34 725 XVIII Jaarverslag en slotwet Wonen en Rijksdienst 2016

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN WONEN EN RIJKSDIENST (XVIII)

Aangeboden 17 mei 2017

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over de beleidsartikelen

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over de beleidsartikelen

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over de beleidsartikelen

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over de beleidsartikelen

Inhoudsopgave

A.

Algemeen

4

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

4

 

2.

Leeswijzer

6

       

B.

Beleidsverslag

8

 

3.

Beleidsprioriteiten

8

 

4.

Beleidsartikelen

23

   

Artikel 1 Woningmarkt

23

   

Artikel 2 Woonomgeving en bouw

37

   

Artikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

51

   

Artikel 6 Uitvoering rijksvastgoedbeleid

57

 

5.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

63

       

C.

Jaarrekening

65

 

6.

De verantwoordingsstaat

65

 

7.

De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

66

 

8.

Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2016

69

   

Logius

69

   

P-Direkt

79

   

Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

91

   

FMHaaglanden

100

   

Shared Service Centrum ICT (SSC-ICT

110

   

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

123

   

Dienst van de Huurcommissie (DHC).

140

 

9.

De saldibalans

150

       

D.

Bijlagen

161

 

Bijlage 1. Toezichtsrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

161

 

Bijlage 2. Afgerond evaluatie en overig onderzoek

163

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Wonen en Rijksdienst (XVIII) over het jaar 2016 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2016 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2016, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2016 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag 2016 van Wonen en Rijksdienst.

Het jaarverslag voor Wonen en Rijksdienst heeft de volgende vier beleidsartikelen: Woningmarkt; Woonomgeving en bouw; Kwaliteit Rijksdienst en Uitvoering rijksvastgoedbeleid.

De begroting voor Wonen en Rijksdienst is een programmabegroting en heeft geen apart apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven zijn opgenomen onder het centraal apparaatsartikel van de begroting van BZK (VII).

Het jaarverslag 2016 is als volgt opgebouwd:

  • A. een algemeen deel met de dechargeverlening.

  • B. het beleidsverslag met de prioriteiten en de beleidsartikelen.

    tevens wordt onder B de bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen.

  • C. de jaarrekening bestaat uit de verantwoordingsstaat van Wonen en Rijksdienst, de Jaarverantwoording (inclusief de verantwoordingsstaat) van de agentschappen en de saldibalans.

  • D. de bijlagen:

    Overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s;

    Afgerond evaluatie en overig onderzoek.

Groeiparagraaf

Er zijn dit jaar geen nieuwe ontwikkelingen voor de groeiparagraaf te melden.

Beleidsverslag

Bij het beleidsverslag onderdeel beleidsprioriteiten wordt teruggekeken op de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2016.

Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag wordt afgesloten met een realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht garanties en achterborgstellingen.

Realisatie Beleidsdoorlichting

In de verantwoording over 2016 staat het focusonderwerp «Focus op beleidstoetsing» centraal. Om deze reden zijn in het beleidsverslag de tabel «realisatie beleidsdoorlichtingen» en de toelichting op deze tabel uitgebreid. In de toelichting wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichtingen die in 2014, 2015 en 2016 zijn afgerond.

Beleidsartikel

Budgettaire gevolgen van beleid

In de toelichting op alle financiële instrumenten wordt aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het begrotingsjaar is aangewend. Verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar worden toegelicht, voor zover deze niet zijn toegelicht bij de eerste en tweede suppletoire begrotingswetten. Indien van toepassing wordt in de toelichting op de financiële instrumenten verwezen naar de Slotwet.

Jaarrekening

Jaarverantwoording agentschappen

De Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is met ingang van 1e suppletoire begroting 2016 over gegaan van het Ministerie van Defensie (X) naar de begroting van Wonen & Rijksdienst.

Het jaarverslag 2016 voor Wonen en Rijksdienst kent de volgende agentschappen: Logius; P-Direkt; Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR); FMHaaglanden; Shared Service Centrum ICT (SSC ICT); Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).

In de jaarrekening zijn de financiële verantwoordingen van deze baten-lastenagenschappen opgenomen.

Topinkomens

Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst bevat geen WNT paragraaf (Wet Normering Topinkomens). Voor wat betreft de topinkomens wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).

Bijlagen

Bijlage externe inhuur

Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst heeft geen bijlage inhuur externen. Voor wat betreft deze bijlage wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Wonen

Implementeren hervormingen woningmarkt

In 2016 heeft het herstel van de woningmarkt zich in het hele land voortgezet. Geholpen door de aantrekkende economie en de lage rente durven mensen weer een huis te kopen, durven beleggers weer te investeren en durven projectontwikkelaars weer te bouwen. Net als in de afgelopen jaren was het kabinetsbeleid er ook in 2016 op gericht duidelijkheid en vertrouwen in de markt terug te krijgen, en dat lijkt grotendeels te zijn gelukt. Maar dat betekent niet dat het werk gedaan is. Momenteel wordt eraan gewerkt om te zorgen dat er meer gebouwd wordt, het aanbod in het middenhuursegment groter wordt, en dat er meer initiatief wordt genomen om de duurzaamheid van de gebouwde omgeving te verhogen.

Tijdens de crisis daalden de woningprijzen in het hele land, maar sinds 2013 stijgen de prijzen weer. In 2016 heeft deze trend zich voortgezet. Door de hogere huizenprijzen krijgen huishoudens met een huis onder water minder onderwaarde. Het aantal huishoudens met een woning onder water is gehalveerd: van 36% in 2013 naar 18% eind derde kwartaal 2016. Voor starters en mensen die een hypotheek laten oversluiten leidt de lagere rente tot lagere hypotheeklasten.

In 2016 mocht een hypotheek niet hoger dan 102 procent van de waarde van het huis zijn. Deze «loan-to-value» wordt jaarlijks met één procentpunt teruggebracht tot 100 procent in 2018. Restschulden kunnen onder voorwaarden worden meegefinancierd onder de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De rente over de financiering van restschulden is inmiddels tot maximaal 15 jaar aftrekbaar. Ook is per 1 juli 2016 de gemiddelde woningwaarde bepalend geworden voor de hoogte van de NHG-grens. Als daarnaast bij een nieuwe koopwoning energiebesparende maatregelen worden genomen, dan kan de NHG-grens worden verhoogd met maximaal 5 procent.

Vraaggericht (her)ontwikkelen, (ver)bouwen en transformeren van het woningaanbod

In 2016 is de vraag naar woningen onverminderd groot gebleven, vooral in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad, maar ook in andere stedelijke regio’s. Dit leidt tot oplopende spanning op de woningmarkt. Om nu en in de toekomst te voldoen aan de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte van woningzoekenden heeft de Minister met name ingezet op voldoende plancapaciteit, het vergroten van het aanbod, de aanpak van (leegstaand) vastgoed en op innovatie in de bouw.

De primaire verantwoordelijkheid voor het tijdig beschikbaar hebben van voldoende plancapaciteit ligt bij provincies en gemeenten, maar het kabinet draagt hieraan bij door zoveel mogelijk belemmeringen weg te nemen. In 2016 is besloten om gesprekken te voeren met alle 19 woningmarktregio’s in Nederland. Onderwerp van gesprek is in veel regio’s de achterblijvende woningbouw en de benodigde plancapaciteit.

In het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) is in 2016 het onderzoek «Stimuleren Stedelijk Wonen in de Zuidelijke Randstad»1 afgerond, waarin de mogelijkheden om binnenstedelijk bouwen te versterken zijn onderzocht. Dit heeft geresulteerd in de City Deal Zuidelijke Randstad. Het Expertteam Versnellen heeft op aanvraag gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling ondersteund.

Ruimte voor eigenbouw en de transformatie van leegstaand vastgoed dragen bij aan het voorzien in de woningbehoefte. Het kabinet heeft ook hier expertteams ingezet. Deze adviseren en begeleiden gemeenten en andere partijen op het gebied van kantoortransformatie. De teams zijn effectief en zetten daarom hun werkzaamheden voort in 2017 (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 120, nr. 10). Het aantal verleende vergunningen voor eigenbouw is in 2016 zowel procentueel als in aantal toegenomen. Het aantal transformaties is de afgelopen jaren stabiel gebleven.

Borgen van betaalbaarheid, toegankelijkheid en flexibiliteit in de toekomst

Het huurstelsel is in 2016 verder gemoderniseerd. Om de aantrekkelijkheid van een woning beter in de huurprijs tot uitdrukking te laten komen is het Woningwaarderingsstelsel zo aangepast dat in de regio’s Amsterdam en Utrecht het mogelijk is om kleine woningen op attractieve locaties sneller geliberaliseerd te verhuren.

2016 was het eerste volle kalenderjaar van de uitvoering van de nieuwe Woningwet. Door de nieuwe Woningwet richten woningcorporaties zich meer op hun kerntaak: het huisvesten van mensen met een laag inkomen. Een eenduidige en goed toetsbare norm zorgt dat de mensen met de laagste inkomens woningen krijgen toegewezen waarvan ze de huur kunnen betalen (al dan niet met huurtoeslag).

