Besluit van 6 maart 2017, houdende vaststelling van de tijdstippen van inwerkingtreding van de Wet van 1 februari 2017 tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 48) en het Besluit van 10 februari 2017 tot wijziging van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 samenhangend met de Wet tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 61)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 februari 2017, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, nr. 2017-0000054243;

Gelet op artikel II van de Wet van 1 februari 2017 tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 48) en artikel II van het Besluit tot wijziging van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 samenhangend met de Wet tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 61);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. De Wet van 1 februari 2017 tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 48) treedt, met uitzondering van Artikel I, onderdeel A, onder 01, 1a en 3, onderdeel B en onderdeel C, onder 2, en J in werking met ingang van 1 april 2017.

  • 2. Artikel I, onderdeel A, onder 01, 1a en 3, onderdeel B en onderdeel C, onder 2, van de Wet van 1 februari 2017 tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 48) treden in werking met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 2

Het Besluit van 10 februari 2017 tot wijziging van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 samenhangend met de Wet tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 61) treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 6 maart 2017

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de vijftiende maart 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

TOELICHTING

Zoals tijdens de behandeling van het wetsvoorstel aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is toegezegd, treedt de Wet van 1 februari 2017 tot wijzing van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 48) zo spoedig mogelijk na de aanvaarding in de Eerste Kamer in werking.

Het tijdstip van inwerkingtreding wordt vastgesteld op 1 april 2017 voor alle bepalingen die betrekking hebben op de wijzigingen van de heffingsvermindering. Deze heffingsverminderingen kunnen vanaf die datum worden aangevraagd. Gelet op artikel II van deze wet wordt hierbij toepassing gegeven aan artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum. Het is niet mogelijk om deze wet op een eerder tijdstip in werking te laten in werking treden omdat de infrastructuur voor de aanvragen nog moet worden aangepast aan de wijzigingen die via amendementen zijn aangebracht in het wetsvoorstel tijdens de behandeling in de Tweede Kamer.

Ook voor de vrijstelling voor de aankoop van woningen in krimpgebieden is het tijdstip van inwerkingtreding vastgesteld op 1 april 2017. Aangezien het peilmoment voor de berekening van de heffingsgrondslag bij aanvang van het kalenderjaar ligt, hoeft over woningen die op deze wijze gedurende 2017 aan het bezit worden toegevoegd al geen heffing te worden betaald. Materieel heeft deze wijziging dus effect per 1 januari 2018. Inwerkingtreding per 1 april 2017 geeft echter de uitvoering enige ruimte om reeds aanvragen te kunnen behandelen voor woningen die na 1 januari 2017 zijn aangekocht. De vrijstelling zal dan bij de aangifte verhuurderheffing in 2018 geëffectueerd kunnen worden.

De bepalingen die betrekking hebben op de wijziging van de heffingsvrije voet, de vrijstelling voor monumenten en maximering van de woningwaarde waarover geheven wordt, treden in werking per 1 januari 2018, omdat deze datum bepalend is voor de vaststelling van het belastbare bedrag. Daarom treden Artikel I, onderdeel A, onder 01, 1a en 3 en de onderdelen B en C, onder 2, van de Wet van 1 februari 2017 tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 48) in werking met ingang van 1 januari 2018.

De Belastingdienst en RVO hebben aangegeven aan deze invoeringtermijnen uitvoering te kunnen geven.

Artikel I, onderdeel J van de Wet van 1 februari 2017 tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 48), zal zoals reeds is aangegeven in de memorie van toelichting niet in werking treden, aangezien deze wet is aangenomen na 31 december 2016 door de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Het Besluit van 10 februari 2017 tot wijziging van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 samenhangend met de Wet tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Stb. 61) treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven