting (zoals ook in de 2e suppletoire begroting is aangegeven) en er minder KORV projecten zijn gerealiseerd dan begroot. Ook is er sprake van een lagere realisatie dan begroot bij de desinvesteringen van eigen onroerend goed.
Financieringskasstroom
In 2017 is het surplus eigen vermogen van € 79,8 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Een afdracht vloeit voort uit de jaarekening en is bij het indienen van de ontwerpbegroting in jaar t-1 nog niet bekend en derhalve niet begroot.
Het beroep op de leenfaciliteit is als gevolg van de lagere investeringen (zie investeringskasstroom) lager dan begroot. Ook het beroep op de leenfaciliteit ten behoeve van KORV-projecten is achtergebleven bij de begroting.
De aflossingen op leningen betreffen de aflossingen op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. De aflossingen zijn lager dan begroot, met name omdat er minder is afgelost als gevolg van de lagere realisatie bij de verkopen van onroerend goed.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
|
Omzet per product1 € 1.000 |
|||||
Verkoop vastgoed |
78.059 |
42.979 |
117.389 |
||
Verkoop grondstoffen |
239 |
231 |
216 |
||
T.b.s. kantoren en specialties |
926.714 |
940.734 |
898.845 |
||
Externe ingebruikgeving |
16.708 |
14.664 |
8.289 |
||
Aanvullende dienstverlening |
19.244 |
1.587 |
0 |
||
Gebiedsontwikkeling |
1.958 |
39 |
1.494 |
||
Projectontwikkeling |
17.419 |
19.469 |
25.000 |
||
Verwerving |
77 |
71 |
75 |
||
Beheren gebouwen niet in eigendom |
35.699 |
43.373 |
177.775 |
||
Expertise en advies |
20.395 |
13.571 |
8.891 |
||
Strat. advisering |
7.646 |
9.457 |
8.053 |
||
Overige producten |
1.160 |
1.200 |
2.279 |
||
Saldo baten en lasten |
77.110 |
54.142 |
0 |
||
Saldo van baten en lasten (% t.o.v. de baten) |
5,8% |
4,5% |
0,0% |
||
Huisvestingsvoorraad1 1.000 m² BVO |
6.211 |
6.189 |
5.974 |
||
waarvan verhuurd |
5.881 |
5.403 |
5.261 |
||
waarvan eigendom |
4.975 |
4.867 |
4.714 |
||
waarvan huur |
1.236 |
1.322 |
1.260 |
||
Gemiddelde leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB |
5,3% |
5,9% |
6,60% |
||
ITK rijkshuisvesting |
2 |
nnb1 |
2,1–2,8 |
||
Voorraad beheerde Defensieobjecten |
|||||
Gebouwen1 1.000 m2 BVO |
6.161 |
6.033 |
5.529 |
||
Terreinen1 1.000 m2 BVO |
350.387 |
350.575 |
341.632 |
||
Doelmatigheid verkoop vastgoed |
12.890 |
11.385 |
> 0 |
||
Bezetting ambtelijke fte's ultimo |
1.885 |
2.009 |
1.897 |
||
Apparaat omzetindicator |
19,5% |
21,6% |
16,60% |
||
Projecten binnen budget gerealiseerd |
87,0% |
81% |
|||
Projecten tijdig gerealiseerd |
97,0% |
81% |
|||
Productiviteit |
914 |
815 |
De waarde voor 2017 van deze prestatie-indicator kon bij oplevering van het jaarverslag nog niet worden vastgesteld. Deze waarde wordt opgenomen in de ontwerpbegroting 2019 van het Ministerie van BZK.
Toelichting
Omzet per product
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Saldo van baten en lasten
Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraaggestuurde vastgoeddienst. Het positieve resultaat over 2017 is mede een gevolg van het feit dat er in 2017 meer meters rijkshuisvesting verhuurd zijn.
Rijkshuisvestingsvoorraad
De voorraad bedraagt ultimo 2017 215.000 m2 meer dan begroot. Dit is voornamelijk te verklaren door de aankoop van een drietal panden in de regio Den Haag eind 2017. Het Rijksvastgoedbedrijf kon hierbij inspelen op een goed marktaanbod. Dit geeft de mogelijkheid de frictieruimte te vergroten teneinde ruimte te bieden aan noodzakelijke verschuivingen en renovaties (verduurzaming van de voorraad). Ook is er ruimte om de aanvullende vraagbehoefte in de regio Den Haag op te vangen in de nabije toekomst. Dit speelt evenzo in de regio Utrecht. Door de toegenomen ruimtebehoefte van departementen, met name in deze regio’s zijn meer m2 verhuurd dan begroot.
Gemiddelde leegstand
De leegstand voor rekening van het Rijksvastgoedbedrijf (5,9%) is lager dan de begroting (6,6%). De stijging ten opzichte van 2016 wordt verklaard door de uitwerking van de beslissing in Den Haag en Utrecht meer frictieruimte te creëren ten einde noodzakelijke verschuivingen mogelijk te kunnen maken en aanvullende huisvestingbehoeftes op te kunnen vangen.
Indicator Technische Kwaliteit
De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties.
Voorraad beheerde defensieobjecten
Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. Defensie voorziet een afname van de vastgoedvoorraad en wil daarbij dat op termijn de exploitatiebudgetten daarmee in balans zijn. Defensie heeft daarvoor onder meer opdracht gegeven voor sloop van een selectie op kazernes overtollige gebouwen. Het Rijksvastgoedbedrijf rapporteert de ontwikkeling van het vastgoedbestand periodiek aan Defensie.
Doelmatigheid verkopen
De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2017 tot een positief resultaat geleid.
Bezetting fte’s jaarultimo
Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraaggestuurde dienst. De bezetting ultimo 2017 is 124 fte hoger dan begroot. De groei in ambtelijke bezetting wordt met name verklaard door de groei die in 2017 werd voorzien in dienstverlening aan Defensie en voor de rijkshuisvesting. Van de bezetting van 2.009 fte is 120 fte gedetacheerd vanuit andere departementen met name Defensie.
Apparaat/omzet indicator
De indicator is hoger gerealiseerd dan begroot, omdat de programmagelden van Defensie uit de omzet van het Rijksvastgoedbedrijf zijn geëlimineerd. Zonder deze eliminatie was de indicator conform begroting gerealiseerd.