Op 1 juli 2016 is de Wet doorstroming huurmarkt 2015 ingevoerd. Deze is bedoeld om de flexibiliteit op de huurmarkt te bevorderen en de huur voor hogere inkomens beter aan te passen aan de kwaliteit van woningen. De wet voorziet daarnaast in een jaarlijkse inkomenstoets voor hogere inkomens en biedt mogelijkheden voor tijdelijke en korte huurcontracten. Deze maatregelen geven een impuls aan een betere doorstroming op de huurwoningmarkt en leiden tot minder scheefwonen.

De goedkope scheefheid, mensen met een te hoog inkomen ten opzichte van hun huur, laat de afgelopen jaren een dalende trend zien. De dure scheefheid, mensen die ten opzichte van hun inkomen te veel huur betalen, is toegenomen. Het is de verwachting dat de dure scheefheid weer zal afnemen, onder meer als gevolg van de beperkte huurstijging en de introductie van het passend toewijzen in 2016. Corporatiewoningen worden zo steeds vaker bewoond door de doelgroep.

De huurstijging van de gereguleerde voorraad bedroeg in 2016 gemiddeld 1,3 procent: de laagste huurstijging sinds 2012. Bij corporaties bedroeg de gemiddelde huurstijging voor gereguleerde woningen gemiddeld 1 procent, bij overige verhuurders 2 procent. De gematigde huurstijging bij corporaties heeft onder andere te maken met de nieuwe regelgeving rond passende woonruimte en de beperking van de toegestane huursomstijging.

Middensegment en andere specifieke uitdagingen

Het aandeel vrije sector huurwoningen neemt toe. Tussen 2009 en 2015 is dit gestegen van 8 naar 16 procent van alle huurwoningen. De komende jaren ligt er een uitdaging om aan de stijgende vraag naar woningen in het middenhuursegment te voldoen. Het kabinet heeft in 2016 aangekondigd de lokale partijen te willen ondersteunen in het versterken van het middenhuursegment door het instellen van een samenwerkingstafel. Dit is van groot belang voor huishoudens met een middeninkomen, die starten op de woningmarkt, voor mensen die behoefte hebben aan flexibiliteit of mensen die willen doorstromen vanuit de sociale huursector. De ontwikkeling van het middenhuursegment maakt woningen vrij voor huishoudens die zijn aangewezen op de sociale huursector

Om het aanbod in het middenhuursegment te vergroten is eind 2016 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in consultatie gebracht. Deze wijziging maakt het (naar verwachting vanaf 1 juli 2017) voor gemeenten mogelijk om geliberaliseerde woningen voor middenhuur als aparte categorie in het bestemmingsplan te kunnen opnemen.

Met ingang van 2016 is de liberalisatiegrens, de grens tussen sociale huur en vrije sector huur, voor drie jaar bevroren. Dit beperkt huurstijgingen en geeft daarmee een impuls aan de betaalbaarheid in de sociale huursector. Tegelijkertijd wordt het middenhuursegment hiermee groter en wordt het interessanter voor marktpartijen om te investeren in het middensegment van de huurmarkt.

De verhoogde instroom van asielzoekers in 2016 heeft de druk op de sociale huurvoorraad vergroot. Daarom is een tijdelijke subsidieregeling in het leven geroepen voor de versnelde realisatie van extra huisvestingscapaciteit. Op deze manier wordt de verdringing van andere woningzoekenden zoveel mogelijk voorkomen. Ook is in 2016 de Huisvestingswet aangepast, waarmee de automatische urgentiestatus voor vergunninghouders is vervallen. Dit biedt gemeenten de ruimte om de taakstelling van het huisvesten van vergunninghouders vorm te geven op een manier die recht doet aan de lokale (woningmarkt)situatie.

De Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek («Rotterdamwet») gaf gemeenten al de mogelijkheid om in aangewezen gebieden geen huurwoningen toe te wijzen aan mensen zonder inkomen uit arbeid. In 2016 heeft de Tweede Kamer ingestemd met uitbreiding van de «Rotterdamwet», zodat gemeenten nu ook de mogelijkheid hebben om overlastgevende woningzoekers en woningzoekers met criminele antecedenten te weren uit een wijk, straat of complex met ernstige leefbaarheidsproblemen.

In regio’s waar sprake is van bevolkingsdaling kan de sociaal-economische vitaliteit en de leefbaarheid onder druk komen te staan. Het is nodig om op deze veranderingen vroegtijdig te anticiperen. In 2016 is met een nieuw Actieplan Bevolkingsdaling een vervolg gegeven aan de aanpak die in samenspraak met Rijk, provincies en regio’s is opgesteld. Het plan vormt een uitwerking van de integrale aanpak voor regionale structuurversterking.

Kwaliteit en duurzaamheid van de gebouwde omgeving

Eind 2016 heeft het kabinet de Bouwagenda aangekondigd. Deze is bedoeld om de bouwsector, nu de productie en omzet na de crisis weer aantrekken, succesvol te houden en toekomstbestendig te maken. Bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid gaan samenwerken om de bouwsector te versterken. Bijvoorbeeld door oplossingen te bieden voor maatschappelijke uitdagingen, zoals het verduurzamen van woningen en een effectiever gebruik van grondstoffen. Innovatie is hierbij het kernbegrip. Om de grote maatschappelijke ambities binnen de financiële randvoorwaarden te kunnen realiseren, moet de bouwsector een kwaliteitssprong en een schaalsprong maken. Het doel is om de afspraken in de Bouwagenda binnen vier jaar te realiseren.

Ook in 2016 was het beleid erop gericht de bouwkwaliteit te verhogen, de regeldruk te verminderen en de positie van de bouwconsument te versterken. In december 2016 heeft de Tweede Kamer het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) behandeld. Het Bbl is de opvolger van het Bouwbesluit en één van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Omgevingswet, waarvan inwerkingtreding wordt voorzien in 2019. Ook is het wetsvoorstel voor een nieuw stelsel voor kwaliteitsborging voor het bouwen aan de Tweede Kamer aangeboden. De belangrijkste doelen van deze wet zijn verhoging van de bouwkwaliteit gedurende het hele bouwtraject en verbetering van de positie van de bouwconsument. Stapsgewijze invoering van het nieuwe stelsel is voorzien vanaf 2018.

Ook is een wetswijziging betreffende het verbeteren van het functioneren van Verenigingen van Eigenaren (VvE) en het stimuleren van verduurzaming door VvE’s aangeboden aan de Tweede Kamer.

In 2016 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord verder ingevuld, bijvoorbeeld met betrekking tot de verbetering van de energiezuinigheid van gebouwen. Eind 2016 concludeerde de Borgingscommissie Energieakkoord in haar Voortgangsrapportage 20162 dat de vijf centrale doelen (waaronder 100 petajoule energiebesparing per 2020) binnen bereik zijn, mits alle partijen zich hier volledig voor inzetten. De ingezette maatregelen zijn onder meer gericht op de koop-, huur- en kantorensector. De afspraken in het Energieakkoord lopen tot 2023. Het kabinet heeft eind 2016 de Energieagenda uitgebracht waarin transitiepaden richting een CO2-arme samenleving in 2050 worden beschreven, ook voor de gebouwde omgeving.

Met het oog op de ontwikkeling van een volledig circulaire economie voor 2050 heeft het kabinet in 2016 het programma «Nederland circulair in 2050» aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 852, nr. 33). Tussendoel van het kabinet is om samen met maatschappelijke partners in 2030 50% minder gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) te realiseren. Het bereiken van de doelen vergt technische, sociale en systeeminnovatie. De bouw is benoemd als één van de vijf prioriteiten.

In de koopsector is in 2016 bij ruim 80 procent van de transacties het energielabel overhandigd3 en zijn diverse maatregelen genomen om energiebesparing te bevorderen. De activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» richt zich op particuliere woningeigenaren en VvE’s met een woning met label C of «slechter» die energiebesparende maatregelen overwegen. Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds met laagrentende financiering voor individuele huiseigenaren en VvE’s is in 2016 aanzienlijk toegenomen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in 2016 op basis van een bijdrage van het Rijk haar activiteiten voortgezet om via gemeenten huiseigenaren te stimuleren tot meer energiebesparende maatregelen. Het kabinet heeft in 2016 aan de gemeenten € 1 mln. beschikbaar gesteld voor het in samenwerking met marktpartijen ontwikkelen van innovatieve aanpakken (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 477).

In de huursector wordt een versnelling van de energiebesparing nagestreefd door onder meer de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP). Het beroep daarop is in 2016 – na invoering van diverse verbeteringen – fors gegroeid ten opzichte van 2015; tot en met 2016 is ruim € 126 mln. subsidie verleend. Verhuurders van zeer energiezuinige woningen, zoals nul-op-de-meter woningen, mogen vanaf 1 september 2016 voor deze woningen een energieprestatievergoeding overeenkomen met hun huurders. Met deze vergoeding kunnen zij de investeringen in de woningen terugverdienen4. De Nationale Energieverkenning 20165 geeft aan dat het gestelde doel van het convenant uit 2012 voor woningen van woningcorporaties (gemiddeld label B in 2020) niet wordt gehaald. Nadere maatregelen worden uitgewerkt (Kamerstukken II 2016–2017, 30 196, nr. 502).

In 2016 is aangekondigd dat kantoren (met uitzondering van zeer kleine kantoren en monumentale panden) vanaf 2023 alleen nog gebruikt mogen worden als zij minstens energielabel C hebben. Dit levert 8,6 petajoule besparing op in 2023. Onderzoek is aangekondigd naar de mogelijkheden voor energiebesparing in andere categorieën utiliteitsgebouwen (Kamerstukken II 2016–2017, 30 196, nr. 485).

