34 950 XVIII Jaarverslag en slotwet Wonen en Rijksdienst 2017

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN WONEN EN RIJKSDIENST (XVIII)

Aangeboden 16 mei 2018

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over de beleidsartikelen (x € 1 mln.)*

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over de beleidsartikelen (x € 1 mln.)*

* Door het afronden van de bedragen in miljoenen per artikel, kan er een afrondingsverschil in het totaal op hoofdstukniveau ontstaan.

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over de beleidsartikelen (x € 1 mln.)*

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over de beleidsartikelen (x € 1 mln.)*

* Door het afronden van de bedragen in miljoenen per artikel, kan er een afrondingsverschil in het totaal op hoofdstukniveau ontstaan.

Inhoudsopgave

A.

ALGEMEEN

4

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

4

 

2.

Leeswijzer

7

       

B.

BELEIDSVERSLAG

10

 

3.

Beleidsprioriteiten

10

 

4.

Beleidsartikelen

22

   

Artikel 1 Woningmarkt

22

   

Artikel 2 Woonomgeving en bouw

33

   

Artikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

44

   

Artikel 6 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

50

 

5.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

56

       

C.

JAARREKENING

59

 

6.

De verantwoordingsstaat

59

 

7.

De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

60

 

8.

Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2017

62

   

Logius

62

   

P-Direkt

71

   

Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

80

   

FMHaaglanden

87

   

Shared Service Centrum ICT (SSC-ICT)

96

   

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

110

   

Dienst van de Huurcommissie (DHC)

125

 

9.

De saldibalans

132

       

D.

BIJLAGEN

143

 

Bijlage 1. Toezichtsrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

143

 

Bijlage 2. Afgerond evaluatie en overig onderzoek

146

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Wonen en Rijksdienst (XVIII) over het jaar 2017 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37, tweede en derde lid, 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2017 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer op basis van artikel 7.12, van de Comptabiliteitswet 2016, over:

  • a. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.8 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • b. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.9 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • c. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk, bedoeld in artikel 2.35 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • d. het gevoerde begrotingsbeheer, het financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering, bedoeld in de artikelen 3.2 tot en met 3.4 van de Comptabiliteitswet 2016 en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • e. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2017;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2017 opgenomen rijksrekening van uitgaven en geraamde ontvangsten over 2017, alsmede over de rijkssaldibalans over 2017 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag 2017 van Wonen en Rijksdienst.

Het jaarverslag voor Wonen en Rijksdienst heeft de volgende vier beleidsartikelen: Woningmarkt; Woonomgeving en bouw; Kwaliteit Rijksdienst en Uitvoering rijksvastgoedbeleid.

De begroting voor Wonen en Rijksdienst is een programmabegroting en heeft geen apart apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven zijn opgenomen onder het centraal apparaatsartikel van de begroting van BZK (VII).

Het jaarverslag 2017 is als volgt opgebouwd:

  • A. een algemeen deel met de dechargeverlening.

  • B. het beleidsverslag met de prioriteiten en de beleidsartikelen. Tevens wordt onder B de bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen.

  • C. de jaarrekening bestaat uit de verantwoordingsstaat van Wonen en Rijksdienst, de Jaarverantwoording (inclusief de verantwoordingsstaat) van de agentschappen en de saldibalans.

  • D. de bijlagen: Overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s; Afgerond evaluatie en overig onderzoek

Groeiparagraaf

Er zijn dit jaar geen nieuwe ontwikkelingen voor de groeiparagraaf te melden. Wel is dit het laaste jaarverslag omdat met het kabinet-Rutte III deze programmabegroting is komen te vervallen per 1 januari 2018 en maakt deel uit van de begroting van BZK.

Beleidsverslag

Bij het beleidsverslag onderdeel beleidsprioriteiten wordt teruggekeken op de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2017.

Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag wordt afgesloten met een realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht garanties en achterborgstellingen.

Beleidsartikel

Budgettaire gevolgen van beleid

In de toelichting op alle financiële instrumenten wordt aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het begrotingsjaar is aangewend. Verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar worden toegelicht, voor zover deze niet zijn toegelicht bij de eerste en tweede suppletoire begrotingswetten. Indien van toepassing wordt in de toelichting op de financiële instrumenten verwezen naar de Slotwet.

Niet alle verschillen in verplichtingen, uitgaven en ontvangsten hoeven te worden toegelicht. Voor het opnemen van een toelichting zijn onderstaande normen gehanteerd, conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). Waar politiek relevant, kan het voorkomen dat verschillen beneden deze ondergrenzen ook worden toegelicht.

Ondergrenzen toelichtingen (bedragen x € 1 mln.)

Omvang verplichtingen/uitgaven/ontvangsten begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting)

Ondergrens beleidsmatige mutaties

Ondergrens technische mutaties

< 50

1

2

≥ 50 en < 200

2

4

≥ 200 en < 1.000

5

10

≥ 1.000

10

20

Focusonderwerpen

Ten behoeve van de verantwoording 2017 heeft de Tweede Kamer twee focusonderwerpen benoemd.

In verband met het eerste focusonderwerp «toetsbare beleidsplannen», wordt in de bijlage «afgerond evaluatie- en overig onderzoek» aangegeven bij welke nieuwe beleidsplannen in 2017 op voorhand (ex ante) doelen en financiële consequenties helder waren en op voorhand inzicht bestond in doelmatigheid van het beleid. Uitsluitend die plannen waarbij dit inzicht op voorhand helder was, zijn hier opgenomen.

Het tweede focusonderwerp «Verplichtingen: pijler van het budgetrecht» wordt (indien er grote verschillen bestaan tussen uitgaven en verplichtingen) toegelicht bij het betreffende (niet-)beleidsartikel.

Jaarrekening

Jaarverantwoording agentschappen

Het jaarverslag 2017 voor Wonen en Rijksdienst kent de volgende agentschappen: Logius; P-Direkt; Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR); FMHaaglanden; Shared Service Centrum ICT (SSC ICT); Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).

In de jaarrekening zijn de financiële verantwoordingen van deze baten-lastenagenschappen opgenomen.

Topinkomens

Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst bevat geen WNT paragraaf (Wet Normering Topinkomens). Voor wat betreft de topinkomens wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).

Bijlagen

Bijlage externe inhuur

Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst heeft geen bijlage inhuur externen. Voor wat betreft deze bijlage wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).

Overgangsrecht Comptabiliteitswet

Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de jaarverslagen en slotwetten over 2017 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139. Het betreft met name de volgende artikelen:

Artikelen in CW 2016 en CW 2001

Art. in CW 2016

Art. in CW 2001

3.2 – 3.4

19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid

3.5

22, eerste lid; 26, eerste lid

3.8

58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid

3.9

58, eerste lid, onderdeel b en c

2.37

60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid

2.35

61, tweede tot en met vierde lid

2.40

64

7.12

82, eerste lid; 83, eerste lid

7.14

82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Het herstel op de woningmarkt heeft zich in 2017 onverminderd voortgezet. Ook op de huurmarkt is de beweging ingezet naar een beter werkende markt door een betere rolverdeling tussen corporaties en marktpartijen, aanpassing van de huurprijsregulering en betere woningtoewijzing. De doorstroming op de huurmarkt (het «scheefwonen») en het aanbod aan vrije sector middensegmenthuurwoningen hebben in 2017 de bijzondere aandacht genoten. Het kabinet heeft de juiste voorwaarden gecreëerd voor gemeenten, corporaties, particuliere investeerders en bouwers om hun rol te vervullen bij deze opgaven.

Tegelijkertijd loopt met name in grootstedelijke gebieden het woningtekort fors op. Het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen steeg weliswaar in 2017 verder door, maar was nog altijd onvoldoende om de groei van de woningbehoefte bij te houden, met name in grote stedelijke gebieden. Daarom is ingezet op het voeren van gesprekken met decentrale overheden over woningbouw, waarbij het Rijk in enkele zeer krappe gebieden een actieve rol speelt in regionale overlegstructuren.

De geldende doelstellingen voor de Rijksdienst waren een goede dienstverlening voor burgers, bedrijven en instellingen, een grotere slagvaardigheid en een vermindering van de kosten voor personeel en materieel van de Rijksdienst. Om dit mogelijk te maken is er gewerkt aan een efficiënte Rijksdienst. Daarnaast is de Rijksdienst een goede werkgever, door mobiliteit onder werknemers te stimuleren. Het afgelopen jaar is ook ingezet op de werving en het behoud van ICT-specialisten.

Wonen

In 2017 is het herstel van de koopmarkt in een stroomversnelling gekomen, de gemiddelde huizenprijzen zijn in het hele land gestegen. Met name in grote steden, waar de prijzen inmiddels weer hoger zijn dan voor de crisis. Steeds minder huishoudens hebben een onderwaterhypotheek: dit percentage is afgenomen van 18 procent in 2016 naar 14 procent in 2017 (De Nederlandsche Bank, Loan Level Data).

Koopmarkt

Er zijn diverse maatregelen genomen die zorgen voor een stabielere woningmarkt met lagere schulden van huishoudens. Zo is per 1 januari 2017 de maximale loan-to-value (LTV) verder teruggebracht van 102 procent naar 101 procent. Deze maximale LTV wordt jaarlijks met één procentpunt teruggebracht tot 100 procent in 2018.

Vanaf 2017 is de kostengrens van de NHG gekoppeld aan de gemiddelde woningwaarde, zoals dat het geval was voor de tijdelijke verhoging in 2009. Deze kostengrens bedroeg in 2017 € 247.450. Huishoudens die de volledige extra ruimte voor energiebesparende voorzieningen gebruiken, is de kostengrens € 259.700. Restschulden kunnen onder voorwaarden worden meegefinancierd onder de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De rente voor de financiering van restschulden die uiterlijk 31 december 2017 zijn aangegaan, is tot maximaal 15 jaar aftrekbaar. Ook is in 2017 de schenkingsvrijstelling eigen woning structureel verruimd naar € 100.000. De voorwaarde dat de ontvanger van de schenking tussen de 18 en 40 jaar moet zijn, is gehandhaafd. De voorwaarde dat de schenking van een ouder aan een kind moet zijn, is komen te vervallen.

Landenspecifieke aanbevelingen Europese Commissie Woningmarkt

De Europese Commissie heeft Nederland in 2017 aanbevolen de hypotheekrenteaftrek verder af te bouwen. Het vorige kabinet heeft hiervoor al stappen gezet door het maximale tarief van de hypotheekrenteaftrek te verlagen van 50,5 procent naar 50 procent.

Huurmarkt

De huurstijging bij corporaties is sinds 2010 niet meer zo laag geweest. Dat heeft te maken met de huursombenadering waarbij de huur van alle woningen (de huursom) per corporatie niet meer dan de inflatie plus 1 procentpunt mag stijgen. In 2017 werd ook de huurverhoging van nieuwe verhuringen meegenomen in deze huursombenadering. Hierdoor is de huurstijging van nieuwe verhuringen van vrijgekomen woningen beperkt.

In 2017 is een nulmeting uitgevoerd van het aantal en type tijdelijke huurcontracten dat wordt gehanteerd. Sinds 2016 geeft de Wet doorstroming huurmarkt meer mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten en hebben verhuurders de mogelijkheid hun bezit flexibeler te beheren en doelgerichter in te zetten. Dit komt de flexibiliteit en doorstroming ten goede. Deze meting wordt jaarlijks herhaald zodat goed inzicht ontstaat in de toepassing van tijdelijke huurcontracten.

Om op lokaal niveau beter in te kunnen spelen op de toenemende vraag naar betaalbare huurwoningen in het middenhuursegment heeft het vorige kabinet lokale samenwerkingstafels middenhuur georganiseerd in gemeenten waarin vraag is naar dergelijke woningen.

In januari 2017 is het wetsvoorstel over de financiering en modernisering van de Huurcommissie bij de Tweede Kamer ingediend.

De verhuurderheffing is in 2017 gecontinueerd conform de afspraken in het Woonakkoord. Per 1 april 2017 is een wetsvoorstel met wijzigingen in de verhuurderheffing van kracht geworden (Stb. 88). Het gaat om een verhoging van de heffingsvrije voet van 10 naar 50 woningen, verruiming van de mogelijkheden voor heffingsvermindering en introductie van enkele vrijstellingen(Kamerstukken II, verslagjaar 2016–2017, 34 548, A). De verruimingen van de heffingsverminderingen zijn per 1 april 2017 in werking getreden, de overige wijzigingen gelden vanaf het heffingsjaar 2018.

Implementatie van de woningwet

BZK heeft op 5 december 2017 met de Autoriteit woningcorporaties (Aw), Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Aedes het convenant «Verbeteren informatievoorziening woningcorporatiesector» gesloten. Het convenant gaat over het verminderen van de (onder meer wettelijk verplichte) informatie-uitvraag aan corporaties, het verbeteren van de kwaliteit van geleverde data en het efficiënter laten verlopen van de gegevensuitwisseling tussen uitvragende partijen en corporaties. Hiermee worden de administratieve lasten voor corporaties verlaagd. Het convenant loopt voor een periode van vijf jaar.

Corporaties keren weer terug naar hun kerntaken en moeten hun activiteiten scheiden in diensten van algemeen economisch belang (DAEB) en niet-DAEB. De Autoriteit Woningcorporaties heeft hiervoor 336 scheidingsvoorstellen beoordeeld in 2017. Aan drie corporaties is op basis van de Woningwet een jaar uitstel verleend. De overige voorstellen zijn goedgekeurd. In totaal is goedkeuring verleend voor overhevelingen van circa 70.000 DAEB woningen naar de niet-DAEB tak. Aan de al bestaande niet DAEB voorraad zijn 70.000 niet-DAEB woningen als gevolg van overhevelingen toegevoegd. Dit betekent dat de niet-DAEB voorraad van de woningcorporaties nu bestaat uit ongeveer 140.000 verhuureenheden (7% van de totale voorraad).

Sinds 1 juli 2015 heeft de Autoriteit woningcorporaties 724 keer (96 in 2015 en 628 in 2016) een geschiktheid- en betrouwbaarheidstoets uitgevoerd bij de (her)benoeming van bestuurders en commissarissen van woningcorporaties. Zoals toegezegd is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (respectievelijk bij Kamerstukken II, 32 847, nr. 224 en 32 847, nr. 298). Voor 712 van de 724 getoetste kandidaten heeft de Autoriteit woningcorporaties een positieve zienswijze afgegeven. Twaalf kandidaten hebben zich na een uitnodiging voor nader overleg in verband met twijfels bij de (her)benoeming uit de toetsingsprocedure teruggetrokken. Naar aanleiding van de evaluatie van ABDTopconsult heeft de autoriteit onder meer een beoordelingskader gepubliceerd dat als basis dient bij de toetsing en plaatst zij de toetsing uitdrukkelijk in haar (risicogericht) toezicht op de governance bij woningcorporaties.

De Aw en het WSW hebben in 2017 gewerkt aan het verticaal toezichtmodel en hebben een gezamenlijk beoordelingskader opgesteld. Doel hiervan is een versterking van het risicoraamwerk van corporaties en minder verantwoordingslasten voor corporaties. Eind 2017 zijn diverse regiobijeenkomsten gehouden om corporaties te informeren over de nieuwe werkwijze.

Langer zelfstandig wonen

Het Rijk faciliteert en stimuleert op verschillende manieren lokale en regionale partijen om mensen met een zorg- en of ondersteuningsbehoefte, zo lang en zo veel mogelijk zelfstandig thuis te kunnen laten wonen. Het gaat niet alleen om ouderen, maar ook om (voormalig) GGZ-cliënten en mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking die vaker (opnieuw) zelfstandig wonen.

Dit gebeurt onder andere via het Kennis- en Experimentenprogramma Langer Thuis dat door Platform31 wordt uitgevoerd en het bijbehorende ondersteuningsprogramma dat gericht is op het maken van gemeentelijke woonzorgvisies. In april is als bijlage bij de Staat van de Volkshuisvesting de Monitor Investeren voor de Toekomst 2017, die gaat over ouderenhuisvesting, naar de Tweede Kamer gestuurd. In december 2017 heeft de Minister van VWS de opzet van het Pact voor de Ouderenzorg naar de Tweede Kamer gestuurd.

Huisvesting vergunninghouders

Vanwege de verhoogde asielinstroom in 2015 heeft BZK een subsidieregeling ingesteld waarmee woningcorporaties, gemeenten en andere verhuurders woonvoorzieningen voor asielzoekers met een verblijfsvergunning – zogeheten vergunninghouders kunnen realiseren. De definitieve subsidie wordt aangevraagd nadat de huisvestingsvoorzieningen daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Tot en met eind december 2017 zijn 71 subsidieaanvragen ingediend voor totaal € 2,75 mln. Hiermee zijn 447 vergunninghouders gehuisvest. Een deel van deze voorgenomen investeringen zal echter niet tot realisatie komen, mede door de inmiddels weer afgenomen asielinstroom.

Bouwen

Bouwproductie, kwaliteit en regelgeving

Ook in 2017 was de vraag naar woningen groot, vooral in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad maar ook in andere stedelijke regio’s. Dit leidt tot oplopende spanning op de woningmarkt. Tot 2020 is er behoefte aan 350.000 extra nieuwbouwwoningen (Kamerstukken II, 2016–2017, 32 847, nr. 295). In 2017 zijn gesprekken gevoerd met alle 19 woningmarktregio’s in Nederland over onder meer de achterblijvende woningbouw en de benodigde plancapaciteit. Uit de gesprekken zijn knelpunten naar voren gekomen zoals langere levertijden van bouwmaterialen, kwantitatief en kwalitatief tekort aan personeel bij overheden en marktpartijen en de verschuiving naar binnenstedelijk bouwen.

Om mogelijke belemmeringen in de woningproductie en transformatie zo veel mogelijk weg te nemen, zijn drie expertteams ingezet. Het Expertteam Versnellen ondersteunt gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling. De Expertteams Eigenbouw en Transformatie adviseren en begeleiden met name gemeenten bij beleid en projecten. Naast de nieuwbouw leverde transformatie van leegstaande gebouwen sinds 2013 aanvullend gemiddeld tussen de 6.000 en 8.000 woningen per jaar op. Het (voorlopige) aantal voor 2016 is met 8.095 het hoogste van de afgelopen vijf jaar.

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Begin 2017 is het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen aangenomen door de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 453). De belangrijkste doelen van deze wet zijn verhoging van de bouwkwaliteit gedurende het hele bouwtraject en verbetering van de positie van de bouwconsument. In de Eerste Kamer kon het voorstel nog niet rekenen op voldoende steun. De Eerste Kamer heeft op verzoek van het kabinet daarop de stemming over het wetsvoorstel aangehouden. Met betrokken partijen wordt bezien hoe het wetsvoorstel een vervolg kan worden gegeven.

Uitvoering Energieakkoord

In 2017 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord voor duurzame groei verder ingevuld, onder meer met betrekking tot de verbetering van de energiezuinigheid van gebouwen. De conclusie van de Nationale Energieverkenning 2017 luidt dat met de huidige inspanningen nog niet alle de doelen van het Energieakkoord in zicht zijn. Met de andere Energieakkoord-partijen is zodoende gekeken naar extra maatregelen. Voor de gebouwde omgeving zijn al eerder aanvullende maatregelen aangekondigd: zo moeten kantoren minimaal energielabel C hebben vanaf 2023 en wordt de verduurzaming bij woningcorporaties (al dan niet door verplichtingen) geïntensiveerd. Aedes werkt aan invulling van de intensivering in de corporatiesector. Woningcorporaties zullen een inhaalslag maken om in 2021 gemiddeld energielabel B op sectorniveau te bereiken.

Aanpak funderingsproblematiek

In maart 2017 is conform de wens van de Tweede Kamer het Fonds duurzaam funderingsherstel opgericht en sinds oktober 2017 kunnen particulieren een lening via het fonds afsluiten. Dit kan alleen als de gemeente waar de woning is gelegen een samenwerkingsovereenkomst met het fonds heeft gesloten. In 2017 hebben de gemeenten Zaanstad, Rotterdam en Gouda (pilot voor een jaar) een dergelijke overeenkomst met het fonds gesloten. Het Rijk heeft € 20 mln. als achtergestelde lening aan het fonds verstrekt. Financiering tot in totaal € 100 mln. komt van de Rabobank, de Council of Europe Development Bank en de Waterschapsbank.

Energiebesparing koop- en huursector

In de koopsector is in 2017 bij circa 88 procent van de labelplichtige transacties het energielabel overhandigd en zijn diverse maatregelen genomen om energiebesparing te bevorderen.

De activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» is voortgezet, gericht op particuliere woningeigenaren en VvE’s met een woning met label C of «slechter» die energiebesparende maatregelen overwegen.

Het beroep op de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis is in 2017 verder gegroeid en heeft geleid tot een groot aantal maatregelen door eigenaren-bewoners. Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds met laagrentende financiering voor individuele huiseigenaren en VvE’s is in 2017 ook aanzienlijk toegenomen.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in 2017 op basis van een bijdrage van het Rijk haar activiteiten voortgezet om via gemeenten huiseigenaren te stimuleren tot meer energiebesparende maatregelen, ook door het in samenwerking met marktpartijen ontwikkelen van innovatieve aanpakken.

In de huursector wordt een versnelling van de energiebesparing nagestreefd door onder meer de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP). Het beroep daarop is ook in 2017 fors gegroeid, in totaal is circa € 266 mln. subsidie verleend voor renovatie van circa 73.000 woningen.

Verhuurders van zeer energiezuinige woningen zoals nul-op-de-meter woningen mogen een energieprestatievergoeding overeenkomen met hun huurders. Deze vergoeding is in 2017 uitgebreid naar zeer energiezuinige woningen met een gasaansluiting (Stcrt. 3746, 20-1-2017).

De wettelijke verplichting per 1 januari 2023 van minimaal energielabel C voor kantoren is in 2017 voorbereid. Voor andere sectoren in de utiliteitsbouw is berekend1 hoeveel energiebesparing een verplicht label C oplevert. De uitkomsten zijn besproken met vertegenwoordigers uit de sectoren die in potentie de grootste bijdrage leveren: scholen, zorg, horeca, retail en bedrijfshallen. Elke sector heeft specifieke kenmerken en de te maken afspraken moeten daarop aansluiten. Voor zorg en scholen zijn in 2017 de voorbereidingen voor nieuwe afspraken gestart, de andere sectoren volgen in 2018.

Krimpagenda

De samenwerkingsafspraken uit het Actieplan Bevolkingsdaling 2016 zijn aangescherpt ten behoeve van integrale, regionale structuurversterking met een eerste regiodeal in de regio Noordoost Fryslân. In het voorjaar van 2017 is de eerste voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de voortgang in regionale samenwerking en de verankering van het krimpbeleid is beschreven (Kamerstukken II, 2016–2017, Kamerstukken II 31 757 nr. 93).

Rijksdienst

Hervorming Rijksdienst

In 2017 is door de Rijksdienst onverminderd gewerkt aan een goede dienstverlening voor burgers, bedrijven en instellingen, een grotere slagvaardigheid en een vermindering van de kosten voor personeel en materieel van de Rijksdienst. In een aantal programma’s zijn stappen gemaakt met als doel medewerkers efficiënter en veiliger te kunnen laten (samen)werken. Zo beschikken medewerkers over een Rijkspas met «smart» technologie voor toegang tot faciliteiten in rijkskantoren. De nieuwe pas voldoet ook aan de normen voor beveiliging van de informatiehuishouding van het Rijk en kan gebruikt blijven worden wanneer iemand bij een andere rijksoverheidsorganisatie gaat werken.

Uitvoering kabinetsreactie op het Eindrapport van de Tijdelijke commissie ICT

Twee jaar na de kabinetsreactie op het Eindrapport Tijdelijke commissie ICT constateert het Kabinet dat alle, in de reactie opgenomen, maatregelen zijn uitgevoerd. Er is een positieve evaluatie over het eerste jaar van het Bureau ICT-toetsing (BIT) (Kamerstukken II 26 643, nr. 504, 2017–2018), het BIT heeft in 2017 13 adviezen afgerond (en 7 toetsaanvragen in behandeling), er zijn nieuwe ICT-opleidingen gestart voor het personeel van het Rijk, het Rijk heeft in een eerste tranche 40 ICT-trainees in dienst genomen en de formatie van I-Interim Rijk is in 2017 verdubbeld. Begin 2017 is de 4e en laatste afzonderlijke Voortgangsrapportage uitvoering eindrapport Tijdelijke Commissie ICT naar de Kamer gestuurd. Het kabinet zal in het vervolg de Kamer minstens jaarlijks via onder andere de Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk informeren (Kamerstukken II 31 490, nr. 234).

Arbeidsbeperkten

Het Rijk creëerde in 2017 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Dit gebeurde op verschillende manieren: zowel door middel van jobcarving en functiecreatie, collectieve plaatsingen op specifieke werksoorten in de facilitaire sfeer, inzet van mensen uit de doelgroep in diensten van leveranciers als door het op een innovatieve manier benutten van social returnverplichtingen van leveranciers. Omdat de sector overheid de banenafspraak in 2016 niet heeft gerealiseerd, is in 2017 de quotumregeling geactiveerd, maar de heffing is uitgesteld. Deze regeling beoogt de «stok» te zijn om werkgevers te stimuleren banen te realiseren en voorziet in een heffing (boete) bij elke niet gerealiseerde baan.

Strategisch Personeelsbeleid Rijk

In een gezamenlijk traject tussen werkgevers en vakbonden is in 2017 een agenda Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025 (SPAR) opgesteld. De agenda beoogt afspraken over het personeelsbeleid bij het Rijk toekomstbestendig te maken en beter aan te laten sluiten bij professionele medewerkers in een wendbare en kwalitatief hoogwaardige Rijksoverheid.

In 2017 is door het Ministerie van BZK gewerkt aan van een «Plan van Aanpak ICT-personeel Rijk». Bij brief d.d. 18 december 2017 (Kamerstukken II 31 490, nr. 235) is de Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen. Dit plan is erop gericht om de positie van het Rijk als werkgever te versterken, door intensivering van bestaande en ontwikkeling van nieuwe initiatieven, zoals het inrichten van een «ICT-gilde» van ICT-specialisten en de start van een Rijks Data Science Traineeship (RDTP) voor jonge data science professionals binnen het Rijk.

Vrouwen op topfuncties

Het aandeel vrouwen dat een topfunctie bekleedt binnen de Rijksdienst stijgt gestaag en is inmiddels gegroeid naar 34% eind 2017. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau ABD er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel in de Rijksdienst.

Mede dankzij de doorstroom in managementfuncties vervult de ambtelijke top een belangrijke voorbeeldrol in het streven naar meer mobiliteit en flexibele inzet van personeel binnen de Rijksdienst. Bureau ABD begeleidt jaarlijks een groot aantal werving- en selectieprocedures. In 2017 leidde dit tot 112 nieuwe benoemingen in de ABD. 17% hiervan werd vervuld door mensen van buiten het Rijk, 83% door mensen die al werkzaam waren bij het Rijk.

Het leer- en ontwikkelaanbod voor topmanagers is in 2017 verder uitgebreid. In het bijzonder is ingezet op het vergroten van ICT-kennis bij topmanagers. Daarnaast wordt in het ontwikkelaanbod aandacht besteed aan vraagstukken op het gebied van leiderschap en reflectie. In 2017 hebben 650 mensen deelgenomen aan één of meer van de ABD- ontwikkelactiviteiten.

Rijksinkoop

In 2017 is een aantal grote stappen gezet in het circulair maken van de inkoopcategorieën. In de categorie meubilair is een aanbesteding in de markt gezet voor het leveren van circulaire werkplekken voor de Rijksoverheid met een jaarlijkse omvang van circa € 20 mln. met een looptijd van tien jaar. Daarnaast wordt in de categorie bedrijfskleding ingezet op hergebruik na sortering door een sociale werkplaats en op het inkopen van textiel waarin gerecyclede textielvezels zijn verwerkt. De voorbereiding voor een aanbesteding van circulaire catering door RWS is in 2017 gestart.

Rijksvastgoed

Eind 2017 zijn de taken van het Rijksvastgoedbedrijf(RVB) formeel vastgelegd in het Besluit taak RVB 2017 en de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017. Ook is in 2017 onder andere het rijkskantoor aan de Rijnstraat 8 in Den Haag opgeleverd en in gebruik genomen. Dit pand is met meer dan 90.000 vierkante meter één van de grootste kantoorgebouwen in de portefeuille van het RVB. Voor het handelen van het Rijksvastgoedbedrijf in 2017 waren drie speerpunten benoemd:

Realisatie van de masterplannen rijkskantoorhuisvesting

In 2017 zijn de dertien masterplannen voor de rijkskantoorhuisvesting (voor de twaalf provincies en Den Haag) geactualiseerd. De acties die voortvloeien uit de masterplannen zijn erop gericht de kantoorhuisvesting van het Rijk te optimaliseren. Omdat de vraag naar kantoorhuisvesting voortdurend in beweging is (als gevolg van politiek-bestuurlijke en maatschappelijke afwegingen, maar ook factoren als de regio en functionaliteit van kantoorgebouwen), is het nodig om de masterplannen periodiek te actualiseren.

Voor de panden die in de voorraad blijven is vastgelegd welke gebruikers hier gehuisvest zijn/worden en welke planning voorzien is voor verhuizing of inhuizing. Ten opzichte van eerdere prognoses is sprake van een kleinere afname van het benodigd aantal vierkante meters kantooroppervlak. Dit doet zich met name voor in Utrecht en Den Haag en dit leidt tot een vermeerdering van de voorraad in deze twee steden. De in de masterplannen in 2020 beoogde besparing op de huisvesting op basis van efficiency wordt (desondanks) gehaald. Op 6 juli 2017 (Kamerstukken II 2016/2017, 31 490, nr. 225) is de Kamer geïnformeerd over de belangrijkste prestatie-indicatoren met betrekking tot de uitvoering van de masterplannen in 2017. Geconstateerd is dat het kantoorgebruik bij het Rijk meer flexibel is geworden. De efficiency van het ruimtegebruik (berekend aan de hand van het ruimtegebruik in vierkante meters bruto vloeroppervlak (bvo) per kantoorwerkplek) is in 2017 gestegen. Doordat gebouwen nu door meer organisaties worden gebruikt (multi-tenant) is leegstand teruggedrongen.

In de Kamerbrief van 6 juli 2017 is ook de stand van zaken beschreven rond de uitvoering van de motie-Voortman (Kamerstukken II 2016/2017, 34 550, nr. 35) inzake de zelfstandige toegankelijkheid van ministeriegebouwen voor mensen met een beperking. In 2017 is een plan van aanpak opgesteld met een (meerjaren)planning voor de uitvoering van mogelijke maatregelen en aanpassingen in ministeriegebouwen, gebaseerd op een kostenraming per gebouw.

Uitvoering geven aan het Defensie-beheerprogramma

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft met het Ministerie van Defensie afspraken gemaakt over de jaarlijkse dienstverlening. Dit betreft de advisering over strategisch vastgoedbeheer en het technisch en juridisch beheer van het vastgoed voor Defensie. Dit omvat het uitvoeren van het nieuwbouwprogramma, het onderhoudsprogramma van Defensie en de kleine voorzieningen (commandantenvoorzieningen). De nadruk ligt op het beheerprogramma en is gericht op het garanderen van veilig en gebruiksgereed vastgoed. De jaaropdracht van het Ministerie van Defensie is vrijwel volledig uitgevoerd. Door verschillende oorzaken, zowel aan de zijde van het Ministerie van Defensie als aan de zijde van het Rijksvastgoedbedrijf, konden minder investeringen worden gerealiseerd dan aanvankelijk begroot. Om de onderhoudsachterstand van het Defensievastgoed in te lopen is in de tweede helft van 2017 extra budget ter beschikking gesteld. Daarmee zijn extra geplande onderhoudsactiviteiten gerealiseerd. Een belangrijk aandachtspunt is het voldoen van het vastgoed aan de wettelijke keuringseisen. De achterstand op dit gebied is in 2017 voortvarend opgepakt.

Implementatie van de fusie

Het agentschap Rijksvastgoedbedrijf is 1 januari 2016 gestart na de fusie van de Rijksgebouwendienst, de Dienst Vastgoed Defensie en het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf. In 2017 is het aantal vestigingsplaatsen verminderd van 19 naar 5. Dit betekent niet alleen dat minder locaties hoeven te worden gebruikt, maar stimuleert ook de samenwerking binnen de dienst.

De kennisbundeling ten gevolge van de fusie leidt ertoe dat alle grote inkopen vanuit één punt worden gedaan, waardoor daar de benodigde expertise opgebouwd wordt. Daarnaast wordt kennis geconcentreerd rondom de start van projecten. Ook op het gebied van ICT wordt de doelmatigheid verbeterd doordat in 2017 en 2018 een sanering in het aantal ICT-systemen wordt doorgevoerd. Door gelijktijdig de processen te harmoniseren worden de verschillende werkwijzen vanuit de oude fusiepartners nu geüniformeerd. De transitie vraagt tijdelijk een extra inspanning, maar leidt ook tot resultaat. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft deze doelmatigheidsbaten al in de tarieven verwerkt.

Realisatie Beleidsdoorlichtingen

Artikel

Naam artikel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Geheel artikel?

Artikel 1

Woningmarkt

               

1.1

Betaalbaarheid

     

X

     

Nee

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

               

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

               

2.1

Energie en bouwkwaliteit

   

X

       

Nee ja

2.2

Woningbouw productie

       

X

   

Nee ja

2.3

Kwaliteit woonomgeving

   

X

       

nee

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

             

ja

Artikel 3

Kwaliteit rijksdienst

   

X

       

Nee

Artikel 6

Uitvoering rijksvastgoedbeleid

               

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

             

Nee

6.2

Beheer materiële activa

             

Nee

Toelichting

Art 1.1. Betaalbaarheid

De beleidsdoorlichting in 2015 richtte zich grotendeels op de huurtoeslag (Kamerstukken II 34 120, nr. 9). Daarnaast was er aandacht voor de doorwerking van onder andere het huurbeleid en de huurprijsregelgeving op de huurlasten en de hypotheekrenteaftrek op de kooplasten. De aflopende BEW+ regeling is in 2011 uitputtend geëvalueerd (Kamerstukken II 32 500-VII, nr. 92). De verhuurderheffing is in 2016 afzonderlijk geëvalueerd (Kamerstukken II 32 847, nr. 248).

De uitkomsten van de beleidsdoorlichting boden een goede input voor het IBO sociale huur (2016). Eind 2016 is de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting en het IBO sociale huur verstuurd naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II 27 926, nr. 275).

Art. 2.1 Energie en bouwkwaliteit

De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting bestond uit afzonderlijke beleidsevaluaties op de thema's Energie en Bouwkwaliteit. De beleidsinstrumenten uit het Energieakkoord konden nog niet in deze beleidsdoorlichting worden betrokken. De volgende beleidsdoorlichting van het onderdeel Bouwkwaliteit is voorzien in 2020; hierin kan de invoering van het nieuwe Bouwbesluit worden meegenomen. De evaluatie van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen – waarvan het voorstel op 11 juli 2017 op verzoek van het kabinet is aangehouden door de Eerste Kamer – zal drie jaar na inwerkingtreding plaatsvinden. Deze evaluatie kan niet worden meegenomen in de voorziene beleidsdoorlichting voor het onderdeel Bouwkwaliteit in 2020. De beleidsdoorlichting van het onderdeel Energie is gepland in 2021. Er is sprake van een integrale beleidsdoorlichting door de evaluaties van 2020 en 2021 als totaal te bezien.

Artikel 2.2 Woningbouwproductie

De uitgaven op dit artikelonderdeel betreffen met name het instrument «Bijdragen aan agentschappen». Deze uitgaven worden indien van toepassing betrokken bij de evaluaties en beleidsdoorlichtingen van het specifieke beleidsdossier waar de bijdrage aan het Agentschap voor bestemd is. In 2020 wordt dit artikelonderdeel weer doorgelicht.

Artikel 2.3 Kwaliteit woonomgeving

De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het Programma Bevolkingsdaling, vallend onder artikelonderdeel 2.3 «Kwaliteit woonomgeving». Dit artikelonderdeel bevat ook andere beleidsdoelen. Een deel hiervan is in eerdere beleidsdoorlichtingen aan de orde geweest. Zo heeft de visitatiecommissie Wijkenaanpak in 2011 de wijkenaanpak doorgelicht. De beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling, evenals een midterm review onder leiding van Pauline Krikke (rapport «Grenzen aan de Krimp» van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling (TMR) adviseert het Rijk focus aan te brengen in de krimpaanpak en de doeltreffendheid van de Rijksondersteuning van regio’s te vergroten. Het TMR constateert dat de aanpak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling wordt gewaardeerd. Wel beveelt zowel het TMR als de beleidsdoorlichting aan de doeltreffendheid van de coördinerende rol van de Minister versterken via een Rijksagenda Krimp. De aanbevelingen zijn overgenomen en vertaald in het actieplan bevolkingsdaling en in nadere afspraken met (anticipeer-) regio’s (bijlage 3 bij brief aan TK dd. 19 december 2014 in reactie op de motie Barth c.s., de beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling & het rapport van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling).

In 2017 is de voortgangsrapportage actieplan bevolkingsdaling aan de TK gestuurd (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 757, nr. 93).

Artikel 2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Het Fonds Energiebesparing Huursector maakt deel uit van het gehele pakket van maatregelen naar aanleiding van het Energieakkoord en zal in de volgende beleidsdoorlichting worden betrokken. Zie hiervoor verder hetgeen vermeld is onder artikelonderdeel 2.1 waarbij 2021 in de planning staat voor de beleidsdoorlichting van het onderdeel Energie.

Artikel 3 Kwaliteit rijksdienst

De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het domein Organisatie en Personeel, te weten de arbeidscommunicatie rijk, artikel 3. De beleidsdoorlichting heeft geleid tot een reeks maatregelen waarmee de op basis van de conclusies voorgestelde verbeterpunten worden geadresseerd. De in 2017 verworven rijksbrede W&S-software zal in belangrijke mate bijdragen aan meer inzicht in de relatie tussen externe-arbeidsmarktcommunicatie-activiteiten en de mate waarin deze bijdragen aan het met succes werven van nieuwe medewerkers. Daarnaast zijn initiatieven genomen met het doel de samenwerking tussen de centraal en decentrale opererende organisaties binnen het Rijk te intensiveren op zowel het vlak van nieuwe instroom als interdepartementale doorstroom.

Overzicht van risicoregelingen

Achterborgstelling: Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) (bedragen x € 1 mln.)

Omschrijving

2016

2017

Achterborgstelling

82.217

81.057

Bufferkapitaal

531

nnb

Obligo

3.100

3.100

Stand risicovoorziening

N.v.t.

N.v.t

Cijfers 2017 betreffen voorlopige cijfers.

Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt ervoor dat deelnemende woningcorporaties toegang hebben tot de kapitaalmarkt tegen zo optimaal mogelijke financieringskosten. Dit doet het WSW door borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichting van door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties. Op het moment dat een corporatie niet aan de rente- en aflossingsverplichting voldoet, kan een geldverstrekker aanspraak doen op het WSW.

Het Rijk en gemeenten staan achtervang voor het WSW. Dit houdt in dat Rijk en gemeenten (beide voor 50%) een renteloze leningen aan het WSW verstrekken indien het WSW onvoldoende liquide middelen heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het WSW beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties ter hoogte van € 3,1 miljard. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Er kan tot maximaal 5% van de huursom (circa € 700 mln.) per jaar worden geheven. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog nooit aangesproken. De kans dat dit in de toekomst zal gebeuren, wordt zeer klein geacht.

Per eind 2017 heeft het WSW € 81,1 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.

Achterborgstelling: Nationale Hypotheekgarantie (WEW) (bedragen x € 1 mln.)

Omschrijving

2016

2017

Achterborgstelling

193.000

197.000

Bufferkapitaal

970

1.105

Obligo

N.v.t.

N.v.t.

Stand risicovoorziening

77

107

Cijfers 2017 betreffen voorlopige cijfers.

Toelichting

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties over de langere termijn laat vanaf 2015 een daling zien. De afname is te verklaren door een combinatie van marktontwikkelingen en het beleid van het WEW.

De achterborgstelling is toegenomen naar € 197 mld ultimo 2017. Het garantievermogen van het waarborgfonds is verder toegenomen naar in totaal € 1.105 mln. op 31-12-2017. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie met een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2017–2022 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

Uitstaande garanties

Verleend

Vervallen

Uitstaande garanties

Garantie plafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 3

 

2016

2017

2017

2017

Kwaliteit Rijksdienst

Hypotheekgaranties

38

0

9

29

170

170

n.v.t.

Zie hiervoor ook de toelichting bij saldibalans.

De garanties betreffen hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van BZK, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.

Er zijn ultimo december 2017 nog 2 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,03 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2017 bedraagt € 0,17 mln.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen. Tevens voert de Minister van BZK via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving met betrekking tot de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huur(prijs)regulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.

De Minister van BZK is medeverantwoordelijk voor regelgeving met betrekking tot de fiscale behandeling van de eigen woning en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister van BZK zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt, bijvoorbeeld via het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving inzake de verhuurderheffing en de huurtoeslag. Tevens is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het budgettair beheer van de huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag. De uitvoering van de verhuurderheffing en de huurtoeslag is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen, de huurtoeslag op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De Belastingdienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de verhuurderheffing en huurtoeslag.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de regelgeving ten aanzien van (het stelsel van) woningcorporaties. Woningcorporaties zijn via de Woningwet gebonden aan een begrensd werkdomein. Binnen dat werkdomein zijn de werkzaamheden gedefinieerd die corporaties met behulp van staatsteun mogen uitvoeren. Deze zijn het bouwen, verhuren en beheren van woningen met een lage huur voor huishoudens met een laag inkomen en andere doelgroepen die op de reguliere woningmarkt moeilijk een woning kunnen vinden. Samen met gemeenten en huurdersvertegenwoordigers maken woningcorporaties prestatieafspraken over de lokale woondoelstellingen.

De Minister van BZK draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidsconclusies

Per 1 januari 2017 is de schenkingsvrijstelling eigen woning structureel verruimd naar € 100.000. De Algemene Rekenkamer heeft in 2017 onderzoek gedaan naar de verwachte effecten van de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning op de hypotheekschuld, op basis van de tijdelijke verruimde vrijstelling in 2013 en 2014 (Kamerstukken II, 2017–2018, 34 785, nr. 73). De Algemene Rekenkamer komt tot de conclusie dat de structurele regeling naar verwachting zal bijdragen aan een vermindering van de totale hypotheekschuld en het aantal onderwaterhypotheken.

De hypothecaire leennormen beschermen de consument tegen overkreditering. De inkomensnormen dragen bij aan verantwoorde hypotheekverstrekking. In de beleidsdoorlichting financiële markten is geconcludeerd dat de inkomensnormen in de meeste gevallen een goede bescherming bieden tegen overkreditering (Kamerstukken II, 2017–2018, 31 935, nr. 45). Vanaf 2017 zijn de financieringslastpercentages over vier jaar gemiddeld om zo de jaarlijkse fluctuaties in de leencapaciteit te beperken. Hierdoor is het verloop van de leencapaciteit beter voorspelbaar geworden. Op macroniveau draagt middeling zodoende bij aan een stabielere woningmarkt. Het afbouwpad van de maximale hypotheek ten opzichte van de woningwaarde (loan-to-value, LTV) beperkt het risico op een restschuld voor huishoudens.

De verhuurderheffing is in 2017 gecontinueerd conform de afspraken in het Woonakkoord. Naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing in 2016 is per 1 april 2017 een wetsvoorstel met wijzigingen in de verhuurderheffing van kracht geworden (Staatsblad 2017, 88). Het gaat om een verhoging van de heffingsvrije voet van 10 naar 50 woningen, verruiming van de mogelijkheden voor heffingsvermindering en introductie van enkele vrijstellingen (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 548 A). De verruimingen van de heffingsverminderingen zijn per 1 april 2017 in werking getreden, de overige wijzigingen gelden vanaf het heffingsjaar 2018.

Gerealiseerde huurontwikkeling

Gerealiseerde huurontwikkeling

Bron: Monitoring huurbeleid 2017, Companen 2017

Met de Wet doorstroming huurmarkt 2015 (Staatsblad 2016, 158) is de inkomensafhankelijke huurverhoging met ingang van 1 januari 2017 gecombineerd met een systeem van huursombenadering. De mogelijkheid voor inkomensafhankelijke huurverhogingen betreft inkomens boven de toewijzingsgrens voor de sociale huur. AOW-gerechtigden en gezinnen (huishoudens van meer dan 3 personen) zijn hiervan uitgesloten. Daarnaast is in 2017 bij de maximale huurverhoging voor zelfstandige woningen ruimte geboden voor het toepassen van een staffel naar prijs/kwaliteit door deze te verhogen naar inflatie +2,5%. De huursomstijging bij corporaties is beperkt (inflatie +1%) en omvat naast de reguliere huurverhoging ook de huurharmonisatie teneinde prijsstijging bij vrijgekomen huurwoningen te beperken.

In 2017 verhoogden de corporaties de huren van zittende huurders met gemiddeld 0,6%. Over het gehele woningbezit, dus inclusief de huurharmonisatie, bedroeg de huurstijging bij corporaties 1,1%. Commerciële verhuurders verhoogden in de gereguleerde huurwoningvoorraad hun huren bij zittende huurders gemiddeld met 2,4%.

De gemiddelde huurverhoging per 1 juli 2017, de gemiddelde huurstijging exclusief harmonisatie, in de gehele gereguleerde huursector bij zittende huurders, is uitgekomen op 1,1%. Hiermee is de huurstijging exclusief harmonisatie nog wat lager geweest dan in 2016 (toen 1,3%). De gemiddelde stijging van de consumentenprijzen over het voorgaande jaar (2016) bedroeg in Nederland 0,3%. In reële termen bedroeg de huurstijging bij de zittende huurders daarmee 0,8% (Monitoring huurbeleide 2017, Companen 2017).

Met de Wet doorstroming huurmarkt 2015 is de regelgeving voor tijdelijke huurcontracten verruimd en hebben verhuurders de mogelijkheid hun bezit flexibeler te beheren en doelgerichter in te zetten. In 2017 is een nulmeting uitgevoerd van het aantal en type tijdelijke huurcontracten dat wordt gehanteerd. Deze zal ten behoeve van de evaluatie van deze wet jaarlijks worden herhaald.

Gemeenten zijn op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 verantwoordelijk voor de huisvesting van vergunninghouders. Met de wijziging van de Huisvestingswet 2014, per 1 juli 2017 (Staatsblad 2017, 33), om de automatische urgentiestatus van vergunninghouders te schrappen, blijft de realisatie van de taakstelling voor gemeenten voorop staan, terwijl expliciet aan gemeenten de mogelijkheid wordt geboden om zelf een beleid ten aanzien van de huisvesting van vergunninghouders te formuleren. Daarmee is, ten opzichte van wat aanvankelijk in de Huisvestingswet 2014 stond, voor gemeenten meer flexibiliteit gecreëerd (motie Van der Linde, Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 40).

Als onderdeel van het koopkrachtpakket, om tot een evenwichtig koopkrachtbeeld te komen, zijn de uitgaven voor de huurtoeslag vanaf 2017 structureel verhoogd. Vanaf 2017 is de opslag op de normhuur, die leidt tot de basishuur, met € 10,50 per maand verlaagd en bedraagt nu € 16,94. Hierdoor ontvangen huurtoeslagontvangers vanaf 2017 maandelijks meer huurtoeslag (Staatsblad 2016, 499).

Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag op de huurlasten voor huurtoeslagontvangers laat de onderstaande tabel het aandeel zien van de bruto huur dat per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door huurtoeslagontvangers is verschuldigd. Dit cijfer is berekend voor voorbeeldhuishoudens met een huur rond de diverse huurtoeslaggrenzen en met een minimuminkomen.

Verhouding Bruto-Netto huur Huurtoeslag
         

Realisatie

Begroting

Afwijking

Huishoudtype

Netto Huur

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

Eenpersoonshuishouden

Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens)

65,9%

64,5%

63,7%

63,2%

60,1%

60,0%

0,1%

Netto (huur rond aftoppingsgrens)

53,9%

53,0%

52,2%

51,8%

49,8%

49,7%

0,0%

Netto (huur rond huurgrens)

53,0%

52,4%

51,5%

51,3%

49,7%

49,7%

0,0%

Meerpersoonshuishouden

Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens)

65,9%

64,5%

63,7%

63,2%

60,1%

60,0%

0,1%

Netto (huur rond aftoppingsgrens)

52,6%

51,8%

51,0%

50,7%

48,8%

48,7%

0,0%

Netto (huur rond huurgrens)

54,0%

53,6%

52,2%

52,0%

50,5%

50,6%

– 0,1%

Eenpersoonsouderhuishouden

Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens)

65,4%

64,0%

63,2%

62,7%

59,6%

59,5%

0,1%

Netto (huur rond aftoppingsgrens)

53,5%

52,7%

51,8%

51,5%

49,4%

49,4%

0,0%

Netto (huur rond huurgrens)

52,7%

52,2%

51,2%

51,0%

49,4%

49,4%

0,0%

Meerpersoonsouderhuishouden

Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens)

64,9%

63,5%

62,7%

62,2%

59,2%

59,1%

0,1%

Netto (huur rond aftoppingsgrens)

53,1%

52,3%

51,5%

51,1%

49,1%

49,1%

0,0%

Netto (huur rond huurgrens)

52,4%

51,9%

51,0%

50,7%

49,2%

49,2%

0,0%

 

Bruto Huur

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Bron: Eigen berekening Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Uit de tabel blijkt dat het aandeel van de netto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto nog betaald moet worden in 2017 is gedaald ten opzichte van 2016. Deze daling is nagenoeg gelijk aan de daling zoals verwacht in de ontwerpbegroting. De daling is een gevolg van het per 2017 verlagen van de opslag op de normhuur.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Woningmarkt

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

Art.nr.

Verplichtingen:

2.900.728

3.382.465

3.959.739

3.928.119

4.002.525

4.103.957

– 101.432

                 
 

Uitgaven:

2.929.201

3.404.536

3.965.674

3.933.646

4.022.685

4.103.957

– 81.272

                 

1.1

Betaalbaarheid

2.922.871

3.396.259

3.957.657

3.926.645

4.017.614

4.096.795

– 79.181

 

Subsidies

61.971

22.124

19.517

22.805

36.092

45.724

– 9.632

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

743

1.045

201

135

184

175

9

 

Bevordering eigen woningbezit (BEW)

59.694

19.923

9.748

6.411

4.501

6.922

– 2.421

 

Huisvestingsvoorziening statushouders

0

0

0

206

1.900

37.500

– 35.600

 

Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG

0

0

8.367

15.033

28.471

0

28.471

 

Woonconsumentenorganisaties

1.220

1.156

1.201

1.020

1.036

1.127

– 91

 

Onderzoek en kennisoverdracht

314

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

778

445

295.812

29.578

31.823

867

30.956

 

WSW Risicovoorziening

0

0

294.314

1.706

1.176

0

1.176

 

NHG Risicovoorziening

0

0

0

26.932

30.018

0

30.018

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

696

421

1.496

940

629

867

– 238

 

Onderzoek en kennisoverdracht

82

24

2

0

0

0

0

 

Inkomensoverdrachten

2.846.103

3.360.001

3.629.966

3.860.443

3.934.868

4.035.882

– 101.014

 

Huurtoeslag

2.846.103

3.360.001

3.629.966

3.860.443

3.934.868

4.035.882

– 101.014

 

Bijdragen aan agentschappen

0

0

170

373

14.831

4.259

10.572

 

Dienst van de Huurcommissie

0

0

0

0

14.456

0

14.456

 

ILT Autoriteit woningcorporaties

0

0

0

373

375

635

– 260

 

RVO Uitvoeringskosten BEW

0

0

0

0

0

2.870

– 2.870

 

RVO Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening statushouders

0

0

0

0

0

754

– 754

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

0

170

0

0

0

0

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

13.300

13.689

12.192

12.646

0

8.326

– 8.326

 

Huurcommissie

13.300

13.558

12.048

12.646

0

8.326

– 8.326

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

131

144

0

0

0

0

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

719

0

0

800

0

1.737

– 1.737

 

Overige uitvoeringsinstanties

719

0

0

0

0

0

0

 

Financien en Nationale Schuld (Belastingdienst)

0

0

0

800

0

1.737

– 1.737

                 

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

6.330

8.277

8.017

7.001

5.071

7.162

– 2.091

 

Subsidies

3.589

3.296

4.679

2.062

1.625

1.926

– 301

 

Samenwerkende kennisinstellingen

3.589

3.296

4.679

2.062

1.625

1.926

– 301

 

Opdrachten

2.711

4.981

3.338

1.904

1.136

2.386

– 1.250

 

Basisonderzoek en verkenningen

0

4.981

3.338

1.904

1.136

2.386

– 1.250

 

Onderzoek en kennisoverdracht

2.711

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

3.035

2.310

2.850

– 540

 

Basisonderzoek en verkenningen

0

0

0

3.035

2.310

2.850

– 540

 

Bijdragen aan medeoverheden

30

0

0

0

0

0

0

 

Experimenten en kennisoverdracht Wonen

30

0

0

0

0

0

0

                 
 

Ontvangsten:

407.994

496.935

810.381

553.191

557.315

425.000

132.315

E Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Voor beleidsartikel 1 als totaal zijn de verplichtingen ongeveer € 100 mln lager uitgekomen, vergeleken met de stand vastgestelde begroting 2017. Dit is met name het gevolg van lagere verplichtingen (en uitgaven) bij de huurtoeslag, als gevolg van lagere aantallen aanvragers en minder nabetalingen bij het definitief toekennen. Zie verder de toelichting bij de uitgaven huurtoeslag.

1.1 Betaalbaarheid

Subsidies

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen verstrekt het Ministerie van BZK subsidies en opdrachten voor woningmarktontwikkeling, onder andere aan de stichting Kences voor de Monitor studentenhuisvesting 2017. Subsidie is verstrekt aan de Vereniging Leegstandsbeheerders Nederland en de Stichting Keurmerk Leegstandbeheer voor respectievelijk omvorming van de branchevereniging en de bewustwordingscampagne voor het keurmerk.

Bevordering eigen woningbezit (BEW)

De wet bevordering eigenwoningbezit (BEW) is gericht op de bevordering van het eigen woningbezit onder lagere inkomensgroepen. Er is voor nieuwe toekenningen op grond van de Wet Bevordering eigenwoningbezit geen budget meer beschikbaar en de meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend voor de betaling van in het verleden aangegane verplichtingen. De uitgaven aan de Wet bevordering eigenwoningbezit en de eigenwoningenregelingen zijn in 2017 lager uitgevallen door hoge uitval bij de inkomenstoetsen en door verhuizingen.

Huisvestingsvoorziening statushouders

Naar aanleiding van de verhoogde asielinstroom in 2015 is door het Ministerie van BZK een subsidieregeling ingesteld om de huisvesting van vergunninghouders te ondersteunen. Met deze regeling kunnen verhuurders subsidie aanvragen voor de realisatie van woonvoorzieningen voor asielzoekers met een verblijfsvergunning – zogenaamde vergunninghouders. Denk hierbij aan woningcorporaties, gemeenten en andere verhuurders.

Vanaf de openstelling van de subsidieregeling begin februari 2016 tot en met eind december 2017 is in totaal € 22,3 mln. gereserveerd voor de realisatie van deze eenvoudige huisvestingsvoorzieningen. Een deel van deze reserveringen zal echter niet tot realisatie komen, mede door de inmiddels weer afgenomen asielinstroom.

Pas nadat de huisvestingsvoorzieningen daadwerkelijk zijn gerealiseerd, wordt de definitieve subsidie aangevraagd. Tot en met eind december 2017 zijn 71 subsidieaanvragen ingediend voor totaal € 2,750 mln., waarvan 64 aanvragen in 2017. Hiermee zijn in totaal 447 vergunninghouders gehuisvest.

Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG

Aan de Woningstichting Geertruidenberg (WSG) is in 2017 een sanerings-bijdrage van afgerond € 28 mln. verleend. Dit is in overeenstemming met het saneringsbesluit uit 2013. Deze bijdrage wordt onttrokken aan de risicovoorziening voor sanering- en projectsteun aan woningcorporaties. Zie voor een verdere toelichting «WSW Risicovoorziening».

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en het Nibud hebben in 2017 financiële bijdragen ontvangen voor de uitvoering van een met het Ministerie van BZK overeengekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing.

Opdrachten

WSW Risicovoorziening

De uitvoerende taken (exclusief de fondsmiddelen) voor de sanering van woningcorporaties zijn gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De kosten die hiertoe gemaakt worden komen uit de risicovoorziening. In het kader van de sanering van Vestia is destijds tussen het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit de risicovoorziening. In 2017 heeft Vestia hiervoor een bijdrage van afgerond € 0,5 mln. ontvangen. Deze bijdrage wordt onttrokken aan de risicovoorziening.

NHG Risicovoorziening

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) betaalt jaarlijks een achtervang vergoeding voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Voor NHG-hypotheken die worden afgesloten vanaf 1 januari 2015 bedraagt deze vergoeding 0,15% van de NHG-premie. De vergoeding over 2016 is in 2017 in zijn geheel ontvangen en bedraagt circa € 30 mln. De jaarlijkse vergoeding wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG. Daarnaast is € 0,6 mln aan de risicovoorziening onttrokken voor door het WSW in rekening gebrachte kosten voor het uitvoeren van de saneringstaak.

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen verstrekt het Ministerie van BZK subsidies en opdrachten voor woningmarktontwikkeling. In 2017 zijn onder andere communicatiewerkzaamheden (onder andere ten behoeve van middenhuur en de website woningwet), een actualisatie en validatie van het Handboek marktwaardering en een actualisatie van gegevensdefinities voor woningcorporaties uitgevoerd.

Inkomensoverdracht

Huurtoeslag

Aan huurtoeslag is in 2017 € 101 mln. minder uitgegeven dan begroot. Bij de ontvangsten is € 60 mln. meer binnengekomen waardoor voor de huurtoeslag in 2017 een netto onderuitputting van het budget resulteert van € 161 mln. ten opzichte van de ontwerpbegroting.

De lagere uitgaven zijn een gevolg van lagere aantallen aanvragers en minder nabetalingen bij het definitief toekennen. De hogere ontvangsten worden veroorzaakt door de versnelling van het definitief toekennen waardoor terugvorderingen eerder worden ingesteld en door hogere aantallen terugvorderingen.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst van de Huurcommissie

Voor de aan de Dienst van de Huurcommissie verleende opdrachten is € 14,5 mln. in 2017 betaald. In de begroting 2017 waren deze uitgaven nog opgenomen onder het kopje «Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s: Huurcommissie».

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt in hoofdzaak gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders in conflict raken over de hoogte van huurprijzen of servicekosten en er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in deze geschillen. De Huurcommissie beslecht ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en de inkomensafhankelijke huurverhogingsgeschillen.

In 2017 zijn de onderstaande aantallen gerealiseerd, vergeleken met de begroting en de realisatie in 2016.

Soort zaak

Afhandeling 2016

Begroting 2017

Afhandeling 2017

Huurprijsgeschillen

5.254

5.800

4.203

Servicekostengeschillen

2.207

2.700

2.525

Huurverhogingsgeschillen

1.902

690

1.211

Wohv-geschillen

9

10

6

Totaal

9.372

9.200

7.945

Het aantal afgehandelde huurgeschillen in 2017 is lager uitgekomen dan de raming. Dit komt vooral door een lagere instroom van met name huurprijsgeschillen. Daarnaast is het aantal afgehandelde huurverhogingsgeschillen hoger uitgevallen dan de raming, die gebaseerd was op de daling in eerdere jaren. Deze stijging betreft vooral inkomensafhankelijke huurverhogingsgeschillen.

Van de 7.945 geschillen zijn er 1.295 afgehandeld in een verkorte procedure (2016: 1.082). De Huurcommissie is zich de afgelopen jaren meer gaan richten op het behandelen van zaken via «intake en bemiddeling». De Huurcommissie biedt – naast geschilbeslechting – ook informatie die relevant is voor het gedane verzoek, waarmee huurder en verhuurder zelf hun geschil kunnen oplossen. Bij «intake en bemiddeling» wordt in (telefonisch) overleg met de verzoeker inhoudelijk bepaald wat het verzoek precies inhoudt en of het in onderling overleg tussen huurder en verhuurder is op te lossen.

ILT Autoriteit woningcorporaties

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, hier valt de Autoriteit woningcorporaties (Aw) onder) heeft in 2017 een bijdrage ontvangen voor het opvragen van gegevens bij corporaties voor beleidsontwikkeling en toezicht op de Wet normering topinkomens (WNT).

RVO Uitvoeringskosten BEW

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling BEW en de Eigen Woningregeling uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Deze uitgaven worden verantwoord op artikel 2.

RVO Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening statushouders

RVO.nl voert de tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders (TRSHV) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Deze uitgaven worden verantwoord op artikel 2.

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

Huurcommissie

Zie voor een toelichting «Dienst van de Huurcommissie».

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Financiën en Nationale Schuld (Belastingdienst)

De bijdrage aan de Belastingdienst dient ter bekostiging van de portokosten van informatiebrieven, die de Belastingdienst verstuurt ten behoeve van de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Het hiervoor benodigde budget is naar de Belastingdienst overgeboekt.

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende kennisinstellingen

Platform31, een kennis- en netwerkorganisatie heeft subsidie ontvangen voor het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot trends in stad en regio en een subsidie voor het actieprogramma wooncoöperatie. De Universiteit Utrecht heeft subsidie ontvangen voor het onderhouden en verder uitbreiden van micro-econometrische databestanden over de Nederlandse woningmarkt.

Opdrachten

Basisonderzoek en verkenningen

Het budget is in 2017 besteed aan opdrachten voor onderzoeken naar woningbehoefte, woonwensen, woningmarktontwikkelingen en voor monitoring van beleid. In 2017 zijn onder andere opdrachten verstrekt op het gebied van Instrumentontwikkeling t.b.v. de Energiemodule WoON2018, evaluatie van het huurbeleid en het WWS, en de campagne «check je huurprijs».

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

Basisonderzoek en verkenningen

In 2017 is begonnen met de voorbereiding van de bewonersenquête Energiemodule. Deze enquête wordt uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Daarnaast zijn bijdragen aan het CBS verstrekt voor de Huurenquête, onderzoek naar verhuiskansen, de City Deal zicht op ondermijning en het WoON2018. Tevens is in 2017 gestart met onderzoek om te komen tot een meer op registers gebaseerd woononderzoek.

Ontvangsten

De ontvangsten huurtoeslag zijn toegelicht bij de uitgaven huurtoeslag.

Om de financiering van het eigen woningbezit te bevorderen staat de Minister van BZK garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) (zie ook NHG Risicovoorziening). In ruil hiervoor betaalt het WEW een jaarlijkse achtervangvergoeding die wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG. De vergoeding die over 2016 is ontvangen bedraagt circa € 30 mln. De Risicovoorziening Nationale Hypotheekgarantie (NHG) komt daarmee op € 107 mln.

Tevens is in 2017 afgerond € 28 mln. onttrokken aan de risicovoorziening voor sanerings- en projectsteun aan woningcorporaties in verband met de aan WSG verleende saneringsbijdrage. Het resultaat van de Starterslening is terugontvangen van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn).

Artikel 2. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken. Belangrijke aspecten daarbij zijn de veiligheid en gezondheid van gebouwen, alsmede het streven om energie te besparen, waarmee tevens de woonlasten kunnen worden beperkt. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod vraaggericht tot stand komt, zodat dit veel meer gaat aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verantwoordelijk voor woningbouw. Deze verantwoordelijkheid omvat de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door innovatie te bevorderen, belemmeringen weg te nemen en mededinging te versterken. De regierol bij het bouwen van nieuwe woningen is primair een verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies.

Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en tevens stelselverantwoordelijk om hiermee de bouwkwaliteit te borgen door middel van regisseren en doen uitvoeren.

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord voor duurzame groei waar het Rijk verantwoordelijk voor is, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en «zachte» leningen) en monitoring.

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister van BZK zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, bedrijven en bewoners. De zorg van de Minister van BZK geldt met name voor het ondersteunen van regionale partijen bij de versterking van de leefbaarheid in de stedelijke gebieden en krimp- en anticipeergebieden door onder meer verbetering van de woonomgeving en voorzieningen, veiligheid en economisch draagvlak. Belangrijke instrumenten van de Minister van BZK hiertoe zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.

Op basis van de Huisvestingswet stimuleert de Minister van BZK in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

Op basis van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (artikel 5) kan de Minister van BZK op aanvraag van de gemeenteraad, gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekende huurders eisen kunnen worden gesteld. Het gaat hierbij om kwetsbare gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat en waar sprake is van een opeenstapeling van problemen op sociaal, fysiek en economisch terrein. Notoire overlast en criminaliteit kunnen ook een reden zijn voor gebiedsaanwijzing.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 660, nr. 17) staat dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad zijn de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden.

C Beleidsconclusies

In 2017 is het beroep op de subsidieregeling voor omvangrijke energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen van particuliere woningeigenaren en VvE’s fors toegenomen. Eerder dan verwacht, is het budget voor de particuliere woningeigenaren al in 2017 uitgeput. In totaal hebben tot en met 31 december 2017 ruim 18.000 eigenaren-bewoners ongeveer 50.000 isolatiemaatregelen genomen. Ook het aantal leningen van particuliere woningeigenaren en VvE’s uit het Nationaal Energiebespaarfonds is in 2017 sterk toegenomen. Tot en met 31 december 2017 hebben eigenaren-bewoners en VvE’s samen ruim 27.000 energiebesparende maatregelen gefinancierd. Verder zijn innovatieve voorstellen ondersteund van bedrijven, gemeenten en andere partijen om woningeigenaren te stimuleren tot energiebesparing. Tot slot is in 2017 ook procesbegeleiding voor VvE’s bekostigd en is de voorlichtingscampagne voor energiebesparing voortgezet die voortkomt uit het Energieakkoord voor duurzame groei.

In 2017 heeft de Nationaal Coördinator Groningen de uitvoering voortgezet van het meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen voor de jaren 2016 tot en met 2020. Hierbij staat de veiligheid voor de bewoners voorop, maar waar mogelijk wordt de versterking van woningen gecombineerd met verduurzaming. Het Ministerie van BZK heeft in 2017 uit het subsidiebudget voor omvangrijke energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen € 1,5 mln. beschikbaar gesteld voor het verduurzamen van te versterken woningen. Daarnaast hebben Groningse corporaties ook in 2017 gebruik kunnen maken van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) bij het versterken en verduurzamen van hun woningbezit.

In het kader van de uitvoering van de motie De Vries c.s. (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 18) is in maart 2017 het Fonds duurzaam funderingsherstel ingesteld en sinds oktober 2017 kunnen particuliere woningeigenaren in Zaanstad, Rotterdam en Gouda (pilot voor een jaar), de gemeenten die in 2017 een samenwerkingsovereenkomst met het fonds hebben gesloten, een lening via het fonds afsluiten; andere gemeenten zullen volgen.

In juli 2017 is de eerste voortgangsrapportage van het Actieplan Bevolkingsdaling 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 757, nr. 93). Hieruit blijkt onder andere dat in nagenoeg alle krimp- en anticipeerregio’s sprake is van beleidsverankering van de effecten van (de verwachte) bevolkingsdaling. De voortgangsrapportage bood aanleiding voor de aanscherping van de samenwerkingsafspraken zoals vastgelegd in het Actieplan (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 757, nr. 89). In dit kader is in juni 2017 de eerste regiodeal gesloten in de krimpregio Noordoost Fryslân. Met deze deal gaan diverse overheden en betrokken regionale partijen een partnerschap om versnelling te creëren in de aanpak voor economische structuurversterking. Eind 2017 is ook een verkenning uitgevoerd met tien krimp- en anticipeerregio’s naar integrale, regionale thema’s die raken aan bevolkingsdaling. Er is daarnaast geïnvesteerd in een nieuw online platform, dat als doel heeft een impuls te geven aan de verspreiding van kennis over krimp.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Woonomgeving en bouw

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

Art.nr.

Verplichtingen:

119.715

118.601

34.918

149.371

232.210

111.500

120.710

                 
 

Uitgaven:

38.102

90.136

49.839

82.607

96.521

64.510

32.011

                 

2.1

Energie en bouwkwaliteit

16.883

67.505

19.508

54.497

71.398

51.842

19.556

 

Subsidies

12.605

64.830

18.073

51.934

68.823

39.228

29.595

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

631

4.825

12.869

8.270

5.923

2.500

3.423

 

Beleidsprogramma Bouwregelgeving

1.592

1.306

3.320

1.298

2.713

1.228

1.485

 

Energiebesparing Koopsector

0

0

0

7.169

39.917

35.300

4.617

 

Energiebesparing Huursector

0

0

0

0

0

200

– 200

 

FES IAGO

0

0

975

197

270

0

270

 

Fonds duurzaam funderingsherstel

0

0

0

0

20.000

0

20.000

 

Revolverend fonds EGO

0

50.000

0

35.000

0

0

0

 

Tijdelijke regeling blok voor blok

50

80

302

0

0

0

0

 

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

3.427

6.910

607

0

0

0

0

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

6.905

1.709

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

3.550

2.675

1.435

1.663

1.432

2.910

– 1.478

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

2.491

1.634

574

973

635

1.500

– 865

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

1.019

998

861

690

797

1.410

– 613

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

40

43

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

728

0

0

900

1.143

9.329

– 8.186

 

RvO Beleidsprogramma Energiebesparing

728

0

0

0

0

0

0

 

Dienst Publiek en Communicatie

0

0

0

900

1.143

800

343

 

Diverse Agentschappen

0

0

0

0

0

700

– 700

 

ILT Handhaving Energielabel

0

0

0

0

0

500

– 500

 

ILT Toezicht EU-Bouwregelgeving

0

0

0

0

0

50

– 50

 

RVO Uitvoering Energieakkoord

0

0

0

0

0

7.279

– 7.279

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

0

375

– 375

 

Economische Zaken (beleidsprogramma Energiebesparing)

0

0

0

0

0

225

– 225

 

Infrastructuur en Milieu (omgevingsloket)

0

0

0

0

0

150

– 150

                 

2.2

Woningbouwproductie

15.177

18.880

27.448

25.029

22.617

9.968

12.649

 

Subsidies

360

340

515

641

337

350

– 13

 

Beleidsprogramma Woningbouw

360

340

515

641

337

350

– 13

 

Opdrachten

490

377

516

400

165

1.173

– 1.008

 

Beleidsprogramma Woningbouw

490

377

516

400

165

1.173

– 1.008

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

53

0

53

 

Bijdrage woningbouw

0

0

0

0

53

0

53

 

Bijdragen aan agentschappen

14.327

18.163

26.417

23.988

22.062

8.445

13.617

 

RVO Beleidsprogramma Woningbouw

14.327

18.163

26.417

23.988

22.062

8.445

13.617

                 

2.3

Kwaliteit woonomgeving

6.042

3.551

2.530

2.994

2.462

2.297

165

 

Subsidies

2.543

2.650

1.901

2.035

1.356

1.165

191

 

Beleidsprogramma woonomgeving

2.533

2.650

1.901

2.035

1.356

1.165

191

 

Opdrachten

1.425

776

629

959

1.005

1.132

– 127

 

Beleidsprogramma woonomgeving

1.425

758

616

959

1.005

1.132

– 127

 

Wijkverpleegkundigen

0

18

13

0

0

0

0

 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

0

0

0

75

0

75

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

0

0

75

0

75

 

Bijdragen aan medeoverheden

2.074

125

0

0

26

0

26

 

Beleidsprogramma woonomgeving

2.074

125

0

0

26

0

26

                 

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

200

353

87

44

403

– 359

 

Bijdragen aan agentschappen

0

200

353

87

44

403

– 359

 

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

200

353

87

44

403

– 359

                 
 

Ontvangsten:

2.056

305

116

912

605

91

514

E Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

De vrije ruimte aan verplichtingen wordt doorgeschoven naar 2018. UItbetaling van de subsidie vindt plaats in 2018 en 2019. Subsidie kan nog tot en met december 2018 worden aangevraagd zolang de verplichtingen toereikend zijn.

2.1 Energie en bouwkwaliteit

Subsidies

Beleidsprogramma Energiebesparing

In 2017 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord verder ingevuld, onder meer met betrekking tot de verbetering van de energiezuinigheid van gebouwen. In mei 2017 heeft de Minister van BZK met de Minister van Economische Zaken en met Energie-Nederland, Netbeheer Nederland, UNETO-VNI (de installatiebranche) en de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie het «Convenant 10 PJ energiebesparing gebouwde omgeving» ondertekend. Met dit taakstellende convenant wordt 10 petajoule energie bespaard in de gebouwde omgeving, wat gelijk staat aan het energiegebruik van ongeveer 150.000 huishoudens.

Bij Voorjaarsnota zijn middelen naar dit beleidsprogramma overgeheveld voor de uitvoering van de afspraken uit het Energieakkoord voor energiebesparing in de gebouwde omgeving en activiteiten om te komen tot bijna-energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020. Subsidies zijn met name ingezet voor de ondersteuning van energiebesparend wonen, de helpdesk energielabel, Energiesprong in het kader van innovatie en de nul op de meter-woning.

Beleidsprogramma bouwregelgeving

Binnen dit beleidsprogramma wordt subsidie verleend aan diverse partijen ter voorbereiding en ondersteuning van het beleid voor onder meer kwaliteitsborging voor het bouwen, brandveiligheid en circulair bouwen. Bij Voorjaarsnota is budget overgeheveld ten behoeve van deze terreinen en de uitvoering van activiteiten van RVO.nl op het gebied van bouwkwaliteit en bouwregelgeving. Bij Najaarsnota hebben de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW) budget naar dit programma overgeboekt ten behoeve van de uitvoering van de Bouwagenda.