Projecten binnen budget gerealiseerd
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de ambitie, om het overgrote deel van de projecten binnen budget te realiseren, gerealiseerd met 87% ten opzicht van de norm van 81%.
Projecten tijdig gerealiseerd
De doelstelling om 81% van de projecten tijdig conform afspraken met de opdrachtgever te realiseren is gerealiseerd.
Productiviteit
De productiviteit van het Rijksvastgoedbedrijf is verbeterd ten opzichte van hetgeen in de begroting was voorzien.
Inleiding
De Huurcommissie is een landelijk functionerend zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Dit ZBO wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), die de status van baten-lastenagentschap heeft. Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Bestuur en Wonen bij het Ministerie van BZK) een opdracht aan DHC voor de uitvoering van de huurgeschilbeslechtings- en overige werkzaamheden. In 2017 is deze opdracht verstrekt op basis van voorschot en afrekening.
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2016 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
8.326 |
12.255 |
3.929 |
10.935 |
Omzet overige departementen |
0 |
0 |
0 |
0 |
Omzet derden |
4.910 |
623 |
– 4.287 |
748 |
Rentebaten |
0 |
0 |
0 |
0 |
Vrijval voorzieningen |
0 |
3 |
3 |
1.375 |
Bijzondere baten |
0 |
2.302 |
2.302 |
1.499 |
Totaal baten |
13.236 |
15.183 |
1.947 |
14.557 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
12.248 |
11.863 |
– 385 |
11.000 |
– Personele kosten |
6.529 |
7.412 |
883 |
5.796 |
Waarvan eigen personeel |
5.859 |
6.550 |
691 |
4.879 |
Waarvan externe inhuur |
670 |
603 |
– 67 |
800 |
Waarvan overige personele kosten |
0 |
259 |
259 |
117 |
– Materiële kosten |
5.719 |
4.451 |
– 1.268 |
5.204 |
Waarvan apparaat ICT |
2.823 |
2.334 |
– 489 |
2.698 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
0 |
0 |
0 |
0 |
Waarvan overige materiele kosten |
2.896 |
2.117 |
– 779 |
2.506 |
Rentelasten |
0 |
0 |
0 |
0 |
Afschrijvingskosten |
988 |
494 |
– 494 |
941 |
– Materieel |
24 |
102 |
78 |
26 |
Waarvan apparaat ICT |
0 |
0 |
0 |
0 |
– Immaterieel |
964 |
392 |
– 572 |
915 |
Overige lasten |
0 |
2.708 |
2.708 |
1.798 |
– Dotaties voorzieningen |
0 |
18 |
18 |
5 |
– Bijzondere lasten |
0 |
2.690 |
2.690 |
1.793 |
Totaal lasten |
13.236 |
15.065 |
1.829 |
13.739 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
118 |
118 |
818 |
Toelichting
Baten
Omzet moederdepartement
De voornaamste bate van DHC bestaat uit de vergoeding van de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt (Wm). De opdracht voor 2017 is aangegaan op basis van voorschot en afrekening. De verwachting was dat in 2017 een wetsvoorstel zou worden ingediend bij de Tweede Kamer waarmee de financieringsstructuur van de Huurcommissie zou worden aangepast. Naast een bijdrage van de opdrachtgever zou ook een bijdrage door de verhuurders aan de werkzaamheden van de Huurcommissie worden voorgelegd. Door het controversieel verklaren van dit wetsvoorstel door de Tweede Kamer, in verband met de demissionaire status van het kabinet, is de verhuurdersbijdrage niet tot uitvoering gekomen. In de loop van 2017 heeft de opdrachtgever de financiering van de totale opdracht 2017 (€ 14,5 mln.) voor zijn rekening genomen
De totale productie was lager dan vermeld in de begroting, zoals blijkt uit de volgende tabel:
Soort zaak |
Begroting 2017 |
Offerte/opdracht 2017 (1) |
Realisatie 2017 (2) |
Verschil (3=2–1) |
---|---|---|---|---|
Huurprijsgeschillen |
5.800 |
4.650 |
4.203 |
– 447 |
Servicekostengeschillen |
2.700 |
3.000 |
2.525 |
– 475 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van punten |
690 |
400 |
502 |
102 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen |
1.200 |
709 |
– 491 |
|
WOHV-geschillen1 |
10 |
10 |
6 |
– 4 |
Totaal |
9.200 |
9.260 |
7.945 |
– 1.315 |
De lagere totale productie hangt samen met een lagere instroom dan verwacht: indien minder verzoeken tot geschilbeslechting worden ontvangen, zijn er ook minder verzoeken af te wikkelen. Dit deed zich nagenoeg voor alle huurprijsgeschillen voor, zoals blijkt uit de volgende tabel:
Soort zaak |
Offerte/opdracht 2017 (1) |
Realisatie 2017 (2) |
Verschil (2 – 1) |
---|---|---|---|
Huurprijsgeschillen |
4.955 |
4.186 |
– 769 |
Servicekostengeschillen |
2.525 |
2.265 |
– 260 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van punten |
505 |
466 |
– 39 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen |
1.485 |
667 |
– 818 |
WOHV-geschillen |
10 |
4 |
– 6 |
Totaal |
9.480 |
7.588 |
– 1.892 |
Omzet derden
De omzet derden is lager dan bij de ontwerpbegroting geraamd is. Dit komt, zoals hiervoor is aangegeven, door het controversieel verklaren van het wetsvoorstel dat een verhuurdersbijdrage zou inhouden. Het bedrag dat nu gerealiseerd is betreft legesgelden.
Vrijval voorzieningen
De voorziening leges kon verlaagd worden gelet op de verwachte kosten in de periode 2018 en latere jaren.
Bijzondere baten
Ten behoeve van een aantal specifieke werkzaamheden, opgenomen in de offerte van de Huurcommissie, heeft het moederdepartement in 2017 bijdragen toegezegd en bij wijze van voorschot betaald.
Lasten
Apparaatskosten: personele kosten
Personele kosten die zijn gemaakt voor specifieke werkzaamheden, niet behorend tot de kostprijzen, zijn bij de bijzondere lasten verantwoord. In de kosten voor eigen personeel zijn kosten opgenomen (€ 1,0 mln.) voor werknemers die eind 2017 een overeenkomst met de Huurcommissie zijn aangegaan en gebruik maken van de stimuleringspremie bij ontslag op eigen verzoek.