In 2016 is conform de wens van de Tweede Kamer de instelling van het Fonds duurzaam funderingsherstel voorbereid, dat een oplossing moet bieden voor de financieringsproblematiek bij bloksgewijs funderingsherstel (Kamerstukken II, 2012–2013, 32 757, nr. 67 en Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 18). Het Rijk heeft voor het fonds € 20 mln. als achtergestelde lening beschikbaar gesteld uit de onbenutte gelden van het Energieakkoord. Daarnaast trekt het fonds financiële middelen aan op de kapitaalmarkt tot een beoogde fondsomvang van € 100 mln.

Eind 2016 heeft de Minister mede namens de Minister van VWS naar aanleiding van een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid6 maatregelen aangekondigd tegen ongelukken met koolmonoxide in woningen (Kamerstukken II 2016–2017, 28 325, nr. 162).

Rijksdienst

Hervormingen Rijksdienst

In 2016 is verder gewerkt aan een kleinere en betere rijksoverheid. Een moderne overheid die goed werkgeverschap toont, flexibel georganiseerd is en technologie effectief inzet ten behoeve van haar dienstverlening aan de samenleving.

In de eerste helft van de kabinetsperiode zijn instrumenten ontwikkeld die helpen bij de monitoring en de beheersing van de apparaatsuitgaven. In 2016 is de beheersing nog meer dan voorheen binnen de financiële kolom belegd. Hierdoor wordt nu vaker scherp debat gevoerd over de manier waarop de kosten van nieuw beleid kunnen worden gedekt. In de jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk informeert het kabinet de Tweede Kamer ieder jaar over de ontwikkelingen in de omvang van de Rijksdienst.

De aansturing en bekostiging van de Shared Service Organisaties (SSO’s) is vereenvoudigd. Dit is belangrijk voor de interdepartementale samenwerking op de verschillende aspecten van de bedrijfsvoering. De overlegstructuur is verduidelijkt, er zijn minder deelnemers en er is een duidelijker rolverdeling. Zo treedt de centraal opdrachtgever op namens de andere opdrachtgevers, zijn de rapportages over de kwaliteit en kosten van dienstverlening van de SSO’s inzichtelijker, en wordt er in toenemende mate gewerkt met centrale bekostiging. Met deze activiteiten is het in 2013 ingezette programma SGO5 per 1 juli 2016 afgerond.

Binnen de bedrijfsvoering is in 2016 vooral veel aandacht besteed aan ICT. In 2016 is uitvoering gegeven aan de maatregelen uit de kabinetsreactie op het eindrapport van de Tijdelijke commissie ICT-projecten. De Tweede Kamer is daarover geïnformeerd met een tweede en derde voortgangsrapportage (Kamerstukken II 26 643, nr. 389 en 422). De maatregelen zijn gericht op de beheersing van ICT-projecten, personeel, inkoop en verbetering van de informatievoorziening aan de Tweede Kamer.

Het Bureau ICT-toetsing (BIT) heeft na de pilotperiode elf toetsen afgerond. De voor 2016 geplande verdere uitbreiding van I-Interim Rijk met 40 fte is gerealiseerd I-Interim Rijk beschikt nu over 170 fte. De laatste uitbreiding, met 30 fte, zal conform planning in 2017 plaatsvinden. Daarmee worden meer ICT-projecten met eigen personeel uitgevoerd.

In 2016 is de eerste lichting van 40 Rijks ICT-trainees gestart met hun tweejarige traineeprogramma. Tot en met 2019 zullen jaarlijks 30 ICT-trainees worden aangetrokken.

Eind 2016 is de Strategische I-agenda Rijksdienst aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 490, nr. 221). Het doel van deze agenda is met behulp van ICT tot een betere en transparantere dienstverlening aan bedrijven en instellingen te komen. De agenda versterkt en ondersteunt de initiatieven die individuele ministeries nemen. De CIO’s van de departementen waarborgen een stevige relatie met de primaire processen en de bedrijfsvoering. De I-agenda is een dynamisch document, dat jaarlijks geactualiseerd wordt.

Strategisch personeelsbeleid Rijk

Samen met de vakbonden is in 2016 een begin gemaakt met het ontwikkelen van strategisch personeelsbeleid bij de rijksoverheid. Onderdeel hiervan was een brede consultatie van medewerkers over hun wensen en verwachtingen ten aanzien van hun arbeidsrelatie en arbeidsvoorwaarden.

Twee specifieke doelstellingen op het gebied van personeelsbeleid zijn in 2016 behaald. Het gaat om het creëren van banen bij de sector Rijk voor mensen met een arbeidsbeperking, en om de groei van het aantal vrouwen in topfuncties. Bij de overheid zijn er in 2015 5.453 banen gerealiseerd. Het aandeel vrouwen dat een topfunctie bekleedt binnen de rijksdienst is de afgelopen jaren gegroeid en was eind 2016 33%.

Rijksvastgoed

De strategie van het Rijk is om een zakelijke benadering van vastgoed te combineren met een optimaal maatschappelijk rendement. Deze strategie is samen met rijkspartners en regionale partners uitgewerkt in twaalf «provinciale rijksvastgoedplannen». De plannen bevatten een inventarisatie van kansen en belemmeringen voor maatschappelijke meerwaarde met de inzet van rijksvastgoed. In 2016 zijn alle provinciale rijksvastgoedplannen afgerond.

Het Rijksvastgoedbedrijf levert een bijdrage aan de invulling van het rijksbeleid en Europese doelstellingen op het gebied van energie en circulaire economie. Zo is het voormalig ministeriegebouw Rijnstraat 8 omgevormd tot een flexibel en duurzaam verzamelkantoor voor de rijksoverheid. Het pand heeft energielabel A+++: ongekend laag bij de renovatie van een dergelijk groot pand.

Met het Programma Groene Technologieën 3.0 stimuleert het Rijksvastgoedbedrijf innovaties, die leiden tot energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. In 2016 is gestart met de inrichting van een testomgeving in een bestaand kantoorpand van Rijkswaterstaat. Hier worden systeeminnovaties op het gebied van The Internet of Things, licht en klimaat getest.

Verder neemt het Rijksvastgoedbedrijf met een tweetal panden deel aan het programma Kantoor vol Energie. Binnen dit programma worden panden door het Rijksvastgoedbedrijf op een innovatieve manier aanbesteed. De ambitie van het programma is dat dit tot energieneutrale kantoorpanden leidt.

Vanwege de verhoogde asielinstroom heeft het Rijksvastgoedbedrijf in 2016 27 locaties verhuurd aan het COA (waaronder het voormalig Ministerie van SZW en de Penitentiaire Inrichting OverAmstel) en een aantal gemeenten. Tevens is een aantal locaties aan het COA verkocht, zoals de voormalige jeugdinrichting Doggershoek in Den Helder en de voormalig Penitentiaire Inrichting Westlinge in Heerhugowaard.

De politieke besluitvorming over de renovatie van het Binnenhof is in 2016 afgerond. De renovatie zal sober en doelmatig worden uitgevoerd en erop gericht zijn gebreken te herstellen en te zorgen dat overal aan wet- en regelgeving wordt voldaan. Waar zinvol worden functionele verbeteringen doorgevoerd, bijvoorbeeld bij de entrees en de keukens. Daarmee wordt de monumentale waarde beschermd en de huisvesting voor Eerste en Tweede Kamer, Raad van State en het Ministerie van Algemene Zaken geborgd. Veel aandacht wordt besteed aan de omgeving en aan de zichtbaarheid van het hart van de democratie tijdens de verbouwing. In samenwerking met betrokkenen uit de omgeving, wordt gepoogd de overlast te beperken en de publieke belangstelling op peil te houden

Ook in 2016 was het afstoten van rijksvastgoed een belangrijke opgave. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft 217 verkooptransacties gerealiseerd met een totale opbrengst van € 113 mln. De meeste daarvan waren grondtransacties. Voorts werden ruim 60 gebouwen of complexen verkocht, waaronder 15 kantoren (totaal 144.000 m2 bruto vloeroppervlak), 6 voormalige rechtbanken, 3 kazernes, 2 penitentiaire inrichtingen, 2 havens en 24 woonhuizen. Bij de verkopen staan marktconformiteit, openbaarheid en transparantie voorop.

Na een uitgebreide dialoog met de Tweede Kamer is in januari 2016 een portefeuille van 29 monumentencomplexen zonder rijkshuisvestingsfunctie overgedragen aan de Nationale Monumentenorganisatie. Beheer en onderhoud van de gebouwen is zo gewaarborgd, zodat deze voor toekomstige generaties behouden blijven. Tevens heeft de overdracht een impuls gegeven aan de pas opgerichte Nationale Monumentenorganisatie.

Het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel voor kantoren is op 1 januari 2016 in werking getreden. De prikkels tot doelmatigheid zijn nu belegd op bovendepartementaal niveau, zodat de voorraad beter benut kan worden. In de masterplannen vindt de concrete matching van vraag en aanbod van kantoorbehoefte binnen het Rijk plaats. De herziene masterplannen – waarmee het Kabinet als doel heeft vanaf 2020 structureel circa € 130 mln. te besparen – zijn medio 2016 vastgesteld en worden momenteel uitgevoerd (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 490, nr. 202).