In 2017 is verder gewerkt aan het integreren van de bouwparagraaf van de Woningwet inclusief het Bouwbesluit 2012 in de Omgevingswet. Voorjaar 2017 is het ontwerp van het Besluit bouwwerken leefomgeving door de Eerste Kamer behandeld (Eerste Kamer, 2016–2017, 33 118, nr. 29.) en vervolgens voor advies naar de Raad van State gezonden. Dit besluit is de opvolger van het Bouwbesluit en een van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Omgevingswet, waarvan inwerkingtreding wordt voorzien in 2021. In 2017 is ook de voorbereiding voortgezet van een stelsel waarin private instrumenten voor kwaliteitsborging tijdens de bouw en bij oplevering een rol krijgen en de positie van de consument wordt versterkt. Na het debat in juli 2017 (Eerste Kamer, 34 453) over het Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen heeft de Eerste Kamer op verzoek van het kabinet de stemming aangehouden. Met betrokken partijen wordt bezien hoe de steun voor het wetsvoorstel vergroot kan worden.

Energiebesparing Koopsector

Van het beschikbare budget voor de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH, Regeling van de Minister van BZK van 23 augustus 2016, nr. 2016–0000486646) van € 61 mln. tot en met 2018 is € 56,5 mln. beschikbaar voor subsidie voor energiebesparende maatregelen door eigenaren-bewoners en VvE’s en € 4,5 mln. voor energieadvies, groen Meerjaren Onderhoudsplan en procesbegeleiding voor VvE’s. In de loop van 2017 raakte het beschikbare budget voor eigenaren-bewoners uitgeput; in totaal hebben ruim 18.000 eigenaren-bewoners voor in totaal ruim € 42 mln. subsidie ontvangen en zijn ongeveer 50.000 isolatiemaatregelen genomen. Tot en met 31 december 2017 hadden 115 VvE’s voor rond € 4 mln. subsidie aangevraagd, waarvan toen inmiddels circa € 2,3 mln. verstrekt was. Met extra aandacht voor energiebesparing bij VvE’s in de voorlichtingscampagne van de rijksoverheid, gemeenten en VvE Belang wordt de subsidie voor VvE’s beter onder de aandacht gebracht. Ook wordt gewerkt aan vereenvoudiging van de subsidieregeling voor energieadvies voor VvE’s.

Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds voor leningen aan woningeigenaren en Verenigingen van eigenaren (VvE’s) met minimaal tien appartementen voor energiebesparende maatregelen is in 2017 verder toegenomen dankzij de doorgevoerde verbeteringen. Tot en met 31 december 2017 hebben ruim 9.000 particuliere woningeigenaren een lening uit het fonds ontvangen voor in totaal ruim € 110 mln. en hebben 166 VvE’s voor in totaal ruim € 82 mln. een lening uit het fonds aangevraagd. Een deel van deze aanvragen van VvE’s is nog in behandeling omdat VvE’s lange besluitvormingsprocedures hebben. Tot en met 31 december 2017 zijn 62 leningen verstrekt aan VvE’s voor in totaal ruim € 22 mln. Eigenaren-bewoners en VvE’s hebben samen ruim 27.000 energiebesparende maatregelen gefinancierd.

Het Nationaal Energiebespaarfonds krijgt steeds meer lokale en regionale varianten. Dankzij de financiële steun van gemeenten en provincies kunnen woningeigenaren een Energiebespaarlening met een lager rentetarief afsluiten. Zo geven zij particulieren en verenigingen van eigenaren (VvE’s) die hun woning willen verduurzamen een extra steuntje in de rug.

De realisatie op dit onderdeel komt hoger uit doordat resterend budget van 2016 is toegevoegd aan het budget van 2017. Van dit budget is aan het Gemeentefonds een bijdrage van € 2,6 mln. toegevoegd ten behoeve van de decentralisatie-uitkering Innovatieve Aanpak. Tevens is naar het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een eenmalige bijdrage van € 1,5 mln. overgeboekt uit de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) voor de verduurzaming van woningen in het aardbevingsgebied in de provincie Groningen.

Energiebesparing Huursector

Het beroep op de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen is in 2017 verder toegenomen. Van het totale beschikbare bedrag van € 400 mln. is € 395 mln. bestemd voor subsidies en € 5 mln. voor de uitvoering van de regeling door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De regeling loopt tot en met 2018. De subsidies worden uitgekeerd in 2018 en 2019 en worden derhalve niet verantwoord in 2017.

Tot en met 31 december 2017 is STEP-subsidie verleend voor ruim 3.000 aanvragen. Hiermee is een bedrag van circa € 266 mln. gemoeid voor de renovatie van zo’n 73.000 woningen. Er is nog circa € 129 mln. aan subsidiebudget beschikbaar.

FESIAGO

Bij Voorjaarsnota is budget gerealloceerd ten behoeve van de Innovatieagenda Gebouwde Omgeving voor uitvoering van het Energieakkoord.

Fonds Duurzaam Funderingsherstel

In 2017 is de stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel (FDF) opgericht. Hiervoor zijn de beschikbare middelen (€ 20 mln.) van de BZK-begroting overgeheveld naar de Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel. Het Ministerie van BZK heeft dit bedrag als achtergestelde lening aan het fonds verstrekt. Financiering tot in totaal € 100 mln. komt van de Rabobank, de Council of Europe Development Bank en de Waterschapsbank. Het fonds is onderdeel van een bredere aanpak om de funderingsproblematiek te verlichten en toekomstige funderingsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen.

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

Binnen dit beleidsprogramma zijn diverse onderzoeksopdrachten verstrekt ter voorbereiding en ondersteuning van het beleid voor onder meer energietransitie in de gebouwde omgeving, het energielabel voor gebouwen en energielabel C voor kantoren. De realisatie komt lager uit dan begroot door de reallocatie van middelen voor onderzoekssubsidies op het gebied van energietransitie in de gebouwde omgeving, vallend onder 2.1 – Subsidies Beleidsprogramma Energiebesparing.

Beleidsprogramma bouwregelgeving

Vanuit de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK voor een goed functionerend stelsel van bouwregelgeving op grond van de Woningwet, in afstemming met de Europese regelgeving en normen, zijn ook in 2017 werkzaamheden van NEN (Nederlands Normalisatie-instituut), de Helpdesk bouwregelgeving en de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften in opdracht van BZK uitgevoerd.

In 2017 is de uitvoering van de kerntaak «het wettelijk waarborgen van een maatschappelijk noodzakelijk minimum kwaliteitsniveau van bouwwerken» voortgezet en is het Bouwbesluit 2012 op een aantal punten aangepast.

Naar aanleiding van de instorting van een in aanbouw zijnde parkeergarage in 2017 heeft de Minister van BZK de gemeenten verzocht om recente gebouwen met vergelijkbare vloerconstructies te inventariseren en een informatiedocument voor de beoordeling van bestaande gebouwen gepubliceerd. Op basis daarvan zijn in 2017 enkele gebouwen ontruimd. Het Ministerie van BZK voert periodiek overleg met betrokken partijen en dit heeft geresulteerd in een nadere toelichting op het informatiedocument.

In 2017 is onderzocht hoe het beoogde wettelijk kader en certificeringsstelsel ingericht kunnen worden om te bewerkstelligen dat werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen en bijbehorende luchttoevoer en rookgasafvoer alleen nog mogen worden uitgevoerd door bedrijven die daarvoor gecertificeerd zijn. Eind 2017 heeft de Minister van BZK de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2017–2018, 28 325, nr. 168). Aanleiding vormen de bevindingen en aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Verder is een koolmonoxidebewustwordingscampagne van de Nederlandse Brandwonden Stichting, Brandweer Nederland en de Veiligheidsregio’s financieel ondersteund.

Verder is in 2017 zorggedragen voor het borgen en stimuleren van een goede toegankelijkheid, bruikbaarheid en voldoende mate van brandveiligheid van de gebouwde omgeving. Gezamenlijk met een groot aantal partijen is gewerkt aan een actieplan om de toegankelijkheid van gebouwen te verbeteren (beschikbaar begin 2018). Ter verbetering van de brandveiligheid van zelfstandig wonende personen en ouderen is, naast het werk voor effectieve en doelgerichte voorschriften in het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving, opdracht verleend voor ontwikkeling van een handreiking voor gemeentemedewerkers over brandveiligheid en valpreventie. Daarnaast is een startsubsidie verleend voor een studie naar risico’s en effectieve gedragsinterventies ter bevordering van brandveiligheid bij senioren en is de subsidie voorgezet voor het Rookmelderteam, bestaande uit vrijwilligers die rookmelders plaatsen bij mensen die dit niet zelf kunnen.

In 2017 is de voorbereiding afgerond van een wetswijziging betreffende het verbeteren van het functioneren van verenigingen van eigenaars (VvE’s) en het stimuleren van verduurzaming door VvE’s. De Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars (Stb. 2017, 241) gaat in per 1 januari 2018.

Eind 2017 heeft de Minister van BZK de eisen voor de energiezuinigheid van nieuwe gebouwen bekendgemaakt. Op de bouwaanvragen voor alle nieuwe gebouwen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend, zullen op grond van het Energieakkoord en de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen de BENG-eisen («bijna-energieneutrale gebouwen») van toepassing zijn. De definitieve BENG-eisen worden, evenals de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie, in de loop van 2018 vastgesteld en zijn per 1 januari 2020 van toepassing. Voor nieuwe gebouwen waarin overheidsinstanties zijn gehuisvest die eigenaar zijn van deze gebouwen gelden de BENG-eisen vanaf 1 januari 2019. De overheid heeft daarmee een voorbeeldfunctie. Eind 2017 zijn de eisen gepubliceerd. (Stcrt. 2017, 73470)

De realisatie komt lager uit dan begroot door de reallocatie van middelen voor subsidies ten behoeve van de Uitvoeringsagenda innovatie in de bouw en activiteiten op het gebied van energietransitie in de gebouwde omgeving, vallend onder 2.1 – Subsidies Beleidsprogramma Energiebesparing.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Publiek en Communicatie

Deze middelen zijn ingezet voor het campagnemanagement van de voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» door de Dienst Publiek en Communicatie, een agentschap van het Ministerie van Algemene Zaken. Dit is een gezamenlijke campagne van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van het Energieakkoord.

Diverse Agentschappen

Deze middelen zijn gerealloceerd ter uitvoering van extra werkzaamheden van RVO.nl in 2017 in het kader van Subsidieregeling energiebesparing eigen huis, vallend onder 2.2 Bijdragen aan agentschappen – RVO.nl Beleidsprogramma Woningbouw; in 2017 zijn meer subsidieaanvragen en telefonische vragen binnengekomen dan verwacht.

Handhaving energielabel (ILT)

Het budget is bij Najaarsnota overgeheveld naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor werkzaamheden in het kader van de handhaving van de energielabelplicht.

In de koopsector is in 2017 bij circa 88 procent van de labelplichtige transacties het energielabel overhandigd. Eind 2017 beschikten ruim 3,5 miljoen woningen over een geldig, definitief geregistreerd energielabel.

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voert sinds 2015 controles uit op de aanwezigheid van het label bij transactie en kan een dwangsom opleggen als de eigenaar niet voldoet aan de verplichting. In 2017 is voor de tweede keer de betrouwbaarheid van het energielabel voor woningen gecontroleerd2. In een steekproef van 265 woningen waarvoor in 2016 een definitief energielabel is geregistreerd, levert hercontrole door een onafhankelijk deskundige in 91% van de gevallen hetzelfde label op. Tevens blijkt uit het onderzoek, in het kader van de eisen die in de richtlijn Energieprestatie van gebouwen aan de aanbevelingen zijn gesteld, dat de aanbevelingen op het energielabel in de praktijk technisch haalbaar zijn.

In reactie op onderzoek van de Algemene Rekenkamer uit 2016 naar de betrouwbaarheid en de effectiviteit van het energielabel voor koopwoningen is in 2017 een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de waarde die eigenaren toekennen aan het label. 64% van de woningeigenaren geeft aan door het energielabel meer kennis te hebben vergaard over de energiezuinigheid van hun woning en 59% geeft aan door het energielabel ook beter te weten hoe ze hun woning energiezuiniger kunnen maken. Beide rapporten zijn in december 2017 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2017–2018, 30 196, nr. 563).

Uitvoering Energieakkoord (RVO)

Ter uitvoering van afspraken uit het Energieakkoord voor duurzame groei zijn de begrote middelen op dit onderdeel gerealloceerd naar 2.2 – Bijdragen aan agentschappen – RVO.nl Beleidsprogramma Woningbouw ter uitvoering door RVO.nl van de jaaropdracht 2017 en uitfinanciering van de jaaropdracht 2016, voor met name beheer en onderhoud van het systeem voor verkrijging van een definitief energielabel voor woningen op basis van de herziene Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

EZ

Dit betreft een overboeking naar het Ministerie van Economische Zaken voor onderzoekswerkzaamheden van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). Dit onderzoek (NEV) is nodig om de voortgang van de maatregelen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving in het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei te monitoren.

IenM

Dit betreft een overboeking naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ten behoeve van het Omgevingsloket online, waarbij particulieren en bedrijven een omgevingsvergunning kunnen aanvragen, een vergunningcheck en een melding kunnen doen.

2.2 Woningbouwproductie

Subsidies

Beleidsprogramma Woningbouw

Binnen dit beleidsprogramma zijn beperkte subsidies verstrekt voor kennisoverdracht om belemmeringen voor woningbouw weg te nemen en kansrijke initiatieven te ondersteunen.

Opdrachten

Beleidsprogramma Woningbouw

Binnen dit beleidsprogramma zijn enkele onderzoeksopdrachten ter ondersteuning van innovatieve ontwikkelingen op het gebied van de woningbouw gerealiseerd en bijdragen geleverd aan activiteiten op het gebied van energiebesparing, onder meer aan de energiemodule «nul op de meter» en innovatieprogramma’s. Tot slot is een technische herschikking doorgevoerd.

Bijdragen aan agentschappen

Beleidsprogramma woningbouw (RVO)

De op dit instrument opgenomen middelen zijn gebruikt voor de activiteiten die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het Ministerie van BZK uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Het programma behelst kennisverspreiding, beleidsonderbouwing en uitvoering van subsidieregelingen over de hele breedte van het wonen- en bouwenbeleid. Hieronder valt ook de ondersteuning van de expertteams eigenbouw, transformatie en versnellen.

Het Expertteam Versnellen ondersteunt op aanvraag bouwbedrijven en gemeenten bij woningbouw en gebiedsontwikkeling om respectievelijk de bouw vlot te trekken en om regeldruk te verminderen (ontslakken). Het Expertteam Eigenbouw helpt gemeenten bij de opzet en uitwerking van beleid en projecten voor eigenbouw. Het Expertteam Transformatie ondersteunt gemeenten en andere partijen die aan de slag willen met het transformeren van leegstaand vastgoed naar woonruimte.Tr ondersteuning van de expertteams adviseert de Juridische Expertpool Planschade gemeenten en andere betrokkenen over het vermijden van planschade bij voorgenomen bestemmingswijzigingen.

Door politieke en maatschappelijke ontwikkelingen ontstond in de loop van 2017 behoefte aan ondersteuning en uitvoering op een groot aantal nieuwe onderwerpen. Dit betreft activiteiten die nog in 2017 gestart moesten worden op het gebied van met name de Uitvoeringsagenda innovatie in de bouw, de transitieagenda circulaire bouw, de uitvoering van de Energieagenda en de doorrekening van scenario’s in het kader van energietransitie in de gebouwde omgeving.

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving

Dit programma bestaat uit een aantal afzonderlijke onderdelen.

Het Ministerie van BZK heeft in 2017 wederom een subsidie verstrekt aan de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK) ter uitvoering van verschillende activiteiten gericht op het faciliteren van maatschappelijk initiatief (met name in dorpskernen). De LVKK is een samenwerkingsverband van alle provinciale verenigingen voor kleine kernen en dorpshuizen. Zij ondersteunt via haar leden, met expertise op maat, ruim 4.000 dorps- en dorpshuisorganisaties in Nederland en vele lokale burgerinitiatieven.

Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) ontvangt van het Ministerie van BZK subsidie voor projecten gericht op versterken van de lokale democratie (waaronder burgerparticipatie). In 2017 waren hun activiteiten gericht op het ondersteunen van lokaal initiatief en het verbinden van overheden en bewoners. Het LSA heeft onder andere verschillende bewonersbedrijven geadviseerd, met het oogmerk dat bewoners zelf ondernemingen starten die publieke diensten uitvoeren.

Het Ministerie van BZK richt zich, in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) (Expertise-unit Sociale Stabiliteit) en het Ministerie van Justitie & Veiligheid (J&V) (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid) en gemeenten, ook op het bevorderen van sociale stabiliteit en cohesie in buurten en wijken. In dat kader heeft het Ministerie van BZK in 2017 een subsidie verstrekt voor het onderzoekstraject «veerkrachtig bestuur», opgezet door de Vrije Universiteit Amsterdam en het Verwey-Jonker Instituut. Dit onderzoek richt zich op het versterken van de veerkracht van het lokaal bestuur in de omgang met ondermijning van de democratische rechtsorde vanuit ideologische perspectieven. Verder heeft het Ministerie van BZK aan de Universiteit van Amsterdam een subsidie verstrekt om scenariosessies te ontwikkelen en uit te voeren met een aantal gemeenten. Aanleiding hiervoor is dat veel ondermijnende gedragingen vanuit ideologische perspectieven niet strafbaar zijn, maar wel problematisch.

Op 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. Aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is subsidie verleend om een aantal bijeenkomsten te organiseren ter implementatie en het verspreiden van kennis over die wet. In 2017 hebben daartoe de eerste twee bijeenkomsten plaatsgevonden.

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving

Dit programma bestaat uit een aantal afzonderlijke onderdelen.

Ter stimulering van de daadwerkelijke inzet van het versterkte handhavingsinstrumentarium van de Woningwet is in 2017 de bij de introductie van de wet ingestelde leerkring voortgezet om gemeenten van elkaar te laten leren. In 2017 is de leerkring driemaal bijeengekomen. Daarnaast een speciale bijeenkomst georganiseerd met de gemeente Zundert en enkele andere gemeenten uit de leerkring om kennis te delen en ervaringen uit te wisselen inzake de aanpak van Fort Oranje.

Verder is een onderzoek naar de werking van de Wet versterking handhavingsinstrumentarium Woningwet in 2017 afgerond en voorzien van een beleidsreactie (Kamerstukken II, 2017/18, 32 847, nr. 305). Er zal blijvend aandacht zijn voor het stimuleren en breder verspreiden van kennis en ervaringen rondom de toepassing van het instrumentarium.

Om ondermijning van de democratische rechtsorde vanuit ideologische perspectieven onder de aandacht te brengen van gemeenten in de Benelux heeft het Ministerie van BZK samen met de Ministeries van JenV en van SZW de conferentie Resilient Governance georganiseerd. Deze conferentie is gehouden op 21 november 2017. Hierbij waren circa 80 deelnemers uit de Benelux aanwezig.

2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Leningen

Het Fonds energiebesparing huursector is ingesteld voor de verstrekking van laagrentende leningen voor renovatie van woningen in de huursector onder en boven de liberalisatiegrens met een zeer hoge energiebesparingsambitie zoals «nul op de meter». Bij voorjaarsnota zijn de middelen uit 2016 toegevoegd aan 2017. Ook in 2017 is het budget ongebruikt gebleven. Naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer over eventuele alternatieve inzet van de gelden heeft de Minister van BZK de Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II, 2017–2018, 29 453, nr. 458).

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO)

Deze post betreft de uitvoeringskosten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor het Fonds energiebesparing huursector.

Artikel 3. Kwaliteit Rijksdienst

A Algemene doelstelling

Het tot stand brengen van een moderne Rijksoverheid met goede prestaties op het gebied van de rijksbrede bedrijfsvoering, goed werkgeverschap, en management van de Rijksdienst van hoge kwaliteit.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft een beleidsontwikkelende en kaderstellende rol op het terrein van de organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. Zij bevordert eenheid in het rijksbreed bedrijfsvoering-beleid en is eerstverantwoordelijke op de terreinen personeel, organisatie, ICT, facilitaire dienstverlening, huisvesting en beveiliging. De Minister van BZK is daarnaast verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de ambtenaren werkzaam bij de sector Rijk, inclusief de modernisering van het werkgeverschap.

De Minister van BZK regisseert, in samenwerking met de andere Ministeries, de totstandkoming van kaders en brengt daarin meer samenhang, met als doel een beter bestuurbare en meer efficiënte bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst. Binnen die kaders zijn de afzonderlijke Ministers verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van hun eigen Ministerie.

De uitgaven voor de bedrijfsvoering worden verantwoord door de individuele Ministers, tenzij de taak is gecentraliseerd en het budget is overgeheveld. Op dit begrotingsartikel zijn middelen beschikbaar die de Minister van BZK inzet voor het invullen van zijn systeemverantwoordelijkheid ten aanzien van de bedrijfsvoering van het Rijk. Deze verantwoordelijkheid krijgt in de praktijk vorm door één of meerdere van de volgende componenten:

  • Kaderstelling door het vastleggen van normen en standaarden;

  • Monitoring door het volgen van de uitvoering in de praktijk;

  • Het zo nodig plegen van interventies door het aanspreken van betrokkenen op de naleving van normen en standaarden of het aanpassen van de kaders aan de geconstateerde tekortkomingen.

De Minister van BZK maakt werk van een kostenbewuste, dienstverlenende en slagvaardige overheid. Om invulling te geven aan het kostenbewustzijn hebben de Ministeries een taakstelling op hun uitgaven voor materieel en personeel gekregen. De Minister van BZK toetst de intensiveringen op deze uitgaven om zo invulling te geven aan zijn verantwoordelijkheid voor beheersing hiervan.

Bovendien is de Minister van BZK werkgever voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

Om de kwaliteit van de Rijksdienst te bevorderen verzorgt Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) de werving en selectie en loopbaanbegeleiding voor ambtenaren in de top van de Rijksdienst en bij de Nationale Politie. Tevens zorgt het bureau voor een gericht ontwikkelaanbod voor de ambtelijke top op het gebied van leiderschaps- en talentontwikkeling.

Bureau ABD ondersteunt de departementen bij de doelstelling om ten minste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau ABD er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel binnen de Rijksdienst. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe doelgroepen, zoals publiekrechtelijke ZBO’s en diverse gemeenten en wordt verder vormgegeven aan de structurele uitwisseling met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook verzorgt Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.

C Beleidsconclusies

De beleidsconclusies zijn integraal opgenomen in het beleidsverslag.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

Art.nr.

Verplichtingen:

18.880

32.104

28.862

25.341

48.620

18.234

30.386

                 
 

Uitgaven:

20.959

30.006

29.318

24.897

47.648

18.234

29.414

                 

3.1

Kwaliteit Rijksdienst

20.959

30.006

29.318

24.897

47.648

18.234

29.414

 

Subsidies

3.698

3.641

3.680

3.600

3.600

3.600

0

 

Fysieke Werkomgeving Rijk

298

241

180

200

200

200

0

 

A&O-fonds

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

0

 

Subsidie Qiy

0

0

100

0

0

0

0

 

Opdrachten

9.108

8.015

11.556

9.399

9.931

7.669

2.262

 

Bedrijfsvoering Rijk

9.108

8.015

11.556

9.399

9.931

7.669

2.262

 

Bijdragen aan agentschappen

8.153

18.350

14.012

11.898

34.060

6.965

27.095

 

Doc-Direkt

0

5.257

0

0

0

0

0

 

FMHaaglanden

0

0

0

1.000

0

0

0

 

Logius

0

0

0

2.112

2.067

1.560

507

 

UBR

2.500

6.800

4.550

708

7.493

0

7.493

 

UBR lage loonschalen

0

0

2.750

1.223

0

0

0

 

UBR Arbeidsmarkt Communicatie

5.653

6.293

6.013

5.755

6.709

5.405

1.304

 

Ridm Bedrijfsvoerings Rijk

0

0

699

100

0

0

0

 

P-Direkt

0

0

0

1.000

2.210

0

2.210

 

Rijkswaterstaat

0

0

0

0

200

0

200

 

DICTU

       

150

0

150

 

SSC-ICT

0

0

0

0

15.231

0

15.231

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

0

57

0

57

 

Bijdrage aan de VNG

0

0

0

0

54

0

54

 

Bijdragen aan het CBS

0

0

0

0

3

0

3

 

Bijdragen aan andere Begrotingshoofdstukken

0

0

70

0

0

0

0

 

Bedrijfsvoering Rijk

0

0

70

0

0

0

0

                 
 

Ontvangsten:

828

8.207

1.334

10.347

90.455

0

90.455

E Toelichting op de financiële instrumenten

3.1 Kwaliteit Rijksdienst

Verplichtingen

De uitgaven voor verplichtingen zijn toegenomen vanwege de bijdrage aan de agentschappen voor het aanvullen van het eigen vermogen.

Subsidies

Fysieke Werkomgeving Rijk

De Minister van BZK heeft in 2017 een subsidie verstrekt aan het kennisinstituut Center voor People and Buildings voor Fysieke werkomgeving Rijk. De Fysieke Werkomgeving Rijk (FWR) is een concept voor een werkomgeving voor rijksambtenaren dat flexibel, tijd- en plaats onafhankelijk (samen-)werken mogelijk maakt.

A&O-fonds

De Minister van BZK verstrekte in 2017 een bijdrage aan het Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Rijk in de vorm van een subsidie. Deze jaarlijkse bijdrage is onderdeel van de cao-afspraken. Het fonds zet de subsidie in voor arbeidsmarktprojecten (zoals het project duurzame plaatsing arbeidsbeperkten, mobiliteit in kader van duurzame inzetbaarheid) binnen het Rijk.

Opdrachten

Bedrijfsvoering Rijk

In 2017 zijn met name opdrachten verleend voor het door ontwikkelen van het Rijksinkoopstelsel, het Programma Opdrachtgeverschap Rijnstraat 8 (POR), het Strategische leveranciersmanagement en de Baseline Informatiebeveiliging 2017 (BIR 2017) en de uitvoering van het Rijks Identiteitsmanagement.

Daarnaast zijn in 2017 opdrachten verleend voor beleidsondersteunend onderzoek en bijeenkomsten in het kader van het personeelsbeleid Rijk en de normalisering rechtspositie rijksambtenaren.

De overschrijding bij opdrachten is voornamelijk toe te schrijven aan POR als gevolg van de inzet van extra mankracht voor de toegangsbeveiliging, het verlengen op verzoek van de bewoners van de Proof of Concept (testruimte) en de overdracht naar beheer die langer heeft geduurd dan in de eerdere raming was voorzien.

Tegenover de verhoogde uitgaven van POR staan voor eenzelfde bedrag meerontvangsten.

De migratie van de oude datacenters naar de vier OverheidsDataCenters (ODC’s) van het Rijk is in volle gang. Eind 2017 waren 41 datacenters gemigreerd naar een van de vier ODC’s.

Op het gebied van de rijkshuisvesting en faciliteiten staat de realisatie van de geactualiseerde masterplannen centraal. Ook in 2017 zijn rijkspanden zo efficiënt en effectief mogelijk ingericht conform de uitgangspunten van het rijkshuisvestingstelsel. Naast het vastgoedperspectief wegen daarin ook het primaire proces van de huidige en toekomstige bewoners, het facilitaire, de ICT en de beveiliging mee. In alle gevallen wordt daarbij een integrale concernafweging gemaakt. In 2017 is daarnaast ook het stelsel voor de specialties geïmplementeerd.

De rijksbrede kengetallen over de bedrijfsvoering staan vermeld in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2016 (Kamerstukken II 31 490, nr. 223).

Bijdragen agentschappen

Agentschap Logius

Het agentschap Logius ontvangt een bijdrage voor digi-inkoop/e-factureren voor 2017. De overschrijding wordt veroorzaakt door meerwerk met betrekking tot het verder optimaliseren van het elektronisch facturatieproces.

UBR, P-Direkt & SSC-ICT

Conform de Regeling Agentschappen dient het eigen vermogen van een agentschap binnen de daarvoor geldende bandbreedte (tussen nihil en 5% van de van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren) te worden gebracht. Conform deze regeling is bij 1ste suppletoire begroting het surplus eigen vermogen afgeroomd bij FMH en RVB. Deze surplussen zijn conform interdepartementale afspraken naar rato ingezet om het negatieve eigen vermogen bij UBR (€ 7,2 mln.), P-Direkt (€ 0,8 mln.), en SSC-ICT (€ 15,2 mln.) aan te vullen. Tevens is het eigen vermogen van P-Direkt aangevuld met € 1,4 mln. conform afspraak uit het bestuurlijk overleg van december 2016.

UBR Arbeidsmarkt Communicatie

Het Expertisecentrum Organisatie & Personeel (EC O&P) van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) voert de rijksbrede arbeidsmarktcommunicatie uit. Daarnaast doen ze het functioneel beheer van de carrièresites overheid (CSO platform) en de regie over het technisch en applicatie-beheer.

In 2017 is tevens aan UBR een bijdrage verstrekt voor het uitvoeren van 2 campagnes voor de ICT arbeidsmarkt alsmede voor de start van het uitvoeren van een HR ICT aanvalsplan teneinde meer zicht te krijgen op de arbeidsmarkt voor ICT personeel.

Als gevolg van intensivering van het arbeidsmarktbeleid – specifiek gericht op ICT – is in 2017 aan UBR een bijdrage verstrekt (€ 0,5 mln.) voor het uitvoeren van een extra ICT arbeidsmarktcampagne in 2017. Door de departementen is hiervoor extra budget beschikbaar gesteld.

Voorts is naar aanleiding van prioritering in de i-strategie en toezeggingen van de Ministers van BZK en Financiën in resp. het Verantwoordingsdebat en het Wetgevingsoverleg een plan van aanpak opgesteld (Kamerstukken II 31 490, nr 235, 2017–2018). Voor de uitvoering van dit plan is aan UBR een bijdrage verleend van € 0,6 mln.. Voor beide onderwerpen was bij ontwerpbegroting 2017 geen raming opgenomen.

Rijkswaterstaat (RWS)

In 2017 is aan RWS een opdracht verstrekt voor werkzaamheden met betrekking tot het updaten van milieucriteria voor 28 facilitaire criteriadocumenten. Bij ontwerpbegroting was geen raming voorzien, omdat eerst gedurende 2017 het uitvoeren van deze opdracht is overgegaan van BZK naar RWS.

DICTU

Aan DICTU is een tegemoetkoming in de meerkosten strategisch leveranciermanagement Oracle verstrekt. De tegemoetkoming is eenmalig en was niet voorzien.

Ontvangsten

Conform de Regeling Agentschappen dient het eigen vermogen van een agentschap binnen de daarvoor geldende bandbreedte tussen nihil en 5% (berekend over de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren tot een maximum van 5%) te worden gebracht. Conform deze regeling is bij 1ste suppletoire begroting het surplus eigen vermogen afgeroomd bij FMH (€ 7,1 mln.) en RVB (€ 79,8 mln.) Project organisatie Rijnstraat (POR) € 2,7 mln.

Artikel 6. Uitvoering Rijksvastgoedbedrijf

A Algemene doelstelling

Uitvoering geven aan rijksvastgoedbeleid door:

  • het verzorgen van de rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting en het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid;

  • het realiseren van een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van rijksdoelstellingen.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is, als opdrachtgever en uitvoerder verantwoordelijk voor:

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

  • het beheer en onderhoud van de monumenten die aan het Rijksvastgoedbedrijf zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;

  • de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

Daarnaast is de Minister van BZK als uitvoerder op het terrein van rijksvastgoed verantwoordelijk voor:

  • de coördinatie van de samenwerking en afstemming tussen de diensten die onderdeel vormen van het rijksvastgoedstelsel, zowel in de regio als landelijk (regiefunctie). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de diensten fungeert de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR). De Minister draagt zorg voor de ondersteuning van de RVR en is verantwoordelijk voor de totstandkoming van de rijks(brede) vastgoedportefeuillestrategie. De Minister wordt in deze taak ondersteund door het RVB;

  • het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd;

  • rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.

Verantwoordelijkheden overtollig vastgoed

De Minister van BZK verzorgt de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere Ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.

Sinds 2014 neemt het Rijksvastgoedbedrijf overtollig vastgoed van andere departementen over tegen betaling vooraf. De (netto-)opbrengst uit verkoop van dit vastgoed aan derden wordt begroot en verantwoord in de agentschapbegroting en agentschapjaarrekening. Vastgoed dat voor 1 juli 2014 overtollig is gesteld, wordt nog volledig begroot en verantwoord door de betreffende Minister.

C Beleidsconclusies

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft bijgedragen aan de realisatie van rijksdoelstellingen door te werken aan energiebesparing in de rijkshuisvesting, de duurzaamheid van de gebouwenvoorraad van het Rijk en de doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel. En ook door bij te dragen aan de totstandkoming van de rijkswerkplek en uitvoering te geven aan professioneel publiek opdrachtgeverschap in de bouw. Dit gebeurde door middel van zorgvuldig en transparant aanbesteden, de coördinatie van deze diensten en afstemming met de markt. Daarnaast heeft het Rijksvastgoedbedrijf ook bijgedragen aan de realisatie van rijksdoelstellingen door werkzaamheden van de Rijksbouwmeester voor de bevordering en bewaking van de kwaliteit van de architectuur, voor de stedenbouwkundige inpassing en van de beeldende kunst. Dit is tot uiting gekomen bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van gebouwen, werken en terreinen waarover de zorg van het Rijksvastgoedbedrijf zich uitstrekt.

De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over circa 250.000 m2 bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. In 2017 is de voorbereiding voor de renovatie van het Binnenhof gaande.

In 2017 heeft het Rijksvastgoedbedrijf de instandhoudingsplicht van nog een beperkt aantal monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie. Het gaat hier onder meer om het park van Huis Doorn en Jachtslot het Oude Loo. In 2017 is Paleis Soestdijk verkocht en geleverd.

In het kader van het programma Groene Technologieën is in 2017 de testomgeving in een kantoor van Rijkswaterstaat in Rijswijk opgeleverd. De keuze van de innovaties die hier getest wordt, is in samenwerking met The Green Village (TU Delft) gemaakt. De volgende innovaties zijn in het pand geïntroduceerd: internet of things, werkplekzoeker & collega-vinder, phase change materials (PCM’s fase-overgangmaterialen) in de plafonds, dynamische werkplekverlichting en 12 klimaat-stoelen.

Via het internet of things is het afgelopen jaar al de nodige data verzameld, o.a. over de bezettingsgraad, de temperatuur, het CO2 gehalte en het verlichtingsniveau.

Daarnaast is het Besluit taak RVB 2017 opgesteld, waarin de taken van voorheen Rijksgebouwendienst, Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf en Dienst Vastgoed Defensie aan het Rijksvastgoedbedrijf zijn toebedeeld. Hiermee is de governance van het Rijksvastgoedbedrijf weer verder op orde gebracht.

De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd, is conform verwachtingen gerealiseerd.

Blijkens zijn administraties heeft het Rijksvastgoedbedrijf in 2017 342 transacties afgehandeld. Daarbij is onder andere 168.520 m2 bruto vloeroppervlak aan rijkshuisvesting afgestoten. De totale opbrengst van de transacties bedroeg circa € 126 mln.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 6 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2014

2015

2016

2017

2017

2017

Art.nr.

Verplichtingen:

163.108

221.781

170.868

102.003

125.453

– 23.450

               
 

Uitgaven:

162.415

220.862

167.431

105.319

125.453

– 20.134

               

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

59.416

118.385

67.357

44.673

44.678

– 5

 

Bijdrage aan agentschappen

59.416

118.385

67.357

44.673

44.678

– 5

 

Bijdragen aan RVB voor huisv Koninklijkhuis, HoCoSta's en AZ

38.798

36.507

52.224

31.760

33.279

– 1.519

 

waarvan:

           
 

begroting I, de Koning1

   

15.129

11.686

15.173

– 3.487

 

begroting IIA, Tweede Kamer en Eerste Kamer

     

5.664

6.282

– 618

 

begroting IIB, Overige Hoge College's van Staat

     

8.453

8.246

207

 

begroting III, Ministerie van AZ

     

5.434

2.643

2.791

 

RVB Bijdragen voor monumenten

11.328

73.224

7.161

5.344

5.229

115

 

RVB Bijdragen voor rijkshuisvesting

9.290

8.654

7.972

7.569

6.170

1.399

               

6.2

Beheer materiele activa

102.999

102.477

100.074

60.646

80.775

– 20.129

 

Opdrachten

14.682

17.316

13.829

4.779

4.711

68

 

Onderhoud en beheerkosten2

14.682

17.316

13.829

4.779

4.711

68

 

Bekostiging

64.233

63.726

65.497

44.142

61.525

– 17.383

 

Zakelijke lasten

64.233

63.726

65.497

44.142

61.525

– 17.383

 

Bijdrage aan agentschappen

24.084

21.435

20.748

11.725

14.539

– 2.814

 

RVB

24.084

21.435

20.748

11.725

14.539

– 2.814

               
 

Ontvangsten:

148.547

161.904

390.783

134.313

138.734

– 4.421

X Noot
1

Tot en met het jaarverslag 2016 was de benaming van de regel «paleizen».

X Noot
2

Tot en met de begroting 2017 was de benaming van de regel «Beheer en plankosten».

E Toelichting op de financiële instrumenten

6.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

Bijdrage aan agentschappen

Bijdragen aan het Rijksvastgoedbedrijf voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken

Het betreft hier de kosten voor huisvesting van de Koning, van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken.

Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis

In mei 2015 heeft het kabinet naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten.

Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij het jaarverslag van de Koning (I) is een extra-comptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.

De bijdrage van Ministerie van BZK aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken bedroeg in 2017 € 31,6 mln. Hiervan is € 11,7 mln. voor de paleizen.

De Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken zijn binnen de beschikbare budgettaire kaders van de begroting gehuisvest.

Aan de Koning zijn Paleis Huis ten Bosch, het Koninklijk Paleis Amsterdam en Paleis Noordeinde ter beschikking gesteld. In 2017 heeft BZK € 11,7 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed voor gebruiksvergoeding en kleinere (onderhoud)projecten voor de paleizen. Dit bedrag is lager dan begroot. omdat kosten in2017 deels lager zijn uitgevallen en deels zijn doorgeschoven naar 2018.

Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten:

Ten eerste heeft het Rijksvastgoedbedrijf circa € 5,0 mln. in rekening gebracht voor rente en afschrijvingen in rekening gebracht voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf;

Op de tweede plaats betreft het een vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud van circa € 5,0 mln.

Tenslotte heeft BZK betalingen van circa € 2,0 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf verricht als vergoeding voor kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving, voor apparaatsinzet en voor heffingen.

RVB Bijdrage voor monumenten

De bijdrage betreft de kosten van monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie, zoals monument Paleis Soestdijk. Dit monument is in 2017 verkocht.

Beoogde prestaties voor 2017 zijn:

Prestatie-indicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefwaarde

Periode

Realisatie

Gebruiksgraad monumenten

95%

2009

95%

2017

100%

Bron: BZK/RVB administraties: contractadministratie.

Toelichting

De gebruiksgraad op 31 december 2017 van de monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder rijkshuisvestingsfunctie, is 100% (was 100% ultimo 2016). De gebruiksgraad is het aantal m2 bruto vloeroppervlak per object dat in gebruik is in verhouding tot het totaal aantal m2 bruto vloeroppervlak.

RVB Bijdrage voor rijkshuisvesting

De begroting betreft met name de bekostiging van het Atelier Rijksbouwmeester, het programma Groene Technologieën en de coördinatie van het rijksopdrachtgeverschap in de bouw. De begroting is middels bevoorschotting gerealiseerd. Het verschil tussen bevoorschotting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend.

6.2. Beheer materiële activa

De begroting voor het beheer materiële activa is middels bevoorschotting gerealiseerd. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt jaar t+1 afgerekend. Hiervan is uitgezonderd de bijdrage voor privaatrechtelijk beheer (Regeling materieel beheer en privaatrechtelijk beheer onroerende zaken Rijk) die als bijdrage ineens is gerealiseerd.

Opdrachten

Onderhoud- en beheerkosten (niet-rijkshuisvesting)

De Onderhoud- en beheerkosten betreffen kosten voor onderhoud aan en beheer van onroerende zaken in het bezit van het Rijksvastgoedbedrijf voor zover het niet de rijkshuisvesting betreft. Het gaat daarbij dan om bijvoorbeeld energiekosten, bewakingskosten, transitiekosten en het onderhoud van het Staatsdomein op de Veluwe.

Bekostiging

Zakelijke lasten

Het gaat hier om de betaling van, door gemeenten en waterschappen opgelegde, belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat, zoals met name onroerendezaak-belasting (circa 80%) en waterschaps- en rioolheffingen (circa 20%), voor zover deze kosten niet zijn toegerekend aan de rijkshuisvesting (zie baten-lastenbegroting Rijksvastgoedbedrijf). Bij 1e suppletoire begroting 2017 is besloten om de rondpomp bij de zakelijke lasten te beëindigen.

Bijdrage aan agentschappen

RVB Bijdrage voor privaatrechtelijk beheer

Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren. Het gaat hierbij met name om de verwerking van (erf)pachtcontracten, de verwerking van de zakelijke lasten en het beheren van onroerende zaken.

Ontvangsten

Voor alle ontvangsten geldt dat deze via bevoorschotting/afrekening met BZK worden verwerkt. Een verschil tussen begroting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend.

Zakelijke lasten

Het betreft hier de terugbetalingen door de huurders van door het Rijksvastgoedbedrijf betaalde gebruikerslasten en om terugontvangsten van betaalde zakelijke lasten op basis van bij gemeenten ingediende bezwaarschriften; totaal € 3,3 mln.

Ingebruikgevingen

Het gaat hierbij om de ingebruikgeving (verhuring) van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot € 64,7 mln. inkomsten uit verpachting, huur en verhuur jachtgenot.

Vervreemding

Het betreft de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot € 18,7 mln. inkomsten uit vervreemding van met name agrarische onroerende zaken en van overige onroerende zaken.

Generale ontvangsten

Verkoop bodemmaterialen

Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen, zoals zand à € 18,1 mln.

Veiling huurrechten benzinestations

Het betreft de ontvangsten, € 27,4 mln., uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

5. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Paragraaf 1 – uitzonderingsrapportage voor de vier verplichte onderdelen:

1. Rechtmatigheid

Overschrijding(en) rapporteringstolerantie(s) fouten en onzekerheden

Rapporteringstolerantie artikelen uitgaven/ontvangsten

De uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoord op beleidsartikel 01 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk XVIII Wonen en Rijksdienst. De regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2018 schrijft voor dat, indien bij statistische steekproeven de maximale fout (inclusief de geconstateerde onzekerheid) de tolerantiegrens overschrijdt, de meest waarschijnlijke fout in de bedrijfsvoeringparagraaf wordt gerapporteerd. Voor de toeslagregelingen geldt een tolerantiegrens van 5%, behalve voor de huurtoeslag vanwege de geringe omvang van het desbetreffende begrotingshoofdstuk.

Voor de huurtoeslag geldt voor 2017 een tolerantiegrens van € 99,9 mln. (2,3%). Het maximale fout bedrag (inclusief de geconstateerde onzekerheid) in de uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag overschrijdt de rapporteringstolerantie. De som van de meest waarschijnlijke fouten en onzekerheden voor deze uitgaven en ontvangsten bedraagt € 72 mln. (1,62%).

Daarnaast is er een kleine onrechtmatigheid (€ 0,1 mln.) geconstateerd in de uitgaven van artikel 3.

Rapporteringstolerantie samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen

De tolerantiegrens van de verantwoordingsstaat van de baten-lastenagentschappen bedraagt circa € 41 mln. Het totaalbedrag aan onrechtmatigheden bedraagt € 41,7 mln. Dit betreft voornamelijk onrechtmatig aangegane verplichtingen bij aanbestedingen. De ene helft bestaat onrechtmatig aangegane inhuurcontracten; de andere helft bestaat uit onrechtmatig aangegane ICT-contracten. Hieronder is in tabelvorm weergegeven bij welke agentschappen de onrechtmatigheden zich hebben voorgedaan.

Agentschappen

Bedrag aan fouten in €

Bedrag aan onzekerheden in €

Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

Logius

646.000

1.671.000

2.317.000

P-Direkt

1.019.346

0

1.019.346

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

4.175.613

203.754

4.379.367

FM Haaglanden

1.328.553

514.477

1.843.030

SSC ICT

24.123.000

2.972.000

27.095.000

Rijksvastgoedbedrijf

4.993.000

0

4.993.000

Dienst van de Huurcommissie

0

33.538

33.538

Totaal

36.285.512

5.394.769

41.680.281

Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden

(1)

Rapporterings-tolerantie

(2)

Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)

(3)

Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €

(4)

Bedrag aan fouten in €

(5)

Bedrag aan onzekerheden in €

(6)

Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

(7)

Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%

Totaal artikelen uitgaven / ontvangsten

5.054.861.000

99.905.220

51.025.745

20.730.000

71.755.745

1,4%

Samenvattende staat baten-lastenagentschappen

2.052.616.000

41.052.320

36.285.512

5.394.769

41.680.281

2,0%

De maximale fout bij de stroom «Totaal artikelen uitgaven/ontvangsten» overschrijdt de rapporteringstolerantie en daarom is de meest waarschijnlijke vermeld.

2. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

In het Samenvattend Auditrapport 2017 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) benoemd dat op een enkele uitzondering na de informatie over beleid en bedrijfsvoering deugdelijk tot stand is gekomen en op hetzelfde niveau als voorgaand jaar is gebleven.

In 2017 is binnen BZK aandacht besteed aan de bewustwording van het belang van de niet-financiële informatie (NFI). Aan de hand van een standaard controleprogramma is nagegaan of het NFI-dossier helder en gestructureerd is. In navolging van 2016 is ook nu over verantwoording 2017 het door FEZ ontwikkeld «stoplichtenmodel» format om de voortgang van de NFI-dossiers te bewaken gehanteerd. Dit instrument draagt in de meeste gevallen bij aan het deugdelijk, ordelijk en controleerbaar en tijdig tot stand te laten komen van de niet-financiële informatie. Bij de indicatoren/kengetallen zijn de kwalitatieve indiciatoren reconstrueerbaar. De indicator «Extra banen voor medewerkers met een arbeidsbeperking» is adequaat en voortvarend opgepakt. Bij de indicator «Percentage vrouwen op topfuncties» heeft de ADR geadviseerd technische en organisatorische maatregelen te treffen om misbruik en ongeautoriseerd gebruik van de gebruikte persoonsgegevens te voorkomen. In de uitwerking van de AVG wordt dit verder bezien.

Het Ministerie van BZK zal verder in 2018 de werkwijze NFI evalueren en indien nodig de werkinstructie en/of het controleprogramma aanpassen.

3. Financieel- en materieel beheer

Voor het financieel- en materieel beheer wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Voor de overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Voor de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Voor de belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

C. JAARREKENING 2017

6. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2017 van Wonen en Rijksdienst (XVIII) (Bedragen x € 1.000)
   

1

2

3=(2–1)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

4.359.144

4.312.154

563.825

4.385.358

4.272.173

782.688

26.214

– 39.981

218.863

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Woningmarkt

4.103.957

4.103.957

425.000

4.002.525

4.022.685

557.315

– 101.432

– 81.272

132.315

2

Woonomgeving en bouw

111.500

64.510

91

232.210

96.521

605

120.710

32.011

514

3

Kwaliteit Rijksdienst

18.234

18.234

0

48.620

47.648

90.455

30.386

29.414

90.455

6

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

125.453

125.453

138.734

102.003

105.319

134.313

– 23.450

– 20.134

– 4.421

7. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT 2017 INZAKE AGENTSCHAPPEN VAN WONEN EN RIJKSDIENST (XVIII)

(Bedragen x € 1.000)

Naam

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Baten-lastenagentschap

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Logius

       

Totale baten

189.325

180.150

– 9.175

169.762

Totale lasten

189.325

178.327

– 10.998

170.467

Saldo van baten en lasten

0

1.823

1.823

– 705

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

– 1.400

– 1.624

– 224

– 1.624

         

P-Direkt

       

Totale baten

85.093

88.969

3.876

85.793

Totale lasten

87.355

85.703

– 1.652

90.480

Saldo van baten en lasten

– 2.262

3.266

5.528

– 4.687

         

Totale kapitaalontvangsten

5.562

2.416

– 3.146

7.700

Totale kapitaaluitgaven

– 14.551

– 12.224

2.327

– 15.191

         

Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

       

Totale baten

188.700

198.657

9.957

186.318

Totale lasten

188.700

201.584

12.884

193.543

Saldo van baten en lasten

0

– 2.927

– 2.927

– 7.225

         

Totale kapitaalontvangsten

0

7.462

7.462

1.719

Totale kapitaaluitgaven

– 1.384

– 2.169

– 785

– 2.130

         

FMHaaglanden

       

Totale baten

107.674

121.367

13.693

115.171

Totale lasten

107.674

119.923

12.249

108.054

Saldo van baten en lasten

0

1.444

1.444

7.117

         

Totale kapitaalontvangsten

1.600

2.273

673

6.345

Totale kapitaaluitgaven

– 7.288

– 15.257

– 7.969

2.534

         

SSC ICT

       

Totale baten

234.397

250.646

16.249

238.470

Totale lasten

234.397

288.350

53.953

254.761

Saldo van baten en lasten

0

– 37.704

– 37.704

– 16.291

         

Totale kapitaalontvangsten

42.514

108.590

66.076

51.986

Totale kapitaaluitgaven

77.161

– 123.701

– 200.862

– 84.649

         

Rijksvastgoedbedrijf

       

Totale baten

1.285.538

1.197.644

– 87.894

1.325.104

Totale lasten

1.285.538

1.143.502

– 142.036

1.247.994

Saldo van baten en lasten

0

54.142

54.142

77.110

         

Totale kapitaalontvangsten

575.775

427.743

– 148.032

367.054

Totale kapitaaluitgaven

– 795.683

– 700.157

95.526

1.282.635

         

Dienst van de Huurcommissie

       

Totale baten

13.236

15.183

1.947

14.557

Totale lasten

13.236

15.065

1.829

13.739

Saldo van baten en lasten

0

118

118

818

         

Totale kapitaalontvangsten

988

0

– 988

0

Totale kapitaaluitgaven

– 988

– 1.064

– 76

0

8. JAARVERANTWOORDING AGENTSCHAPPEN PER 31 DECEMBER 2017

Logius

Inleiding

Logius is de dienst digitale overheid en onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Logius biedt generieke ICT-oplossingen en standaarden die alle organisaties met een publieke taak kunnen gebruiken in hun digitale dienstverlening. Met onze producten zorgen we voor een veilige toegang en gegevensuitwisseling binnen de digitale overheid. Zo helpen we overheid, bedrijven en burgers om snel, eenvoudig en veilig met elkaar te communiceren. Onze afnemers, overheden en organisaties met een publieke taak, kunnen zich zo maximaal op hun kerntaken richten. We streven naar betere dienstverlening, minder administratieve lasten en efficiëntere bedrijfsvoering voor onze klanten en opdrachtgevers. Doordat we de voorzieningen voor de digitale overheid centraal beheren, dragen we bij aan de kostenbesparing voor de overheid. Het merendeel van de voorzieningen die bij Logius in beheer zijn vallen onder de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) van de Nederlandse overheid.

Speerpunten

Logius bevindt zich in een complexe en dynamische omgeving. 2017 stond in het teken van een aantal grote uitdagingen, zoals het doorbelasten van de exploitatiekosten van GDI-voorzieningen, de wet Digitale Overheid (WDO), het rapport «Maak Waar» van de Studiegroep informatie-samenleving en Overheid en de evaluatie «De Digidelta: samen versnellen». De ontwikkelingen op het gebied van de bedrijfsvoering en dienstverlening hebben plaatsgevonden en vinden nog steeds plaats in het perspectief van deze ontwikkelingen.

Het kabinet heeft in februari 2017 besloten de exploitatiekosten van de GDI-voorzieningen door te belasten aan de publieke en private organisaties die de voorzieningen gebruiken in hun dienstverlening aan burgers en bedrijven. Vanaf 2018 wordt dit ingevoerd voor de voorzieningen DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Logius heeft een impactanalyse uitgevoerd over wat voor Logius haalbaar is voor het innen van betalingen op basis van voorschotnota’s en eindfacturen, wat daarvoor nodig is en welke randvoorwaarden er zijn. De doorbelasting heeft grote gevolgen voor Logius zoals de facturatie en daarmee ook gegevensverwerkende en financiële systemen.

Verder heeft Logius in 2017 een uitvoeringstoets gedaan op de Wet Digitale overheid. Het rapport van deze toets is in maart aangeboden aan de directeur DIO. In de uitvoeringstoets heeft Logius in kaart gebracht in hoeverre het wetsvoorstel uitvoerbaar is en/of waar eventueel aanpassingen mogelijk zijn om het voorstel (beter) uitvoerbaar te maken. De uitvoeringstoets heeft de positionering van Logius als (kennis)expert zichtbaar gemaakt. Logius is verder gedurende het gehele wetgevingsproces geraadpleegd op inhoud; daarbij zijn meermaals teksten aangepast op aangeven van Logius. Dit heeft het een groter bewustzijn binnen Logius opgeleverd; wetgeving raakt ons allemaal. Vroege betrokkenheid van Logius in het proces levert veel begrip op bij onze stakeholders en dus ruimte voor tussentijdse aanpassingen.

In 2017 is in samenwerking met de Haagse Inkoopsamenwerking (HIS) gewerkt aan een herijkt sourcingbeleid. Sourcing is het antwoord op de vraag: wat maak ik zelf, wat koop ik in, met wie werk ik samen en voor welke periode? Het is geen doel op zichzelf, maar is er op gericht de uitvoering van kerntaken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk te ondersteunen. Ook is gewerkt aan een verdere professionalisering van strategisch leveranciersmanagement wat doorloopt in 2018.

Ontwikkelingen voorzieningen

Evenals voorgaande jaren is het gebruik van de GDI en de overige voorzieningen ook in 2017 toegenomen. Hierdoor is ook de omzet in 2017 van € 180 mln. toegenomen ten opzichte van de omzet 2016 van € 170 mln. De voorzieningen die hieraan hebben bijgedragen zijn met name de voorzieningen DigiD Hoog en BSN koppelregister. De producten en diensten van Logius leveren een voor de klant positief meetbare bijdrage aan hun businesscase; de bijdrage kan zowel kwantitatief als kwalitatief zijn.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Logius 2017

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap Logius 2017 (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Baten

       

Omzet moederdepartement

29.765

108.616

78.851

87.275

Omzet overige departementen

154.941

68.070

– 86.871

78.099

Omzet derden

4.619

3.070

– 1.549

4.114

Rentebaten

0

1

Bijzondere baten

394

394

273

Totaal baten

189.325

180.150

– 9.175

169.762

         

Lasten

       

Apparaatskosten

187.923

175.837

– 12.086

169.242

– Personele kosten

56.178

52.968

– 3.210

57.475

Waarvan eigen personeel

26.910

24.667

– 2.243

20.033

Waarvan externe inhuur

27.000

26.773

– 227

35.761

Waarvan overige personele kosten

2.268

1.528

– 740

1.681

– Materiële kosten

131.745

122.869

– 8.876

111.767

Waarvan apparaat ICT

3.500

3.415

– 85

4.132

Waarvan bijdrage aan SSO's

3.300

115

– 3.185

129

Waarvan overige materiele kosten

124.945

119.339

– 5.606

107.506

Rentelasten

2

– 2

Afschrijvingskosten

1.400

763

– 637

1.225

– Materieel

1.400

763

– 637

1.225

– Immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

0

1.727

1.727

0

– Dotaties voorzieningen

0

1.727

1.727

0

Totaal lasten

189.325

178.327

– 10.998

170.467

         

Saldo van baten en lasten

0

1.823

1.823

– 705

Toelichting

Omzet moederdepartement

De hogere bijdrage van het moederdepartement is ontstaan door onderlinge verschuivingen tussen de omzet moederdepartement en overige departementen. Op de begroting waren de bijdragen van de GDI-voorzieningen die van de aanvullende post van het departement Financiën komen opgenomen opgenomen bij overige departementen. Uiteindelijk zijn deze bijdragen van de aanvullende post ontvangen van het moederdepartement en niet van de overige departementen. Daarnaast zijn er ook meer bijdragen van het moederdepartement ontvangen dan zij oorspronkelijk had opgenomen in de begroting. Deze bijdragen waren in de begroting Logius voorzien en opgenomen onder de overige departementen. De omzet van het moederdepartement ad € 108,6 mln. heeft voornamelijk betrekking op de omzet van de producten waarvan BZK beleidsopdrachtgever is. Het betreft de beheer & exploitatie, inbeheernames en doorontwikkeling van de producten zoals DigiD en DigiD Machtigen € 33,9 mln., MijnOverheid inclusief berichtenbox € 15,9 mln., DigiD Hoog € 11,1 mln., Stelselvoorzieningen € 11,0 mln., Globe Transitie € 8,0 mln., BSN koppelregister € 7,4 mln., Globe Dienstverlening € 7,5 mln., EBF-BVV € 1,9 mln. en overige producten € 11,9 mln.

Omzet overige departementen

De lagere bijdrage van de overige departementen is ontstaan door onderlinge verschuivingen tussen de omzet moederdepartement en overige departementen. Op de begroting waren de bijdragen van de GDI-voorzieningen die van de aanvullende post van het departement Financiën komen opgenomen opgenomen bij overige departementen. Uiteindelijk zijn deze bijdragen van de aanvullende post ontvangen van het moederdepartement en niet van de overige departementen. De omzet van de overige departementen ad € 68,1 mln. bestaat uit de volgende voorzieningen: Standard Business Reporting (SBR) € 21,1 mln., Digipoort op Keten Informatie Services (KIS) € 14,9 mln., Maritiem Single Windows € 8,6 mln., DigiInkoop € 5,5 mln., eHerkenning € 3,5 mln., MijnOverheid € 3,4 mln. en 43 kleinere projecten € 11,1 mln. Dit betreft zowel beheer & exploitatie als doorontwikkeling.

Omzet derden

De omzet derden ad € 3,1 mln. bestaat uit Standard Business Reporting (SBR) € 1,7 mln., UWV € 0,8 mln. en overige projecten € 0,7 mln. Dit betreft zowel beheer & exploitatie als doorontwikkeling.

Bijzondere baten

De bijzondere baten bedragen € 394.000 en betreffen resultaten uit voorgaande jaren. Deze baten bestaan uit: transitorische posten waar geen facturen meer voor worden ontvangen; terugbetaling van het surplus RVB op de huur gebouwen; resultaten op verrekening salariskosten detacheringen; resultaten van projecten waarvoor een lumpsum bijdrage is ontvangen; afrondingsverschillen van projecten die gedurende het jaar zijn afgerekend.

Personele kosten

Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van externe inhuur. Deze capaciteit is vereist voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De stijging van de omzet ten opzichte van 2016 heeft niet geleid tot een stijging van de personele kosten. Het aandeel van de personele kosten van de totale kosten is in 2017 (30%) gedaald ten opzichte van 2016 (34%). Weliswaar zijn de personele kosten voor eigen personeel toegenomen, maar de personele kosten voor externe inhuur zijn ten opzichte van 2016 flink afgenomen. De verambtelijking (meer eigen personeel i.p.v. externe inhuur) heeft per saldo geleid tot een daling van de totale personele kosten. Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn de totale personeelskosten € 3,2 mln. lager. In 2017 was de gemiddelde bezetting 264 fte’s eigen personeel en 156 fte’s externe inhuur. Daarmee zijn de gemiddelde salariskosten per fte eigen personeel € 93k en externe inhuur € 171k. De gemiddelde kosten van een externe inhuur zijn inclusief BTW.

Materiële kosten

De materiële kosten ad € 122,9 mln. zijn ten opzichte van de begroting afgenomen met € 8,9 mln. Dit wordt veroorzaakt door een lagere omzet dan verwacht. De materiële kosten bestaan uit kosten voor het beheer en exploitatie, doorontwikkeling en overige kosten van de voorzieningen (€ 116,1 mln.) en kosten voor bedrijfsvoering (€ 6,8 mln.). De kosten voor de voorzieningen zijn voornamelijk ICT-kosten die aan private bedrijven worden betaald voor infrastructuur, applicatiebeheer, licenties, berichtenbox, migraties, ontwikkelfees, SMS-dienstverlening, servicedesks, veiligheidsmaatregelen, testen, audits en benchmarks. De kosten voor de bedrijfsvoering van Logius betreffen voornamelijk kosten voor huisvesting, ICT, werkplekkosten en overige bedrijfsvoeringaspecten. Voor het jaar 2017 zijn 92 opdrachtovereenkomsten afgesloten voor dienstverlening die is geleverd. Per opdrachtovereenkomst verschilt de afwijking tussen de raming en de realisatie van de bovengenoemde kosten. De bijdragen van SSO’s zouden vanaf 2017 rechtstreeks worden gefactureerd aan Logius in plaats van via een dienstverleningsafspraak met het moederdepartement. Dit is echter niet doorgegaan. De dienstverlening door de SSO’s is wel geleverd maar de kosten zijn aan het moederdepartement betaald en daarmee opgenomen onder de materiële kosten.

Afschrijvingen en rentelasten

Logius heeft zelf geen investeringen gedaan maar deze uitbesteed aan de markt. Hierdoor is er in 2017 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Uiteindelijk leidt dit tot lagere afschrijvings- en rentelasten dan begroot.

Dotaties voorzieningen

In 2017 is een voorziening getroffen, de dotatie bedraagt € 1,7 mln. Deze verplichtingen zijn ontstaan door disputen met leveranciers over de kosten van geleverde werkzaamheden. Er hebben geen onttrekkingen plaatsgevonden.

Saldo van baten en lasten

Het incidentele resultaat van € 1,8 mln. is ontstaan door een positief resultaat ad € 2,9 mln. op de kosten voor bedrijfsvoering en dekkingsverschillen op de opslag overhead en tarieven. Daarnaast is een positief resultaat ad € 191k ontstaan bij voorzieningen. Verder zijn er bijzondere baten € 394k als gevolg van resultaten voorgaande boekjaren en € 1,7 mln. overige lasten als gevolg van een dotatie aan een voorziening. Aangezien het hier incidentele baten en lasten betreffen, heeft het geen effect op het toekomstig resultaat van Logius. Het resultaat wordt ten gunste van het eigen vermogen gebracht.

Balans per 31 december 2017

Balans per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Balans per 31 dec. 2017

Balans per 31 dec. 2016

Activa

   

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

1.608

2.369

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

4

6

– Overige materiële vaste activa

1.604

2.363

Vlottende activa

78.670

78.379

– Voorraden en onderhanden projecten

0

0

– Debiteuren

4.894

4.756

– Overige vorderingen en overlopende activa

8.133

7.452

– Liquide middelen

65.643

66.171

Totaal activa

80.278

80.748

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

5.892

4.069

– Exploitatiereserve

4.069

4.774

– Onverdeeld resultaat

1.823

– 705

Voorzieningen

1.727

0

Langlopende schulden

680

1.090

– Leningen bij het MvF

680

1.090

Kortlopende schulden

71.979

75.589

– Crediteuren

10.904

13.384

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

61.075

62.205

Totaal passiva

80.278

80.748

Toelichting

Materiële activa

Het grootste deel van de materiële vaste activa, zijnde € 1,6 mln., heeft betrekking op specifieke hard- en software ten behoeve van MijnOverheid Berichtenbox, Opschaling MijnOverheid en Migratie Digipoort OTP.

Debiteuren

De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2017 die betrekking hebben op geleverde prestaties in 2017. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2017, te weten het moederdepartement € 4,0 mln., overige departementen € 0,8 mln. en derden € 48k.

Overige vorderingen en overlopende activa

De nog te ontvangen bedragen bestaan uit nog te ontvangen gelden voor projecten € 2,2 mln., waaronder de vordering voor werkzaamheden in 2014 van MijnOverheid ad € 1,9 mln. In 2014 was er sprake van een consortium waarbij BZK en de Belastingdienst de grootste betalers waren. In 2015 is, onder regie van de Digicommissaris, het Ministerie van BZK aangewezen als beleidsverantwoordelijke. De nog te factureren omzet projecten ad € 4,3 mln., betreffen werkzaamheden die uitgevoerd zijn in 2017, die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Verder zijn er nog te ontvangen voorschotten voor projecten, zijnde € 1,6 mln.

Liquide middelen

De daling van de liquide middelen ten opzichte van de beginbalans wordt met name veroorzaakt door een daling van de post crediteuren. De voorschotten 2016 voor werkzaamheden die doorlopen in 2016, de voorschotten 2017 en de nog te verrekenen overschotten 2016 betreffen bijdragen van diverse departementen en derden. De verdeling van de liquide middelen van deze posten worden administratief bijgehouden bij betreffende balansposten. Zie verder de toelichtingen bij de post nog te betalen en het kasstroomoverzicht.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen blijft na het toevoegen van het resultaat 2017 ad € 1,8 mln., onder de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet over drie jaar, zijnde € 8,3 mln. Het eigen vermogen komt daarmee op € 5,9 mln.

Voorzieningen

De voorziening is getroffen voor verplichtingen die zijn ontstaan in voorgaande jaren. Deze verplichtingen zijn ontstaan door disputen met leveranciers over de kosten van geleverde werkzaamheden.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2017 zijn er geen investeringen gepleegd en daarom kan er geen gebruik worden gemaakt van de leenfaciliteit. Ook zijn er geen vervroegde aflossingen gedaan. De aflossingen op de leningen voor 2017 bedragen € 1,6 mln. De aflossingen voor 2018 zijn als kortlopende schuld opgenomen onder de post «Overige verplichtingen en overlopende passiva».

Crediteuren

De post crediteuren bestaat uit alle openstaande facturen per 31 december 2017 waarvan de prestatie per balansdatum is geleverd. Het merendeel betreft geleverde prestaties in het laatste kwartaal 2017, onder te verdelen naar moederdepartement € 5,0 mln., overige departementen € 1,0 mln. en derden € 4,9 mln.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

De post overige verplichtingen en overlopende passiva bestaat onder andere uit nog te ontvangen facturen van bedrijven ad € 19,9 mln. die betrekking hebben op werkzaamheden, die hoofdzakelijk in het laatste kwartaal van 2017 zijn uitgevoerd. Daarnaast is er sprake van vooruit gefactureerde bedragen ad € 10,9 mln. aan beleidsopdrachtgevers, voor werkzaamheden die in het eerste kwartaal 2018 worden uitgevoerd. Verder is er sprake van vooruit gefactureerde voorschotten projecten ad € 24,3 mln. die enerzijds voorschotten betreffen van werkzaamheden die doorlopen in het eerste kwartaal 2018 en anderzijds teveel ontvangen voorschotten die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Daarnaast is er sprake van vooruit ontvangen bedragen ad € 3,7 mln. voor werkzaamheden in het eerste kwartaal 2018. Het kortlopende deel van de leningen Ministerie van Financiën ad € 0,4 mln., zijnde de aflossingen 2018, is onder deze post opgenomen. De overige posten ad € 1,9 mln. bestaan onder andere uit de reservering voor eindejaarsuitkering, vakantiedagen en vakantietoeslag.

Niet uit de balans blijkende activa en verplichtingen

Voor diverse programma’s lopen meerjarige ICT-onderhoudscontracten. De contracten betreffen de periode 2018 tot en met 2022. De totale restverplichting bedraagt € 112 mln. Om redenen van doelmatigheid is gekozen geen voorziening op te nemen van jubileumuitkeringen.

Kasstroomoverzicht over 2017

Kasstroomoverzicht over 2017 (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen

50.000

66.171

16.171

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

– 600

177.925

178.525

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

0

– 176.829

– 176.829

2.

Totaal operationele kasstroom

– 600

1.096

1.696

 

Totaal investeringen (-/-)

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

3.

Totaal investeringskasstroom

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 1.400

– 1.624

– 224

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.

Totaal financieringskasstroom

– 1.400

– 1.624

– 224

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln.

48.000

65.643

17.643

Toelichting

De kasstroom uit operationele activiteiten heeft betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering en is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een hogere beginstand dan begroot € 16,2 mln. en hogere operationele ontvangsten dan uitgaven € 1.096 mln. In 2017 zijn er geen investeringen zijn gepleegd. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën € 1,6 mln.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017 Logius

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2014

2015

2016

2017

2017

Kostprijzen per product (groep)

64

63

126

97

100

Tarieven/uur

95

94

94

94

94

Totale omzet Logius

116 mln.

146 mln.

169 mln.

180 mln.

189 mln.

Saldo van baten en lasten (%)

– 1,0%

4,0%

– 0,4%

1,0%

0%

Klanttevredenheid (KTO)

7

niet uitgevoerd

7

Medewerkerstevredenheidsonderzoek

7

7,3

7,1

niet uitgevoerd

7

Periodieke Benchmark producten Logius

uitgevoerd

nvt

uitgevoerd

nvt

nvt

Omzet per productgroep (in %)

         

– Identicatie & Authenticatie

     

35%

33%

– Dienstverlening

     

35%

36%

– Gegevens

     

6%

8%

– Interconnectiviteit

     

17%

18%

– Overige voorzieningen

     

7%

6%

% FTE Overhead

     

31%

22%

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

194 fte

224 fte

238 fte

290 fte

324 fte

Omschrijving Specifiek Deel

         

DigiD

         

*Aantal DigiD authenticaties

158 mln.

206 mln.

258 mln.

280 mln.

358 mln.

MijnOverheid

         

* Aantal berichten

     

75 mln.

180 mln.

Digipoort (OTP)

         

* Aantal berichten via Digipoort

81,1 mln.

72,1 mln.

75,3 mln.

143 mln.

72 mln.

* Doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording

     

96% 48 uur

80% 48 uur

Toelichting

  • Indexcijfer verloop kostprijs is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten DigiD en de Digipoort. De gemiddelde kostprijs is lager dan begroot.

  • De tarieven per uur zijn de tarieven eigen personeel en gebaseerd op de handleiding overheidstarieven. De tarieven uit de handleiding zijn gemiddeld met 5% gestegen. Door de daling van de opslag overhead Logius, is de stijging van het uurtarief veel lager en komt op 0,5%. De stijging van de loonkosten wordt gecompenseerd door een daling van de opslag overhead.

  • Klanttevredenheid: Logius organiseert onderzoeken naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. De doelstelling is een score van minimaal een 7 te behalen. In 2017 heeft geen KTO plaatsgevonden.

  • Medewerkerstevredenheidonderzoek: In 2017 is geen medewerkerstevredenheidonderzoek uitgevoerd. Deze vindt naar verwachting plaats in het derde kwartaal van 2018.

  • Benchmark: In 2017 heeft geen periodieke benchmark op de producten van Logius plaatsgevonden.

  • Omzet per productgroep (in %): Dit betreft een nieuwe indicator. Voorzieningen die in beheer zijn van Logius worden ingedeeld in clusters per GDI en overige voorzieningen. De realisatie 2017 van de omzetverdeling wijkt maximaal 2% af van de begrote omzetverdeling.

  • FTE-totaal (excl. externe inhuur): De bezetting per jaareinde 2017 is 290 fte. Dit is 34 fte lager dan begroot.

  • DigiD aantal authenticaties: Het begrote aantal authenticaties was gebaseerd op de trend van voorgaande jaren waarbij de verwachting was dat de groei in 2017 fors zou toenemen mede als gevolg van het meer gebruik als gevolg van de wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (EBV). In werkelijkheid is gebleken dat deze groei is afgevlakt.

  • MijnOverheid aantal berichten: Dit betreft een nieuwe indicator. Het aantal berichten MijnOverheid voor 2017 is 75 mln. Het aantal berichten is in de begroting te hoog ingeschat.

  • Digipoort aantal berichten: De berichtenstromen die meetellen in het kengetal t/m 2016 zijn aangepast. Vanaf het jaar 2017 tellen er meer berichtenstromen mee. Hierdoor wijken de getallen t/m 2016 af. Het aantal berichten dat via Digipoort zijn verstuurd is ten opzichte van 2016 met meer dan 25% toegenomen naar 143,1 mln.

  • Digipoort doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording: Dit betreft een nieuwe indicator in 2017. In de begroting is een onjuiste norm gehanteerd, de norm is 80% in 48 uur.

P-Direkt

Inleiding

P-Direkt levert direct toegankelijke bedrijfsvoeringservices met een focus op personeel, voor en door de rijksambtenaar. P-Direkt bedient de rijksambtenaar met het P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het contactcenter P-Direkt.

De dienstverlening bestaat uit een gevarieerd pakket aan HR-services aan ruim 125.000 rijksambtenaren, werkzaam voor 10 Ministeries, een aantal Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koning. De diensten zijn gericht op eigen verantwoordelijkheid, vertrouwen en zelfbediening. De salarisbetaling en personele informatievoorziening zijn belangrijke eindproducten.

Ontwikkelingen 2017

Het P-Direktportaal is vernieuwd en heeft een nieuw uiterlijk. Het is weer een stap vooruit naar een gebruiksvriendelijker portaal. Tot aan 2019 vernieuwt P-Direkt stapsgewijs de indeling, schermen en formulieren van het P-Direktportaal. Daarnaast zijn er verschillende functionaliteiten toegevoegd en verbeterd.

Migratie housing en hosting naar SSC-ICT

Bij de transitie naar het Overheids Data Centrum hebben P-Direkt, SSC-ICT en Match (het datacenter waar de servers eerst draaiden) nauw samengewerkt. Het project is eind 2014 gestart met de voorbereidingen en medio 2017 afgerond met een succesvolle migratie. Sindsdien draaien alle servers van P-Direkt in eigen Rijksbeheer.

Verruiming openingstijden

De pilot «Avondopenstelling P-Direkt» is omgezet in een definitieve vorm van dienstverlening. Dit betekent dat de vestiging Bonaire officieel de derde locatie van P-Direkt is, naast de locaties in Den Haag en Zwolle. Met de omzetting van de pilot naar definitieve dienstverlening, blijft het contactcenter tot 22.00 uur ’s avonds bereikbaar. Het besluit werd mede ingegeven door de positieve evaluatie van de pilot over het eerste anderhalf jaar.

Ministerie van Financiën Roosterplanning

P-Direkt verricht voor het Rijk het overgrote deel van de werkzaamheden op het gebied van de personeels- en salarisadministratie. De resttaken op de Ministeries en ook andere wensen, zoals dienstroosterplanning, vragen om een bijgestelde aanpak. In 2017 heeft dat onder andere geleid tot het overnemen van de dienstroosterplanning «as is» van de Belastingdienst.

Efficiencyverbetering

De doorbelasting van de kosten van de dienstverlening laat de komende jaren een verdere daling zien. Vanaf 2013 tot en met 2019 betekent dit voor de basis dienstverlening (95% van de totale dienstverlening) een daling van 13,3% (- € 9,1 mln.). Deze daling komt ten goede aan de Ministeries die daarmee invulling kunnen geven aan de taakstellingen Rutte I en II.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap P-direkt (Bedragen x € 1.000)

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap 2017 P-Direkt (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Baten

       

Omzet moederdepartement

65.281

67.756

2.475

67.611

Omzet overige departementen

19.812

20.844

1.032

18.155

Omzet derden

 

0

0

Rentebaten

 

0

0

Vrijval voorzieningen

369

369

27

Bijzondere baten

 

0

0

Totaal baten

85.093

88.969

3.876

85.793

         

Lasten

       

Apparaatskosten

72.790

71.324

– 1.466

69.970

– Personele kosten

44.305

44.921

616

44.098

Waarvan eigen personeel

35.159

36.844

1.685

35.950

Waarvan externe inhuur

8.066

7.475

– 591

7.405

Waarvan overige personele kosten

1.080

602

– 478

743

– Materiële kosten

28.485

26.403

– 2.082

25.872

Waarvan apparaat ICT

7.975

8.057

82

15.749

Waarvan bijdrage aan SSO's

18.002

15.905

– 2.097

11.265

Waarvan overige materiele kosten

2.508

2.441

– 67

2.066

Rentelasten

1.156

985

– 171

1.349

Afschrijvingskosten

13.409

12.857

– 552

13.448

– Materieel

112

171

59

98

Waarvan apparaat ICT

39

46

7

39

– Immaterieel

13.297

12.686

– 611

13.350

Overige lasten

537

537

5.713

– Dotaties voorzieningen

537

537

2.209

– Bijzondere lasten

3.504

Totaal lasten

87.355

85.703

– 1.652

90.480

Saldo van baten en lasten

– 2.262

3.266

5.528

– 4.687

Toelichting

Baten

De gerealiseerde baten zijn hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de doorbelasting van in 2017 afgesproken en uitgevoerde maatwerkdienstverlening- en projecten die niet in de begroting waren opgenomen. Het betreft onder andere de dienstverlening aan EC O&P ten aanzien van het CSO platform en de dienst Arbeidsparticipanten aan Justitie en Financiën.

Ongeveer 94% van de omzet betreft de basis dienstverlening van P-Direkt die integraal wordt geleverd aan meer dan 120.000 rijksambtenaren.

Lasten

De extra P-Direkt-inzet in het kader van de Herindeling Rijk Rutte III is door het Contact Center geprognosticeerd op € 626.000 totaal. Aangezien deze werkzaamheden buitengewoon zijn en niet met de beschikbare capaciteit kunnen worden uitgevoerd worden de kosten 2018 (€ 537.000) middels een dotatie aan de voorzieningen ten laste van het jaar van besluitvorming (2017) gebracht.

Personele kosten

P-Direkt stuurt middels verambtelijking op het verlagen van het percentage externe inhuur. Het gevolg is dat in 2017 is sprake van lagere kosten van inhuur van externe deskundigheid en hogere salariskosten van ambtelijk personeel. De out of pocket kosten van opleidingen zijn lager dan begroot omdat P-Direkt veel opleidingen binnen het ContactCenter intern organiseert.

Materiele kosten

P-Direkt betrekt veel facilitaire zaken bij SSO’s zoals huisvesting en kantoorautomatisering. In de begroting heeft P-Direkt rekening gehouden met de nieuwe kostprijsmethodiek van SSC-ICT en de overgang van de huisvesting Zwolle van specialty naar Rijksbedrijvenpand. Door latere implementatie en realisatie zijn de kosten lager uitgevallen dan in de begroting voorzien.

Kosten bijdrage aan SSO’s

Dit betreft voornamelijk de kosten van kantoorautomatisering en de kosten van housing en hosting van de P-Direkt systemen door SSC-ICT en de huisvestingskosten bij FM Haaglanden en het Rijks Vastgoed bedrijf. De lagere realisatie is onder de post materiële kosten verklaard.

Saldo van baten en lasten

Het positieve resultaat 2017 wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere doorbelasting van kosten vanuit de SSO’s van BZK. Daaraan ten grondslag liggen latere implementatie van wijziging van kostprijsdoorbelasting. Dit is een incidenteel voordeel.

Balans per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)

Balans per 31 december 2017 P-Direkt (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2017

Balans 2016

Activa

   

Immateriële vaste activa

30.854

41.312

Materiële vaste activa

436

522

– Grond en gebouwen

   

– Installaties en inventarissen

391

446

– Overige materiële vaste activa

45

76

Vlottende activa

16.548

13.416

– Voorraden en onderhanden projecten

   

– Debiteuren

1.176

1.005

– Overige vorderingen en overlopende activa

1.229

1.192

– Liquide middelen

14.143

11.219

Totaal activa

47.838

55.250

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

4.920

– 762

– Exploitatiereserve

– 762

2.925

Gestort door Eigenaar

2.416

1.000

– Onverdeeld resultaat

3.266

– 4.687

Voorzieningen

662

2.373

Langlopende schulden

17.355

27.137

– Leningen bij het MvF

17.355

27.137

Kortlopende Schulden

24.901

26.502

– Crediteuren

823

1.992

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

24.078

24.510

Totaal passiva

47.838

55.250

Toelichting

Activa

De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatiesysteem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal, het Contactcenter en het programma Optimaal Verbinden. Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën. Jaarlijks schrijft P-Direkt ongeveer € 13 mln. af. In 2017 heeft P-Direkt geïnvesteerd in het verbeteren van de dienstverleningssystemen door het onderbrengen van de Housing en Hosting services bij SSC-ICT en de aanschaf van SAP-HANA licenties.

Debiteuren en overige vorderingen en overlopende activa

De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht. De post overige vorderingen en overlopende activa betreft vooruitbetaalde onderhoudskosten 2018 en volgende jaren van licenties.

Onderverdeling naar

Moederdepartement

Andere Ministeries

Derden

Debiteuren

894

280

2

Overige vorderingen en overlopende activa

0

0

1.229

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB).

De stand per 31-12-2017 van de rekening-courant RHB is hoger dan per 31-12-2016 als gevolg van het positieve resultaat.

Eigen Vermogen

Het Eigen Vermogen was ultimo 2016 € 0,8 mln negatief. Ultimo 2017 bedraagt het Eigen Vermogen € 4,9 mln. positief.

Dit is inclusief het aanvullen van negatief eigen vermogen (€ 0,8 mln.), de aanvulling ervan conform afspraak uit het bestuurlijk overleg van december 2016 (€ 1,4 mln.) en de € 0,2 mln. verdeling overschot RVB dat in december is ontvangen.

De Regeling Agentschappen stelt dat het een baten-lastenagentschap is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden. Deze gemiddelde jaaromzet komt uit op € 4.187 mln. Met het resultaat van 2017 wordt deze maximaal toegestane reserve met € 0,733 mln. overschreden.

Voorzieningen

In 2016 heeft P-Direkt een voorziening getroffen van € 2,2 mln. ter dekking van de kosten 2017 in verband met de overgang naar het Overheids Data Centrum van SSC-ICT. De kosten 2017 bedroegen € 1,9 mln. P-Direkt heeft het resterende saldo van deze voorziening van € 0,3 mln. laten vrijvallen ten gunste van het resultaat 2017.

Een tweede deel van de vrijval voorzieningen betreft de eenmalige dotatie aan een voorziening in 2011 in het kader van de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. Het niet aangesproken deel van de voorziening (€ 40.000) dat betrekking heeft op het jaar 2017 is vrijgevallen ten gunste van het resultaat 2017.

P-Direkt heeft 2017 een dotatie aan de voorziening gedaan ten bedrage van € 0,5 mln. ter dekking van de kosten 2018 ivm de Departementale Herindeling Rutte III. De betreffende werkzaamheden horen niet bij de basis dienstverlening van P-Direkt.

Leningen, Crediteuren en Overige verplichtingen en overlopende passiva

De post leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de softwareontwikkeling van het contactcenter.

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2017 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2018 betaald. Onder de post overige verplichtingen en overlopende passiva zijn opgenomen de aflossingsverplichting 2018, de vooruitontvangen omzet 2018, de nog te betalen kosten 2017 en de verplichting uit hoofde van vakantiegeld, dagen en eindejaarsuitkering personeel.

Onderverdeling naar

Moederdepartement

Andere Ministeries

Derden

Crediteuren

137

37

649

Overige verplichtingen en overlopende passiva

4.690

13.836

5.552

Kasstroomoverzicht over 2017 (bedragen x € 1.000)

Kasstroomoverzicht over 2017 P-Direkt (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekeningen

4.342

11.219

6.877

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

13.817

15.820

2.003

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 4.262

– 3.088

1.174

2.

Totaal operationele kasstroom

9.555

12.732

3.177

 

Totaal investeringen (-/-)

– 3.300

– 2.313

987

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

– 

3.

Totaal investeringskasstroom

– 3.300

– 2.313

987

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

2.416

2.416

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 11.251

– 9.911

1.340

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

3.300

– 3.300

4.

Totaal financieringskasstroom

– 7.951

– 7.495

456

5.

Rekening-courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln.

2.646

14.143

11.497

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is € 3,2 mln. positiever dan is begroot. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat de SSO’s minder kosten € 2,1 mln. hebben doorbelast, dan was begroot.

Investeringskasstroom

In 2017 heeft P-Direkt geïnvesteerd in het verbeteren van de dienstverleningssystemen door het onderbrengen van de Housing en Hosting services bij SSC-ICT en de aanschaf van SAP-HANA licenties. De verwachtte investering viel lager uit dan was begroot.

Financieringskasstroom

P-Direkt heeft € 2,4 mln. van de eigenaar ontvangen in verband met het aanzuiveren van negatief eigen vermogen en toegezegde (deel)financiering van de projectkosten P-Direkt in verband met het onderbrengen van de Housing en Hosting services bij SSC-ICT.

De aflossingen zijn lager dan begroot door een jaar latere oplevering en start van de aflossingen op de lening ivm het onderbrengen van de Housing en Hosting services bij SSC-ICT.

P-Direkt heeft in 2017 geen beroep op de leenfaciliteit gedaan aangezien nog voldoende geld in kas was.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017

P-Direkt streeft naar operational excellence gecombineerd met customer intimacy (maximale afstemming op behoefte gebruiker). Hierbij zet P-Direkt onder de noemer P-Lien (de P-Direkt- variant van LEAN) de Lean filosofie en methodiek in als basis voor continu verbeteren.

P-Direkt werkt met een Producten- en dienstengids (PDG) inclusief servicelevels.

In de Producten-en dienstengids zijn de verschillende diensten en activiteiten, leveringsvoorwaarden en de kwaliteitsborging vastgelegd die de Ministeries van P-Direkt kunnen verwachten.

P-Direkt stelt de servicelevels jaarlijks vast in overleg met de stakeholders en de eigenaar van P-Direkt. In 2017 is de set aan servicelevels geëvalueerd en verbeterd. Het overgrote deel sluit nog steeds aan op de behoefte van de stakeholders. Op advies van de centraal opdrachtgever is de service level wet- en regelgeving up to date geschrapt en wordt de performance op het gebied van de responsetijden betekenisvoller verantwoord.

P-Direkt heeft zich bij de centralisering van het budget basis dienstverlening gecommitteerd aan een jaarlijkse daling van de doorbelasting met 1,5% tot en met het jaar 2019. Voor P-Direkt betekent dit, gegeven een kostenstructuur van 50% vaste lasten, dat op de overige productiemiddelen (o.a. personeel) jaarlijks een efficiencystijging van 3% moet worden gerealiseerd.

P-Direkt meet het succes van de speerpunten 2017 af aan de hoogte van de gebruikertevredenheid. In 2017 is het gebruikerstevredenheidcijfer 7,0 gemiddeld.

Aan het Bestuurlijk Overleg rapporteert P-Direkt over de productie, de gerealiseerde servicelevels en de klanttevredenheid. Over 2017 heeft P-Direkt haar servicelevels nagenoeg allemaal gehaald.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017 P-Direkt

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2014

2015

2016

2017

2017

Omschrijving Generiek Deel

         

Kostprijzen per product (groep)

543,5

538

693,74

691,8

653,72

Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100)

94,5

93,6

120,7

120,3

113,7

Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR)

122.885

122.331

125.328

125.532

120.502

Totale omzet basisdienstverlening (x1.000)

65.377

65.819

82.220

83.154

78.775

Totale omzet overige + projecten (x1.000)

4.886

10.574

3.546

5.446

6.318

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

409

509

559

582,77

598

Saldo van baten en lasten (%)

– 5,07%

– 0,91%

– 5,18%

3,69%

– 2,66%

Medewerkerstevredenheid

6,6

nvt

6,9

NNB

7

Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten

         

Gebruikerstevredenheid:

         

De mate waarin de gebruiker tevreden is over de dienstverlening

6,8

6,9

7,2

7

7

Tijdige afhandeling wijzigingen:

         

P-Direkt heeft de opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling

99,0%

97,8%

97,3%

96,5%

95%

P-Direkt handelt de aangeboden «kritische mutatieopdrachten binnen 5 werkdagen af (aanstelling, overplaatsing, ontslag)

NNB

NNB

NNB

92,2%

95%

Vraagafhandeling contactcenter:

         

P-Direkt handelt de vragen die per telefoon, email of post binnenkomen binnen 5 werkdagen af

90,0%

90,0%

91,3%

91,3%

90%

Klachtbehandeling: P-Direkt handelt de klachten volgens de klachtenprocedure binnen 5 dagen inhoudelijk af

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

90%

Responsetijden Contactcenter: het percentage gesprekken waarbij de responstijd om de telefoon op te nemen minder is dan 30 seconden (na keuzemenu)

   

70,3%

68,1%

80%

Beschikbaarheid systeem: De P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het personeelsdossier) zijn 7 dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. De servicewindow voor de systemen is van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tijdens deze tijden geldt de beschikbaarheidsnorm

99,7%

98,2%

98,9%

96,7%

98%

Wet en regelgeving up to date. Men kan wijzigingen in de wet- en regelgeving binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadplegen

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

 

Betrouwbaarheid:

         

P-Direkt zorgt ervoor dat gegevens op tijd en juist worden opgeleverd (interfaces, rapportages)

99,3%

98,3%

NNB

98,0%

98%

P-Direkt verwerkt een deel van de aangeboden wijzigingen handmatig in het geautomatiseerde systeem. Deze worden op de juiste manier verwerkt volgens de opdracht

99,5%

NNB

NNB

NNB

98%

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

Performance audit

Doelm. SSO's

Doorlichting BLD Uitgevoerd

nvt

nvt

Toelichting

De specifieke kwaliteitsindicatoren zijn hieronder kort toegelicht.

  • P-Direkt doet mee aan het BZK-brede medewerkersonderzoek, dat eenmaal in de twee jaar wordt gehouden. BZK zal dit onderzoek in 2018 uitzetten.

  • Beschikbaarheid systeem: de P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het P-Dossier) zijn 7x24 uur beschikbaar. Het service-window voor de systemen is van 8.30 uur – 22.00 uur, gedurende deze tijden is de beschikbaarheidnorm van toepassing.

  • Wet- en regelgeving up to date: Wijzigingen met betrekking tot de wet- en regelgeving zijn binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadpleegbaar.

  • Gebruikerstevredenheid: P-Direkt houdt maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de Ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over het P-Direktportaal, het Contactcenter, het Rijksportaal Personeel en de salarisverwerking.

BATEN-LASTENAGENTSCHAP UITVOERINGSORGANISATIE BEDRIJFSVOERING RIJK

Inleiding

De Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een breed aanbod aan producten en diensten en biedt hiermee integrale oplossingen. UBR bundelt haar kennis van onder andere interim-management, HRM, IT, inkoop en financiën en verbindt die met de andere rijksbrede Shared Service Organisaties (SSO’s).

Naast de reguliere dienstverlening voert UBR complexe transities en implementaties op het gebied van rijksbrede bedrijfsvoering uit. Dit doet het ontwikkelbedrijf van UBR in opdracht van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR), het SG-Overleg of de Ministerraad. Daarmee draagt UBR bij aan het verder ontwikkelen van een effectieve en efficiënte overheid.

Realisatie in 2017

Ontwikkeling dienstverlening

Samen met de andere SSO’s en het Rijks Vastgoed Bedrijf (RVB) draagt UBR bij aan een compacte rijksdienst. UBR levert op diverse dossiers een bijdrage aan een effectieve en efficiënte overheidsbedrijfsvoering en hiermee aan een adaptieve en wendbare overheid. Daarnaast is UBR rechtstreeks betrokken bij de primaire processen van onze opdrachtgevers.

Inkoopbeheer UBR | HIS en UBR | EC O&P

Gedurende 2017 heeft UBR | HIS diverse maatregelen getroffen gericht op verhoging van de kwaliteit van haar dienstverlening waaronder de rechtmatige inkoopondersteuning. Dit betrof maatregelen gericht op verhoging van kennis bij medewerkers (zoals intervisiebijeenkomsten) waardoor fouten moeten worden voorkomen. Daarnaast zijn maatregelen verstevigd gericht op reparatie van resterende omissies tijdens het uitvoeringsproces waardoor fouten nog tijdens dat proces worden gecorrigeerd. Het relatieve aantal door de ADR geconstateerde bevindingen over het 1e halfjaar 2017 was al gedaald ten opzichte van 2016. Over het 2e halfjaar 2017 heeft deze ontwikkeling zich voortgezet: het aantal omissies in de processen van UBR | HIS is gedaald tot gering en geen daarvan heeft geleid tot een rechtmatigheidsgevolg.

Begin 2017 heeft UBR | EC O&P alle verbetermaatregelen afgerond en geïmplementeerd. Vanaf mei 2017 wordt gewerkt volgens de aangepaste werkprocessen (en werkinstructies) zoals vastgelegd in een nieuw Handboek AO/IC.

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap UBR (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Baten

       

Omzet moederdepartement

65.918

62.109

– 3.809

49.419

Omzet overige departementen

115.584

130.115

14.531

130.359

Omzet derden

7.198

5.898

– 1.300

6.396

Rentebaten

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

535

535

144

Bijzondere baten

0

0

0

Totaal baten

188.700

198.657

9.957

186.318

         

Lasten

       

Apparaatskosten

187.221

199.791

12.570

183.768

– Personele kosten

118.895

134.026

15.131

121.083

Waarvan eigen personeel

102.291

109.268

6.977

97.541

Waarvan inhuur externen

12.453

21.409

8.956

20.664

Waarvan overige personele kosten

4.151

3.349

– 802

2.878

– Materiële kosten

68.326

65.765

– 2.561

62.685

Waarvan apparaat ICT

4.596

7.263

2.667

8.401

Waarvan bijdrage aan SSO's

11.334

15.592

4.258

14.593

Waarvan overige materiele kosten

52.396

42.910

– 9.486

39.691

Rentelasten

1

1

2

Afschrijvingskosten

1.479

1.612

133

1.750

– Materieel

790

827

37

692

Waarvan apparaat ICT

41

8

– 33

40

– Immaterieel

689

785

96

1.058

Overige lasten

180

180

8.023

– Dotaties voorzieningen

155

155

5.891

– Bijzondere lasten

25

25

2.132

Totaal lasten

188.700

201.584

12.884

193.543

Saldo van baten en lasten

– 2.927

– 2.927

– 7.225

Toelichting

Vergelijkende cijfers

Met ingang van 2017 zijn aangeschafte licenties als immateriële vaste activa verwerkt. De vergelijkende cijfers zijn hiervoor aangepast.

Omzet

De omzet UBR 2017 bedraagt € 198,1 mln. en betreft € 4,2 mln. uit financiële dienstverlening, € 5,2 mln. voor ontwikkelprogramma’s en -projecten, € 52,6 mln. HR-dienstverlening, € 22,3 mln. I(C)T-interim management, € 8,1 mln. interim management, coaching en gateway reviews, € 16,6 mln. inkoopdienstverlening, € 9,9 mln. officiële overheidspublicaties, € 15 mln. interdepartementale post- en koeriersdienstverlening en € 64,2 mln. voor rijksbeveiliging.

De afwijking in de omzet van 4,9% ten opzichte van de begroting is met name veroorzaakt door UBR | ECO&P, UBR | RBO, UBR | HIS. De groei bij UBR | EC O&P is veroorzaakt door de hogere vraag naar dienstverlening op gebied van Workflow en Recrutement. De groei bij UBR | RBO is een gevolg van implementatie van het lageloonschaal beleid (waaronder de beveiliging van IND-locaties) en extra dienstverlening. De uitvoering van het programma ICT Werkplek Rijk (IWR) door UBR | HIS heeft tot een hoger dan geraamde omzet geleid.

Externe Inhuur

De externe inhuur 2017 is € 21,4 mln., bijna € 6,1 mln. hoger dan begroot. De toename is veroorzaakt door UBR | EC O&P, UBR | RBO, UBR | KOOP en UBR | Bv&F. Bij UBR | EC O&P is de inhuur vraaggestuurd, bij UBR | RBO is sprake van inhuur voor de professionalisering van de bedrijfsvoering, bij UBR | KOOP vanwege het niet invullen van vacatures op middenmanagementniveau en bij UBR | Bv&F voor ondersteuning bij de doorontwikkeling van de informatievoorziening.

Dotatie voorzieningen

De dotatie voorziening betreft een dotatie aan de voorziening verliesgevende opdrachten (€ 0,1 mln.) en de toevoeging aan de voorziening dubieuze debiteuren (€ 0,1 mln.).

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten bestaat uit de verwachte verschuldigde vennootschapsbelasting (VPB) over het jaar 2017 (€ 0,03 mln.).

Saldo van baten en lasten

Het resultaat 2017 is € 3,1 mln. negatief bij een omzet van bijna € 200 mln. Het negatieve resultaat is een gevolg van de gestegen werkgeverslasten pensioenpremie en de CAO verhoging van de salarissen met 1,4% in 2017. In de tarieven 2017 is hier geen rekening mee gehouden.

Balans per 31 december 2017

Balans per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2017

Balans 2016

Activa

   

Immateriële vaste activa

3.374

2.651

Materiële vaste activa

1.728

2.574

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

98

103

– Overige materiële vaste activa

1.630

2.471

Vlottende activa

   

Voorraden en onderhanden projecten

60

34

Debiteuren

43.994

13.839

Overige vorderingen en overlopende activa

9.372

20.022

Liquide middelen

4.510

18.449

Totaal activa

63.038

57.569

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

– 2.927

– 7.225

– Exploitatiereserve

0

0

– Onverdeeld resultaat

– 2.927

– 7.225

Voorzieningen

7.069

8.728

Langlopende schulden

1.043

1.570

– Leningen bij het MvF

1.043

1.570

Kortlopende schulden

   

Crediteuren

9.642

10.367

Overige verplichtingen en overlopende passiva

48.211

44.129

Totaal passiva

63.038

57.569

Vergelijkende cijfers

Met ingang van 2017 zijn aangeschafte licenties als immateriële vaste activa verwerkt. De vergelijkende cijfers zijn hiervoor aangepast.

Immateriële vaste activa

Bij UBR | EC O&P is er in 2017 geïnvesteerd in het project InBeeld, dat het klantvolgsysteem Regas in de toekomst zal vervangen. Bij ingebruikname zullen de investeringen worden afgeschreven. In 2017 heeft UBR | EC O&P verder geïnvesteerd in de ontwikkeling van het Carrière Sites Overheid platvorm. De overige investeringen in 2017 bestaan verder uit licenties bij UBR | BV&F en software bij UBR | KOOP.

Materiële vaste activa

De investeringen 2017 bestaan voornamelijk uit vervoermiddelen bij UBR | EC O&P.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 19,6 mln.), overige departementen (€ 20,4 mln.) en overige debiteuren (€ 3,9 mln.) en bedraagt circa 2,7 maand omzet (2016: 0,9 maand).

Overige vorderingen en overlopende activa

De overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit € 6,0 mln. nog te factureren termijnen (circa 0,4 maand omzet, in 2016: 1,2 maand), overige nog te vorderen bedragen van € 0,2 mln., € 1,2 mln. vooruitbetaalde kosten en € 0,1 mln. nog te verrekenen overige kosten.

Het aandeel van het moederdepartement in de nog te ontvangen bedragen is € 3,4 mln., van overige departementen € 3,7 mln. en van derden € 1,5 mln.

Liquide middelen

De afname van de positie van de liquide middelen is vooral te danken aan de hoge debiteurenstand.

Eigen vermogen

Eind september 2017, heeft de eigenaar het negatieve eigen vermogen aangezuiverd met € 7,2 mln. tot nihil. Na verwerking van het resultaat 2017 resteert een negatief eigen vermogen van € 3,1 mln. Conform de Regeling agentschappen zuivert de eigenaar dit uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2018 aan tot minimaal nihil.

Voorzieningen

In het kader van de sanering bij een aantal organisatieonderdelen van UBR hebben circa 20 medewerkers de VWNW-status gekregen en zijn met ca 18 medewerkers nadere afspraken (vaststellingsovereenkomsten) gemaakt over een aanstaande beëindiging van het dienstverband. De eind 2014 gevormde saneringsvoorziening (€ 7,3 mln.) bedraagt na de onttrekkingen in 2015 en 2016 en 2017 (€ 2,6 mln. resp. € 2,4 mln. en € 0,75 mln.) en een dotatie in 2016 (€ 1,0 mln.) € 2,5 mln.

Voor de afwikkeling van de grafische dienstverlening is eind 2014 een voorziening gevormd van € 12,1 mln. Na de onttrekkingen in 2014 tot en met 2016 en 2017 (€ 7,1 mln., resp € 0,55 mln.) resteert eind 2017 een voorziening van € 4,4 mln.

De voorziening verliesgevende opdrachten is in 2017 verhoogd naar € 0,13 mln.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2017 heeft UBR geen beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Crediteuren

Van het crediteuren bedrag heeft € 0,3 mln. betrekking op het moederdepartement, € 1,2 mln. overige departementen en € 8,2 mln. aan derden.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

De overige verplichtingen en overlopende passiva bestaan uit € 23,9 mln. nog te betalen kosten, € 7,3 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 7,9 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 4,7 mln. nog te besteden gelden, € 1,6 mln. aan af te dragen BTW, € 0,5 mln. kortlopend deel van de lening Ministerie van Financiën en € 1,5 mln. overige schulden.

Het aandeel van het moederdepartement in de overlopende verplichtingen en overlopende passiva is € 29,9 mln., van overige departementen € 3,2 mln. en van derden € 14,4 mln.

Kasstroomoverzicht over 2017

Kasstroomoverzicht over 2017 (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen

7.872

18.446

10.574

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

188.700

232.914

44.214

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 187.221

– 252.145

– 64.924

2.

Totaal operationele kasstroom

1.479

– 19.231

– 20.710

 

Totaal investeringen (-/-)

– 1.000

– 1.642

– 642

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

237

237

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.000

– 1.405

– 405

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

7.225

7.225

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 384

– 527

– 143

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.

Totaal financieringskasstroom

– 384

6.698

7.082

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln.

 

4.508

– 3.459

Toelichting

  • De negatieve operationele kasstroom is een gevolg van een hoge debiteurenstand eind 2017.

  • De investeringen in 2017 bestaan o.a. € 1,4 mln. uit immateriële vaste activa bij UBR | EC O&P en UBR | Bv&F en € 0,1 mln. uit software bij UBR | KOOP.

  • De desinvesteringen zijn het gevolg van vervanging van vervoersmiddelen bij UBR | IPKD.

  • De storting door het moederdepartement betreft de aanvulling van het eigen vermogen tot nihil.

  • De aflossing op de leningen Ministerie van Financiën betreffen de drie aflossingsdelen van de leningen bij UBR | IPKD.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2014

2015

2016

2017

2017

Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer)

100

102,2

102,8

107,3

105,8

Tarieven/uur (indexcijfer)

100

101,6

103,1

105,8

105,8

Omzet per FTE

146.227

129.883

148.229

142.431

145.726

           

FTE totaal (excl. externe inhuur)

875

1.045

1.256

1.391

1.295

           

Saldo van baten en lasten (%)

– 8,1%

– 0,6%

– 3,9%

– 1,5%

0,0%

           

Kwaliteitsindicator 1 – KTO:

in 2015

zie toelichting

zie toelichting

n.v.t.

7,1

Kwaliteitsindicator 2 – MTO:

 

in 2016

 

in 2018

7,5

Werkplezier

6,6

 

6,9

Werkdruk

5,4

 

5,3

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

in 2015

lopend

gereed

Toelichting

N.B. Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft UBR ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van UBR geeft de specificatie van de omzet per organisatieonderdeel het inzicht in de omzet per productgroep.

Verloop indexcijfers

UBR heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met loon- en prijsstijgingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in het jaarplan UBR 2017. In 2017 heeft UBR de tarieven verhoogd ter dekking van prijsstijgingen, IT -kosten en innovatie (+2,5%).

Omzet per fte

De begrote omzet per fte bedraagt € 145.726 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 142.155. De gerealiseerde omzet per fte is bijna 3% lager dan begroot. De omzetgroei zit met name in de dienstverlening met lagere loonschalen, vanwege de uitvoering van kabinetsbeleid (bijvoorbeeld het project Binnenwerk).

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

De toename van het aantal FTE’s ten opzichte van 2016 is vooral een gevolg van de implementatie van de lageloonschaalprojecten.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van de baten en lasten uitgedrukt in een percentage van de omzet bedraagt -1,6%. Het negatieve resultaat is een gevolg van de gestegen werkgeverslasten pensioenpremie en de CAO verhoging van de salarissen met 1,4% in 2017. In de tarieven 2017 was hier geen rekening mee gehouden.

FMHaaglanden

Inleiding

FMHaaglanden (FMH) is de professionele dienstverlener voor rijksorganisaties in de Haagse regio. FMH levert werkplekken met faciliteiten die het mogelijk maken dat mensen comfortabel kunnen werken, met aandacht voor service in nabijheid, klanttevredenheid en eenvoud in bekostiging en aansturing. Alle dienstverlening wordt door FMH gecontracteerd en geregisseerd en in samenhang op en rond de werkomgeving aangeboden.

In 2017 levert FMH dienstverlening voor kerndepartementen, uitgezonderd Algemene Zaken, en diverse rijksorganisaties in de regio Den Haag. Voor Financiën levert FMH alleen personenvervoer. FMH is naast dienstverlener ook regievoerder en heeft met de implementatie van DBFMO-contracten op de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 een hybride karakter gekregen.

Producten en diensten

FMH verzorgt producten en diensten zoals: vergaderservices en catering, inrichting van werkplekken, verhuizingen, post en reprografie, kantoorartikelen, schoonmaak, vervoer, gebouwbeheer en onderhoud, verbouwingen, telefonie, veiligheid, receptiediensten en advisering.

Levert FMH een product niet rechtstreeks zelf aan de klant, dan zorgt het voor de benodigde contractuele afspraken met markt- of rijkstoeleveranciers.

Speerpunten 2017

Veranderingen verzorgingsgebied

Rijnstraat 8, onderdeel van het Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag, is grootscheeps verbouwd. Het Rijkskantoor is omgevormd tot een flexibel en duurzaam verzamelgebouw waar meerdere organisaties samenwonen en hun basisvoorzieningen delen. FMH voert in de exploitatiefase het contractmanagement uit en levert daarnaast de diensten post, beveiliging en is verantwoordelijk voor het facilitair contactcentrum. Het samenwonen in één Rijkskantoor met andere organisaties en verschillende behoeftes aan huisvesting en dienstverlening is een uitdaging gebleken. Door een spanningsveld tussen de behoefte van de gebruikers en het gerealiseerde gebouw is er op zowel strategisch als tactisch en operationeel niveau veel werk verricht aan het managen van vraag en aanbod. Het project Optimalisatie en Implementatie Dienstverlening is gestart om de knelpunten die worden ervaren, voor zover mogelijk, op te lossen.

In 2017 zijn naast Rijnstraat 8, de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Raad van de Kinderbescherming aangesloten op de dienstverlening van FMH.

Samenwerking DG Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk (DGVBR) en concerndienstverleners

FMH heeft samen met het RVB en de SSO’s een start gemaakt met de inrichting van integrale ketenprocessen en het ontwikkelen van een relatiemanagementnetwerk. Ook in de opstart van de dienstverlening R8 hebben FMH, het RVB en SSC-ICT nauw samengewerkt.

Naast de samenwerking binnen DGVBR heeft FMH samen met Belastingdienst, Dienst Justitiële Inrichtingen en Rijkswaterstaat als concerndienstverleners (CDV’s) in het LFMO verder gewerkt aan de harmonisatie van de facilitaire dienstverlening.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap FMHaaglanden

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap 2017 FMH (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Baten

       

Omzet moederdepartement

83.103

78.651

– 4.452

78.712

Omzet overige departementen

24.570

40.417

15.847

35.889

Omzet derden

2.294

2.294

564

Rentebaten

Vrijval voorzieningen

5

5

6

Bijzondere baten

Totaal baten

107.674

121.367

13.694

115.171

         

Lasten

       

Apparaatskosten

100.647

112.968

12.321

99.781

– Personele kosten

32.041

36.028

3.987

34.561

Waarvan eigen personeel

25.538

31.217

5.679

29.296

Waarvan externe inhuur

6.502

4.811

– 1.691

5.265

Waarvan overige personele kosten

 

– Materiële kosten

68.606

76.940

8.334

65.220

Waarvan apparaat ICT

60

60

62

Waarvan bijdrage aan SSO's

28.169

39.287

11.118

28.755

Waarvan overige materiele kosten

40.438

37.593

– 2.845

36.403

Rentelasten

357

340

– 17

395

Afschrijvingskosten

6.670

6.615

– 55

7.879

– Immaterieel

– Materieel

6.670

6.615

– 55

7.879

Overige lasten

– Dotaties voorzieningen

– Bijzondere lasten

Totaal lasten

107.674

119.923

12.249

108.054

Saldo van baten en lasten

1.444

1.444

7.117

De toename van de omzet bij de overige departementen is het gevolg van het tegelijkertijd bedienen van de voormalige panden van de departementen Infrastructuur en Waterstaat en Buitenlandse Zaken (Plesmanweg 1–6 (€ 2,4 mln.), Koningskade 4 (€ 1,8 mln.) en Bezuidenhoutseweg 67 (€ 7,6 mln.)) en het huidige pand Rijnstraat 8 (€ 11,4 mln.). In de ontwerpbegroting is geen rekening gehouden met een overlap in de dienstverlening.

Daarnaast is de toename van de omzet het gevolg van wijzigingen in het Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag. Een aantal panden blijft toch in het verzorgingsgebied van FMH.

De omzet derden heeft betrekking op de facilitaire dienstverlening die geleverd wordt aan de Kansspelautoriteit en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Omschrijving

vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Productgroepen

     

Generiek

91.864

108.155

16.291

Specifiek

15.809

13.106

– 2.703

Overige opbrengsten

 

101

101

Totaal

107.674

121.362

13.689

       

Vrijval voorzieningen

5

5

       

Rentebaten

       

Bijzondere baten

       

Totaal baten

107.674

121.367

13.694

Generiek

De Productgroep Generiek is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan in principe gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.

De standaard dienstverlening in de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 die wordt geleverd door de consortia is ook verantwoord onder generieke dienstverlening.

De stijging van de omzet bij de generieke dienstverlening wordt veroorzaakt door een toename in te servicen panden als gevolg van wijzigingen in het Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag. Daarnaast is sprake van een verschuiving van specifieke dienstverleningsafspraken met departementen naar de generieke dienstverlening.

Specifiek

De productgroep Specifiek heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid een prijs per product/dienst betaalt (o.a. catering) en/of producten en diensten waarover tussen opdrachtgever en opdrachtnemer aparte afspraken worden gemaakt (o.a. uitvoering van maatwerkprojecten).

De daling van de omzet bij specifieke dienstverlening komt doordat een belangrijk aandeel van de specifieke dienstverleningsafspraken met departementen onderdeel zijn geworden van de generieke dienstverlening.

Overige opbrengsten

De overige opbrengsten hebben betrekking op verkoop van auto’s.

Personele kosten

De hogere personele kosten zijn met name het gevolg van een toename in facilitaire dienstverlening. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. Dit heeft geleid tot de verschuiving van externe inhuur naar eigen personeel.

Daarnaast heeft de nieuwe CAO Rijksoverheid per 1 januari 2017 (1,4% structurele loonsverhoging) een opwaarts effect op de kosten eigen personeel.

Materiële kosten

De toename van de post bijdrage aan SSO’s heeft betrekking op de dienstverlening van de Rijksbeveiligingsorganisatie en het Rijksvastgoedbedrijf als gevolg van meer te servicen panden en de overname van de dienstverlening van schoonmaak door de Rijksschoonmaakorganisatie.

Saldo van baten en lasten

Door wijzigingen in Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag heeft FMH in 2017 meer panden bediend. De toename in de dienstverlening is ook de oorzaak van de stijging in omzet en kosten. De kosten laten echter een beperktere stijging zien dan de omzet omdat de indirecte kosten niet evenredig meestijgen met de toename in dienstverlening.

Dit heeft geresulteerd in een positief resultaat van circa € 1,4 mln.

Balans per 31 december 2017

Balans per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2017

Balans 2016

Activa

   

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

27.825

31.352

– Grond en gebouwen

– Installaties en inventarissen

27.659

30.986

– Overige materiële vaste activa

166

366

Vlottende activa

40.818

30.443

– Voorraden en onderhanden projecten

– Debiteuren

1.304

1.066

– Overige vorderingen en overlopende activa

23.425

9.111

– Liquide middelen

16.089

20.266

Totaal activa

68.643

61.795

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

7.351

13.052

– Exploitatiereserve

5.907

5.935

– Onverdeeld resultaat

1.444

7.117

Voorzieningen

5

10

Langlopende schulden

21.438

23.964

– Leningen bij het MvF

21.438

23.964

Kortlopende schulden

39.849

24.769

– Crediteuren

20.182

2.178

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

19.667

22.591

Totaal passiva

68.643

61.795

Toelichting

Materiële vaste activa

De investeringen in installaties en inventaris hebben, als gevolg van nieuwe afnemers in 2017, voornamelijk betrekking op de inrichting van de Hoftoren en Turfmarkt 147.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 0,6 mln.), overige departementen (€ 0,6 mln.) en derden (€ 0,1 mln.).

De stijging van het debiteurensaldo wordt voornamelijk veroorzaakt door facturen met een ouderdom van 0–30 dagen.

Overige vorderingen en overlopende activa

De post overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit vooruitbetaalde en vooruitontvangen facturen (€ 0,4 mln.), nog te factureren bedragen (€ 21,8 mln.) en onderhanden werk (€ 1,2 mln.).

Het aandeel van het moederdepartement in de overige vorderingen en overlopende activa is € 10,4 mln., van overige departementen € 10,9 mln. en van derden € 2,1 mln.

De post nog te factureren bedragen is onder te verdelen naar de generieke dienstverlening (€ 19,4 mln.) en specifieke dienstverlening (€ 2,4 mln.). De generieke dienstverlening heeft voornamelijk betrekking op leegstandsbeheer en een deel van de dienstverlening Rijnstraat 8.

Liquide middelen

De rekening courant bij het Ministerie van Financiën per 31 december 2017 bedraagt € 16,1 mln.

Eigen vermogen

De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar.

FMH mag hierdoor een maximum eigen vermogen hebben van € 6,0 mln. Het eigen vermogen ultimo 2017 komt uit op bijna € 7,4 mln. en is € 1,3 mln. hoger dan de maximumomvang. Het surplus op het eigen vermogen zal bij voorjaarsnota 2018 worden afgeroomd door de eigenaar.

Het surplus over 2016 (€ 7,1 mln.) heeft FMH in 2017 afgedragen aan de eigenaar.

Leningen bij het MvF

De leningen hebben betrekking op de overname van activa van aansluitende departementen en investeringen in meubilair en audiovisuele middelen binnen het verzorgingsgebied.

Het beroep op de leenfaciliteit heeft betrekking op deze investeringen.

Crediteuren

Het aandeel in de crediteuren van het moederdepartement is € 18,9 mln., van overige departementen € 0,1 mln., van derden € 1,2 mln.

De stijging wordt veroorzaakt door de in december ontvangen facturen voor beveiliging. De stijging van het crediteurensaldo wordt voornamelijk veroorzaakt door facturen met een ouderdom van 0–30 dagen.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Onder de post nog te betalen zijn alle bedragen opgenomen die (kortlopend) verschuldigd zijn per 31 december 2017 en die niet onder de crediteuren verantwoord zijn.

Het aandeel van het moederdepartement in de overige verplichtingen en overlopende passiva is € 10,9 mln., van overige departementen € 6,2 mln. en derden € 2,6 mln.

De daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de ontvangst van facturen voor beveiliging in december. Ook daalt het saldo omdat de PIOFACH dienstverlening in 2017 vooraf in rekening is gebracht.

Kasstroomoverzicht over 2017

Kasstroomoverzicht over 2017 (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen

12.894

20.266

7.372

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

105.562

108.068

 
 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 99.875

– 99.261

 

2.

Totaal operationele kasstroom

5.688

8.807

3.119

 

Totaal investeringen (-/-)

– 1.600

– 3.261

– 1.661

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

173

173

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.600

– 3.088

– 1.488

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

– 7.145

– 7.145

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 5.688

– 4.851

837

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

1.600

2.100

500

4.

Totaal financieringskasstroom

– 4.088

– 9.896

– 5.808

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln.

12.894

16.089

3.195

Toelichting

Investeringskasstroom

De investeringen hebben betrekking op de aanschaf van meubilair en audiovisuele middelen.

Financieringsstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de afroming van het eigen vermogen vanwege het overschrijden van het toegestane maximum van het eigen vermogen in 2016.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017

Omschrijving generiek deel

 

Vastgestelde begroting

 

2014

2015

2016

2017

2017

Verloop tarieven generieke dienstverlening

98,3

100,0

100,0

96,7

Omzet per productgroep (pxq)

114.587

124.668

115.165

121.362

107.673

*Basis (generiek)1

86.852

95.512

97.639

108.155

91.864

*Basis+ (specifiek)1

5.614

5.525

15.651

13.106

15.809

*Maatwerk

10.042

10.554

     

*Werkelijk

8.151

9.499

     

*Overig

3.928

3.578

1.875

101

 
           

Saldo van baten en lasten (%)

– 1,8%

6,2%

6,2%

1,2%

0,0%

           

Personele kosten als % van de totale kosten

 

29,8%

32,0%

30,0%

31,8%

Materiële kosten als % van de totale kosten

 

70,2%

68,0%

70,0%

68,2%

           

Apparaatskosten (in €)

 

46.605

44.111

45.077

36.818

Klanttevredenheid

nvt

tevreden

nvt

nvt

tevreden

Tevredenheid specifieke diensverlening (maatwerk)

 

7,6

8,0

7,7

 

Medewerkerstevredenheid

tevreden

nvt

tevreden

nvt

nvt

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

414

426

439

451

432

X Noot
1

Vanaf 2016 maakt FMH onderscheid in generieke en specifieke dienstverlening

Toelichting

Verloop tarieven generieke dienstverlening

De eigenaar heeft met FMH een jaarlijkse efficiencytaakstelling op het apparaat afgesproken van 1,5%. FHH heeft deze taakstelling verwerkt in de tarieven.

In 2017 heeft een evaluatie van de centrale bekostiging plaatsgevonden voor een periode tot en met 2020. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de tarieven. Aangezien de aanpassing het gevolg is van ontwikkelingen in zowel prijs als de afname van dienstverlening (uitbreiding werkplekken en uitbreiding/intensivering van de te leveren producten/diensten) geeft een vergelijk met 2016 een vertekend beeld. Het jaar 2017 moet dan ook gezien worden als het nieuwe basisjaar.

Omzet per productgroep

De toename van de omzet bij generieke dienstverlening is met name het gevolg van een toename in te servicen panden als gevolg van wijzigingen in het Masterplan Kantoorhuisvesting Den Haag. Daarnaast is sprake van een verschuiving van specifieke dienstverleningsafspraken met departementen naar de generieke dienstverlening.

Klanttevredenheid

In 2017 is gewerkt aan de doorontwikkeling van iKTO. Het volgende iKTO wordt volgend jaar afgenomen.

Tevredenheid maatwerk

Na de afronding van een project wordt een evaluatieformulier naar de klant gestuurd. De klant waardeert de uitvoering van maatwerkprojecten gemiddeld met een 7,7. Dit ligt ruim boven de norm (7,0).

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. De hogere ambtelijke bezetting is dan ook het gevolg van een verschuiving van externe inhuur naar ambtelijk personeel.

Shared Service Centrum (SSC-ICT)

Inleiding

SSC-ICT is de rijksbrede shared service organisatie die de Rijksdienst ontzorgt met generieke en gemeenschappelijke ICT oplossingen. SSC-ICT levert generieke Rijksbrede toepassingen als Rijksportaal en de Samenwerkingsruimte.

Daarnaast verzorgt SSC-ICT voor de aangesloten departementen de telecommunicatie, hosting van bedrijfsspecifieke applicaties en op de Digitale Werkplekomgeving Rijk (DWR) gebaseerde kantoorautomatisering. Dit betreft alle departementen met uitzondering van de ministeries van Economische Zaken (EZ), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) en Defensie.

2017 was een van de meest uitdagende jaren in de jonge geschiedenis van SSC-ICT. De missie luidt: «Partner van en voor het Rijk. Wij zijn er altijd». De afronding van de interne reorganisatie («Basis op orde»), de opbouw van het Overheidsdatacentrum (ODC) en de transitie van diverse decentrale datacentra, het tegelijkertijd continueren van de dienstverlening, maar ook het verbeteren van die dienstverlening en het adequaat reageren op diverse incidenten en verstoringen, was met recht uitdagend.

Met de verdeling van de dienstverlening naar vier servicedomeinen: Rijkswerkomgeving, Applicaties, Locatie gebonden Services en Housing & Hosting, wordt een breed portfolio aan diensten aan de klanten geboden. Met DWR-Next is een vooruitstrevende digitale werkomgeving gerealiseerd en uitgerold binnen de Rijksdienst. Met het mobile only werken in de Rijnstraat is een belangrijke vernieuwing gerealiseerd. Dat geldt ook voor de in eigen huis ontwikkelde apps, de Plekchecker, de PandInfo-app en de ServiceInfo-app. Die worden steeds meer agile ontwikkeld, samen met de klant op basis van concrete behoeften. Tot slot is met het ODC een enorme stap voorwaarts gemaakt. Het Programma Migratie ODC en inrichting ICT-dienstverlening (PMI) is afgerond en opgeleverd, en in januari 2018 is datazaal 3 geopend. Dit alles is gerealiseerd, met een organisatie die nog in opbouw is.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap SSC-ICT

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap SSC-ICT (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

 

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

2017

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

 

Baten

         

Omzet moederdepartement

36.400

57.706

21.306

45.282

 

Omzet overige departementen

197.997

184.338

– 13.659

189.462

*

Omzet derden

318

318

 

Rentebaten

 

Vrijval voorzieningen

1.751

1.751

 

Bijzondere baten

6.532

6.532

1.626

 

Totaal baten

234.397

250.646

16.249

236.370

*

           

Lasten

         

Apparaatskosten

199.500

211.638

12.138

215.754

 

– Personele kosten

108.900

121.347

12.447

123.046

 

Waarvan eigen personeel

62.655

66.744

4.089

55.502

 

Waarvan inhuur externen

46.245

51.170

4.925

65.087

 

Waarvan overige personele kosten

3.453

3.453

2.457

 

– Materiële kosten

90.600

90.291

– 309

92.708

 

Waarvan apparaat ICT

65.300

75.339

10.039

77.484

 

Waarvan bijdrage aan SSO's

17.300

13.010

– 4.290

13.791

 

Waarvan overige materiële kosten

8.000

1.942

– 6.058

1.433

 

Rentelasten

250

46

– 204

98

 

Afschrijvingskosten

34.647

45.858

11.211

30.324

 

– Materieel

34.647

39.696

5.049

26.789

*

Waarvan apparaat ICT

         

– Immaterieel

6.162

6.162

3.535

*

Overige lasten

30.814

30.814

8.585

 

– Dotaties voorzieningen

13.435

13.435

8.400

 

– Bijzondere lasten

17.379

17.379

185

 

Totaal lasten

234.397

288.356

53.959

254.761

 

Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening

 

– 37.710

– 37.710

– 18.391

*

Agentschapsdeel Vpb baten

6

6

– 

 

Saldo van baten en lasten

– 37.704

– 37.704

– 18.391

*

Toelichting

Het verlies over 2017 komt uit op € 37,7 mln. Dit bedrag wordt vooral verklaard door de boekhoudkundige verwerking van extra licenties die zijn aangeschaft voor inzet binnen de gehele Rijksoverheid. Omdat het op dit moment nog onmogelijk is een betrouwbare schatting te maken van de toekomstige opbrengsten, kan conform de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, geen activatie van die licenties plaatsvinden. Dit gegeven leidt tot een eenmalige resultaatsverslechtering over 2017 (€ 14,2 mln.). Gekoppeld aan de licenties dienen ook meerjarige onderhoudskosten hierbij betrokken te worden. Ook deze kosten vallen in 2017 (€ 13,9 mln.).

Hiernaast ligt de verklaring in het incidentele tekort op PMI (€ 5,5 mln.) en de incidentele kosten van het programma organisatieontwikkeling (€ 2,2 mln.). Ook is rekening gehouden met de onvermijdbare kosten die in 2018 gaan komen voor de migratie van de resterende datacentra (€ 2,3 mln.). Deze kosten worden in 2017 gedoteerd aan de nieuw gevormde voorziening Migratie Datacenters. Verder hebben wij eenmalig een bedrag ontvangen van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) (0,4 mln.).

Bovenstaande oorzaken verklaren het verlies 2017. In 2017 hebben zich daarnaast diverse zaken voorgedaan die per saldo nagenoeg neutraal uitpakten. Het gaat hier bijvoorbeeld om de forse toename van de activa, waarvan de afschrijvingen doorbelast worden aan de klanten. De verrekensystematiek is dat de doorbelasting tweemaal per jaar plaatsvindt, op basis van tellingen in januari en juni. Als nadien het aantal devices per klant stijgt, zoals bijvoorbeeld bij de openstelling van de Rijnstraat 8 het geval was, financiert SSC-ICT maximaal een half jaar de kosten voor. Aan het einde van de afschrijvingstermijn wordt dit weer ingelopen. In het algemeen geldt dan ook dat bij groei, tijdelijk sprake is van kosten die (nog) niet gedekt worden. De inzet op verambtelijking heeft ertoe geleid dat de totale personele lasten en de materiële kosten gedaald zijn ten opzichte van 2016.

Behalve het resultaat over 2017, is het van belang om te melden dat er een correctie heeft plaatsgevonden op de beginbalans. Het betrof een ten onrechte als omzet 2016 meegenomen voorschot, voor de aanleg van een tweede netwerk in de Rijnstraat 8 in 2017, ter grootte van € 2,1 mln. Door deze boeking waren omzet en resultaat te hoog meegenomen in de Jaarrekening over 2016. Deze fout is in de Jaarrekening 2017 hersteld door correctie van de ter vergelijking opgenomen cijfers, gemarkeerd met een asterisk (*), conform Richtlijn 150.2 Foutherstel.

(Bedragen x € 1.000)

Oorspronkelijk verantwoord eigen vermogen per 31 december 2016

€ 15.230 -/-

Correctie per 1 januari 2017

€ 2.100 -/-

Gecorrigeerde stand eigen vermogen per 1 januari 2017

€ 17.330 -/-

Een reclassificatie van software en licenties heeft plaatsgehad zodat voldaan wordt aan de criteria van de Richtlijnen van de Jaarverslaggeving. Dit betekent dat voor vergelijkingsdoeleinden, vanwege de reclassificatie van software en licenties van Materiële vaste activa naar Immateriële vaste activa, de cijfers van 2016 gemarkeerd met een asterisk (*) hiertoe zijn aangepast. De afschrijvingskosten van software en licenties van € 3.535 mln. zijn van afschrijvingskosten materieel overgebracht naar afschrijvingskosten immaterieel. Dit heeft dan ook geen resultaatseffect. Dit geldt ook voor de Balans.

Baten

De totale baten zijn, ten opzichte van de ontwerpbegroting, met € 16,2 mln. gestegen. Dit wordt naast een aantal bijzondere baten (€ 6,5 mln.), verklaard door een hogere klantafzet (€ 5,4 mln.) vanwege hogere tarieven in 2017. Hiernaast zijn er meer devices afgenomen onder andere vanwege het doorvoeren van het zogenaamde mobile only concept in de Rijnstraat 8.

De stijging van de omzet moederdepartement, ten opzichte van de begroting, wordt verklaard doordat BZK meer (gemeenschappelijke) dienstverlening heeft afgenomen en er meer projecten zijn uitgevoerd, waaronder de opening van de Rijnstraat 8.

In onderstaande tabel is de omzet uitgesplitst naar de drie hoofdcategorieën, generiek, gemeenschappelijk en specifiek.

x € 1.000

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Realisatie 2016

 
 

Generiek

0

11.514

12.105

 
 

Gemeenschappelijk

0

191.903

168.293

 
 

Specifiek

0

38.945

54.346

*

Totaal

234.397

242.362

234.744

*

De hogere totale omzet ten opzichte van de ontwerpbegroting, wordt vooral verklaard door de hogere tarieven die in 2017 zijn doorberekend aan de afnemers. Dit verklaart mede de hoger dan begrote gemeenschappelijke omzet, welke verder verhoogd wordt door de overgang van specifieke omzet (maatwerk) zoals de hosting van P-Direkt en de dienstverlening aan de IND naar gemeenschappelijk.

Bijzondere baten

x € 1.000

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Realisatie 2016

 

Bijzondere baten

0

6.532

1.626

         

Totaal

0

6.532

1.626

De bijzondere baten betreffen naast diverse kleine posten (samen € 1,0 mln.), ook vrijval uit het zogenaamde TBGI middelen voor Doorontwikkeling van Rijksbrede ICT en de Rijkspas. Na afstemming met CIO Rijk bleek dat SSC-ICT in het verleden te weinig onttrokken had (€ 4,2 mln.). Hiernaast heeft SSC-ICT in 2017, een eenmalige algemene inkoopkorting ontvangen (€ 1,3 mln.). Omdat het een eenmalig voordeel betrof, wordt dit als bijzondere bate aangemerkt.

Lasten

De gerealiseerde totale lasten in 2017, zijn circa € 54,0 mln. hoger dan de ontwerpbegroting. Dit bedrag wordt vooral verklaard door de onder saldo van Baten en Lasten, toegelichte boekhoudkundige verwerking van extra licenties (€ 28,1 mln.) en de overige lasten (€ 2,7 mln.). Hiernaast is de stijging gerelateerd aan gestegen personele lasten (€ 12,4 mln.) en hogere afschrijvingen (€ 11,2 mln.).

Personele lasten

De personele lasten zijn hoger dan begroot. De verklaring ligt in meer dienstverlening dan verwacht. Dit heeft met name gezorgd voor extra externe inhuur. Hiernaast is de werving van ambtelijk personeel voorspoediger verlopen dan aangenomen in de ontwerpbegroting.

Afschrijvingen

De afschrijvingskosten en dan specifiek de afschrijvingen op immateriële activa, zijn gestegen door de ontwikkeling van nieuwe diensten zoals DWR-Next en Sina. Hiernaast zijn er, meer dan verwacht, mobiele devices uitgeleverd die tot hoger dan geraamde afschrijvingen op materiële activa leiden.

Overige lasten

De overige lasten bestaan vrijwel volledig uit een dotatie aan de voorziening migratie datacentra. Dit ter dekking van de kosten verbonden aan de restactiviteiten PMI, na overdracht aan de lijn.

Bijzondere lasten

x € 1.000

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2017

Realisatie 2016

 

Resultaat desinvesteringen

320

174

 

Dotatie voorziening dubieuze debiteuren

 

Nagekomen lasten vorige boekjaren

 

Overige bijzondere lasten

17.059

11

 

Totaal

17.379

185

De bijzondere lasten zijn toegelicht onder het saldo van Baten en Lasten. Hiernaast vinden desinvesteringen plaats van met name devices die vervroegd worden afgeschreven, bijvoorbeeld vanwege diefstal of verlies, maar ook bij dusdanige beschadiging dat ze niet langer bruikbaar zijn.

Balans per 31 december 2017

Balans per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2017

Balans 2016

 

Activa

     

Immateriële vaste activa

28.426

13.472

*

       

Materiële vaste activa

97.672

70.065

*

– Grond en gebouwen

 

– Installaties en inventarissen

2.108

2.400

 

– Overige materiële vaste activa

95.564

67.665

*

       

Vlottende activa

55.418

50.107

 

– Voorraden en onderhanden projecten

5

5

 

– Debiteuren

12.682

15.077

 

– Overige vorderingen en overlopende activa

39.326

26.380

 

– Liquide middelen

3.405

8.645

 

Totaal activa

181.516

133.644

 
       

Passiva

     

Eigen Vermogen

– 39.804

– 17.330

*

– Exploitatiereserve

– 2.100

1.061

 

– Onverdeeld resultaat

– 37.704

– 18.391

*

       

Voorzieningen

13.435

8.400

 
       

Langlopende schulden

     

– Leningen bij het MvF

72.436

50.246

 
       

Kortlopende schulden

135.449

92.329

*

– Crediteuren

32.830

19.464

 

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

102.619

72.865

*

Totaal passiva

181.516

133.644

 

Toelichting

In 2017 heeft een reclassificatie van software en licenties plaatsgehad zodat voldaan wordt aan de criteria van de Richtlijnen van de Jaarverslaggeving. Dit betekent dat voor vergelijkingsdoeleinden, vanwege de reclassificatie van software en licenties van Materiële vaste activa naar Immateriële vaste activa, de cijfers van 2016 gemarkeerd met een asterisk (*) hiertoe zijn aangepast. De boekwaarde van software en licenties van € 10,5 mln. zijn van Materiële vaste activa overgebracht naar Immateriële vaste activa.

In 2017 heeft een correctie plaatsgevonden vanwege een foutieve boeking in 2016 ter grootte van € 2,1 mln. Door deze boeking, een voorschot dat ten onrechte als omzet is meegenomen, waren omzet en resultaat over 2016 te hoog meegenomen in de jaarrekening over 2016. Deze fout is in de jaarrekening 2017 hersteld door correctie van de ter vergelijking opgenomen cijfers, gemarkeerd met een asterisk (*), conform Richtlijn 150.2 Foutherstel.

Activa

Immateriële vaste Activa

In 2017 zijn naast de ontwikkelde nieuwe diensten DWR Next (werkomgeving) en Sina (beveiligde werkomgeving voor BZ), ook de kosten van licenties en software opgenomen als immateriële activa, waar deze voorheen onder materiële vaste activa werden gepresenteerd.

Materiële vaste activa, overige vorderingen en overlopende activa

In 2017 is vanwege de uitbreiding van het Rijksbrede mobiele werken, fors geïnvesteerd in meer laptops, devices en telefoons. Hiernaast is geïnvesteerd in de vervanging en uitbreiding van de hardware in de datacentra. Dit verklaart de toename van de materiële vaste activa. De stijging van de overige vorderingen en overlopende activa wordt verklaard door de toename van vooruitbetaalde kortlopende licenties en de daaraan verbonden onderhoudscontracten.

Vlottende activa

Het saldo van de debiteuren kan als volgt worden gespecificeerd:

x € 1.000
 

31-12-2017

31-12-2016

Moederdepartement

1.907

1.824

Overige ministeries

12.496

14.781

Agentschappen

376

569

Derden

 

14.779

17.174

-/- Voorziening dubieuze debiteuren

– 2.097

– 2.097

Totaal

12.682

15.077

De totale stand van debiteuren neemt af mede vanwege extra aandacht voor de afwikkeling van oude facturen. Ten aanzien van de voorziening dubieuze debiteuren geldt dat per vordering wordt bezien of er dispuut bestaat over de betaling van de vordering, en zo ja, wat de kans is dat de vordering niet betaald wordt. Voor 2017 is besloten geen dotatie door te voeren, waardoor het saldo ongewijzigd blijft ten opzichte van 2016.

De vlottende activa als geheel nemen toe door de vooruitbetaalde licentiekosten. Hiernaast nemen de liquide middelen af vanwege het over 2017 gerealiseerde verlies en de toename van de vooruitbetaalde kosten.

De overige vorderingen en overlopende activa zijn als volgt uit te splitsen:

x € 1.000
 

31-12-2017

31-12-2016

Vooruitbetaalde kosten

28.830

19.923

Overige vorderingen

343

201

Nog te factureren projecten

10.153

6.256

Totaal

39.326

26.380

x € 1.000
   

31-12-2017

Naar afnemersgroep:

   
     

Overige vorderingen en overlopende activa Moederdepartement

 

4.946

Overige vorderingen en overlopende activa overige ministeries

 

5.218

Overige vorderingen en overlopende activa derden

 

29.162

   

39.326

De categorieën van de nog te ontvangen en vooruitbetaalde bedragen worden als volgt toegelicht:

  • Vooruitbetaalde kosten

    De toename van de vooruitbetaalde kosten (€ 8,8 mln.) ten opzichte van 2016, wordt vooral verklaard door de toename van beperkt geldige licenties (de eeuwigdurende licenties worden geactiveerd als Immateriële activa) en de onderhoudskosten behorend bij alle licenties. Deze zorgen voor de toename in de vooruitbetaalde kosten.

  • Overige vorderingen

    De overige vorderingen betreffen naast de voorschotten aan medewerkers o.a. vanwege buitenlandse dienstreizen ook de te vorderen vennootschapsbelasting 2017 van € 6.178.

  • Nog te factureren projecten (onderhanden Werk)

    De nog te factureren projecten bestaan vooral uit nog te factureren DFA bedragen (€ 2,7 mln.), Basis+ (€ 3,4 mln.) en Maatwerk (€ 3,2 mln.). Over 2016 is deze uitsplitsing niet beschikbaar en kan geen vergelijk gemaakt worden.

Passiva

Eigen vermogen

x € 1.000

Jaar

Omzet

Resultaat

%

 

2017

242.362

– 37.704

– 15,6%

 

2016

234.744

– 18.391

– 7,8%

*

2015

216.791

– 6.429

– 3,0%

 
x € 1.000
 

Vermogensmutatie

2016

Mutatie

2017

 

Stand per 1 januari

1.061

– 18.391

– 17.330

*

           
 

Toevoeging door moederdepartement

15.230

15.230

 
 

Exploitatieresultaat 2016

– 18.391

18.391

*

 

Onverdeeld resultaat 2017

– 37.704

– 37.704

 
           

Stand per 31 december

– 17.330

– 22.474

– 39.804

*

In 2017 heeft een correctie plaatsgevonden vanwege een foutieve boeking in 2016 ter grootte van € 2,1 mln. zoals toegelicht onder saldo van Baten en Lasten.

Conform de Regeling agentschappen, zuivert de eigenaar het ontstane negatieve Eigen Vermogen, uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2018, aan tot minimaal nihil.

Voorzieningen

x € 1.000
   

Stand per

31-12-2016

Vrijval 2017

Dotatie 2017

Onttrekking 2017

Stand per

31-12-2017

 

Voorziening ODC

8.400

– 1.752

 

– 6.648

0

 

Voorziening migratie datacenters

   

2.293

 

2.293

 

Voorziening onderhoud licenties

   

11.142

 

11.142

             

Totaal

8.400

– 1.752

13.435

– 6.648

13.435

De voorziening Overheidsdatacentrum (ODC) is getroffen om de kosten van de verhuizing van de ICT-infrastructuur naar het ODC te dekken. De activiteiten vinden plaats onder aansturing van het Programma Migratie Infrastructuur (PMI). Aan PMI is eind 2017 decharge verleend en is het programma opgeheven. Hierom wordt ook de voorziening ODC opgeheven. De resterende activiteiten worden in de lijn voortgezet. Hiertoe wordt een nieuwe voorziening gevormd, de voorziening migratie datacenters.

Langlopende schulden

De investering in hardware (devices en datacenter hardware) maar ook de vervanging van reeds afgeschreven activa, zorgde voor een groter beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën en daarmee de stijging van de leningen.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden nemen toe ten opzichte van 2016, dit wordt verklaard door de toegenomen crediteurenstand vanwege één grote openstaande factuur die, volgens de overeengekomen betaaltermijn, op 31 december 2017 nog niet voldaan hoefde te zijn. Hiernaast worden de hogere kortlopende schulden, verklaard door de aflossingsverplichting van leningen aan het Ministerie van Financiën.

De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:

x € 1.000
   

31-12-2017

31-12-2016

 

Crediteuren moederdepartement

3.000

6.046

 

Crediteuren overige ministeries

194

20

 

Crediteuren derden

29.636

13.398

 

Betalingen onderweg

       

Totaal

32.830

19.464

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Deze post bestaat uit de volgende onderdelen:

x € 1.000
 

31-12-2017

31-12-2016

Aflossing leningen MvF in 2018

53.662

41.176

Aflossing leningen MvF in 2018 ivm overbelening

23.401

0

Nog af te dragen belastingen

65

0

Nog te ontvangen facturen

16.563

13.626

Nog te verrekenen

1.775

7.502

Vooruitgefactureerd

1.788

6.444

Opgebouwde rechten personeel

5.153

3.903

Overlopende passiva

212

214

     

Totaal

102.619

72.865

De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:

x € 1.000

Overige verplichtingen en overlopende passiva Moederdepartement

13.054

Overige verplichtingen en overlopende passiva Overige Ministeries

79.187

Overige verplichtingen en overlopende passiva Derden

10.378

 

102.619

Kasstroomoverzicht over 2017

Kasstroomoverzicht over 2017 (bedragen x € 1.000)
   

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie 2017

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen

17.000

8.645

– 8.355

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

58.126

 
 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

 

– 48.255

 

2.

Totaal operationele kasstroom

34.647

9.871

– 24.776

 

Totaal investeringen (-/-)

– 42.514

– 88.738

– 46.224

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

320

320

3.

Totaal investeringskasstroom

– 42.514

– 88.418

– 45.904

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

15.230

15.230

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 34.647

– 34.963

– 316

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

42.514

93.040

50.526

4.

Totaal financieringskasstroom

7.867

73.307

65.440

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln.

17.000

3.405

– 13.595

Toelichting

Ondanks het totale tekort van € 37,7 mln., komt de operationele kasstroom over 2017 uit op € 9,9 mln. positief. De belangrijkste reden hiervoor ligt besloten in de afschrijvingen. De afschrijvingen leiden immers niet tot een kasstroom. De operationele kasstroom kent onderstaande opbouw:

Specificatie operationele kasstroom (bedragen x € 1.000)

Saldo van baten en lasten

– 37.704

+ Afschrijvingen

45.858

+ Afname balanspost liquide middelen excl. RHB of

-/- Toename balanspost liquide middelen excl. RHB

+ Afname balanspost kortlopende voorraden

-/- Toename balanspost kortlopende voorraden

+ Afname balanspost kortlopende vorderingen

-/- Toename balanspost kortlopende vorderingen

– 10.551

+ Toename balanspost voorzieningen

5.035

-/- Afname balanspost voorzieningen

+ Toename balanspost kortlopende schulden

7.233

-/- Afname balanspost kortlopende schulden

   

Totaal operationele kasstroom

9.871

De investeringen in ICT goederen (hard- en software) in 2017 bedroegen € 88,7 mln. De investeringen zijn per saldo hoger dan begroot. Dit heeft naast de toename van de waarde, door duurdere en meer devices zoals laptops, telefoons en ipads, vooral te maken met hogere investeringen in server gerelateerde hardware en de bijbehorende licenties, de vervanging van reeds afgeschreven activa en de eerder toegelichte toename van de Immateriële vaste Activa.

De eenmalige storting door het moederdepartement betrof de aanvulling van het negatieve eigen vermogen, dat was veroorzaakt door het verlies over 2016. Het hoger dan geraamde beroep op de leenfaciliteit is het gevolg van de extra investeringen in 2017.

De stand van de rekening-courant RHB per 31 december 2017 ad € 3,4 mln. is de resultante van het behaalde resultaat en het saldo van de in deze jaren opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

SSC-ICT is de rijksbrede shared service organisatie die de Rijksdienst ondersteunt met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. Door de inzet van moderne ICT hulpmiddelen wordt de doelmatigheid van de Rijksdienst vergroot. Met de bundeling van ICT taken binnen SSC-ICT wordt de in de projecten 4 en 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst beoogde efficiencyslag gerealiseerd.

Doelmatigheidskengetallen

Onderstaand worden de doelmatigheidskengetallen gepresenteerd. Het generieke en specifieke deel in onderstaande tabel bevat de in de Ontwerpbegroting opgenomen kengetallen. Inherent aan het shared service karakter gelden deze voor het hele jaar en zijn ze voor alle opdrachtgevers hetzelfde.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Vastgestelde begroting 2017

 

Omschrijving Generiek Deel

         

Taakstellende tariefverlaging

3,0%

1,5%

0,0%

0,0%

 
           

Kostprijs voor beheertaken (werkplektarief)

1.935

1.470

1.570

1.470

 

Kostprijs backend werkomgeving

 

670

780

670

 

Kostprijs locatiegebonden werkplek

 

650

680

650

 

Kostprijs Kiosk PC incl monitor

 

310

270

310

 
           

Totale omzet per product of dienst

216.791

234.744

242.362

226.397

*

Generiek (infrastructuur, rijksportaal en

samenwerkfunctionaliteit, ODC DH km²)

14.046

12.105

11.514

14.000

 

Gemeenschappelijk (basis kantoorautomatisering + hosting)

118.904

168.293

191.903

121.097

 

Specifiek (plusdiensten en maatwerk)

83.841

54.346

38.945

91.300

*

           

Formatie en bezetting

         

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

650,0

720,2

834,4

795,1

 

Aantal externe FTE's in % van de totale FTE’s

51,0%

37,0%

27,9%

28,9%

 
           

Saldo van baten en lasten (%)

– 3,0%

– 7,8%

– 15,6%

0,0%

*

           

Klanttevredenheid (KTO)

7

7

6,9

7

 

Medewerkertevrededenheid (MTO)

7

NB

6,8

7

 
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Vastgestelde begroting 2017

 

Omschrijving Specifiek Deel- ICT Diensten

         

Beschik-/betrouwbaarheid basisfunctionaliteit

100,0%

100,0%

100,0%

99,9%

 

Geleverd binnen gestelde termijn

85,0%

91,0%

90,0%

90,0%

 

Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd

91,0%

88,0%

87,0%

90,0%

 
           

Kwaliteit beantwoorden vragen

         

– beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd

85,0%

99,0%

97,0%

95,0%

 

– direct beantwoorden helpdeskvragen

67,0%

88,2%

86,0%

80,0%

 

In de Rijksbegrotingvoorschriften wordt aangegeven dat de reeksen meerjarig worden toelicht, echter omdat SSC-ICT in 2014 nog bestond uit twee afzonderlijke onderdelen, zijn deze gegevens voor dat jaar niet voorhanden.

Toelichting generiek deel doelmatigheidsindicatoren

In 2017 gold geen taakstelling voor SSC-ICT. De tarieven 2017 zijn ten opzichte van 2016 gestegen om een aantal redenen. De technische uitwerking van de nieuwe DWR Next werkomgeving, zorgt ervoor dat er meer rekenkracht geleverd wordt vanuit het datacentrum (wat leidt tot een duurder account), en minder rekenkracht door de thin client, of laptop die op het bureau van de Rijksambtenaar te vinden is (wat leidt tot een goedkopere kiosk pc of laptop).

De totale baten komen hoger uit dan begroot in de ontwerpbegroting. Behalve de prijsverschillen die de stijging ten opzichte van de realisatie over 2016 verklaren, is de dienstverlening uitgebreid met bijvoorbeeld de IND, wat nog niet verwerkt was in de ontwerpbegroting.

Het aantal ambtelijke fte is harder gestegen dan was voorzien in de ontwerpbegroting, de verambtelijking is succesvoller geweest en ook is de werving voor vacatures succesvoller gebleken. Beide effecten zorgen voor de extra stijging van ambtelijk personeel. Bijkomend effect is dat het aandeel extern personeel hierdoor sterker gedaald.

Toelichting specifiek deel doelmatigheidsindicatoren

De afwijking van de gerealiseerde kengetallen is beperkt, hierom is geen nadere toelichting opgenomen.

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

Inleiding

Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert ruim 12 miljoen vierkante meter gebouwen en circa 91.000 hectare grond en zet dit vastgoed in voor de realisatie van rijksoverheidsdoelen, in samenwerking met, en met het oog voor de omgeving. Hiertoe zorgt het Rijksvastgoedbedrijf voor o.a.:

  • de rijkshuisvesting via kantoren en specialties;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van monumenten in beheer van het Rijksvastgoedbedrijf;

  • het onderhoud aan en beheer van Defensiegebouwen en -terreinen;

  • projectontwikkeling en nieuwbouw voor Defensie;

  • de doelmatige verkoop en waar mogelijk ingebruikgeving van overtollig rijksvastgoed;

  • de uitgifte in pacht van rijksgronden;

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf 2017

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap RVB 2017 (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Baten

       

Omzet moederdepartement

31.579

24.312

– 7.267

33.731

Omzet overige departementen

1.099.653

1.015.083

– 84.570

1.008.414

Omzet derden

117.073

47.980

– 69.093

83.173

Rentebaten

317

317

1.672

Vrijval voorzieningen

21.363

21.363

21.280

Bijzondere baten

37.233

88.589

51.356

176.834

Totaal baten

1.285.538

1.197.644

– 87.894

1.325.104

         

Lasten

       

Apparaatskosten

213.326

235.036

21.710

219.164

– Personele kosten

162.649

180.631

17.982

165.970

Waarvan eigen personeel

135.725

161.231

25.506

144.598

Waarvan externe inhuur

20.000

19.291

– 709

20.614

Waarvan overige personele kosten

6.924

109

– 6.815

758

– Materiële kosten

50.677

54.405

3.728

53.194

Waarvan apparaat ICT

22.047

25.994

3.947

25.449

Waarvan bijdrage aan SSO's

Waarvan overige materiele kosten

28.630

28.411

– 219

27.745

Rentelasten

77.573

70.955

– 6.618

59.500

Afschrijvingskosten

282.400

295.014

12.614

261.744

– Materieel

295.014

295.014

261.744

Waarvan apparaat ICT

– Immaterieel

Overige lasten

712.239

541.747

– 170.492

707.586

– Dotaties voorzieningen

11.000

28.547

17.547

12.816

– Bijzondere lasten

701.239

513.200

– 188.039

694.770

Totaal lasten

1.285.538

1.142.752

– 142.786

1.247.994

Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen

54.892

54.892

77.110

Agentschapsdeel Vpb lasten

750

750

Saldo van baten en lasten

54.142

54.142

77.110

Toelichting

Baten

Omzet

Omzet moederdepartement

Onder de omzet moederdepartement worden de bijdragen van het Ministerie van BZK verantwoord voor de taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (onder andere de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de inputfinanciering buiten de huur- en verhuurrelatie. Hieronder vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2017 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement. In 2017 is sprake van een lagere omzet dan begroot vanwege een lagere lumpsumbijdrage van BZK.

De specificatie van deze omzet is als volgt:

Specificatie omzet moederdepartement (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2017

Realisatie 2016

Omzet activiteiten hoofdstuk 18

11.461

12.983

Architectuurbeleid

2.308

2.918

Beleidsondersteuning

962

1.765

Inputonderzoek

324

70

Coord. Rijksopdrachtgeverschap bouw

– 188

45

Energiebeparing Rijkshuisvesting

3.649

1.925

Beheer MEF-monumenten

4.406

6.260

Bijdrage BZK

11.725

20.748

ICRV

0

0

Omzet uren verkopen BZK

1.126

0

Totaal

24.312

33.731

Omzet overige departementen

Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de Ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder het honorarium aan Defensie.

De gerealiseerde omzet is lager dan begroot. Het effect van de stijging van de opbrengsten uit verhuur (zie toelichting omzet per product, verhuur) is niet zichtbaar omdat programmagelden Defensie die wel zijn begroot (voor een bedrag van € 141,3 mln.) niet in de realisatie zijn verantwoord. Dit laatste is een resultaatneutrale presentatiewijziging waardoor zowel de omzet als de lasten lager zijn.

Omzet derden

Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De realisatie is lager dan begroot omdat in de begroting rekening was gehouden met een hoger volume aan verkopen via het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV).

Omzet per product

De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:

  • a. Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.

  • b. Verhuur: betreft terbeschikkingstelling intern Rijk van kantoren en specialties, terbeschikkingstelling bijzondere specialties, externe ingebruikgeving en aanvullende dienstverlening binnen het rijkshuisvestingstelsel.

  • c. Beheer, expertise, advies en projectontwikkeling: betreft gebieds- en projectontwikkeling, verwerving, beheer van gebouwen in eigendom van het Ministerie van Defensie, expertise en advies, strategische advisering en ondersteuning van beleidsdirecties.

  • d. Overige producten: betreft afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen.

Specificatie omzet per product (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2017

Realisatie 2016

Verkoop

43.210

78.298

Verhuur

956.985

962.665

Beheer, expertise, advies en projectontwikkeling

85.980

83.195

Overige producten

1.200

1.160

Totaal

1.087.375

1.125.318

Verkoop

In de begroting was rekening gehouden met een hoog volume aan verkopen via het KORV. De verkooprealisatie 2017 heeft voor het overgrote deel betrekking op dossiers die al voor de start van KORV aan het Rijksvastgoedbedrijf waren overgedragen.

Verhuur

In 2017 zijn meer m2 verhuurd dan was voorzien in de begroting.

Beheer, expertise, advies en projectontwikkeling

De omzet is lager dan begroot omdat, als gevolg van een presentatiewijziging, programmagelden Defensie die wel zijn begroot niet in de realisatie zijn opgenomen.

Rentebaten

Er zijn geen rentebaten begroot. De gerealiseerde rentebaten bestaan met name uit € 0,1 mln. rente over de depositorekening en € 0,2 mln. overige rentebaten.

Vrijval voorzieningen

Er is geen vrijval begroot. Bij de actualisatie van de voorzieningen is in totaal voor € 21,4 mln. vrijgevallen. Hiervan betreft € 10,3 mln. vrijval op de voorziening geschillen en rechtsgedingen en € 10,8 mln. op de voorziening asbest.

Bijzondere baten

Specificatie bijzondere baten (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2017

Realisatie 2016

(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen

31.683

33.270

Overige baten

56.906

143.564

Totaal

88.589

176.834

Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen

In totaal kon voor € 31,7 mln. aan eerdere afwaarderingen op de voorraad te verkopen onroerend goed vervallen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het terugnemen van 1 object.

Overige baten

De post overige baten bestaat met name uit de mutaties van onderhanden werk en onderhanden projecten en het geactiveerde honorarium.

De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar inclusief de mutatie in de voorziene verliezen. De overige baten waren in 2016 fors hoger door een hogere mutatie onderhanden werk in dat jaar die met name werd veroorzaakt door de terugneming van een eerdere afwaardering op de voorraad onderhanden werk van € 86,5 mln.

Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op het voor eigen rekening ontwikkelen van onroerend goed aan de hand van een functioneel programma van eisen. Het toegerekende honorarium (uren vermenigvuldigd met uurtarief) aan deze vastgoedinvesteringen wordt maandelijks gerealiseerd.

Onder de overige baten is voorts opgenomen een bedrag van € 1,8 mln. inzake nazorgresultaten en € 18,2 mln. aan diverse baten waaronder een aantal nagekomen baten en vrijval van een aantal kortlopende schulden. Deze posten waren niet begroot.

Lasten

Apparaatskosten

De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 125,7 mln. lonen, € 12,9 mln. sociale lasten, € 17,0 mln. pensioenlasten en € 5,6 mln. aan personele exploitatie. Het gemiddelde aantal gedurende 2017 werkzame werknemers bedroeg 1.968,2 fte waarvan gemiddeld 122,5 fte gedetacheerd vanuit andere departementen, met name Defensie.

De gerealiseerde kosten zijn hoger dan begroot. Dit wordt met name verklaard door de hogere salariskosten en ICT-kosten.

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan uit € 27,2 mln. voor leningen van het Ministerie van Financiën en € 43,8 mln. voor DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 15,5 mln. rente geactiveerd.

Afschrijvingskosten

Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering.

Dotaties voorzieningen

De gerealiseerde dotaties bestaan met name uit € 26,4 mln. voor asbestverontreiniging. De hogere dotatie wordt met name veroorzaakt door paleis Het Loo (€ 18,2 mln.).

Bijzondere lasten

Specificatie bijzondere lasten (Bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Markthuren

204.079

193.274

– 10.805

201.340

DBFMO-lasten

0

43.117

43.117

29.675

Onderhoud

306.762

124.833

– 181.929

160.015

Belastingen en heffingen

23.302

23.316

14

23.708

Energielasten

30.385

32.057

1.672

34.665

Ontwikkeling en verkoop OG

90.775

22.538

– 68.237

61.528

Overige lasten

45.936

74.065

28.129

183.839

Totaal

701.239

513.200

– 188.039

694.770

Markthuren

Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt.

DBFMO-lasten

Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten. Deze post is niet begroot omdat bij de ontwerpbegroting 2017 dit bedrag nog verondersteld werd in de rente- en afschrijvingskosten te zijn begrepen.

Onderhoud

Onder deze post vallen onderhoud voor de rijkshuisvesting, het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie en het beheer van bijzondere objecten.

De gerealiseerde kosten zijn lager dan begroot omdat programmagelden Defensie die wel zijn begroot (voor een bedrag van € 141,3 mln.) niet in de realisatie zijn opgenomen. Dit laatste is een resultaatneutrale presentatiewijziging waarbij zowel de omzet als de lasten lager zijn.

Belastingen en heffingen

Het betreft hier het eigenaarsdeel van de onroerend zaakbelasting (OZB).

Energielasten

Deze post bevat de energiekostenvan de kantorenvoorraad.

Ontwikkeling en verkoop onroerend goed

Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten. In de begroting is rekening gehouden met een volume aan verkopen via de KORV-systematiek. Als gevolg van de late opstart van KORV is een groot deel van de verkopen in 2017 nog volgens de oude procedures uitgevoerd. Aangezien de betreffende objecten zijn verrekend via een middelenafspraak met de materieelbeheerders, zijn deze niet door het Rijksvastgoedbedrijf aangekocht. Daarmee is eveneens geen sprake van kosten bij verkoop.

Overige lasten

De post overige lasten betreft met name kleine investeringen (€ 38,4 mln.), kosten van onderhanden projecten en onderhanden werk (resp. € 2,8 mln. en € 2,9 mln.), facilitaire leegstandkosten (€ 11,6 mln.), herstelkosten (€ 3,9 mln.) en diverse overige lasten (€ 10,3 mln.). De kosten van de onderhanden projecten en onderhanden werk zijn niet begroot, de kleine investeringen zijn begroot op € 22,0 mln. In de begroting was geen rekening gehouden met directe afrekeningen voor bijzondere specialties.

Balans per 31 december 2017

Balans per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2017

Balans 2016

Activa

   

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

6.058.873

5.808.775

– Grond en gebouwen

4.999.482

4.750.548

– Installaties, inventarissen en overig

783.363

755.864

– Projecten in uitvoering

276.028

302.363

Vlottende activa

908.309

859.428

– Voorraden en onderhanden projecten

355.137

359.700

– Debiteuren

35.512

24.655

– Overige vorderingen en overlopende activa

87.055

111.064

– Liquide middelen

430.605

364.009

Totaal activa

6.967.182

6.668.203

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

89.803

115.462

– Exploitatiereserve

35.661

38.352

– Onverdeeld resultaat

54.142

77.110

Voorzieningen

74.208

98.494

Langlopende schulden

6.139.717

5.839.166

– Leningen bij het MvF

5.463.934

5.301.455

– Langlopende schulden DBFMO

675.783

537.711

Kortlopende schulden

663.454

615.081

– Crediteuren

65.182

49.190

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

598.272

565.891

Totaal passiva

6.967.182

6.668.203

Waar nodig zijn de cijfers ultimo 2016 voor vergelijkingsdoeleinden geherrubriceerd.

Toelichting

Materiële vaste activa

De post materiële vaste activa bestaat uit grond (inclusief afgekochte erfpachtrechten) en gebouwen die het Rijksvastgoedbedrijf in economisch eigendom heeft, inclusief de inbouwpakketten in huurpanden, installaties en inventarissen, de onderhanden huisvestingsprojecten «projecten in uitvoering» en overige materiële vaste activa.

Onder de materiële vaste activa zijn op grond van de verslaggevingsregels objecten geactiveerd waarvan het Rijksvastgoedbedrijf geen juridisch eigenaar is.

  • Objecten waarvoor het Ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft afgesloten en die het Rijksvastgoedbedrijf bij dit Ministerie heeft afgekocht. De boekwaarde per 31 december 2017 bedraagt € 128,0 mln. Het in 2017 geactiveerde bedrag is nihil. De schulden in verband met de financial leasecontracten zijn met ingang van 1 januari 1999 ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en omgezet in een lening bij dit Ministerie conform de Regeling leen- en depositofaciliteit Agentschappen;

  • Van de boekwaarde per 31 december 2017 heeft € 1.162,0 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten. Hiervan betreft € 703,3 mln. investeringen door het consortium, waarvan het deel dat in 2017 geactiveerd is € 178,0 mln. bedraagt.

Vlottende activa

Voorraden

Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.

KORV houdt in dat het Rijksvastgoedbedrijf met ingang van 1 juli 2014 de verplichting heeft al het overtollig (Rijks)vastgoed over te nemen tegen directe betaling op het moment van overname door het Rijksvastgoedbedrijf. Het afstotende Ministerie ontvangt direct 60% van de overnamesom. De overige 40% (of een deel daarvan) wordt betaald na verkoop van het betreffende vastgoed door het Rijksvastgoedbedrijf, mits en voor zover het netto verkoopresultaat dat toelaat. Indien na de nabetaling een positief resultaat overblijft, zal dit op basis van een 50/50 verhouding verdeeld worden tussen het Rijksvastgoedbedrijf en de Ministeries die vastgoed hebben overgedragen.

Voorraad te verkopen onroerend goed

De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2017 per saldo met € 26,2 mln. afgenomen van € 89,3 mln. tot € 63,1 mln. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.

In de voorraad zijn twee objecten opgenomen die reeds zijn verkocht, maar waarvan levering plaatsvindt in 2018. De verkooptransacties hebben geen gevolgen voor de waardering van deze objecten.

Onderhanden werk

Het onderhanden werk heeft betrekking op objecten die voor eigen rekening en risico worden ontwikkeld om een hogere opbrengst te verkrijgen in de vorm van verkoopopbrengst. Deze objecten zullen naar verwachting niet ten dienste komen voor de eigen bedrijfsvoering en worden niet in opdracht van derden en departementen uitgevoerd. Het gaat hierbij om toekomstig te verkopen objecten, die in eigen beheer worden herontwikkeld. Het gaat om de grondexploitatieprojecten Valkenburg, Hembrug en de Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone.

Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (Kamerstukken II, 2010, 32 275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten – waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's – plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond.

Onderhanden projecten

De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.

Debiteuren

Debiteuren (Bedragen x € 1.000)
 

31-12-2017

31-12-2016

Debiteuren

35.755

28.255

Voorziening dubieuze debiteuren

– 243

– 3.600

Totaal

35.512

24.655

Van het debiteurensaldo betreft € 1,5 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 4,3 mln. op overige departementen en € 29,7 mln. op derden.

Overige vorderingen en overlopende activa

Van de overige vorderingen en overlopende activa ultimo 2017 betreft € 10,6 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 51,7 mln. op overige departementen en € 13,7 mln. op derden.

Van het openstaande debiteurensaldo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 16,3 mln. bij BZK en andere materieelbeheerders.

Liquide middelen

Liquide middelen (Bedragen x € 1.000)
 

31-12-2017

31-12-2016

Rekening-courant RHB

420.605

354.009

Depositorekening

10.000

10.000

Saldo per 31 december 2017

430.605

364.009

Eigen vermogen

Overzicht vermogensontwikkeling over de jaren 2016–2017 (Bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

Saldo per 1 januari 2017

220.090

115.462

Stelselwijziging

– 20.630

0

Gecorrigeerd saldo per 1 januari 2017

199.460

115.462

Saldo van baten en lasten

77.110

54.142

     

Directe mutaties in het eigen vermogen

   

Uitkering aan het moederdepartement

– 161.108

– 79.801

Bijdrage door het moederdepartement

0

0

Overige mutaties

0

0

Saldo per 31 december 2017

115.462

89.803

Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Indien een baten-lastenagentschap korter dan drie jaar bestaat, wordt de gemiddelde jaaromzet berekend over deze kortere periode. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 55,3 mln. worden aangehouden. Het restant van € 34,5 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.

Voorzieningen

Overzicht voorzieningen per 31 december 2017 (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

31-12-2016

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

31-12-2017

Asbestverontreiniging

44.487

– 5.286

26.444

– 10.784

54.861

Wachtgelden en pensioenuitkeringen

265

– 72

268

– 214

247

Huis ten Bosch

29.641

– 20.991

1.100

0

9.750

Bodemsanering

1.212

– 35

735

0

1.912

Brandveiligheid

1.314

– 57

0

– 54

1.203

Geschillen en rechtsgedingen

21.575

– 5.029

0

– 10.311

6.235

Totaal

98.494

– 31.470

28.547

– 21.363

74.208

Asbestverontreiniging

De «voorziening asbestverontreiniging» is opgenomen ter bestrijding van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter.

Huis ten Bosch

In 2017 is voor € 21,0 mln. onttrokken aan de voorziening en is een bedrag van € 1,1 mln. gedoteerd.

Geschillen en rechtsgedingen

De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten.

Langlopende schulden

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Dit betreft de leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.

Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:

  • te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.

  • te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.

  • de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.

Langlopende schulden DBFMO

Onder deze schulden worden de lange termijn schulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO-contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer het kortlopende deel van de langlopende schulden en de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.

Crediteuren

De crediteuren bestaan voor € 5,9 mln. uit schulden aan het moederdepartement, voor € 4,3 mln. aan overige departementen en voor € 23,2 mln. aan derden.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Van de overige verplichtingen en overlopende passiva betreft € 58,3 mln. schulden aan het moederdepartement, € 477,3 mln. aan overige departementen en € 75,3 mln. aan derden.

Kasstroomoverzicht over 2017

Kasstroomoverzicht over 2017 (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen

368.948

364.009

– 4.939

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

1.158.305

1.890.618

732.313

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 940.656

– 1.551.608

– 610.952

2.

Totaal operationele kasstroom

217.649

339.010

121.361

 

Totaal investeringen (-/-)

– 515.000

– 397.059

117.941

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

60.775

30.482

– 30.293

3.

Totaal investeringskasstroom

– 454.225

– 366.577

87.648

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 79.801

– 79.801

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 280.683

– 223.297

57.386

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

515.000

397.261

– 117.739

4.

Totaal financieringskasstroom

234.317

94.163

– 140.154

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 mln.

366.689

430.605

63.916

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.

Operationele kasstroom

De ontvangsten en uitgaven zijn aanzienlijk hoger dan begroot. Dit komt met name omdat de programmagelden van de dienstverlening aan Defensie, kasstromen vanuit het beheer van materiële activa (KV-begroting) en de kasstromen uit hierin zijn meegenomen. Deze dienstverleningen zitten niet in de gerealiseerde baten en lasten.

Investeringskasstroom

Bij de investeringskasstroom zijn de investeringen lager dan begroot omdat er minder is geïnvesteerd dan voorzien in rijkshuisvesting (zoals ook in de 2e suppletoire begroting is aangegeven) en er minder KORV projecten zijn gerealiseerd dan begroot. Ook is er sprake van een lagere realisatie dan begroot bij de desinvesteringen van eigen onroerend goed.

Financieringskasstroom

In 2017 is het surplus eigen vermogen van € 79,8 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Een afdracht vloeit voort uit de jaarekening en is bij het indienen van de ontwerpbegroting in jaar t-1 nog niet bekend en derhalve niet begroot.

Het beroep op de leenfaciliteit is als gevolg van de lagere investeringen (zie investeringskasstroom) lager dan begroot. Ook het beroep op de leenfaciliteit ten behoeve van KORV-projecten is achtergebleven bij de begroting.

De aflossingen op leningen betreffen de aflossingen op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. De aflossingen zijn lager dan begroot, met name omdat er minder is afgelost als gevolg van de lagere realisatie bij de verkopen van onroerend goed.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2014

2015

2016

2017

2017

Omzet per product1 € 1.000

         

Verkoop vastgoed

   

78.059

42.979

117.389

Verkoop grondstoffen

   

239

231

216

T.b.s. kantoren en specialties

   

926.714

940.734

898.845

Externe ingebruikgeving

   

16.708

14.664

8.289

Aanvullende dienstverlening

   

19.244

1.587

0

Gebiedsontwikkeling

   

1.958

39

1.494

Projectontwikkeling

   

17.419

19.469

25.000

Verwerving

   

77

71

75

Beheren gebouwen niet in eigendom

   

35.699

43.373

177.775

Expertise en advies

   

20.395

13.571

8.891

Strat. advisering

   

7.646

9.457

8.053

Overige producten

   

1.160

1.200

2.279

           

Saldo baten en lasten

   

77.110

54.142

0

Saldo van baten en lasten (% t.o.v. de baten)

   

5,8%

4,5%

0,0%

           

Huisvestingsvoorraad1 1.000 m² BVO

   

6.211

6.189

5.974

waarvan verhuurd

   

5.881

5.403

5.261

waarvan eigendom

   

4.975

4.867

4.714

waarvan huur

   

1.236

1.322

1.260

           

Gemiddelde leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB

   

5,3%

5,9%

6,60%

ITK rijkshuisvesting

   

2

nnb1

2,1–2,8

           

Voorraad beheerde Defensieobjecten

         

Gebouwen1 1.000 m2 BVO

   

6.161

6.033

5.529

Terreinen1 1.000 m2 BVO

   

350.387

350.575

341.632

           

Doelmatigheid verkoop vastgoed

   

12.890

11.385

> 0

           

Bezetting ambtelijke fte's ultimo

   

1.885

2.009

1.897

Apparaat omzetindicator

   

19,5%

21,6%

16,60%

Projecten binnen budget gerealiseerd

     

87,0%

81%

Projecten tijdig gerealiseerd

     

97,0%

81%

Productiviteit

     

914

815

X Noot
1

De waarde voor 2017 van deze prestatie-indicator kon bij oplevering van het jaarverslag nog niet worden vastgesteld. Deze waarde wordt opgenomen in de ontwerpbegroting 2019 van het Ministerie van BZK.

Toelichting

Omzet per product

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Saldo van baten en lasten

Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraaggestuurde vastgoeddienst. Het positieve resultaat over 2017 is mede een gevolg van het feit dat er in 2017 meer meters rijkshuisvesting verhuurd zijn.

Rijkshuisvestingsvoorraad

De voorraad bedraagt ultimo 2017 215.000 m2 meer dan begroot. Dit is voornamelijk te verklaren door de aankoop van een drietal panden in de regio Den Haag eind 2017. Het Rijksvastgoedbedrijf kon hierbij inspelen op een goed marktaanbod. Dit geeft de mogelijkheid de frictieruimte te vergroten teneinde ruimte te bieden aan noodzakelijke verschuivingen en renovaties (verduurzaming van de voorraad). Ook is er ruimte om de aanvullende vraagbehoefte in de regio Den Haag op te vangen in de nabije toekomst. Dit speelt evenzo in de regio Utrecht. Door de toegenomen ruimtebehoefte van departementen, met name in deze regio’s zijn meer m2 verhuurd dan begroot.

Gemiddelde leegstand

De leegstand voor rekening van het Rijksvastgoedbedrijf (5,9%) is lager dan de begroting (6,6%). De stijging ten opzichte van 2016 wordt verklaard door de uitwerking van de beslissing in Den Haag en Utrecht meer frictieruimte te creëren ten einde noodzakelijke verschuivingen mogelijk te kunnen maken en aanvullende huisvestingbehoeftes op te kunnen vangen.

Indicator Technische Kwaliteit

De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties.

Voorraad beheerde defensieobjecten

Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. Defensie voorziet een afname van de vastgoedvoorraad en wil daarbij dat op termijn de exploitatiebudgetten daarmee in balans zijn. Defensie heeft daarvoor onder meer opdracht gegeven voor sloop van een selectie op kazernes overtollige gebouwen. Het Rijksvastgoedbedrijf rapporteert de ontwikkeling van het vastgoedbestand periodiek aan Defensie.

Doelmatigheid verkopen

De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2017 tot een positief resultaat geleid.

Bezetting fte’s jaarultimo

Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraaggestuurde dienst. De bezetting ultimo 2017 is 124 fte hoger dan begroot. De groei in ambtelijke bezetting wordt met name verklaard door de groei die in 2017 werd voorzien in dienstverlening aan Defensie en voor de rijkshuisvesting. Van de bezetting van 2.009 fte is 120 fte gedetacheerd vanuit andere departementen met name Defensie.

Apparaat/omzet indicator

De indicator is hoger gerealiseerd dan begroot, omdat de programmagelden van Defensie uit de omzet van het Rijksvastgoedbedrijf zijn geëlimineerd. Zonder deze eliminatie was de indicator conform begroting gerealiseerd.

Projecten binnen budget gerealiseerd

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de ambitie, om het overgrote deel van de projecten binnen budget te realiseren, gerealiseerd met 87% ten opzicht van de norm van 81%.

Projecten tijdig gerealiseerd

De doelstelling om 81% van de projecten tijdig conform afspraken met de opdrachtgever te realiseren is gerealiseerd.

Productiviteit

De productiviteit van het Rijksvastgoedbedrijf is verbeterd ten opzichte van hetgeen in de begroting was voorzien.

Dienst van de Huurcommissie

Inleiding

De Huurcommissie is een landelijk functionerend zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Dit ZBO wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), die de status van baten-lastenagentschap heeft. Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Bestuur en Wonen bij het Ministerie van BZK) een opdracht aan DHC voor de uitvoering van de huurgeschilbeslechtings- en overige werkzaamheden. In 2017 is deze opdracht verstrekt op basis van voorschot en afrekening.

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap DHC 2017 (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Baten

       

Omzet moederdepartement

8.326

12.255

3.929

10.935

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

4.910

623

– 4.287

748

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

3

3

1.375

Bijzondere baten

0

2.302

2.302

1.499

Totaal baten

13.236

15.183

1.947

14.557

         

Lasten

       

Apparaatskosten

12.248

11.863

– 385

11.000

– Personele kosten

6.529

7.412

883

5.796

Waarvan eigen personeel

5.859

6.550

691

4.879

Waarvan externe inhuur

670

603

– 67

800

Waarvan overige personele kosten

0

259

259

117

– Materiële kosten

5.719

4.451

– 1.268

5.204

Waarvan apparaat ICT

2.823

2.334

– 489

2.698

Waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

0

Waarvan overige materiele kosten

2.896

2.117

– 779

2.506

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

988

494

– 494

941

– Materieel

24

102

78

26

Waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

– Immaterieel

964

392

– 572

915

Overige lasten

0

2.708

2.708

1.798

– Dotaties voorzieningen

0

18

18

5

– Bijzondere lasten

0

2.690

2.690

1.793

Totaal lasten

13.236

15.065

1.829

13.739

Saldo van baten en lasten

0

118

118

818

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De voornaamste bate van DHC bestaat uit de vergoeding van de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt (Wm). De opdracht voor 2017 is aangegaan op basis van voorschot en afrekening. De verwachting was dat in 2017 een wetsvoorstel zou worden ingediend bij de Tweede Kamer waarmee de financieringsstructuur van de Huurcommissie zou worden aangepast. Naast een bijdrage van de opdrachtgever zou ook een bijdrage door de verhuurders aan de werkzaamheden van de Huurcommissie worden voorgelegd. Door het controversieel verklaren van dit wetsvoorstel door de Tweede Kamer, in verband met de demissionaire status van het kabinet, is de verhuurdersbijdrage niet tot uitvoering gekomen. In de loop van 2017 heeft de opdrachtgever de financiering van de totale opdracht 2017 (€ 14,5 mln.) voor zijn rekening genomen

De totale productie was lager dan vermeld in de begroting, zoals blijkt uit de volgende tabel:

Productie (aantallen)

Soort zaak

Begroting 2017

Offerte/opdracht 2017 (1)

Realisatie 2017 (2)

Verschil (3=2–1)

Huurprijsgeschillen

5.800

4.650

4.203

– 447

Servicekostengeschillen

2.700

3.000

2.525

– 475

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

690

400

502

102

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

 

1.200

709

– 491

WOHV-geschillen1

10

10

6

– 4

Totaal

9.200

9.260

7.945

– 1.315

X Noot
1

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

De lagere totale productie hangt samen met een lagere instroom dan verwacht: indien minder verzoeken tot geschilbeslechting worden ontvangen, zijn er ook minder verzoeken af te wikkelen. Dit deed zich nagenoeg voor alle huurprijsgeschillen voor, zoals blijkt uit de volgende tabel:

Instroom (aantallen)

Soort zaak

Offerte/opdracht 2017 (1)

Realisatie 2017 (2)

Verschil (2 – 1)

Huurprijsgeschillen

4.955

4.186

– 769

Servicekostengeschillen

2.525

2.265

– 260

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

505

466

– 39

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

1.485

667

– 818

WOHV-geschillen

10

4

– 6

Totaal

9.480

7.588

– 1.892

Omzet derden

De omzet derden is lager dan bij de ontwerpbegroting geraamd is. Dit komt, zoals hiervoor is aangegeven, door het controversieel verklaren van het wetsvoorstel dat een verhuurdersbijdrage zou inhouden. Het bedrag dat nu gerealiseerd is betreft legesgelden.

Vrijval voorzieningen

De voorziening leges kon verlaagd worden gelet op de verwachte kosten in de periode 2018 en latere jaren.

Bijzondere baten

Ten behoeve van een aantal specifieke werkzaamheden, opgenomen in de offerte van de Huurcommissie, heeft het moederdepartement in 2017 bijdragen toegezegd en bij wijze van voorschot betaald.

Lasten

Apparaatskosten: personele kosten

Personele kosten die zijn gemaakt voor specifieke werkzaamheden, niet behorend tot de kostprijzen, zijn bij de bijzondere lasten verantwoord. In de kosten voor eigen personeel zijn kosten opgenomen (€ 1,0 mln.) voor werknemers die eind 2017 een overeenkomst met de Huurcommissie zijn aangegaan en gebruik maken van de stimuleringspremie bij ontslag op eigen verzoek.

Externe medewerkers zijn ingeschakeld in de reguliere processen van geschilbeslechting opdat vaste medewerkers daarvan vrijgesteld konden worden en ingezet konden worden in de nieuwe processen van Brede Intake en Bemiddelen.

De overige personele kosten waren in de oorspronkelijke begroting opgenomen in de overige materiële kosten. Deze kosten worden nu apart vermeld.

Apparaatskosten: materiële kosten

De materiële kosten waren in 2017 lager dan aanvankelijk begroot door een scherper inkoopbeleid.

Bijzondere lasten

Dit betreft de transitiekosten 2017, zoals opgenomen in de offerte 2017 en waarvoor opdracht is verkregen. Ook de waardevermindering van onderhanden werk is onder deze post verantwoord.

Saldo van baten en lasten

Over 2017 heeft de Huurcommissie een positief exploitatieresultaat behaald (ruim € 0,1 mln). De materiële lasten vielen lager uit dan begroot. De stijging van de bijzondere lasten werd grotendeels gecompenseerd door de hiervoor ontvangen vergoeding die is verantwoord in de bijzondere baten.

Balans per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2017

Balans 2016

Activa

   

Immateriële vaste activa

0

392

Materiële vaste activa

163

55

– Grond en gebouwen

0

34

– Installaties en inventarissen

163

21

– Overige materiële vaste activa

0

0

Vlottende activa

4.228

6.413

– Voorraden en onderhanden projecten

1.191

1.674

– Debiteuren

278

415

– Overige vorderingen en overlopende activa

57

0

– Liquide middelen

2.702

4.324

Totaal activa

4.391

6.860

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

817

1.553

– Exploitatiereserve

699

735

– Onverdeeld resultaat

118

818

Voorzieningen

252

421

Langlopende schulden

   

– Leningen bij het MvF

0

0

Kortlopende schulden

3.322

4.886

– Crediteuren

1.416

210

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

1.906

4.676

Totaal passiva

4.391

6.860

Toelichting

Activa

Immateriële vaste activa

De immateriële activa bestaan uit aangeschafte software en het Themis bedrijfssoftwarepakket dat in opdracht van de Huurcommissie door derden in 2010 is ontwikkeld en in januari 2011 in gebruik is genomen. Aan het einde van 2017 is Themis buiten gebruik gesteld en geheel afgeschreven.

Materiële vaste activa

De materiële activa bestaan uit inventaris, hardware, installaties en verbouwingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan aan het kantoor Den Haag en de DHC-ruimte in het Havengebouw te Amsterdam. DHC huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa.

Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn. In 2017 zijn voor € 0,2 mln. nieuwe laptops en iPhones aangeschaft.

Voorraden en onderhanden projecten

Dit betreft het onderhanden werk.Ultimo 2017 was de waarde van de voorraad onderhanden werk (in bewerking genomen aanvragen) lager dan aan het begin van het jaar. In de begroting was met deze afname geen rekening gehouden. De mutatie is het verschil tussen de waarde van de voorraad per 1-1-2017 en 31-12-2017.

Debiteuren

Deze post heeft in de eerste plaats betrekking op nog te ontvangen leges van huurders en verhuurders die een verzoek tot behandeling van een huurgeschil hebben ingediend en van huurders en verhuurders die (geheel of gedeeltelijk) in het ongelijk zijn gesteld en als niet-indiener deze leges niet als voorschot hadden betaald en derhalve veroordeeld zijn tot het betalen van leges; beide categorieën vallen onder de post «legesdebiteuren». In de tweede plaats zijn er debiteuren in verband met detacheringen van DHC-medewerkers bij andere BZK onderdelen.

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat over 2017. De exploitatiereserve is in 2017 gemuteerd door verwerking van het onverdeeld resultaat 2016 en het afdragen van het eigen vermogen surplus over 2016. Na toevoeging van het onverdeeld resultaat 2017 bedraagt het eigen vermogen € 0,8 mln. In de Regeling Agentschappen 2013 is aangegeven dat er de mogelijkheid is voor de dienst om een exploitatiereserve op te bouwen. De maximale exploitatiereserve bedraagt 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren. Het maximale eigen vermogen in 2017 bedraagt € 0,7 mln. Het verschil tussen het vermogen per 31-12-2017 en het maximaal toegestane eigen vermogen bedraagt € 0,1 mln. Voor de eerstvolgende suppletoire begrotingswet wordt het surplus aan eigen vermogen afgeroomd

Voorzieningen

De voorzieningen die op de balans staan, betreffen kosten in verband met de reorganisaties in 2009 en 2012 en onzekere legesontvangsten. De voorziening dubieuze legesdebiteuren is toegevoegd aan de debiteuren.

Bestemming (bedragen x € 1.000)

Stand per 1-1-2017

Onttrekking

Vrijval

Dotatie

Overgeboekt naar debiteuren

Saldo per 31-12-2017

Reorganisatie 2009:

           

• Herplaatsers

134

36

0

4

 

102

Reorganisatie 2012:

           

• Herplaatsers

147

31

0

11

 

127

• Maatwerkafspraken

113

93

0

3

 

23

Voorziening dubieuze legesdebiteuren

27

10

3

0

14

0

Totaal

421

170

3

18

14

252

Crediteuren

Dit betreft in 2017 ontvangen maar per ultimo 2017 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2017.

Crediteuren (bedragen x € 1.000)

31-12-2017

31-12-2016

Crediteuren moederdepartement

943

0

Crediteuren overige departementen

16

0

Crediteuren derden

457

210

Totaal

1.416

210

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten en verplichtingen jegens het personeel en bevat alleen maar schulden aan derden.

Kasstroomoverzicht over 2017 (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2017

1.172

4.324

3.152

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

14.200

15.746

– 1.546

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 14.200

– 16.304

– 2.104

2.

Totaal operationele kasstroom

0

– 558

– 558

 

Totaal investeringen (-/-)

– 988

– 210

778

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 988

– 210

778

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

– 854

– 854

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

988

0

– 988

4.

Totaal financieringskasstroom

988

– 854

– 1.842

5.

Rekening courant RHB 31 december 2017 (=1+2+3+4)

1.172

2.702

1.530

 

(maximale roodstand € 0,5 mln.)

     

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De operationele ontvangsten zijn hoger dan begroot doordat in 2017 extra budget is verkregen voor voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot nieuwe wetgeving en de reorganisatie van de Huurcommissie. De operationele uitgaven zijn als gevolg hiervan ook hoger dan oorspronkelijk begroot.

