28 325 Bouwregelgeving

29 304 Certificatie en accreditatie in het kader van het overheidsbeleid

Nr. 168 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2017

In de brief van 19 december 20161 heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst aangekondigd over te gaan tot het voorbereiden van regelgeving waardoor werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen en bijbehorende luchttoevoer en rookgasafvoer alleen nog mogen worden uitgevoerd door bedrijven die daarvoor gecertificeerd zijn. Deze toezegging is gedaan naar aanleiding van het rapport «Koolmonoxide, onderschat en onbegrepen gevaar» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). In dit rapport beveelt de OvV een wettelijk verplichte erkenningsregeling voor installateurs van gasverbrandingstoestellen aan, omdat zij concludeerde dat het gros van de koolmonoxideongevallen worden veroorzaakt door het handelen of nalaten van handelen door installateurs. Voor deze wettelijke verplichting moet een wettelijk kader en een certificeringstelsel voor het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties worden vormgegeven.

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) Bouwregelgeving op 14 februari 20172 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd uw Kamer eind 2017 te informeren over de voortgang van de ontwikkeling van deze regelgeving. Met deze brief geef ik uitvoering aan die toezegging.

De afgelopen maanden is onderzocht hoe het beoogde wettelijk kader en het certificeringstelsel ingericht zou kunnen worden. Ik zal het bijgevoegde adviesrapport3 als basis hanteren voor de uitwerking van het beoogde stelsel. In deze brief ga ik nader in op het beoogde stelsel en geef ik een doorkijk naar de planning en implementatie.

Werking van het beoogde stelsel

Werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en bijbehorende luchttoevoer en rookgasafvoer mogen onder het beoogde stelsel alleen nog worden uitgevoerd door bedrijven die daarvoor gecertificeerd. Dit geldt zowel voor het installeren van nieuwe installaties als voor onderhoud aan bestaande installaties.

Bedrijven die na invoering van de wettelijke verplichting werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties willen (blijven) uitvoeren moeten dus beschikken over een certificaat.

Voor de verstrekking van dat certificaat wordt een aanvrager (het installatiebedrijf) getoetst aan uitgewerkte kwaliteitsnormen uit een certificatieschema. Als uit de toetsing blijkt dat voldoende vertrouwen bestaat dat de aanvrager kan en zal voldoen aan de gestelde eisen, wordt een certificaat verstrekt. De beoordeling of het bedrijf voldoet aan de kwaliteitsnormen, wordt uitgevoerd door een onafhankelijke en deskundige instantie. Een dergelijke instantie wordt een conformiteitbeoordelingsinstantie (CBI) of certificerende instelling (CI) genoemd. Overeenkomstig het kabinetsstandpunt voor conformiteitsbeoordeling en accreditatie4 worden CBI’s in geval van een wettelijke certificatieregeling aangewezen door de Minister van BZK. Indien een CBI zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden, kan de Minister in het kader van stelseltoezicht ingrijpen door bijvoorbeeld een waarschuwing aan de CBI af te geven, de aanwijzing te schorsen of in het uiterste geval de aanwijzing intrekken. In het kader van stelseltoezicht kan de Minister ook door middel van thematisch toezicht informatie verzamelen over het functioneren van het stelsel in de praktijk en de effectiviteit van de certificering. Hiervoor wordt gedacht aan zogenaamde reality-checks: steekproefcontroles van gasverbrandingsinstallaties waar werkzaamheden zijn uitgevoerd. Deze reality-checks zijn primair bedoeld om op de werking van het stelsel toe te zien en niet als direct toezicht op het gecertificeerde bedrijf dat de werkzaamheden heeft uitgevoerd. De gemeente blijft bevoegd gezag voor het toezicht op de naleving van de betreffende voorschriften in de Woningwet en het Bouwbesluit 2012. Daarnaast dienen CBI’s periodieke controles uit te voeren op gecertificeerde bedrijven om te controleren of zij zich houden aan de eisen van het certificatieschema.