Realisatie Beleidsdoorlichtingen

Artikel

Naam artikel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Wanneer gepland

Geheel artikel?

Behandeling in Tweede Kamer

Artikel 1

Woningmarkt

                     

1.1

Betaalbaarheid

         

X

   

2015

Nee

1 Voor kennisgeving aangenomen

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

                     

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

                     

2.1

Energie en bouwkwaliteit

       

X

     

2012

Nee

4 betrokken bij het algemeen overleg Koopsector en energiebesparing d.d. 15 januari 20151

2.2

Woningbouw productie

           

X

 

2016

Nee

4 Betrokken bij het algemeen overleg Staat van de woningmarkt d.d. 8 december 20162

2.3

Kwaliteit woonomgeving

       

X

     

2014

nee

2. schriftelijk overleg of schriftelijke vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen3

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

                     

Artikel 3

Kwaliteit rijksdienst

       

X

     

2014

Nee

4. betrokken bij overleg (in AO/wetgevingsoverleg/ notaoverleg)4

Artikel 6

Uitvoering rijksvastgoedbeleid

                     

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

                     

6.2

Beheer materiële activa

                     

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link:

http://www.rijksbegroting.nl/2017/voorbereiding/begroting,kst225599_4.html

  • Desgewenst betrokken bij algemeen overleg over Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (mei 2015).

  • De commissiebrief en antwoorden over de brief met de opzet en vraagstelling van deze beleidsdoorlichting was geagendeerd voor AO Staat van de Woningmarkt d.d. 26 november 2015.

  • Feitelijke vragen en desgewenst betrokken bij AO.

  • Commissiebrief en desgewenst betrokken bij AO Jaarrapportage Rijk in mei.

Toelichting

Art 1.1. Betaalbaarheid

De beleidsdoorlichting in 2015 richtte zich grotendeels op de huurtoeslag. Daarnaast is er aandacht voor de doorwerking van onder andere het huurbeleid en de huurprijsregelgeving op de huurlasten en de hypotheekrenteaftrek op de kooplasten. De aflopende BEW+ regeling is in 2011 reeds uitputtend geëvalueerd. De verhuurderheffing is in 2016 afzonderlijk geëvalueerd.

De belangrijkste conclusie is dat de beleidsdoorlichting laat zien dat het karakter van het beleid op de woningmarkt over de tijd is veranderd. Mede door het beleid van de afgelopen decennia zijn er geen grootschalige kwantitatieve en kwalitatieve tekorten meer op de woningmarkt. Het huidige beleid is, naast het oplossen van knelpunten als gevolg van de actuele migratiestroom, nu meer gericht op bescherming van de huurder en de betaalbaarheid van het wonen voor de doelgroep van beleid, gegeven de hoge kwaliteit van de Nederlandse woningvoorraad. Het beleid gericht op betaalbaarheid van het wonen spitst zich toe op de gereguleerde sector, waar het huurprijsbeleid geldt. Daarbinnen richt de huurtoeslag zich op de meest kwetsbare groepen. Uit de beleidsdoorlichting blijkt dat de huurtoeslag een sterk effect heeft op het verlagen van de huurlasten. De gemiddelde huurquote van alle huurders is vrijwel gelijk aan de gemiddelde huurquote van huurtoeslagontvangers. Door de huurtoeslag is bereikt dat, ondanks het lagere inkomen van huurtoeslagontvangers, de woonlasten niet een groter onderdeel zijn van het inkomen. Zonder overheidsingrijpen zou de hoogte van de huren voor een deel van de huishoudens de toegang tot de woningmarkt belemmeren. Daar staat tegenover dat het overheidsingrijpen kan leiden tot onbedoelde neveneffecten, effecten van de huurtoeslag die losstaan van het beoogde doel. In de beleidsdoorlichting worden diverse beleidsopties aangedragen om deze neveneffecten te verminderen. Tevens zijn er, conform de door de RPE gestelde eisen, een aantal besparingsopties meegenomen.

De uitkomsten van de beleidsdoorlichting boden een goede input voor het IBO sociale huur (2016). Aangezien dit IBO deels voort borduurt op de beleidsdoorlichting is met een verdere inhoudelijke reactie op de beleidsdoorlichting gewacht tot het IBO was afgerond. Er is in december 2016 een integrale kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting en het IBO sociale huur verstuurd naar de TK (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2016Z23033&did=2016D47123). Hierin is onder andere aangegeven dat het kabinet op basis van concreet geformuleerde onderzoeksdoelstellingen onderzoek en/of experimenten zal starten om meer inzicht te krijgen in de gedragsreacties van ingrepen in de sociale huursector (huurders, verhuurders, gemeenten). Er volgt nog een Algemeen Overleg Huuraangelegenheden, met onder andere de onderwerpen Beleidsdoorlichting artikel 1 en het IBO Sociale Huur. Dit AO is nog niet gepland.

Art. 2.1 Energie en bouwkwaliteit

De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting bestond uit afzonderlijke beleidsevaluaties op de thema's Energie en Bouwkwaliteit. De beleidsinstrumenten uit het Energieakkoord konden nog niet in deze beleidsdoorlichting worden betrokken. De volgende integrale beleidsdoorlichting van het onderdeel Bouwkwaliteit is voorzien in 2020, zodat de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en de invoering van het Besluit bouwwerken leefomgeving als opvolger van het Bouwbesluit kunnen worden meegenomen. De beleidsdoorlichting van het onderdeel Energie is gepland in 2021, na het Energieakkoord (doelen 2020) en de EED-richtlijn (uitvoering gereed 2020). Er is sprake van een integrale beleidsdoorlichting door de evaluaties van 2020 en 2021 als totaal te bezien. Een van de conclusies uit de in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting was dat met name het ambitieuze lange termijn doel van een energieneutrale gebouwde omgeving reden is om extra beleidsinspanningen te verrichten. In het kader van de lange termijn verkenning energie in de gebouwde omgeving zijn belemmeringen en opties verkend om de lange termijn doelen van het energiebeleid voor de gebouwde omgeving te realiseren. De uitkomsten van deze verkenning (Kamerstuk II 2015–2016 30 196, nr. 462) zijn betrokken bij de Energiedialoog en mede op basis daarvan heeft het kabinet de Energieagenda opgesteld (Kamerstuk II 2016–2017 31 510, nr. 64). In de Energieagenda is binnen de functionaliteit lage temperatuurverwarming de hoofdlijn voor het energiebeleid in de gebouwde omgeving op lange termijn opgenomen. Deze hoofdlijn betreft onder meer een voortgaande inzet op energiebesparing, in het beginsel geen nieuwe gasnetten voor nieuwbouwwijken, van aansluitplicht op gas naar algemeen warmterecht en een lokale afweging en besluitvorming over energiebesparing en inzet van duurzame energie in de gebouwde omgeving.

Inzake regelgeving gericht op bouwkwaliteit zijn vijf aanbevelingen gedaan:

  • bepaal duidelijkere doelen die de lading dekken van de wijzigingen;

  • zorg voor een duidelijke afbakening van de doelen;

  • geen ingrijpende wijzigingen doorvoeren in de wet- en regelgeving met het oog op de Omgevingswet;

  • beter gebruik van het Bouwbesluit 2012 Online om de toegankelijkheid van regelgeving verder te vergroten;

  • zoek in overleg met stakeholders naar mogelijkheden om de regelgeving verder te vereenvoudigen.

Deze aanbevelingen zijn meegenomen in de herijking die heeft plaatsgevonden bij het omzetten van het Bouwbesluit naar het Besluit bouwwerken leefomgeving onder de Omgevingswet en in de voorbereiding van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen.

Artikel 2.2 Woningbouwproductie

In de doorlichting stond het instrumentarium centraal dat is gericht op het ondersteunen van decentrale overheden en partijen bij wie nu het initiatief en de verantwoordelijkheid ligt voor woningbouwprojecten. Met een veranderende rol van de overheid, en mede gestuurd door lagere budgetten, is het beleidsinstrumentarium meer en meer veranderd van rechtstreekse financiële input gekoppeld aan meetbare output (zoals voorheen het geval was bij bijvoorbeeld een woningbouwregeling als het Besluit Woninggebonden Subsidie) naar een rol van initiëren, stimuleren en ondersteunen waarbij de uiteindelijke output, in termen van woningbouwuitkomsten, lastig te meten is als het gaat om doeltreffendheid en doelmatigheid. De expertteams, die alle volledig vraaggestuurd zijn, kennen geen kwantitatieve doelstelling in aantal cases of gerealiseerde woningen. Lokale initiatieven worden ondersteund en versneld. De onderzoekers constateren dat een meerderheid van de gemeenten waar de expertteams actief zijn geweest aangeven dat de inzet hiervan een positief effect heeft gehad op het betreffende project of op de ontwikkeling van gemeentelijk beleid.

Naar aanleiding van de aanbevelingen uit het onderzoek zal verhoging van doelmatigheid bij nieuwe cases meer aandacht krijgen, zal worden doorgegaan met het actief uitdragen van de ervaringen om de bekendheid van de expertteams verder te vergroten en zullen de activiteiten van de verschillende expertteams nog beter op elkaar worden afgestemd. Ook zal gevraagd worden aan de expertteams om de rol van mediator (waar mogelijk en door partijen gewenst) extra aandacht te geven.