In 2017 is voor € 0,2 mln. geïnvesteerd in laptops en iPhones en is daarmee onder de verwachte investeringen gebleven. Het surplus aan eigen vermogen 2016 is afgedragen aan het moederdepartement. Er is geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017 DHC

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2014

2015

2016

2017

2017

% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

63%

77%

66%

64%

90%

% Servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden

70%

72%

63%

47%

90%

% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

96%

88%

92%

90%

90%

% WOVH-geschillen afgerond binnen 4 maanden

35%

25%

0%

50%

90%

           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

66

70

67

63

69

           

Saldo van baten en lasten (%)

– 7%

0%

6%

1%

0%

Toelichting

Doorlooptijden

De Huurcommissie heeft zich ook in 2017 ingezet om een zo groot mogelijk aantal zaken af te handelen binnen de daarvoor gestelde norm (de zogeheten doorlooptijd). Bij de verschillende typen geschillen daalde het percentage zaken dat werd afgehandeld binnen de daarvoor geldende norm. Deze daling werd veroorzaakt door de inzet van capaciteit op twee verandertrajecten, te weten het wisselen van ICT-zaaksysteem en het opleiden van medewerkers ten behoeve van de nieuwe dienstverlening «Brede Intake en Bemiddeling». Daarnaast nam ook de voorgenomen reorganisatie van de Huurcommissie de nodige capaciteit in beslag. Door de verschillende verschuivingen in capaciteit zijn er, ondanks extra inhuur, (negatieve) gevolgen voor de doorlooptijd van de productie ontstaan.

Personeel

Het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren.

9. DE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2017 van Wonen en Rijksdienst HXVIII
(bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2017

31-12-2016

 

Passiva

31-12-2017

31-12-2016

 

Intra-comptabele posten

             

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

4.272.173

4.208.581

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

782.688

955.233

                 

3)

Liquide middelen

349

322

         
                 

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

0

0

 

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

3.485.617

3.222.089

                 

5)

Rekening courant RHB begrotingsreserve

345.905

345.534

 

5a)

Begrotingsreserves

345.905

345.534

                 

6)

Vorderingen buiten begrotingsverband

2.194

4.393

 

7)

Schulden buiten begrotingsverband

6.411

35.974

                 

8)

Kas-transverschillen

0

0

         
                 
 

Subtotaal intra-comptabel

4.620.621

4.558.830

   

Subtotaal intra-comptabel

4.620.621

4.558.830

 

Extra-comptabele posten

             

9)

Openstaande rechten

0

5.597

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

5.597

                 

10)

Vorderingen

440.328

2.980

 

10a)

Tegenrekening vorderingen

440.328

2.980

                 

11a)

Tegenrekening schulden

0

1.158

 

11)

Schulden

0

1.158

                 

12)

Voorschotten

4.630.811

206.463

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

4.630.811

206.463

                 

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

171

171

 

13)

Garantieverplichtingen

171

171

                 

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

373.778

260.593

 

14)

Andere verplichtingen

373.778

260.593

                 

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

                 
 

Subtotaal extra-comptabel

5.445.088

476.962

   

Subtotaal extra-comptabel

5.445.088

476.962

                 
 

Overall Totaal

10.065.709

5.035.792

   

Overall Totaal

10.065.709

5.035.792

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2017 H XVIII

Waardesprong cijfers hoofdstuk XVIII per 01-01-2017

Met ingang van het verantwoordingsjaar 2017 is de kasbeheerder voormalig RVOB (onderdeel Rijksvastgoedbedrijf) verzelfstandigd. Daarnaast dienen vanaf 1-1-2017 de toeslagen van de Belastingdienst in de verantwoording van de betreffende ministeries opgenomen te worden i.p.v. in de verantwoording van het Ministerie van Financiën. Voor dit ministerie betreft het de Huurtoeslag.

Deze ontvlechting (RVB) en invlechting (Huurtoeslag) heeft ertoe geleid dat de balansstanden per 1-1-2017 (aanzienlijk) afwijken van de eindstand 2016. Dit betreft de navolgende balansposten met de navolgende bedragen

(in €):

T.a.v. RVOB

(Bedragen in €)

BP 4

Rekening-courant RHB

– 24.816.180

BP 6

Vorderingen buiten begrotingsverband

4.081.846

BP 7

Schulden buiten begrotingsverband

– 28.898.026

BP 9

Openstaande rechten

– 5.596.943

BP 10

Vorderingen

– 104.914

BP 11

Schulden

– 1.157.125

BP 14

Andere verplichtingen

– 3.603.580

     

T.a.v. Huurtoeslag:

 

BP 10

Vorderingen

489.056.790

BP 12

Voorschotten

3.981.108.487

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2017 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit:

 

(Bedragen in €)

a) Centraal Fonds Volkshuisvesting

348.329

Totaal

348.329

Het saldo van deze rekening bevat voornamelijk de ontvangsten van de vorderingen op Vestia (€ 0,294 mln). De overige posten zijn uitgaven en ontvangsten die voor een deel nog moeten worden verrekend met de begrotingsreserve voor de sanering.

Ad 4a. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement. De volgende Rekening-courantverhouding is opgenomen in de balans:

 

(Bedragen in €)

a) Rekening-courant FIN/RHB

3.485.616.086

Totaal

3.485.616.086

Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk XVIII.

Ad 5. en 5a. Begrotingsreserves

De post begrotingsreserves is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

a) Rekening-courant Begrotingsreserve NHG

106.949.390

b) Rekening-courant Fonds sanering WoCo's

232.238.397

c) Rekening-courant Fonds Projecsteun WoCo's

6.716.801

Totaal

345.904.588

Risicovoorziening ten behoeve van garantieregelingen

Ad a): In 2011 is de begrotingsreserve Nationale Hypotheekgarantie (NHG) gevormd. Het doel hiervan is een reservering van middelen ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Sinds 2016 ontvangt het Rijk een jaarlijkse vergoeding voor de achtervang van het WEW. Over 2017 bedroeg de vergoeding € 30,0 mln. Deze is in 2017 aan de begrotingsreserve NHG toegevoegd.

Overzicht verloop begrotingsreserve Sanering- en Projectsteun Woningcorporaties
         

(bedragen in €)

 

Saldo 1.1.2017

Toevoegingen

Onttrekkingen

Saldo 31.12.2017

Verwijzing naar begrotingsartikel

Nationale Hypotheekgarantie

76.931.890

30.017.500

 

106.949.390

Artikel 1

Saneringssteun Woningcorporaties

261.885.206

 

29.646.809

232.238.397

Artikel 1

Projectsteun Woningcorporaties

6.716.801

   

6.716.801

Artikel 1

 

345.533.897

30.017.500

29.646.809

345.904.588

 

Reguliere begrotingsreserves

Ad b) en c): Per 1 juli 2015 is de herziene Woningwet van kracht geworden. Hierin is onder meer geregeld dat de taak voor sanering en reguliere projectsteun van woningcorporaties door het Centraal Fonds Volkshuisvesting is overgegaan naar het Ministerie van BZK. De saneringstaak is op hetzelfde moment gemandateerd aan het waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Bij de overdracht van deze taak zijn in 2015 tevens de fondsmiddelen voor sanering- en projectsteun overgekomen naar de begroting voor W&R en gestort in de begrotingsreserve voor sanerings- en projectsteun aan woningcorporaties. In 2017 is uit de begrotingsreserve een saneringsbijdrage van € 28,5 mln. aan de Woningstichting Geertruidenberg (WSG) verstrekt en zijn € 0,5 mln. kosten aan Vestia vergoed en daarnaast uitvoeringskosten ad € 0,64 mln.

Ad 6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Het bedrag aan vorderingen buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

a) Centraal Fonds Volkshuisvesting

311.935

b) Overige intracomptabele vorderingen

1.882.000

Totaal

2.193.935

Ad a) Dit bedrag bestaat voornamelijk uit vorderingen op de Vestia groep in verband met de afwikkeling van de bankrekening van het Centraal Fonds Volkshuisvesting.

Ad b) Overige intracomptabele vorderingen

Het bedrag aan vorderingen betreft een nog te ontvangen bedrag.

Ad 7. Schulden buiten begrotingsverband

Het bedrag aan schulden buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

5.719.035

b) Overige intracomptabele schulden

691.876

Totaal

6.410.911

Ad a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag betreft de financiële verantwoordingen tot en met 31 december 2017 van de RVO.nl.

Ad b) Overige intracomptabele vorderingen

Dit bedrag betreft hoofdzakelijk te verrekenen bedragen met het eigen ministerie alsmede een bedrag van € 0,35 mln., zijnde het saldo van de af te wikkelen bankrekening van het Centraal Fonds Volkshuisvesting.

Ad 10. Vorderingen

Ad 10a. Tegenrekening vorderingen

Het saldo per 31 december 2017 wordt hieronder per ontstaansjaar en artikel gespecificeerd:

Ontstaansjaar

Stand 1-1-2017

Verzelfstandiging RVB

per 1-1-2018

Gecorrigeerde stand per 1/1

Opgeboekt

Afgeboekt

Stand per 31/12

t/m 2014

0

0

0

 

0

0

2015

45.666

0

45.666

 

– 45.666

0

2016

2.933.400

– 104.914

2.828.485

 

– 2.828.485

0

2017

0

0

0

266.239.266

– 265.445.601

793.665

Totaal excl. Toeslagen

2.979.066

– 104.914

2.874.151

266.239.266

– 268.319.752

793.665

 

Stand 1-1-2017

Ingestelde vorderingen

Ontvangsten

Afboekingen

Stand per 31/12

Toeslagjaar vóór 2014

129.587.943

5.089.661

– 38.199.791

– 15.192.884

81.284.928

Toeslagjaar 2014

103.861.293

11.211.102

– 58.284.824

– 5.892.379

50.895.192

Toeslagjaar 2015

189.221.115

56.765.809

– 134.026.896

– 11.509.453

100.450.574

Toeslagjaar 2016

66.386.439

286.612.506

– 189.629.971

– 9.876.744

153.492.230

Toeslagjaar 2017

0

113.166.191

– 58.220.991

– 1.534.696

53.410.504

Toeslagjaar 2018

0

0

0

0

0

Subtotaal Toeslagen

489.056.790

472.845.268

– 478.362.472

– 44.006.157

439.533.429

           
   

Stand 1-1-2017

Opgeboekt

Afgeboekt

Stand per 31/12

TOTAAL

 

491.930.941

739.084.534

– 790.688.381

440.327.094

Artikel:

Omschrijving

Bedragen in €

Artikel 1

Woningmarkt

439.665.251

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

18.265

Artikel 3

Kwaliteit Rijksdienst

643.578

 

Totaal:

440.327.094

Naar de mate van opeisbaarheid:

Alle vorderingen zijn direct opeisbaar

Toelichting:

Artikel 1: Woningmarkt

Het saldo betreft voornamelijk op de door Belastingdienst ingestelde terugvorderingen (€ 439 mln.) van verstrekte huurtoeslagen. Daarnaast staan er vorderingen (€ 0,15 mln.) uit in het kader van de Eigen Woningregeling (EW) en de Wet Bevordering Eigenwoningbezit (BEW). Deze vorderingen ontstaan als, op grond van wijziging van de berekeningsgegevens, uitbetaalde bedragen achteraf worden verlaagd. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Daarnaast bestaat het saldo uit een vordering ontstaan als gevolg van door de Huurcommissie terug te betalen huurprijsverschillen (€ 0,4 mln.)

Artikel 2: Woonomgeving en bouw

Het betreft twee vorderingen (€ 0,02 mln.) welke in beheer zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).

Artikel 3: Kwaliteit en Rijksdienst

Het openstaande saldo bestaat uit een vorderingen op het A&O fonds (€ 0,5 mln.) met betrekking tot resterende personeelskosten uit 2016 inzake het project duurzaam perspectief en een vordering betreffende een eindfactuur van bijdrageverlening aan SSC ICT (€ 0,14 mln.) voor de meerkosten ICT-werkzaamheden Rijnstraat 8.

Ad 12. Voorschotten

Ad 12a. Tegenrekening voorschotten

De saldi van de per 31 december 2017 openstaande voorschotten en van de in 2017 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:

Ontstaansjaar

Stand 1-1-2017

Correctie beginstand

Gecorrigeerde stand 1-1-2017

Correctie beginbalans

Gecorrigeerde stand 1-1-2017

t/m 2014

82.875.666

15.000

82.890.666

– 20.294.571

62.596.094

2015

18.906.814

15.000

18.921.814

– 14.485.034

4.436.780

2016

104.679.918

 

104.679.918

34.779.605

139.459.524

2017

         

Totaal excl. Toeslagen

206.462.398

30.000

206.492.398

0

206.492.398

 

Gecorrigeerde stand 1-1-2017

Verstrekt 2017

Afgerekend 2017

Stand 31-12-2017

 

62.596.094

 

– 3.544.051

59.052.043

 

4.436.780

 

– 3.458.129

978.650

 

139.459.524

 

– 74.262.905

65.196.618

   

150.073.418

– 9.895.163

140.178.255

Totaal excl. Toeslagen

206.492.398

150.073.418

– 91.160.248

265.405.567

 

Stand 1.1.2017

Verstrekt 2017

Afgerekend 2017

Stand 31-12-2017

Toeslagjaar vóór 2014

5.968.747

0

– 5.900.823

67.924

Toeslagjaar 2014

31.935.240

0

– 25.132.361

6.802.879

Toeslagjaar 2015

201.798.096

0

– 166.534.315

35.263.781

Toeslagjaar 2016

3.405.106.399

51.645.494

– 3.086.228.758

370.523.135

Toeslagjaar 2017

336.300.005

3.283.984.232

0

3.620.284.237

Toeslagjaar 2018

0

332.462.683

0

332.462.683

Subtotaal toeslagen

3.981.108.487

3.668.092.410

– 3.283.796.257

4.365.404.640

 

Stand 1.1.2017

Verstrekt 2017

Afgerekend 2017

Stand 31-12-2017

TOTAAL

4.187.600.885

3.818.165.828

– 3.374.956.505

4.630.810.207

Correctie Beginstand

Uit onderzoek is gebleken dat de eindbalans 2016 voor een bedrag van € 30.000,- te laag is vastgesteld. Dit werkt ook door in de beginstand 2017.

Correctie Beginbalans

Vanaf 1-1-2017 wordt de financiële administratie gevoerd in een ander financieel systeem. De eenmalige correctie naar ontstaansjaar is gewenst, omdat de voorschotten zich in het huidige systeem op een andere jaarlaag presenteren dan zoals ze in het vorige financiële systeem zaten, dan wel handmatig aan de betreffende jaren werden toegerekend.

De saldi van de per 31 december 2017 openstaande voorschotten worden hieronder per artikel gespecificeerd:

Artikel:

Omschrijving

Bedragen in €

Artikel 1

Woningmarkt

4.392.868.982

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

168.029.887

Artikel 3

Kwaliteit Rijksdienst

8.077.138

Artikel 6

Uitvoering Rijksdienst

61.834.200

 

Totaal:

4.630.810.207

Toelichting:

Artikel 1: Woningmarkt

Dit saldo betreft voornamelijk openstaande voorschotten (€ 4.365 mln.) die betrekkingen hebben op huurtoeslagen waarvoor nog geen definitieve toekenning van het toeslagrecht door de Belastingdienst heeft plaats gevonden. Daarnaast staat ontvangt de Huurcommissie jaarlijks een voorschot van de directie Woningmarkt voor de afhandeling van de huurprijsonderzoeken. Per 31 december 2017 bedraagt het saldo circa € 14,5 mln. Daarnaast staan er nog voorschotten open.

In 2017 en eerdere jaren zijn aan Platform 31 diverse voorschotten (€ 3,7 mln.) verstrekt in het kader van woningmarktonderzoeken die een doorlooptijd hebben tot in 2019. Daarnaast is er aan de kennisinstelling CBS voorschotten (€ 4,5 mln.) verstrekt voor met name WOON 2018 en de energiemodule 2018. Deze voorschotten hebben een doorlooptijd tot in 2019.

Artikel 2: Woonomgeving en bouw

Op dit artikel staan voor € 2,5 mln. aan voorschotten open voor de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan RVO.nl.

Aan de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) is een voorschot verleend van € 85 mln. ten behoeve van de financiering van het treffen van energiebesparende maatregelen door particulieren. Voorts is in het kader van energiebesparing een subsidie van € 20 mln. voor de Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel verleend als eigen vermogen voor het fonds en kent een doorlooptijd tot in 2035. Daarnaast zijn er voorschotten (€ 12,5 mln.) verstrekt voor het uitvoeren van het meerjarige programma Energiesprong.

Met betrekking het beleidsprogramma energie gebouwde omgeving zijn er in de afgelopen jaren diverse voorschotten (€ 7,4 mln.) verstrekt die na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie in 2018 of 2019 worden afgewikkeld. Daarnaast zijn er nog subsidies verleend ten behoeve van de bouwkwaliteit (€ 1,5 mln.), innovatie (€ 2,9 mln.) en bouwregelgeving (€ 0,7 mln.). Ook zijn er voorschotten (€ 0,7 mln.) aan de NEN verleend die de ontwikkeling van normen begeleidt en stimuleert.

Artikel 3: kwaliteit Rijksdienst

De openstaande voorschotten hebben betrekking op een voorschot verstrekt aan Stichting A&O Fonds in 2017 (€ 3,4 mln.) ten behoeve van arbeidsmarktprojecten. Ook is er een voorschot (€ 1,9 mln.) aan Logius ten behoeve van Elektronisch berichtenverkeer tussen Rijksdiensten en haar leveranciers in het kader van Eprocurement. Daarnaast is er een voorschot vertrekt (€ 1,1 mln.) inzake het uitvoeren van werkzaamheden voor de versterking van ICT-werkgeverschap en werving van ICT-personeel.

Artikel 6: Uitvoering Rijksdienst

Het openstaande saldo betreft grotendeels een voorschot aan het RVB van € 61,6 mln. voor de zakelijke lasten en voor het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid met betrekking tot de beheer en plankosten, beheer monumenten, energiebesparing, ondersteuning en stimulering architectonische kwaliteit. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zal dit voorschot in de loop van 2018 worden afgewikkeld.

Ad 13. Garantieverplichtingen

Ad 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen

Het bedrag aan garantieverplichtingen is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

 

Verplichtingen per 1/1

170.168

 

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen

0

+/+

 

170.168

 
     

Tot betaling gekomen in 2017

0

 
 

170.168

-/-

De garanties betreffen Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.

Er zijn ultimo september 2017 nog twee garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,0029 mln.

Het maximale garantieplafond per 31 december bedraagt € 0,17 mln.

Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers.

Dit beroep is in beginsel ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend.

De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaalbedrag aan obligo’s is € 3,1 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is zeer klein.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW:

Kengetallen stichting WSW (x € 1 mln.)

Jaar 2017

jaar 2016

jaar 2015

jaar 2014

jaar 2013

Gegarandeerde leningen

81.057

82.217

83.800

85.100

86.200

Eigen vermogen WSW

nnb

531

516

485

487

Obligoverplichtingen

3.100

3.100

3.200

3.200

3.200

Garantievermogen

nnb

3.652

3.716

3.685

3.687

Totaal aan schadebetalingen

0

0

0

0

0

Bron: jaarrekening WSW 2016, 2017 betreft voorlopige cijfers

Het WSW heeft tot op heden uit hoofde van haar borgstellingsfunctie nooit schadebetalingen gedaan. Belangrijke reden hiervan is dat aan financieel noodlijdende corporaties saneringssteun is gegeven voordat ze niet meer konden voldoen aan hun betalingsverplichtingen en de borgstelling van het WSW zou kunnen worden aangesproken.

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger; voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties over de langere termijn laat vanaf 2015 een daling zien. De afname is te verklaren door een combinatie van marktontwikkelingen en het beleid van het WEW.

Het garantievermogen van het waarborgfonds is verder toegenomen naar in totaal € 1.105 mln. op 31-12-2017. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2017–2022 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.

In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van het WEW:

Kengetallen stichting WEW (x € 1 mln.)

jaar 2017

jaar 2016

jaar 2015

jaar 2014

jaar 2013

Totaal aan gegarandeerde leningen

197.000

193.200

187.200

175.600

163.800

Garantievermogen

1.105

970

889

808

779

Totaal aan schadebetalingen

46,7

105,6

157,8

176,6

164,3

Bronnen: jaarrekening WEW 2016 en 4e kwartaalbericht 2017. Cijfers 2017 zijn voorlopige cijfers

Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Vanaf die datum heeft Wonen en Rijksdienst zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoedbedrijf. Deze is gemaximeerd tot een bedrag van € 207 mln. (het vorderingenplafond).

Ultimo 2017 heeft het Rijksvastgoedbedrijf geen vordering meer voor verwachte verliezen op het moederdepartement opgenomen. Dit is voornamelijk te verklaren door een herfinanciering van de gehele leningportefeuille tegen een gunstiger rentepercentage.

Mocht een gebiedsontwikkelingsproject echter later toch leiden tot een betaling van Wonen en Rijksdienst aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).

Ad 14. Andere verplichtingen

Ad 14a. Tegenrekening andere verplichtingen

 

(Bedragen in €)

 

Verplichtingen per 31-12-2016

260.592.008

 

Verzelfstandiging RVB

– 3.603.580

 

Verplichtingen per 1/1

256.988.428

 

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen

4.421.759.156

+/+

 

4.678.747.584

 
     

Tot betaling gekomen in 2017

4.272.172.656

 

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

32.797.437

 
 

373.777.491

-/-

Toelichting:

De toelichting heeft betrekking op de negatieve bijstellingen die per saldo een omvang hebben van meer dan 10% en of meer dan € 0,1 mln. ten opzichte van de verplichtingenstand per 31-12-2016.

Artikel 1: Woningmarkt

Op dit artikel is een negatieve bijstelling gedaan met betrekking tot de bijdragen BEW-Oud en BEW-Plus. Inkomenstoetsen en verhuizingen hebben in 2017 geleid tot een verlaging van de verplichtingen (€ 13,8 mln.). Daarnaast zijn de werkelijke kosten met betrekking tot de uitvoeringskosten sanering steun WSW in 2016 lager uitgevallen dan begroot. De verplichting is met € 0,27 mln. bij gesteld.

Artikel 2: Woonomgeving en bouw

De verplichting FES IAGO is negatief bijgesteld (€ 0,45 mln.) omdat de verplichting niet meer tot betaling is gekomen. Ook is er op een verplichting met betrekking tot de helpdesk energielabel een bijstelling gedaan van € 1 mln. omdat deze voor nog maar maximaal € 0,64 mln. verder wordt uitgeput. Daarnaast is met betrekking tot stichting Milieu Centraal een deel van de verplichting (€ 0,17 mln.) afgeboekt omdat de daadwerkelijk vastgestelde subsidie lager uitviel.

Ook heeft er een negatieve bijstelling (€ 14,6 mln.) plaatsgevonden met betrekking tot de jaaropdrachten Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) omdat de verplichting in eerste instantie als inkoop in plaats van bijdrage was geboekt. Vervolgens heeft er nog een correctie plaatsgevonden (€ 0,1 mln.) doordat een verkeerde begunstigde bij de verplichting was aangegeven. Daarnaast is er een verplichting betreffende het RVO.nl verlaagd (€ 0,28 mln.) omdat er minder gebruik gemaakt is van de uitvoeringskosten dan aanvankelijk verwacht.

Artikel 6: Uitvoering Rijksdienst

Door een wijziging in de bekostigingssystematiek is de verplichting (€ 3,6 mln.) die ultimo 2016 is aangegaan voor de verrekening van de beheer en plankosten voor het Rijksvastgoedbedrijf komen te vervallen en afgeboekt. Daarnaast is een openstaande verplichting voor het jaar 2016 met betrekking tot de huisvestingskosten Hoge Colleges van Staat en AZ na ontvangst van een aantal facturen in 2017 met betrekking tot de werkzaamheden 2016 afgesloten en de verplichting bijgesteld (€ 1,1 mln.).

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTSRELATIES EN ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN EN RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK (ZBO’S/RWT’S)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Programma

Apparaat

 

Financiering (realisatie cijfers)

(x € 1.000,-)

Verwijzing (URL-link)

naar website RWT/ZBO

Verwijzing

(URL-link)

Naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

ZBO/RWT

ZBO/RWT

Begroting

Premies

Tarieven

Bureau Architectenregister

x

x

Het beheren van het architectenregister. De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en landschap- en interieurarchitecten, het uitvoeren van de EU- architectenrichtlijn en consumentenbescherming.

Artikel 6 «Uitvoering Rijksvastgoedbeleid»

 

24

241

0

1

http://www.architecten register.nl/

Toezicht BZK op zelfstandige organisaties

Huurcommissie

 

x

Onafhankelijk beslechten van geschillen tussen huurders en verhuurders over onderhoud, huurprijs en servicekosten van huurwoningen. Daarnaast het toetsen op verzoek van de Belastingdienst van de redelijkheid van de huurprijs bij aanvraag van huurtoeslag.

Artikel 1 «Woningmarkt»

2

2

2

0

0

http://www.huur commissie.nl/

Toezicht BZK op zelfstandige organisaties

Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland

 

x

Op basis van artikel 53a van de Wonigwet het aanwijzen van «deskundige instanties», dat wil zeggen dat de SVWN instanties accrediteert die bij woningcorporaties visitaties mogen uitvoeren.

Artikel 1 «Woningmarkt»

 

110

0

0

1103

http://www. visitaties.nl/

Toezicht BZK op zelfstandige organisaties

3

X Noot
1

Het Bureau Architectenregister ressorteert per 1 juli 2017 onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW. De hier gepresenteerde realisatiecijfers hebben betrekking op de bijdrage van BZK aan het zbo in de eerste helft van 2017 en die als uitgaven nog ten laste van de begroting van BZK komen. Voor gegevens over financiering op basis van tarieven wordt verwezen naar het jaarverslag van het zbo. Voor dit gegeven is geen splitsing tussen 1e en 2e halfjaar te maken.

X Noot
2

De bijdrage uit de begroting voor de kosten van het ZBO maakt deel uit van de bijdrage uit de begroting aan het agentschap DHC. Zie voor de totale realisatiecijfers de batenlastenparagraaf in dit jaarverslag, inclusief de verdeling over programma en apparaat.

X Noot
3

Op het moment van opstellen van dit overzicht waren er nog geen gegevens over het jaar 2017 van de SVWN beschikbaar. De gebruikte gegevens hebben betrekking op het verslagjaar 2016. De vermelde cijfers in de kolom Tarieven hebben betrekking o de kosten wettelijke taak (accreditatie)

BIJLAGE 2: AFGEROND EVALUATIE EN OVERIG ONDERZOEK

Artikel (artikelnummer) – (naam artikel)

Titel/ onderwerp

Jaar van afronding

1.1 Woningmarkt: Betaalbaarheid

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Beleidsdoorlichting artikel 1 begroting W&R

2015

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Evaluatie Verhuurdersheffing

2016

3. Overig onderzoek

 

Evaluatie Leegstandswet. Deze evaluatie is in juli 2015 afgerond, samen met de evaluatie van de wetswijziging inzake het kraken (samen de Wet kraken en leegstand). De begeleidende brief is met deze evaluatie begin 2016 naar de Tweede Kamer gezonden.

2015

 

Betaalbaarheid van het wonen in de huursector

2016

 

Evaluatie Inkomensafhankelijke huurverhoging https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/06/28/rapport-huurprijs-als-verhuisprikkel-evaluatie-van-de-inkomensafhankelijke-huurverhoging

2017

 

Evaluatie naar de gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/09/01/evaluatie-kamerverhuurvrijstelling

2017

 

Evaluatie passend toewijzen http://www.platform31.nl/publicaties/evaluatie-passend-toewijzen

2017

 

Evaluatie pilot Flexibel huren voor middeninkomens in Amsterdam https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/04/21/rapport-huren-met-korting

2017

1.2 Woningmarkt: Onderzoek en kennisoverdracht

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Beleidsdoorlichting artikel 1 begroting W&R

2015

2.1 Woonomgeving en bouw: Energie en bouwkwaliteit

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Energie besparen gaat niet vanzelf

Evaluatie energiebesparingsbeleid voor de gebouwde omgeving

2014

Evaluatie Bouwbesluit 2012

2014

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Onderzoek Betrouwbaarheid Energielabel https://www.rijksoverheid.nl/regering/bewindspersonen/kajsa-ollongren/documenten/rapporten/2017/10/25/rapport-%CB%9Donderzoek-betrouwbaarheid-energielabel%CB%9D

2017

 

Rapport Monitoring convenant particuliere huur https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/onderzoeken-over-bouwen-wonen-en-leefomgeving/documenten/rapporten/2017/12/01/rapport-monitoring-convenant-particuliere-huur

2017

 

Constructieve veiligheid drijvende bouwwerken https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/08/11/constructieve-veiligheid-drijvende-bouwwerken

2017

 

Effectmeting Wijziging Bouwbesluit 2012; Drijvende bouwwerken, milieuprestatiegrenswaarden en de label C-plicht voor kantoren – https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/rapporten/2017/07/13/effectmeting-wijziging-bouwbesluit-2012

2017

 

Onderzoek Onderzoeksplicht roestvaststaal zwembaden https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/07/11/onderzoek-onderzoeksplicht-roestvaststaal-zwembaden

2017

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

 

Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

2016

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 

Eindgebruiker en opdrachtgever in de bouw: lessen uit het buitenland (Economisch Instituut voor de Bouw)

2014

 

Evaluatie Blok voor Blok

2014

 

Knelpunten en oplossingsrichtingen in gemengde complexen (VvE’s) met grooteigenaars

2015

 

Aantallen en kenmerken van Verenigingen van Eigenaren – Een verkennend onderzoek

2016

 

Rapportage Bewonersonderzoek VvE's gemengde complexen

2016

 

Reservering voor planmatig onderhoud bij VvE’s; Sparen Loont

2016

 

Verplicht energielabel voor kantoren – Rapportage

2016

 

Beleidskader energieprestatie – Voorstel voor een beleidskader voor de energieprestatie van gebouwen

2016

 

Advies subsidieregeling koopwoningen

2016

 

Effect Energie Prestatie Vergoeding op woonlasten van een woning met gasaansluiting

2016

 

Regelgeving ter voorkoming van koolmonoxide-ongevallen in Belgie, Denemarken, Duitsland en Engeland

2016

 

Onderzoek en uitwerking van erkenningsregelingen voor installateurs

2016

 

Cijfers voortgang uitfasering open-verbrandingstoestellen

2016

 

Onderzoek effect energielabel voor woningen https://www.rijksoverheid.nl/regering/bewindspersonen/kajsa-ollongren/documenten/rapporten/2017/10/02/rapport-%CB%9Donderzoek-effect-energielabel-voor-woningen%CB%9D

2017

 

Verkenning utiliteitsbouw https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/11/01/rapport-verkenning-utiliteitsbouw

2017

 

Handhavingslasten verplicht energielabel C voor kantoren; Quickscan van de financiële gevolgen voor gemeenten https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/05/15/handhavingslasten-verplicht-energielabel-c-voor-kantoren

2017

 

Erkenningsregeling installateurs; Startdocument – https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/rapporten/2017/12/18/rapport-erkenningsregeling-installateurs

2017

 

Erkenningsregeling installateurs gasverbrandingsinstallaties; Onderzoek naar de lasten van de wettelijke verplichting voor installateurs van gasverbrandingsinstallaties – publicatie in 2018

2017

 

Inventarisatie (markt-)doorbraak technologieën voor een energie-neutrale gebouwde omgeving https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/07/31/inventarisatie-markt-doorbraak-technologieen-voor-een-energieneutrale-omgeving

2017

4. Toetsbare beleidsplannen

 

Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen aangenomen door Tweede Kamer – https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016Z07879&did=2017D06224

2017

 

Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 17 januari 2017, nr. 2017–0000025902 houdende wijziging van de Regeling energieprestatievergoeding huur in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder om een energieprestatievergoeding overeen te komen voor een woning met een aansluiting op het gasnet – https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017–3746.html

2017

2.2 Woonomgeving en bouw: Woningbouwproductie

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Beleidsdoorlichting artikel 2.2 Woningbouwproductie

2016

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Eindmeting Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Kamerstukken II, 2014–2015, 30 136, nr. 41

2015

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

 

MKBA wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

2016

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

 

Eindgebruiker en opdrachtgever in de bouw: lessen uit het buitenland (Economisch Instituut voor de bouw)

2014

 

Regeldrukgevolgen Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

2015

 

Financiele-gevolgen-voor-gemeenten-van-het-wetsvoorstel-kwaliteitsborging-voor-het-bouwen

2015

 

Opleverdossier-voor-de-bouwconsument-resultaten-van-een-kwalitatief-onderzoek

2015

 

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen – Tussentijdse evaluatie proefprojecten

2016

 

De rol van de gemeente binnen het stelsel van private kwaliteitsborging – Een bestuursrechtelijk en bestuurskundig perspectief https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-793153

2016

 

Kwaliteitsborging bouwen – achterblijvende taken en financiële gevolgen voor gemeenten

2016

 

QuickScan van buitenlandse stelsels van Kwaliteitsborging voor het Bouwen – Duitsland, Engeland & Wales, Frankrijk, Ierland, Noorwegen, Zweden en Australië

2016

 

Binnenstedelijk bouwen in de Zuidelijke Randstad – Vergelijking van planaanbod, nieuwbouw en woningbehoefte

2016

 

Vervolg MIRT-onderzoek / Uitvoering City deal; Complexe transformatieopgaven Zuid-Hollandse Steden. Analyse van belemmeringen en mogelijke oplossingsrichtingen bij binnenstedelijke transformatielocaties in een scala aan Zuid-Hollandse steden

2016

 

Uitwerking financiële arrangementen bij complexe transformatieopgaven

2016

 

Transformaties op de woningmarkt: Plausibel of niet? 2012–2015

2016

 

Transformaties op de woningmarkt, 2012–2015

2016

 

Eigenbouw: de moeite waard – Kosten en opbrengsten van eigenbouw en seriebouw voor gemeenten vergeleken

2016

 

Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk

2016

 

Economische gevolgen Flora- en faunawet

2016

 

Een verkenning van de milieu-impact van circulair bouwen in de woning- en utiliteitsbouw.

2017

 

Gebiedstransformaties: ruimte voor durf en diversiteit.

2017

 

Transformaties op de woningmarkt 2015–2016 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/46/8-duizend-woningen-door-transformaties-van-gebouwen

2017

 

Consumentenbescherming en contractvormen op de markt voor te realiseren bouwwerken https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/rapporten/2017/07/25/consumentenbescherming-en-contractvormen-op-de-markt-voor-te-realiseren-bouwwerken

2017

2.3 Woonomgeving en bouw: Kwaliteit woonomgeving

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2014D47938&did=2014D47938

2014

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering

2017

3. Overig onderzoek

 

Wetenschappelijke evaluatie Wet bijzondere maatregelen groot stedelijke problematiek

2015

 

Evaluatie City Deals – vervolg http://agendastad.nl/wp-content/uploads/2017/12/pbl-2017-evaluatie-city-deals-vervolg-3015.pdf

2017

 

Voortgangsrapportage actieplan bevolkingsdaling (Kamerstuk II, 2016–2017, 31 757, nr. 93)

2017

3 Kwaliteit Rijksdienst

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Evaluatie Arbeidsmarktcommunicatiestrategie Rijk en ingezette activiteiten en instrumenten

2014

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Doorlichting agentschap UBR

2015

 

Doorlichting agentschap P-Direkt https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rijksoverheid/documenten/rapporten/2017/05/16/doorlichting-agentschap-p-direkt

2017

 

Doorlichting agentschap DHC

2015

 

Onderzoek doelmatigheid SSO's digidoc2:aWQ9e0FFNjI2OURBLTlBRTUtNEE1OC04QkQzLUU2Njk2RDQ2NjYwRn0md HlwZT0xMDE

2015

3. Overig onderzoek

 

Evaluatie implementatie social return rijksoverheid

2014

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013

2014

 

Instelling Nationaal Commissaris Digitale Overheid

2014

 

Zelfstandige bestuursorganen, Het kabinetsbeleid ten aanzien van zbo's

2014

 

Zelfstandige bestuursorganen, Onderzoek naar de herpositionering van zbo’s

2014

 

Evaluatie Kaderwet Adviescolleges

2016

 

Audit Baseline Informatiehuishouding Rijk

2016

 

Evaluatie sociale voorwaarden Rijksinkoopbeleid, Maatschappelijk verantwoord ondernemen

2015

 

ADR rapportage Quick scan inkoop en integriteit en afdoening motie inkoopstelsel

2015

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014

Kamerstukken 2014–2015, 31 490 nr 174

2015

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2015

2016

 

Tussenevaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT) https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26643–440.html

2017

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2016

2017


X Noot
1

Verkenning utiliteitsbouw», ECN Beleidsstudies, 2017

X Noot
2

Onderzoek Betrouwbaarheid Energielabel, BK Bouw- en Milieuadvies, 25 oktober 2017

Naar boven