Het beoogde wettelijk kader (uit te werken in de Woningwet, het Bouwbesluit 2012 en onderliggende ministeriële regeling) zal geen exacte werkwijze voorschrijven maar zal randvoorwaarden bevatten waarbinnen de markt zelf certificatieschema’s (beoordelingsrichtlijnen) kan ontwikkelen. In het beroepsveld is immers de meeste kennis aanwezig over hoe werkzaamheden op vakbekwame wijze moeten worden uitgevoerd. Bovendien kan op die manier eenvoudiger worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen en zal er meer draagvlak zijn en daarmee een betere naleving van de uitgewerkte regels. Certificatieschema’s worden ontwikkeld en beheerd door schemabeheerders met betrokkenheid van belanghebbenden. Het is aan de schemabeheerders en marktpartijen om certificatieschema(’s) uit te werken die voldoen aan het wettelijk kader en deze voor aanwijzing voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Naast aanwijzing van de certificerende instellingen zal namelijk ook als voorwaarde worden gesteld dat de certificatieschema’s door de Minister van BZK worden aangewezen. Alle certificeringsschema’s die aan het wettelijke kader voldoen, kunnen vervolgens op aanvraag van de schemabeheerders worden aangewezen.

Randvoorwaarden in het wettelijke kader

De beoogde randvoorwaarden zullen op basis van een grondslag in de Woningwet worden uitgewerkt in het Bouwbesluit 2012 en de daar onderliggende Regeling Bouwbesluit 2012. Onderstaand worden enkele randvoorwaarden uiteengezet die gesteld zullen worden aan certificatieschema’s en CBI’s die in aanmerking willen komen voor aanwijzing.

Het certificatieschema moet een schema voor procescertificering zijn. Het proces waarop de certificering toeziet is het op de juiste wijze uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en het controleren van de installatie alvorens de gasverbrandingsinstallatie (opnieuw) in gebruik mag worden gesteld. Vakbekwaamheidseisen moeten ook onderdeel uitmaken van de procescertificering. De vakbekwaamheidseisen zullen zijn gericht op het op adequate wijze controleren van de installatie (inclusief rookgasafvoer en verbrandingsluchttoevoer) nadat werkzaamheden zijn uitgevoerd en alvorens de gasverbrandingsinstallatie (opnieuw) in gebruik mag worden gesteld. Vooral aantoonbaar vakmanschap met betrekking tot beroepscompetenties voor koolmonoxidepreventie zijn daarbij belangrijk. Op dit moment wordt een voorstel voor de bijscholing tot het juiste vakbekwaamheidsniveau uitgewerkt door de sector.

Overeenkomstig het kabinetsstandpunt voor conformiteitsbeoordeling en accreditatie dienen CBI’s te beschikken over een passende accreditatie (in dit geval op basis van de norm voor procescertificatie NEN-EN-ISO/IEC 17065) van een nationale accreditatie instantie (in Nederland de Raad van Accreditatie (RvA)). Daarnaast is een van de beoogde randvoorwaarden dat CBI’s periodieke steekproefcontroles uitvoeren over uitgevoerde werkzaamheden van gecertificeerde (installatie)bedrijven en over een sanctiebeleid beschikken. De Onderzoeksraad voor Veiligheid constateerde namelijk dat er binnen de huidige vrijwillige regelingen te weinig toezicht en controles worden uitgevoerd. Met steeksproefcontroles kunnen tekortkomingen in de werkzaamheden worden opgespoord en worden gesanctioneerd, bijvoorbeeld door het schorsen of intrekken van het certificaat.

Planning en implementatie

Voor wijziging van de Woningwet zal het ontwerp van het wetsvoorstel op korte termijn ter consultatie worden gelegd door middel van internetconsulatie. Naar verwachting zal de wetswijziging in het tweede kwartaal van 2018 aan uw Kamer worden toegezonden.

Er wordt voorzien in een gefaseerde inwerkingtreding, zodat de sector zich kan voorbereiden op de certificeringsplicht. Schemabeheerders dienen voldoende tijd te hebben om schema’s op te stellen die voldoen aan het wettelijke kader. Installatiebedrijven moeten in de gelegenheid gesteld worden om hun bedrijfsvoering aan te passen en eventueel personeel te laten bijscholen om te voldoen aan de eisen van de certificeringsschema’s. Naar schatting van de sector, hebben tussen de 1.400 en 2.300 monteurs aanvullende scholing nodig. Het streven is om de wetswijziging, mocht het wetsvoorstel daartoe door beide Kamers worden aangenomen, vanaf de tweede helft van 2019 gefaseerd in werking te laten treden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 28 325, nr. 162

X Noot
2

Kamerstuk 28 325, nr. 163

X Noot
3

Adviesrapport «Erkenningsregeling installateurs, Startdocument»

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 29 304, nr. 6

Naar boven