Overigens betreffen de uitgaven op dit artikelonderdeel voor het grootste deel het instrument «Bijdragen aan agentschappen». Deze uitgaven worden indien van toepassing betrokken bij de evaluaties en beleidsdoorlichtingen van het specifieke beleidsdossier waar de bijdrage aan het Agentschap voor bestemd is.

Artikel 2.3 Kwaliteit woonomgeving

De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het Programma Bevolkingsdaling, vallend onder artikelonderdeel 2.3 «Kwaliteit woonomgeving». Dit artikelonderdeel bevat ook andere beleidsdoelen. Een deel hiervan is in eerdere beleidsdoorlichtingen aan de orde geweest. Zo heeft de visitatiecommissie Wijkenaanpak in 2011 de wijkenaanpak doorgelicht. De beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling, evenals een midterm review onder leiding van Pauline Krikke (rapport «Grenzen aan de Krimp» van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling (TMR) adviseert het Rijk focus aan te brengen in de krimpaanpak en de doeltreffendheid van de Rijksondersteuning van regio’s te vergroten. Het TMR constateert dat de aanpak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling wordt gewaardeerd. Wel beveelt zowel het TMR als de beleidsdoorlichting aan de doeltreffendheid van de coördinerende rol van de Minister voor te versterken via een Rijksagenda Krimp. De aanbevelingen zijn overgenomen en vertaald in de Samenwerkingsagenda Krimp en in nadere afspraken met (anticipeer-) regio’s (bijlage 3 bij brief aan TK dd. 19 december 2014 in reactie op de motie Barth c.s., de beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling & het rapport van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling).

Artikel 2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Het Fonds Energiebesparing Huursector maakt deel uit van het gehele pakket van maatregelen naar aanleiding van het Energieakkoord en zal in de volgende beleidsdoorlichting worden betrokken. Zie hiervoor verder hetgeen vermeld is onder artikelonderdeel 2.1 waarbij 2021 in de planning staat voor de beleidsdoorlichting van het onderdeel Energie. Het beleid op dit artikelonderdeel is relatief nieuw zodat hier nog geen beleidsdoorlichting voor is uitgevoerd. Deze is voorzien in 2021.

Artikel 3 Kwaliteit rijksdienst

De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het domein Organisatie en Personeel, te weten de arbeidscommunicatie rijk, artikel 3. De beleidsdoorlichting heeft geleid tot een reeks maatregelen waarmee de op basis van de conclusies voorgestelde verbeterpunten worden geadresseerd. De voor 2017 geplande verwerving van rijksbrede W&S-software zal in belangrijke mate bijdragen aan meer inzicht in de relatie tussen externe-arbeidsmarktcommunicatie-activiteiten en de mate waarin deze bijdragen aan het met succes werven van nieuwe medewerkers. Daarnaast zijn initiatieven genomen met het doel de samenwerking tussen de centraal en decentrale opererende organisaties binnen het Rijk te intensiveren op zowel het vlak van nieuwe instroom als interdepartementale doorstroom.

Achterborgstelling Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Achterborgstelling: Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) (bedragen x € 1 mld)

Omschrijving

2015

2016

Achterborgstelling

83,8

82,2

Bufferkapitaal

0,5

0,6

Obligo

3,2

3,1

Cijfers 2016 betreffen voorlopige cijfers.

Toelichting

Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt ervoor dat woningcorporaties toegang kunnen krijgen tot de kapitaalmarkt en tegen gunstige rentetarieven geld kunnen lenen. Als organisatie doen ze dit door garanties te verstrekken aan hun financiers.

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting WSW. Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend.

De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaalbedrag aan obligo’s is € 3,1 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is nagenoeg nihil.

Per eind 2016 heeft het WSW € 82,2 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.

Achterborgstelling Nationale Hypotheekgarantie

Achterborgstelling: Nationale Hypotheekgarantie (WEW)
(bedragen x € 1 mld)

Omschrijving

2015

2016

Achterborgstelling

187

193

Bufferkapitaal

0,9

1,0

Obligo

N.v.t.

N.v.t.

Cijfers 2016 betreffen voorlopige cijfers.

Toelichting

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties over de langere termijn laat vanaf 2015 een daling zien. De afname is te verklaren door een combinatie van marktontwikkelingen en het beleid van het WEW.

Het garantievermogen van het waarborgfonds is verder toegenomen naar in totaal € 966 mln. op 31-12-2016. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan de combinatie van een hoge instroom van het aantal nieuwe garanties en de verdere afname van het aantal verliesdeclaraties. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2016–2021 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.

Hypotheekgarantie

 

Omschrijving

Uitstaande garanties

Verleende garanties

Vervallen garanties

Uitstaande garanties

Garantie plafond

Totaal plafond

Artikel 3

 

2015

2016

2016

2016

Kwaliteit Rijksdienst

Hypotheekgaranties

48

0

6

42

170

170

Zie hiervoor ook de toelichting bij saldibalans.

De garanties betreffen hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.

Er zijn ultimo december 2016 nog 2 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,04 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2016 bedraagt € 0,17 mln.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.

De Minister voert via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet.

De Minister is verantwoordelijk voor regelgeving met betrekking tot de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huurprijsregulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.

De Minister is medeverantwoordelijk voor regelgeving met betrekking tot de fiscale behandeling van de eigen woning en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt. Dit betreft onder meer het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).

De Minister is verantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor regelgeving met betrekking tot de verhuurderheffing. De uitvoering van de verhuurderheffing is, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst. Deze dienst is verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze heffing.

De Minister is verantwoordelijk voor de regelgeving ten aanzien van woningcorporaties en het toezicht hierop. Voor de huisvesting van diegenen die moeilijkheden ondervinden bij het vinden van adequate huisvesting op de woningmarkt, spelen woningcorporaties een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met een inkomen tot € 35.739 (inkomensgrens 2016) tot hun kerntaak behoort.

De Minister draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidsconclusies

2016 was het eerste volle kalenderjaar van de nieuwe Woningwet. Dit betekent dat corporaties, gemeenten en huurdersorganisaties voor het eerst op uitnodiging van de corporatie gelijkwaardig prestatieafspraken hebben kunnen maken. Er zijn ca. 800 prestatieafspraken gemaakt in 2016. Zij konden gebruik maken van de Handreiking prestatieafspraken, die op basis van de eerste ervaringen in 2016 is geactualiseerd. Als het niet lukt om tot afspraken te komen, kunnen partijen een geschil voorleggen aan de Minister, geadviseerd door de Adviescommissie geschilbeslechting. Er zijn dit jaar drie geschillen bij de Minister gemeld.

Om te bepalen in welke mate de corporatie naar redelijkheid kan bijdragen aan de lokale volkshuisvestingsopgave, kunnen gemeenten en huurders sinds mei 2016 gebruik maken van de indicatieve bestedingsruimte woningcorporaties (IBW). In december heeft er een openbare consultatie plaatsgevonden over de gebruiksvriendelijkheid van de IBW, wat heeft geleid tot bruikbare verbeterpunten: er komt onder meer een explanimation zodat de uitleg beeldend kan worden gepresenteerd en in een taal die aansluit bij de gebruikers (huurders en gemeenten), de bedragen worden infografisch gepresenteerd in een online tool, in de aanloop naar de publicatie worden best practices gepubliceerd.

Eind 2016 moesten corporaties hun scheidingsvoorstellen voor DAEB- en niet-DAEB indienen. Omdat over de scheiding vragen in het veld leefden, zijn in samenwerking met de Aw, WSW, Aedes, Woonbond, VTW en VNG diverse regiobijeenkomsten georganiseerd voor corporaties, gemeenten en huurdersorganisaties en is een website gelanceerd om verder ondersteuning te bieden. Met het oog op het belang van het vergroten van het aantal goedkope woningen, is speciale aandacht gevraagd voor het overhevelen van relatief duur bezit naar de commerciële tak, zodat meer middelen beschikbaar komen voor kleine, goedkope woningen voor de doelgroep.

Op verzoek van gemeenten zijn door de Minister woningmarktregio’s vastgesteld (Kamerstukken II 2016/17 32 847, nr. 262). Daarmee hebben alle corporaties in Nederland die geen categorale instelling zijn een kernwerkgebied gekregen. Binnen dit gebied mogen zij in alle gemeenten werkzaam zijn. Daarbuiten mogen zij geen aanvang meer maken met nieuwbouw en aankoop van vastgoed.

In 2016 is een groot deel van de jaarlijkse verantwoordings- en prognose-informatie van de woningcorporaties als Open Data beschikbaar gesteld via CorpoData.nl en data.overheid.nl. Vanuit het principe «open, tenzij» zijn niet-bedrijfs- of privacygevoelige gegevens openbaar gemaakt. Hiermee is een bijdrage geleverd aan de transparantie van de prestaties en financiële positie van de woningcorporaties; dit vergroot onder andere de maatschappelijke legitimiteit.

De tijdelijke werkorganisatie Autoriteit woningcorporaties is per 1 januari 2016 gereorganiseerd tot de Autoriteit woningcorporaties (Aw) (Staatscourant 2015, nr. 46507). In de eerste helft van 2016 is de parlementaire voorhang afgerond van de wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting waarmee publieke regulering van en toezicht op het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) is vormgegeven (Stb. 2016, nr. 209). Deze wijziging is op 1 juli 2016 in werking getreden. Het toezicht op het WSW is door de Minister belegd bij de Autoriteit woningcorporaties.