Externe medewerkers zijn ingeschakeld in de reguliere processen van geschilbeslechting opdat vaste medewerkers daarvan vrijgesteld konden worden en ingezet konden worden in de nieuwe processen van Brede Intake en Bemiddelen.
De overige personele kosten waren in de oorspronkelijke begroting opgenomen in de overige materiële kosten. Deze kosten worden nu apart vermeld.
Apparaatskosten: materiële kosten
De materiële kosten waren in 2017 lager dan aanvankelijk begroot door een scherper inkoopbeleid.
Bijzondere lasten
Dit betreft de transitiekosten 2017, zoals opgenomen in de offerte 2017 en waarvoor opdracht is verkregen. Ook de waardevermindering van onderhanden werk is onder deze post verantwoord.
Saldo van baten en lasten
Over 2017 heeft de Huurcommissie een positief exploitatieresultaat behaald (ruim € 0,1 mln). De materiële lasten vielen lager uit dan begroot. De stijging van de bijzondere lasten werd grotendeels gecompenseerd door de hiervoor ontvangen vergoeding die is verantwoord in de bijzondere baten.
Balans 2017 |
Balans 2016 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
0 |
392 |
Materiële vaste activa |
163 |
55 |
– Grond en gebouwen |
0 |
34 |
– Installaties en inventarissen |
163 |
21 |
– Overige materiële vaste activa |
0 |
0 |
Vlottende activa |
4.228 |
6.413 |
– Voorraden en onderhanden projecten |
1.191 |
1.674 |
– Debiteuren |
278 |
415 |
– Overige vorderingen en overlopende activa |
57 |
0 |
– Liquide middelen |
2.702 |
4.324 |
Totaal activa |
4.391 |
6.860 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
817 |
1.553 |
– Exploitatiereserve |
699 |
735 |
– Onverdeeld resultaat |
118 |
818 |
Voorzieningen |
252 |
421 |
Langlopende schulden |
||
– Leningen bij het MvF |
0 |
0 |
Kortlopende schulden |
3.322 |
4.886 |
– Crediteuren |
1.416 |
210 |
– Overige verplichtingen en overlopende passiva |
1.906 |
4.676 |
Totaal passiva |
4.391 |
6.860 |
Toelichting
Activa
Immateriële vaste activa
De immateriële activa bestaan uit aangeschafte software en het Themis bedrijfssoftwarepakket dat in opdracht van de Huurcommissie door derden in 2010 is ontwikkeld en in januari 2011 in gebruik is genomen. Aan het einde van 2017 is Themis buiten gebruik gesteld en geheel afgeschreven.
Materiële vaste activa
De materiële activa bestaan uit inventaris, hardware, installaties en verbouwingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan aan het kantoor Den Haag en de DHC-ruimte in het Havengebouw te Amsterdam. DHC huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa.
Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn. In 2017 zijn voor € 0,2 mln. nieuwe laptops en iPhones aangeschaft.
Voorraden en onderhanden projecten
Dit betreft het onderhanden werk.Ultimo 2017 was de waarde van de voorraad onderhanden werk (in bewerking genomen aanvragen) lager dan aan het begin van het jaar. In de begroting was met deze afname geen rekening gehouden. De mutatie is het verschil tussen de waarde van de voorraad per 1-1-2017 en 31-12-2017.
Debiteuren
Deze post heeft in de eerste plaats betrekking op nog te ontvangen leges van huurders en verhuurders die een verzoek tot behandeling van een huurgeschil hebben ingediend en van huurders en verhuurders die (geheel of gedeeltelijk) in het ongelijk zijn gesteld en als niet-indiener deze leges niet als voorschot hadden betaald en derhalve veroordeeld zijn tot het betalen van leges; beide categorieën vallen onder de post «legesdebiteuren». In de tweede plaats zijn er debiteuren in verband met detacheringen van DHC-medewerkers bij andere BZK onderdelen.
Passiva
Eigen vermogen
Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat over 2017. De exploitatiereserve is in 2017 gemuteerd door verwerking van het onverdeeld resultaat 2016 en het afdragen van het eigen vermogen surplus over 2016. Na toevoeging van het onverdeeld resultaat 2017 bedraagt het eigen vermogen € 0,8 mln. In de Regeling Agentschappen 2013 is aangegeven dat er de mogelijkheid is voor de dienst om een exploitatiereserve op te bouwen. De maximale exploitatiereserve bedraagt 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren. Het maximale eigen vermogen in 2017 bedraagt € 0,7 mln. Het verschil tussen het vermogen per 31-12-2017 en het maximaal toegestane eigen vermogen bedraagt € 0,1 mln. Voor de eerstvolgende suppletoire begrotingswet wordt het surplus aan eigen vermogen afgeroomd
Voorzieningen
De voorzieningen die op de balans staan, betreffen kosten in verband met de reorganisaties in 2009 en 2012 en onzekere legesontvangsten. De voorziening dubieuze legesdebiteuren is toegevoegd aan de debiteuren.
Bestemming (bedragen x € 1.000) |
Stand per 1-1-2017 |
Onttrekking |
Vrijval |
Dotatie |
Overgeboekt naar debiteuren |
Saldo per 31-12-2017 |
---|---|---|---|---|---|---|
Reorganisatie 2009: |
||||||
• Herplaatsers |
134 |
36 |
0 |
4 |
102 |
|
Reorganisatie 2012: |
||||||
• Herplaatsers |
147 |
31 |
0 |
11 |
127 |
|
• Maatwerkafspraken |
113 |
93 |
0 |
3 |
23 |
|
Voorziening dubieuze legesdebiteuren |
27 |
10 |
3 |
0 |
14 |
0 |
Totaal |
421 |
170 |
3 |
18 |
14 |
252 |
Crediteuren
Dit betreft in 2017 ontvangen maar per ultimo 2017 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2017.
Crediteuren (bedragen x € 1.000) |
31-12-2017 |
31-12-2016 |
---|---|---|
Crediteuren moederdepartement |
943 |
0 |
Crediteuren overige departementen |
16 |
0 |
Crediteuren derden |
457 |
210 |
Totaal |
1.416 |
210 |
Overige verplichtingen en overlopende passiva
Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten en verplichtingen jegens het personeel en bevat alleen maar schulden aan derden.