Voor de betere uitvoerbaarheid van de Woningwet die in 2015 in werking is getreden, is een uitgebreide openbare consultatie geweest, wat heeft geleid tot Kamerbehandeling van de Veegwet wonen (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 468). Naar verwachting treden de nieuwe regels op 1 juli 2017 formeel in werking; tot die tijd zal de toezichthouder hiermee rekening houden. Naar aanleiding van de sterk toegenomen migratie is het in 2016, zoals eerder aangekondigd, mogelijk gemaakt dat corporaties meer kunnen doen voor vergunninghouders. Zij mogen gebouwen van derde partijen verbouwen, verhuren en onderhouden; voorwaarde is wel dat meer dan de helft van het gebouw wordt bewoond door vergunninghouders (Staatsblad 2016, nr. 295).

In navolging van de conclusies van de Parlementaire Enquête Woningcorporaties is in april 2016 de eerste Staat van de Volkshuisvesting aan de Eerste en Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847 nr. 282). Daarbij is ook als bijlage gevoegd het rapport «Monitoring Prioriteiten Volkshuisvesting». Het betreft een startmeting op de vier thema’s betaalbaarheid, duurzaamheid, wonen en zorg/ouderenhuisvesting en huisvesten urgente doelgroepen. Tevens is geïnventariseerd of de thema’s ook in nieuw vastgelegde prestatieafspraken tussen gemeenten, corporaties en huurders aan bod komen.

Onder meer als gevolg van de ontwikkeling naar een meer flexibele arbeidsmarkt, veranderende voorkeuren en de hervormingen in de koopsector en sociale huur, neemt de vraag naar betaalbare vrijesectorhuurwoningen toe. In 2016 is de Kamer geïnformeerd over diverse maatregelen om deze ontwikkeling van te faciliteren. Zo is onder meer een samenwerkingstafel ingesteld onder regie van Rob van Gijzel die lokale partijen ondersteunt bij het tot stand komen van concrete projecten.

Zorgen over de toegankelijkheid van de koopsector voor diverse groepen, zoals ouderen en zzp-ers, zijn aanleiding geweest tot de instelling van een Platform Maatwerk. In dit overleg zal het Rijk samen met de toezichthouder en de sector mogelijke problemen in de toegankelijkheid bezien en waar nodig oplossingen aandragen.

De verhuurderheffing is in 2016 gecontinueerd conform de afspraken in het Woonakkoord. In juni 2016 is de evaluatie van de verhuurderheffing aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847 nr. 248). Op basis hiervan worden verschillende wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om een verhoging van de heffingsvrije voet van 10 naar 50 woningen, verruiming van de mogelijkheden voor heffingsvermindering en introductie van enkele vrijstellingen. De verruimingen van de heffingsverminderingen treden in de loop van 2017 in werking, de overige wijzigingen gelden vanaf het heffingsjaar 2018.

Gerealiseerde huurverhoging

Bron: Bewerking jaarlijkse rapportage «Feiten en achtergronden huurbeleid» en «Analyse van het huurbeleid van verhuurders»

Net als in 2013, 2014 en 2015 is in 2016 een boveninflatoire huurverhoging toegestaan (inflatie + 1,5%). Ook is in 2016 de inkomensafhankelijke extra huurverhoging toegestaan (inflatie + 2% voor middeninkomens, inflatie + 4% voor hogere inkomens). De inflatie (CPI) over 2015 was 0,6%. De maximale huurverhoging kwam daarmee respectievelijk op 2,1%, 2,6% en 4,6 %. Verhuurders zijn vrij om al dan niet gebruik te maken van de maximale huurverhogingruimte. De gemiddelde gerealiseerde huurverhoging in 2016 was 2%.

Per 1 juli 2016 is het wetsvoorstel Doorstroming Huurmarkt 2015 in werking getreden (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 373, nr. 1–3, Stb. 2016, nr. 158). Om te voorkomen dat de doorstroming in de gereguleerde huur stagneert als gevolg van het vervallen van de inkomensafhankelijke huurverhogingen, heeft het kabinet een jaarlijkse inkomenstoets ingevoerd. Daarnaast zijn de mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten verruimd. Zo zijn er meer mogelijkheden om doorstroming te bevorderen bij woningen voor bepaalde doelgroepen. Daarnaast is er een huurovereenkomst voor korte tijd ingevoerd, waarmee het makkelijker wordt om woningen voor korte tijd te verhuren.

Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag op de huurlasten voor huurtoeslagontvangers laat de onderstaande tabel het aandeel zien van de bruto huur dat per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door huurtoeslagontvangers is verschuldigd. Dit cijfer is berekend voor voorbeeldhuishoudens met een huur rond de diverse huurtoeslaggrenzen en met een minimuminkomen.

Verhouding Bruto-Netto huur Huurtoeslag

         

Realisatie

Begroting

Afwijking

Huishoudtype

Netto Huur

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Eenpersoons niet AOW-gerechtigd

Huur rond kwaliteitskortingsgrens

65,4%

64,4%

63,0%

62,2%

61,7%

61,3%

0,4%

Huur rond aftoppingsgrens

53,5%

53,4%

52,6%

51,8%

51,4%

51,1%

0,3%

Huur rond huurgrens

52,7%

53,2%

52,6%

51,7%

51,5%

51,2%

0,2%

Meerpersoons niet AOW-gerechtigd

Huur rond kwaliteitskortingsgrens

65,4%

64,4%

63,0%

62,2%

61,7%

61,3%

0,4%

Huur rond aftoppingsgrens

52,3%

52,2%

51,4%

50,6%

50,3%

50,1%

0,3%

Huur rond huurgrens

53,5%

54,9%

54,6%

53,3%

53,1%

52,8%

0,2%

Eenpersoons AOW-gerechtigd

Huur rond kwaliteitskortingsgrens

64,8%

63,8%

62,5%

61,7%

61,2%

60,8%

0,4%

Huur rond aftoppingsgrens

53,1%

53,1%

52,3%

51,4%

51,1%

50,8%

0,3%

Huur rond huurgrens

52,4%

52,9%

52,3%

51,4%

51,2%

51,0%

0,2%

Meerpersoons AOW-gerechtigd

Huur rond kwaliteitskortingsgrens

64,3%

63,3%

62,0%

61,2%

60,7%

60,3%

0,4%

Huur rond aftoppingsgrens

52,7%

52,7%

51,9%

51,1%

50,7%

50,5%

0,3%

Huur rond huurgrens

52,1%

52,6%

52,0%

51,2%

50,9%

50,7%

0,2%

Bruto Huur

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Bron: Eigen berekening Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Uit de tabel blijkt dat het aandeel van de netto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto betaald wordt in 2016 is gedaald ten opzichte van 2015. Deze daling is geringer dan in de ontwerp-begroting werd verwacht. De reden hiervoor is dat de bruto huur minder is gestegen dan bij het opstellen van de begroting 2016 werd verwacht. Dit leidt er toe dat, hoewel het door de huurder zelf te betalen bedrag aan eigen bijdrage slechts beperkt stijgt, het procentuele aandeel hiervan in de totale (lagere huur) toeneemt.

In de huursector is de Huurcommissie de wettelijk bevoegde geschillenbeslechter als geschillen gaan over onder meer de huurprijs en de hoogte van servicekosten. De Huurcommissie heeft zich gepositioneerd als een herkenbaar loket, dat goed vindbaar is voor huurders en verhuurders. De Huurcommissie is op onderdelen ook aan verandering toe. Een wetsvoorstel om dat mogelijk te maken is op 16 januari 2017 bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel bevat een uitbreiding van de taken van de Huurcommissie, en modernisering van de werkwijze en governance. Ook wordt voorgesteld om vanaf 2017 de bijdrage van verhuurders aan de Huurcommissie te vergroten. Het wetsvoorstel bevat ook een bepaling waarmee verhuurders die relatief vaak bepaalde geschillen bij de Huurcommissie verliezen hogere leges gaan betalen.

In 2012 en 2013 heeft het kabinet besloten om de startersleningen te stimuleren om de toegang van starters tot de koopwoningmarkt te bevorderen, de subsidieregeling liep tot 2016. De Rijksoverheid heeft financieel bijgedragen aan deze leningen door 50% van de financieringskosten mee te betalen. Met de starterslening hebben ca. 13.300 starters gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bij de aankoop van hun eerste huis een extra lening te krijgen.

Geconcludeerd kan worden, dat het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten het afgelopen jaar grotendeels conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting zijn uitgevoerd.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Verschil 2016

Verplichtingen:

0

2.900.728

3.382.465

3.959.739

3.928.119

3.569.919

358.200

 

Uitgaven:

0

2.929.201

3.404.536

3.965.674

3.933.646

3.569.919

363.727

 

1.1

Betaalbaarheid

0

2.922.871

3.396.259

3.957.657

3.926.645

3.562.537

364.108

Subsidies

0

61.971

22.124

19.517

22.805

9.788

13.017

Beleidsprogramma betaalbaarheid

0

743

1.045

201

135

508

– 373

Bevordering eigen woningbezit

0

59.694

19.923

9.748

6.411

8.122

– 1.711

Huisvestingsvoorziening statushouders

0

0

0

0

206

0

206

Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG

0

0

0

8.367

15.033

0

15.033

Woonconsumentenorganisaties

0

1.220

1.156

1.201

1.020

1.158

– 138

Onderzoek en kennisoverdracht

0

314

0

0

0

0

0

Opdrachten

0

778

445

295.812

29.578

987

28.591

NHG begrotingsreserve

0

   

0

26.932

0

26.932

WSW begrotingsreserve

0

   

294.314

1.706

0

1.706

Beleidsprogramma betaalbaarheid

0

696

421

1.496

940

987

– 47

Onderzoek en kennisoverdracht

0

82

24

2

0

0

0

Inkomensoverdracht

0

2.846.103

3.360.001

3.629.966

3.860.443

3.536.049

324.394

Huurtoeslag

0

2.846.103

3.360.001

3.629.966

3.860.443

3.536.049

324.394

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

170

373

2.890

– 2.517

RvO beleidsprogramma betaalbaarheid

0

0

0

0

0

2.890

– 2.890

ILT Autoriteit woningcorporaties

0

0

0

0

373

0

373

Overige uitvoeringsinstanties

0

0

0

170

0

0

0

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

13.300

13.689

12.192

12.646

12.417

229

Huurcommissie

0

13.300

13.558

12.048

12.646

12.102

544

Overige uitvoeringsinstanties

0

0

131

144

0

315

– 315

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

719

0

0

800

406

394

Overige uitvoeringsinstanties

0

719

0

0

0

0

0

Belastingdienst

0

0

0

0

800

406

394

 

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

0

6.330

8.277

8.017

7.001

7.382

– 381

Subsidies

0

3.589

3.296

4.679

2.062

1.801

261

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

0

3.589

3.296

4.679

2.062

1.801

261

Opdrachten

0

2.711

4.981

3.338

1.904

5.581

– 3.677

Basisonderzoek en verkenningen

0

0

4.981

3.338

1.904

5.581

– 3.677

Onderzoek en kennisoverdracht

0

2.711

0

0

0

0

0

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

0

3.035

0

3.035

Basisonderzoek en verkenningen

0

0

0

0

3.035

0

3.035

Bijdragen aan medeoverheden

0

30

0

0

0

0

0

Experimenten en kennisoverdracht wonen

0

30

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten:

0

407.994

496.935

810.381

553.191

442.429

110.762

E Toelichting op de financiële instrumenten

1.1. Betaalbaarheid

Subsidies

Beleidsprogramma Betaalbaarheid

Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen verstrekt het ministerie subsidies en opdrachten voor woningmarktontwikkeling. In 2016 hebben onder andere de Universiteit Utrecht en de Stichting Zilver Wonen Weken subsidies ontvangen voor de financiering van activiteiten, zoals het ouderen bewust maken van de aanpassingen die zij in hun woning kunnen aanbrengen t.b.v. het langer zelfstandig wonen en het onderhouden en verder uitbreiden van micro-econometrische databestanden over de Nederlandse woningmarkt.

Bevorderen Eigen Woningbezit

De uitgaven aan de Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) en de eigenwoningenregelingen zijn in 2016 lager uitgevallen door een hoge uitval bij de vijfjaarlijkse inkomenstoetsen en verhuizingen.

Om de financiering van het eigen woningbezit te bevorderen staat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Indicatoren NHG-garanties en aandeel eigenwoningbezit
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

NHG verstrekkingen

133.311

118.949

101.834

116.113

135.370

118.700

Aandeel eigenwoningbezit

59,7%

55,3%2

55,2%

55,9%

55,5%

n.n.b.

2016 zijn voorlopige cijfers, t/m 4e kwartaal

De woningvoorraadstatistiek van het CBS was tot 2012 gebaseerd op het Woningregister. Vanaf 2012 wordt de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) voor deze statistiek gebruikt. In deze statistiek wordt een andere definitie van zelfstandige woonverblijven gehanteerd, waardoor de woningvoorraad in omvang is toegenomen met vooral huurwoningen.

Bron: Aandeel eigenwoningbezit: BZK/WB Systeem Woningvoorraad (Sysswov)

Bron: NHG verstrekkingen: jaarverslag 2015 stichting WEW en kwartaalbericht 4e kwartaal 2016 Stichting WEW (voorlopig cijfer 2016).

Huisvestingsvoorziening statushouders

Naar aanleiding van de verhoogde asielinstroom in 2015 is een subsidieregeling ingesteld om gemeenten te ondersteunen bij de huisvesting van vergunninghouders. De regeling is per 1 februari 2016 opengesteld en heeft een looptijd tot 31 december 2018. Er zijn tot 1 januari jl. 547 investeringsprojecten aangemeld waarmee bijna 3.200 vergunninghouders kunnen worden gehuisvest. In totaal is in 2016 voor circa € 20 mln. aan budget gereserveerd, ongeveer 23% van het totaal beschikbare bedrag van € 87,5 mln.

De realisatie van huisvestingsprojecten vergt de nodige doorlooptijd. De eerste vergunninghouders zijn inmiddels met behulp van de subsidieregeling gehuisvest. Voor 7 budgetreserveringen heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een definitieve subsidieaanvraag ontvangen, 6 van de subsidieaanvragen zijn ook al beschikt.

Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG

Aan de Woningstichting Geertruidenberg (WSG) is in 2016 een saneringsbijdrage van afgerond € 15 mln. verleend. Deze bijdrage wordt onttrokken aan de begrotingsreserve voor sanering- en projectsteun aan woningcorporaties. Zie voor een verdere toelichting het instrument «Begrotingsreserve sanering- en projectsteun woningcorporaties».

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en het NIDUD hebben in 2016 financiële bijdragen ontvangen voor de uitvoering van een met het Ministerie van BZK overeengekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing.

Opdrachten

NHG Begrotingsreserve

Voor NHG-hypotheken die worden afgesloten vanaf 1 januari 2015 ontvangt het Rijk een jaarlijkse vergoeding van het WEW van 0,15%-punt van de premie, als vergoeding voor de achtervangpositie van het Rijk. De vergoeding over 2015 is in 2016 in zijn geheel ontvangen en bedraagt circa 27 mln. De middelen komen ten goede aan de begrotingsreserve NHG.

WSW Begrotingsreserve

De uitvoerende taken (exclusief de fondsmiddelen) voor de sanering van woningcorporaties heeft de Minister gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Dit budget betreft de daarbij behorende uitvoeringskosten. In het kader van de sanering van Vestia is destijds tussen het CFV en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt in het kader van het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit het saneringsfonds. Deze afspraak wordt voortgezet voor de periode waarin de sanering aan het WSW is gemandateerd.

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen verstrekt het ministerie subsidies en opdrachten voor woningmarktontwikkeling. In 2016 zijn o.a. de volgende activiteiten uitgevoerd:

  • In het kader van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Sociale huur (Kamerstukken II, 2016–2017, 27 926 nr. 275) is onderbouwend onderzoek uitgevoerd.

  • Er is een online platform (www.woningmarktbeleid.nl) opgezet met een overzicht van alles wat speelt rondom de nieuwe Woningwet. De informatie is opgedeeld in verschillende onderdelen: huurbeleid in beweging, Woningwet 2015 en het Engelstalige onderdeel van de website Investing in Dutch real estate. De website wordt inmiddels goed gevonden met gemiddeld ruim 10.000 bezoekers per maand.

  • Op grond van de nieuwe Woningwet dienen toegelaten instellingen (corporaties) voor de jaarrekening hun vastgoed in exploitatie te waarderen op basis van marktwaarde in verhuurde staat. Het Handboek modelmatig waarderen is in 2016 geactualiseerd.

Inkomensoverdracht

Huurtoeslag

De realisatie van de huurtoeslag over 2016 laat bij de uitgaven een overschrijding zien van € 324 mln. Bij de ontvangsten is € 69 mln. meer binnengekomen waardoor een netto overschrijding resulteert van € 255 mln. ten opzichte van de ontwerpbegroting. Een overschrijding van het budget van de huurtoeslag was bij suppletoire begrotingen 2016 al voorzien. Het budget is daarom verhoogd met € 241,5 mln. bestaande uit € 231,5 mln. hogere uitgaven als gevolg van hogere aantallen aanvragers en € 10 mln. lagere ontvangsten als gevolg van lagere aantallen terugvorderingen uit definitief toekennen.

De uiteindelijke realisatie van het budget is per saldo € 13,5 mln. hoger uitgevallen dan bij najaarsnota werd verwacht. Dit komt deels (€ 12,5 mln.) doordat vanaf 1 januari 2017 de huurtoeslag met € 10,50 stijgt en huurtoeslagontvangers dit al in december ontvangen (de betaling voor januari 2017 is in december 2016 betaald). De verhoging is onderdeel van het koopkrachtpakket 2017 om tot een evenwichtig koopkrachtbeeld te komen, waarbij de uitgaven voor de huurtoeslag met € 150 mln. zijn verhoogd.

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

RvO Beleidsprogramma betaalbaarheid

Voor de uitvoering van de regeling BEW, de Eigen Woningregeling en de tijdelijke regeling huisvestingsvoorziening statushouders door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is een bijdrage geleverd aan de RVO. Daarnaast heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, hier valt de Aw onder) in 2016 een bijdrage ontvangen voor het opvragen van gegevens bij corporaties voor beleidsontwikkeling.