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2017 |
1.172 |
4.324 |
3.152 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
14.200 |
15.746 |
– 1.546 |
|
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) |
– 14.200 |
– 16.304 |
– 2.104 |
|
2. |
Totaal operationele kasstroom |
0 |
– 558 |
– 558 |
Totaal investeringen (-/-) |
– 988 |
– 210 |
778 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
0 |
0 |
0 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 988 |
– 210 |
778 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) |
0 |
– 854 |
– 854 |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
0 |
0 |
0 |
|
Aflossingen op leningen (-/-) |
0 |
0 |
0 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
988 |
0 |
– 988 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
988 |
– 854 |
– 1.842 |
5. |
Rekening courant RHB 31 december 2017 (=1+2+3+4) |
1.172 |
2.702 |
1.530 |
(maximale roodstand € 0,5 mln.) |
Toelichting op het kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De operationele ontvangsten zijn hoger dan begroot doordat in 2017 extra budget is verkregen voor voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot nieuwe wetgeving en de reorganisatie van de Huurcommissie. De operationele uitgaven zijn als gevolg hiervan ook hoger dan oorspronkelijk begroot.
In 2017 is voor € 0,2 mln. geïnvesteerd in laptops en iPhones en is daarmee onder de verwachte investeringen gebleven. Het surplus aan eigen vermogen 2016 is afgedragen aan het moederdepartement. Er is geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
|
% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden |
63% |
77% |
66% |
64% |
90% |
% Servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden |
70% |
72% |
63% |
47% |
90% |
% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden |
96% |
88% |
92% |
90% |
90% |
% WOVH-geschillen afgerond binnen 4 maanden |
35% |
25% |
0% |
50% |
90% |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
66 |
70 |
67 |
63 |
69 |
Saldo van baten en lasten (%) |
– 7% |
0% |
6% |
1% |
0% |
Toelichting
Doorlooptijden
De Huurcommissie heeft zich ook in 2017 ingezet om een zo groot mogelijk aantal zaken af te handelen binnen de daarvoor gestelde norm (de zogeheten doorlooptijd). Bij de verschillende typen geschillen daalde het percentage zaken dat werd afgehandeld binnen de daarvoor geldende norm. Deze daling werd veroorzaakt door de inzet van capaciteit op twee verandertrajecten, te weten het wisselen van ICT-zaaksysteem en het opleiden van medewerkers ten behoeve van de nieuwe dienstverlening «Brede Intake en Bemiddeling». Daarnaast nam ook de voorgenomen reorganisatie van de Huurcommissie de nodige capaciteit in beslag. Door de verschillende verschuivingen in capaciteit zijn er, ondanks extra inhuur, (negatieve) gevolgen voor de doorlooptijd van de productie ontstaan.
Personeel
Het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren.
Activa |
31-12-2017 |
31-12-2016 |
Passiva |
31-12-2017 |
31-12-2016 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Intra-comptabele posten |
||||||||
1) |
Uitgaven ten laste van de begroting |
4.272.173 |
4.208.581 |
2) |
Ontvangsten ten gunste van de begroting |
782.688 |
955.233 |
|
3) |
Liquide middelen |
349 |
322 |
|||||
4) |
Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding |
0 |
0 |
4a) |
Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding |
3.485.617 |
3.222.089 |
|
5) |
Rekening courant RHB begrotingsreserve |
345.905 |
345.534 |
5a) |
Begrotingsreserves |
345.905 |
345.534 |
|
6) |
Vorderingen buiten begrotingsverband |
2.194 |
4.393 |
7) |
Schulden buiten begrotingsverband |
6.411 |
35.974 |
|
8) |
Kas-transverschillen |
0 |
0 |
|||||
Subtotaal intra-comptabel |
4.620.621 |
4.558.830 |
Subtotaal intra-comptabel |
4.620.621 |
4.558.830 |
|||
Extra-comptabele posten |
||||||||
9) |
Openstaande rechten |
0 |
5.597 |
9a) |
Tegenrekening openstaande rechten |
0 |
5.597 |
|
10) |
Vorderingen |
440.328 |
2.980 |
10a) |
Tegenrekening vorderingen |
440.328 |
2.980 |
|
11a) |
Tegenrekening schulden |
0 |
1.158 |
11) |
Schulden |
0 |
1.158 |
|
12) |
Voorschotten |
4.630.811 |
206.463 |
12a) |
Tegenrekening voorschotten |
4.630.811 |
206.463 |
|
13a) |
Tegenrekening garantieverplichtingen |
171 |
171 |
13) |
Garantieverplichtingen |
171 |
171 |
|
14a) |
Tegenrekening andere verplichtingen |
373.778 |
260.593 |
14) |
Andere verplichtingen |
373.778 |
260.593 |
|
15) |
Deelnemingen |
0 |
0 |
15a) |
Tegenrekening deelnemingen |
0 |
0 |
|
Subtotaal extra-comptabel |
5.445.088 |
476.962 |
Subtotaal extra-comptabel |
5.445.088 |
476.962 |
|||
Overall Totaal |
10.065.709 |
5.035.792 |
Overall Totaal |
10.065.709 |
5.035.792 |
TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2017 H XVIII
Waardesprong cijfers hoofdstuk XVIII per 01-01-2017
Met ingang van het verantwoordingsjaar 2017 is de kasbeheerder voormalig RVOB (onderdeel Rijksvastgoedbedrijf) verzelfstandigd. Daarnaast dienen vanaf 1-1-2017 de toeslagen van de Belastingdienst in de verantwoording van de betreffende ministeries opgenomen te worden i.p.v. in de verantwoording van het Ministerie van Financiën. Voor dit ministerie betreft het de Huurtoeslag.
Deze ontvlechting (RVB) en invlechting (Huurtoeslag) heeft ertoe geleid dat de balansstanden per 1-1-2017 (aanzienlijk) afwijken van de eindstand 2016. Dit betreft de navolgende balansposten met de navolgende bedragen
(in €):
T.a.v. RVOB |
(Bedragen in €) |
|
---|---|---|
BP 4 |
Rekening-courant RHB |
– 24.816.180 |
BP 6 |
Vorderingen buiten begrotingsverband |
4.081.846 |
BP 7 |
Schulden buiten begrotingsverband |
– 28.898.026 |
BP 9 |
Openstaande rechten |
– 5.596.943 |
BP 10 |
Vorderingen |
– 104.914 |
BP 11 |
Schulden |
– 1.157.125 |
BP 14 |
Andere verplichtingen |
– 3.603.580 |
T.a.v. Huurtoeslag: |
||
BP 10 |
Vorderingen |
489.056.790 |
BP 12 |
Voorschotten |
3.981.108.487 |
Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2017 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 3. Liquide middelen
De post liquide middelen is opgebouwd uit:
(Bedragen in €) |
|
---|---|
a) Centraal Fonds Volkshuisvesting |
348.329 |
Totaal |
348.329 |
Het saldo van deze rekening bevat voornamelijk de ontvangsten van de vorderingen op Vestia (€ 0,294 mln). De overige posten zijn uitgaven en ontvangsten die voor een deel nog moeten worden verrekend met de begrotingsreserve voor de sanering.
Ad 4a. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding
Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement. De volgende Rekening-courantverhouding is opgenomen in de balans:
(Bedragen in €) |
|
---|---|
a) Rekening-courant FIN/RHB |
3.485.616.086 |
Totaal |
3.485.616.086 |
Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk XVIII.
Ad 5. en 5a. Begrotingsreserves
De post begrotingsreserves is als volgt opgebouwd:
(Bedragen in €) |
|
---|---|
a) Rekening-courant Begrotingsreserve NHG |
106.949.390 |
b) Rekening-courant Fonds sanering WoCo's |
232.238.397 |
c) Rekening-courant Fonds Projecsteun WoCo's |
6.716.801 |
Totaal |
345.904.588 |
Risicovoorziening ten behoeve van garantieregelingen
Ad a): In 2011 is de begrotingsreserve Nationale Hypotheekgarantie (NHG) gevormd. Het doel hiervan is een reservering van middelen ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Sinds 2016 ontvangt het Rijk een jaarlijkse vergoeding voor de achtervang van het WEW. Over 2017 bedroeg de vergoeding € 30,0 mln. Deze is in 2017 aan de begrotingsreserve NHG toegevoegd.
(bedragen in €) |
|||||
---|---|---|---|---|---|
Saldo 1.1.2017 |
Toevoegingen |
Onttrekkingen |
Saldo 31.12.2017 |
Verwijzing naar begrotingsartikel |
|
Nationale Hypotheekgarantie |
76.931.890 |
30.017.500 |
106.949.390 |
Artikel 1 |
|
Saneringssteun Woningcorporaties |
261.885.206 |
29.646.809 |
232.238.397 |
Artikel 1 |
|
Projectsteun Woningcorporaties |
6.716.801 |
6.716.801 |
Artikel 1 |
||
345.533.897 |
30.017.500 |
29.646.809 |
345.904.588 |
Reguliere begrotingsreserves
Ad b) en c): Per 1 juli 2015 is de herziene Woningwet van kracht geworden. Hierin is onder meer geregeld dat de taak voor sanering en reguliere projectsteun van woningcorporaties door het Centraal Fonds Volkshuisvesting is overgegaan naar het Ministerie van BZK. De saneringstaak is op hetzelfde moment gemandateerd aan het waarborgfonds Sociale Woningbouw.
Bij de overdracht van deze taak zijn in 2015 tevens de fondsmiddelen voor sanering- en projectsteun overgekomen naar de begroting voor W&R en gestort in de begrotingsreserve voor sanerings- en projectsteun aan woningcorporaties. In 2017 is uit de begrotingsreserve een saneringsbijdrage van € 28,5 mln. aan de Woningstichting Geertruidenberg (WSG) verstrekt en zijn € 0,5 mln. kosten aan Vestia vergoed en daarnaast uitvoeringskosten ad € 0,64 mln.
Ad 6. Vorderingen buiten begrotingsverband
Het bedrag aan vorderingen buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:
(Bedragen in €) |
|
---|---|
a) Centraal Fonds Volkshuisvesting |
311.935 |
b) Overige intracomptabele vorderingen |
1.882.000 |
Totaal |
2.193.935 |
Ad a) Dit bedrag bestaat voornamelijk uit vorderingen op de Vestia groep in verband met de afwikkeling van de bankrekening van het Centraal Fonds Volkshuisvesting.
Ad b) Overige intracomptabele vorderingen
Het bedrag aan vorderingen betreft een nog te ontvangen bedrag.
Ad 7. Schulden buiten begrotingsverband
Het bedrag aan schulden buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:
(Bedragen in €) |
|
---|---|
a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten |
5.719.035 |
b) Overige intracomptabele schulden |
691.876 |
Totaal |
6.410.911 |
Ad a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten
Dit bedrag betreft de financiële verantwoordingen tot en met 31 december 2017 van de RVO.nl.
Ad b) Overige intracomptabele vorderingen
Dit bedrag betreft hoofdzakelijk te verrekenen bedragen met het eigen ministerie alsmede een bedrag van € 0,35 mln., zijnde het saldo van de af te wikkelen bankrekening van het Centraal Fonds Volkshuisvesting.
Ad 10. Vorderingen
Ad 10a. Tegenrekening vorderingen
Het saldo per 31 december 2017 wordt hieronder per ontstaansjaar en artikel gespecificeerd:
Ontstaansjaar |
Stand 1-1-2017 |
Verzelfstandiging RVB per 1-1-2018 |
Gecorrigeerde stand per 1/1 |
Opgeboekt |
Afgeboekt |
Stand per 31/12 |
---|---|---|---|---|---|---|
t/m 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
2015 |
45.666 |
0 |
45.666 |
– 45.666 |
0 |
|
2016 |
2.933.400 |
– 104.914 |
2.828.485 |
– 2.828.485 |
0 |
|
2017 |
0 |
0 |
0 |
266.239.266 |
– 265.445.601 |
793.665 |
Totaal excl. Toeslagen |
2.979.066 |
– 104.914 |
2.874.151 |
266.239.266 |
– 268.319.752 |
793.665 |
Stand 1-1-2017 |
Ingestelde vorderingen |
Ontvangsten |
Afboekingen |
Stand per 31/12 |
|
---|---|---|---|---|---|
Toeslagjaar vóór 2014 |
129.587.943 |
5.089.661 |
– 38.199.791 |
– 15.192.884 |
81.284.928 |
Toeslagjaar 2014 |
103.861.293 |
11.211.102 |
– 58.284.824 |
– 5.892.379 |
50.895.192 |
Toeslagjaar 2015 |
189.221.115 |
56.765.809 |
– 134.026.896 |
– 11.509.453 |
100.450.574 |
Toeslagjaar 2016 |
66.386.439 |
286.612.506 |
– 189.629.971 |
– 9.876.744 |
153.492.230 |
Toeslagjaar 2017 |
0 |
113.166.191 |
– 58.220.991 |
– 1.534.696 |
53.410.504 |
Toeslagjaar 2018 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Subtotaal Toeslagen |
489.056.790 |
472.845.268 |
– 478.362.472 |
– 44.006.157 |
439.533.429 |
Stand 1-1-2017 |
Opgeboekt |
Afgeboekt |
Stand per 31/12 |
||
TOTAAL |
491.930.941 |
739.084.534 |
– 790.688.381 |
440.327.094 |
Artikel: |
Omschrijving |
Bedragen in € |
---|---|---|
Artikel 1 |
Woningmarkt |
439.665.251 |
Artikel 2 |
Woonomgeving en bouw |
18.265 |
Artikel 3 |
Kwaliteit Rijksdienst |
643.578 |
Totaal: |
440.327.094 |
Naar de mate van opeisbaarheid:
Alle vorderingen zijn direct opeisbaar
Toelichting:
Artikel 1: Woningmarkt
Het saldo betreft voornamelijk op de door Belastingdienst ingestelde terugvorderingen (€ 439 mln.) van verstrekte huurtoeslagen. Daarnaast staan er vorderingen (€ 0,15 mln.) uit in het kader van de Eigen Woningregeling (EW) en de Wet Bevordering Eigenwoningbezit (BEW). Deze vorderingen ontstaan als, op grond van wijziging van de berekeningsgegevens, uitbetaalde bedragen achteraf worden verlaagd. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Daarnaast bestaat het saldo uit een vordering ontstaan als gevolg van door de Huurcommissie terug te betalen huurprijsverschillen (€ 0,4 mln.)
Artikel 2: Woonomgeving en bouw
Het betreft twee vorderingen (€ 0,02 mln.) welke in beheer zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
Artikel 3: Kwaliteit en Rijksdienst
Het openstaande saldo bestaat uit een vorderingen op het A&O fonds (€ 0,5 mln.) met betrekking tot resterende personeelskosten uit 2016 inzake het project duurzaam perspectief en een vordering betreffende een eindfactuur van bijdrageverlening aan SSC ICT (€ 0,14 mln.) voor de meerkosten ICT-werkzaamheden Rijnstraat 8.
Ad 12. Voorschotten
Ad 12a. Tegenrekening voorschotten
De saldi van de per 31 december 2017 openstaande voorschotten en van de in 2017 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:
Ontstaansjaar |
Stand 1-1-2017 |
Correctie beginstand |
Gecorrigeerde stand 1-1-2017 |
Correctie beginbalans |
Gecorrigeerde stand 1-1-2017 |
---|---|---|---|---|---|
t/m 2014 |
82.875.666 |
15.000 |
82.890.666 |
– 20.294.571 |
62.596.094 |
2015 |
18.906.814 |
15.000 |
18.921.814 |
– 14.485.034 |
4.436.780 |
2016 |
104.679.918 |
104.679.918 |
34.779.605 |
139.459.524 |
|
2017 |
|||||
Totaal excl. Toeslagen |
206.462.398 |
30.000 |
206.492.398 |
0 |
206.492.398 |
Gecorrigeerde stand 1-1-2017 |
Verstrekt 2017 |
Afgerekend 2017 |
Stand 31-12-2017 |
|
---|---|---|---|---|
62.596.094 |
– 3.544.051 |
59.052.043 |
||
4.436.780 |
– 3.458.129 |
978.650 |
||
139.459.524 |
– 74.262.905 |
65.196.618 |
||
150.073.418 |
– 9.895.163 |
140.178.255 |
||
Totaal excl. Toeslagen |
206.492.398 |
150.073.418 |
– 91.160.248 |
265.405.567 |
Stand 1.1.2017 |
Verstrekt 2017 |
Afgerekend 2017 |
Stand 31-12-2017 |
|
---|---|---|---|---|
Toeslagjaar vóór 2014 |
5.968.747 |
0 |
– 5.900.823 |
67.924 |
Toeslagjaar 2014 |
31.935.240 |
0 |
– 25.132.361 |
6.802.879 |
Toeslagjaar 2015 |
201.798.096 |
0 |
– 166.534.315 |
35.263.781 |
Toeslagjaar 2016 |
3.405.106.399 |
51.645.494 |
– 3.086.228.758 |
370.523.135 |
Toeslagjaar 2017 |
336.300.005 |
3.283.984.232 |
0 |
3.620.284.237 |
Toeslagjaar 2018 |
0 |
332.462.683 |
0 |
332.462.683 |
Subtotaal toeslagen |
3.981.108.487 |
3.668.092.410 |
– 3.283.796.257 |
4.365.404.640 |
Stand 1.1.2017 |
Verstrekt 2017 |
Afgerekend 2017 |
Stand 31-12-2017 |
|
---|---|---|---|---|
TOTAAL |
4.187.600.885 |
3.818.165.828 |
– 3.374.956.505 |
4.630.810.207 |
Correctie Beginstand
Uit onderzoek is gebleken dat de eindbalans 2016 voor een bedrag van € 30.000,- te laag is vastgesteld. Dit werkt ook door in de beginstand 2017.
Correctie Beginbalans
Vanaf 1-1-2017 wordt de financiële administratie gevoerd in een ander financieel systeem. De eenmalige correctie naar ontstaansjaar is gewenst, omdat de voorschotten zich in het huidige systeem op een andere jaarlaag presenteren dan zoals ze in het vorige financiële systeem zaten, dan wel handmatig aan de betreffende jaren werden toegerekend.
De saldi van de per 31 december 2017 openstaande voorschotten worden hieronder per artikel gespecificeerd:
Artikel: |
Omschrijving |
Bedragen in € |
---|---|---|
Artikel 1 |
Woningmarkt |
4.392.868.982 |
Artikel 2 |
Woonomgeving en bouw |
168.029.887 |
Artikel 3 |
Kwaliteit Rijksdienst |
8.077.138 |
Artikel 6 |
Uitvoering Rijksdienst |
61.834.200 |
Totaal: |
4.630.810.207 |
Toelichting:
Artikel 1: Woningmarkt
Dit saldo betreft voornamelijk openstaande voorschotten (€ 4.365 mln.) die betrekkingen hebben op huurtoeslagen waarvoor nog geen definitieve toekenning van het toeslagrecht door de Belastingdienst heeft plaats gevonden. Daarnaast staat ontvangt de Huurcommissie jaarlijks een voorschot van de directie Woningmarkt voor de afhandeling van de huurprijsonderzoeken. Per 31 december 2017 bedraagt het saldo circa € 14,5 mln. Daarnaast staan er nog voorschotten open.
In 2017 en eerdere jaren zijn aan Platform 31 diverse voorschotten (€ 3,7 mln.) verstrekt in het kader van woningmarktonderzoeken die een doorlooptijd hebben tot in 2019. Daarnaast is er aan de kennisinstelling CBS voorschotten (€ 4,5 mln.) verstrekt voor met name WOON 2018 en de energiemodule 2018. Deze voorschotten hebben een doorlooptijd tot in 2019.
Artikel 2: Woonomgeving en bouw
Op dit artikel staan voor € 2,5 mln. aan voorschotten open voor de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan RVO.nl.
Aan de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) is een voorschot verleend van € 85 mln. ten behoeve van de financiering van het treffen van energiebesparende maatregelen door particulieren. Voorts is in het kader van energiebesparing een subsidie van € 20 mln. voor de Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel verleend als eigen vermogen voor het fonds en kent een doorlooptijd tot in 2035. Daarnaast zijn er voorschotten (€ 12,5 mln.) verstrekt voor het uitvoeren van het meerjarige programma Energiesprong.
Met betrekking het beleidsprogramma energie gebouwde omgeving zijn er in de afgelopen jaren diverse voorschotten (€ 7,4 mln.) verstrekt die na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie in 2018 of 2019 worden afgewikkeld. Daarnaast zijn er nog subsidies verleend ten behoeve van de bouwkwaliteit (€ 1,5 mln.), innovatie (€ 2,9 mln.) en bouwregelgeving (€ 0,7 mln.). Ook zijn er voorschotten (€ 0,7 mln.) aan de NEN verleend die de ontwikkeling van normen begeleidt en stimuleert.
Artikel 3: kwaliteit Rijksdienst
De openstaande voorschotten hebben betrekking op een voorschot verstrekt aan Stichting A&O Fonds in 2017 (€ 3,4 mln.) ten behoeve van arbeidsmarktprojecten. Ook is er een voorschot (€ 1,9 mln.) aan Logius ten behoeve van Elektronisch berichtenverkeer tussen Rijksdiensten en haar leveranciers in het kader van Eprocurement. Daarnaast is er een voorschot vertrekt (€ 1,1 mln.) inzake het uitvoeren van werkzaamheden voor de versterking van ICT-werkgeverschap en werving van ICT-personeel.
Artikel 6: Uitvoering Rijksdienst
Het openstaande saldo betreft grotendeels een voorschot aan het RVB van € 61,6 mln. voor de zakelijke lasten en voor het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid met betrekking tot de beheer en plankosten, beheer monumenten, energiebesparing, ondersteuning en stimulering architectonische kwaliteit. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zal dit voorschot in de loop van 2018 worden afgewikkeld.
Ad 13. Garantieverplichtingen
Ad 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen
Het bedrag aan garantieverplichtingen is als volgt opgebouwd:
(Bedragen in €) |
||
---|---|---|
Verplichtingen per 1/1 |
170.168 |
|
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen |
0 |
+/+ |
170.168 |
||
Tot betaling gekomen in 2017 |
0 |
|
170.168 |
-/- |
De garanties betreffen Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.
Er zijn ultimo september 2017 nog twee garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,0029 mln.
Het maximale garantieplafond per 31 december bedraagt € 0,17 mln.
Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen
Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers.
Dit beroep is in beginsel ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.
Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend.
De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaalbedrag aan obligo’s is € 3,1 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is zeer klein.
In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW:
Kengetallen stichting WSW (x € 1 mln.) |
Jaar 2017 |
jaar 2016 |
jaar 2015 |
jaar 2014 |
jaar 2013 |
---|---|---|---|---|---|
Gegarandeerde leningen |
81.057 |
82.217 |
83.800 |
85.100 |
86.200 |
Eigen vermogen WSW |
nnb |
531 |
516 |
485 |
487 |
Obligoverplichtingen |
3.100 |
3.100 |
3.200 |
3.200 |
3.200 |
Garantievermogen |
nnb |
3.652 |
3.716 |
3.685 |
3.687 |
Totaal aan schadebetalingen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Bron: jaarrekening WSW 2016, 2017 betreft voorlopige cijfers
Het WSW heeft tot op heden uit hoofde van haar borgstellingsfunctie nooit schadebetalingen gedaan. Belangrijke reden hiervan is dat aan financieel noodlijdende corporaties saneringssteun is gegeven voordat ze niet meer konden voldoen aan hun betalingsverplichtingen en de borgstelling van het WSW zou kunnen worden aangesproken.
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger; voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.
De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties over de langere termijn laat vanaf 2015 een daling zien. De afname is te verklaren door een combinatie van marktontwikkelingen en het beleid van het WEW.
Het garantievermogen van het waarborgfonds is verder toegenomen naar in totaal € 1.105 mln. op 31-12-2017. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2017–2022 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.
In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van het WEW:
Kengetallen stichting WEW (x € 1 mln.) |
jaar 2017 |
jaar 2016 |
jaar 2015 |
jaar 2014 |
jaar 2013 |
---|---|---|---|---|---|
Totaal aan gegarandeerde leningen |
197.000 |
193.200 |
187.200 |
175.600 |
163.800 |
Garantievermogen |
1.105 |
970 |
889 |
808 |
779 |
Totaal aan schadebetalingen |
46,7 |
105,6 |
157,8 |
176,6 |
164,3 |
Bronnen: jaarrekening WEW 2016 en 4e kwartaalbericht 2017. Cijfers 2017 zijn voorlopige cijfers
Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf
Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Vanaf die datum heeft Wonen en Rijksdienst zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoedbedrijf. Deze is gemaximeerd tot een bedrag van € 207 mln. (het vorderingenplafond).
Ultimo 2017 heeft het Rijksvastgoedbedrijf geen vordering meer voor verwachte verliezen op het moederdepartement opgenomen. Dit is voornamelijk te verklaren door een herfinanciering van de gehele leningportefeuille tegen een gunstiger rentepercentage.
Mocht een gebiedsontwikkelingsproject echter later toch leiden tot een betaling van Wonen en Rijksdienst aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).
Ad 14. Andere verplichtingen
Ad 14a. Tegenrekening andere verplichtingen
(Bedragen in €) |
||
---|---|---|
Verplichtingen per 31-12-2016 |
260.592.008 |
|
Verzelfstandiging RVB |
– 3.603.580 |
|
Verplichtingen per 1/1 |
256.988.428 |
|
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen |
4.421.759.156 |
+/+ |
4.678.747.584 |
||
Tot betaling gekomen in 2017 |
4.272.172.656 |
|
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren |
32.797.437 |
|
373.777.491 |
-/- |
Toelichting:
De toelichting heeft betrekking op de negatieve bijstellingen die per saldo een omvang hebben van meer dan 10% en of meer dan € 0,1 mln. ten opzichte van de verplichtingenstand per 31-12-2016.
Artikel 1: Woningmarkt
Op dit artikel is een negatieve bijstelling gedaan met betrekking tot de bijdragen BEW-Oud en BEW-Plus. Inkomenstoetsen en verhuizingen hebben in 2017 geleid tot een verlaging van de verplichtingen (€ 13,8 mln.). Daarnaast zijn de werkelijke kosten met betrekking tot de uitvoeringskosten sanering steun WSW in 2016 lager uitgevallen dan begroot. De verplichting is met € 0,27 mln. bij gesteld.
Artikel 2: Woonomgeving en bouw
De verplichting FES IAGO is negatief bijgesteld (€ 0,45 mln.) omdat de verplichting niet meer tot betaling is gekomen. Ook is er op een verplichting met betrekking tot de helpdesk energielabel een bijstelling gedaan van € 1 mln. omdat deze voor nog maar maximaal € 0,64 mln. verder wordt uitgeput. Daarnaast is met betrekking tot stichting Milieu Centraal een deel van de verplichting (€ 0,17 mln.) afgeboekt omdat de daadwerkelijk vastgestelde subsidie lager uitviel.
Ook heeft er een negatieve bijstelling (€ 14,6 mln.) plaatsgevonden met betrekking tot de jaaropdrachten Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) omdat de verplichting in eerste instantie als inkoop in plaats van bijdrage was geboekt. Vervolgens heeft er nog een correctie plaatsgevonden (€ 0,1 mln.) doordat een verkeerde begunstigde bij de verplichting was aangegeven. Daarnaast is er een verplichting betreffende het RVO.nl verlaagd (€ 0,28 mln.) omdat er minder gebruik gemaakt is van de uitvoeringskosten dan aanvankelijk verwacht.
Artikel 6: Uitvoering Rijksdienst
Door een wijziging in de bekostigingssystematiek is de verplichting (€ 3,6 mln.) die ultimo 2016 is aangegaan voor de verrekening van de beheer en plankosten voor het Rijksvastgoedbedrijf komen te vervallen en afgeboekt. Daarnaast is een openstaande verplichting voor het jaar 2016 met betrekking tot de huisvestingskosten Hoge Colleges van Staat en AZ na ontvangst van een aantal facturen in 2017 met betrekking tot de werkzaamheden 2016 afgesloten en de verplichting bijgesteld (€ 1,1 mln.).
Naam organisatie |
RWT |
ZBO |
Functie |
Begrotingsartikel |
Programma |
Apparaat |
Financiering (realisatie cijfers) |
(x € 1.000,-) |
Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO |
Verwijzing (URL-link) Naar toezichtvisies/-arrangementen |
Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ZBO/RWT |
ZBO/RWT |
Begroting |
Premies |
Tarieven |
||||||||
Bureau Architectenregister |
x |
x |
Het beheren van het architectenregister. De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en landschap- en interieurarchitecten, het uitvoeren van de EU- architectenrichtlijn en consumentenbescherming. |
Artikel 6 «Uitvoering Rijksvastgoedbeleid» |
24 |
241 |
0 |
√ |
||||
Huurcommissie |
x |
Onafhankelijk beslechten van geschillen tussen huurders en verhuurders over onderhoud, huurprijs en servicekosten van huurwoningen. Daarnaast het toetsen op verzoek van de Belastingdienst van de redelijkheid van de huurprijs bij aanvraag van huurtoeslag. |
Artikel 1 «Woningmarkt» |
0 |
0 |
√ |
||||||
Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland |
x |
Op basis van artikel 53a van de Wonigwet het aanwijzen van «deskundige instanties», dat wil zeggen dat de SVWN instanties accrediteert die bij woningcorporaties visitaties mogen uitvoeren. |
Artikel 1 «Woningmarkt» |
110 |
0 |
0 |
1103 |
√3 |
Het Bureau Architectenregister ressorteert per 1 juli 2017 onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW. De hier gepresenteerde realisatiecijfers hebben betrekking op de bijdrage van BZK aan het zbo in de eerste helft van 2017 en die als uitgaven nog ten laste van de begroting van BZK komen. Voor gegevens over financiering op basis van tarieven wordt verwezen naar het jaarverslag van het zbo. Voor dit gegeven is geen splitsing tussen 1e en 2e halfjaar te maken.
De bijdrage uit de begroting voor de kosten van het ZBO maakt deel uit van de bijdrage uit de begroting aan het agentschap DHC. Zie voor de totale realisatiecijfers de batenlastenparagraaf in dit jaarverslag, inclusief de verdeling over programma en apparaat.
Op het moment van opstellen van dit overzicht waren er nog geen gegevens over het jaar 2017 van de SVWN beschikbaar. De gebruikte gegevens hebben betrekking op het verslagjaar 2016. De vermelde cijfers in de kolom Tarieven hebben betrekking o de kosten wettelijke taak (accreditatie)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34950-XVIII-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.