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

Huurcommissie

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt in hoofdzaak gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders in conflict raken over de hoogte van huurprijzen of servicekosten en er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in deze geschillen. De Huurcommissie beslecht ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en de inkomensafhankelijke huurverhogingsgeschillen.

In 2016 zijn de onderstaande aantallen en maximale behandeltermijnen gerealiseerd.

Soort zaak

Afhandeling 2015

Begroting 2016

Afhandeling 2016

Huurprijsgeschillen

5.222

4.800

5.254

Servicekostengeschillen

2.410

1.900

2.207

Huurverhogingsgeschillen (algemeen)

1.005

2.300

499

Huurverhogingsgeschillen (inkomen)

2.176

300

1.391

Redelijkheid huurprijs

339

280

12

Wohv-geschillen

12

20

9

Totaal

11.164

9.600

9.372

Bron: Jaarrekening 2016 Dienst van de Huurcommissie

Het aantal afgehandelde huurgeschillen in 2016 is in totaal ongeveer uitgekomen op de raming, maar er zijn per type geschil wel ontwikkelingen te signaleren.

Van de 9.372 geschillen zijn er 1.082 afgehandeld in een verkorte procedure. In 2016 is de Huurcommissie zich meer dan in de jaren daarvoor gaan richten op het behandelen van zaken via intake en bemiddeling. Bij intake wordt in telefonisch overleg met de verzoeker inhoudelijk bepaald wat het verzoek precies is. Door goede informatie te verstrekken of door te verwijzen naar de juiste instantie kan een deel van de verzoeken snel worden afgehandeld. Bovendien draagt een inhoudelijke intake bij aan een betere route van geschillen binnen de Huurcommissie (meteen op de juiste plek), wanneer het toch tot een geschilprocedure komt. Verzoeken kunnen ook worden afgewikkeld door te bemiddelen tussen partijen. De Huurcommissie biedt dan nadere informatie die relevant is voor het gedane verzoek, waarmee huurder en verhuurder zelf hun geschil kunnen oplossen.

Ondanks enkele in 2014 doorgevoerde wettelijke vereenvoudigingen bij servicekostenprocedures is het aantal ingediende verzoeken tot behandeling van servicekostengeschillen niet gedaald (afgerond: 2014: 2.500, 2015: 2.300, 2016: 2.480). Daardoor bleef ook de productiedaling voor dit type geschillen beperkt ten opzichte van eerdere jaren.

Het aantal afgehandelde algemene huurverhogingsgeschillen (499 zaken) is veel lager uitgekomen dan de raming (2.300), die mede gebaseerd was op de omvang van de instroom in eerdere jaren.

Medio 2015 was het de verwachting dat het systeem van de inkomensafhankelijke huurverhoging door een ander beleidsinstrument zou worden vervangen. Omdat dit niet gerealiseerd werd, is de inkomensafhankelijke huurverhoging in 2016 van kracht gebleven. Daarmee is ook het aantal geschillen over de inkomensafhankelijke huurverhoging hoger uitgevallen dan het aantal opgenomen in de begroting 2016 (was beperkt tot afhandeling van 300 geschillen uit 2015). Maar het aantal is in 2016 wel substantieel lager uitgekomen dan het aantal in 2015.

De Belastingdienst heeft besloten om alleen bij hoge uitzondering nog verzoeken in te dienen om de redelijkheid van een huurprijs te beoordelen in verband met aangevraagde huurtoeslag. Begin 2016 zijn de laatste openstaande verzoeken afgehandeld.

Afhandeltijd per soort geschil

Realisatie 2015

Begroting 2016

Realisatie 2016

% huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

77%

90%

66%

% servicekosten afgerond binnen 5 maanden

72%

nvt

63%

% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

88%

90%

92%

% Wohv-geschillen afgerond binnen 4 maanden

67%

90%

0%

Bron: Jaarrekening 2016 Dienst van de Huurcommissie

De Huurcommissie heeft zich ook in 2016 ingezet om een zo groot mogelijk aantal zaken af te handelen binnen de daarvoor gestelde norm (de zogeheten doorlooptijd). In 2016 is de stijgende lijn van de afgelopen jaren echter niet gecontinueerd. Bij de huurverhogingsgeschillen rondde de Huurcommissie 92 procent van de verzoeken af binnen vier maanden, tegenover 88 procent in 2015. Bij de andere drie typen geschillen daalde het percentage zaken dat werd afgehandeld binnen de daarvoor geldende norm.

De langere doorlooptijden voor de huurprijs- en servicekostengeschillen hebben vooral te maken met de projecten die de Huurcommissie in 2016 heeft opgestart om haar dienstverlening te vernieuwen. Om capaciteit voor deze projecten vrij te kunnen maken is er bijvoorbeeld voor gekozen niet de norm voor vier maanden aan te houden maar die voor vijf (huurprijsgeschillen) dan wel zes maanden (servicekostengeschillen) en deze constant te houden ten opzichte van 2015. 85 procent van de huurprijsgeschillen is in 2016 afgerond binnen vijf maanden (92 procent in 2015) en 80 procent servicekostengeschillen is afgerond binnen zes maanden (84 procent in 2015).

Bij de negen Wohv-geschillen bleef het gerealiseerde percentage (0 procent binnen vier maanden) ver achter bij de norm van 90 procent. Omdat bij deze geschilprocedure overleg met de betrokken partijen extra belangrijk is, wordt bij de behandeling rekening gehouden met de agenda-wensen van de verhuurder en de huurdersorganisatie. Partijen vinden dat belangrijker dan snelheid.

Autoriteit woningcorporaties (ILT)

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, hier valt de Aw onder) heeft in 2016 een bijdrage ontvangen voor het opvragen van gegevens bij corporaties voor beleidsontwikkeling.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Belastingdienst

De bijdragen dienen ter bekostiging van uitvoeringsorganisaties waaronder de Belastingdienst voor verstrekking van inkomensgegevens, noodzakelijk voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurstijging. Voor de uitvoeringskosten van de Inkomensafhankelijke Huurverhoging is € 0,8 mln. overgeboekt naar de Belastingdienst.

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende Kennisinstellingen e.a.

Platform31, een kennis- en netwerkorganisatie voor stad en regio heeft subsidie ontvangen voor activiteiten op de thema’s «Samenwerken en investeren in de netwerkstad», «Kwaliteit, beschikbaarheid en betaalbaarheid», «Stedelijke transformatie», «Bevolkingsdaling», «Langer thuis» en «Draagkracht en draaglast in de wijk».

Subsidies overige instellingen

In 2016 is een bijdrage verstrekt aan de VNG voor de ontwikkeling van de Lokale Monitor Wonen van VNG/AEDES/ Woonbond/ G4 en G32. De Lokale Monitor Wonen is sinds oktober 2016 te vinden op de VNG-site www.waarstaatjegemeente.nl.

Opdrachten

Basisonderzoek en verkenningen

Het budget is in 2016 besteed aan opdrachten voor onderzoeken naar woningbehoefte, woonwensen, woningmarktontwikkelingen en voor monitoring van beleid. In april 2016 heeft het periodieke WoON-congres plaats gevonden met de belangrijkste uitkomsten van het WoonOnderzoek Nederland 2015.

In 2016 zijn onderzoeksprojecten uitgevoerd ten behoeve van:

  • de kernpublicatie Wonen in beweging, onderzoek WoON2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 223);

  • de Staat van de Volkshuisvesting 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 224);

  • de Staat van de Woningmarkt 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 282);

  • de evaluatie van de verhuurderheffing (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 248);

  • het onderzoek «Wachten, zoeken en vinden; hoe lang duurt het zoeken naar een sociale huurwoning? » (Kamerstukken 2015–2016, 32 847, nr. 229).

Bijdrage ZBO’s/RWT’s

Basisonderzoek en verkenningen

In 2016 is ook gestart met de voorbereiding van het veldwerk van de volgende bewonersenquête WoonOnderzoekNederland (WoON). Deze nieuwe meting wordt weer uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De resultaten van deze nieuwe WoON-meting komen in 2018 beschikbaar.

Ontvangsten

In 2016 zijn door een versnelling van het definitief toekennen voor de toeslagjaren 2014 en 2015 door de Belastingdienst meer terugvorderingen ingesteld dan was geraamd. Door het hogere aantal terugvorderingen zijn de ontvangsten bij de huurtoeslag hoger € 69 mln. uitgevallen.

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woning (WEW) betaalt jaarlijks een achtervangvergoeding voor de Nationale Hypotheekgarantie (NHG). Deze vergoeding van afgerond € 27 mln. is gestort in de daarvoor bestemde begrotingsreserve.

De uitvoerende taken voor de sanering van woningcorporaties heeft de Minister gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De middelen die daarvoor zijn bestemd worden aangehouden in een begrotingsreserve. Stortingen en onttrekkingen lopen via de begroting van Wonen en Rijksdienst. In 2016 is in totaal afgerond € 16,7 mln. onttrokken aan de reserve voor de saneringsbijdrage aan Woningstichting Geertruidenberg (WSG), de kosten van Vestia en de uitvoeringskosten van het WSW.

Artikel 2. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Een goede woon- en leefomgeving in steden en dorpen alsmede de vraaggerichte (her)ontwikkeling en (ver)bouw van veilige, gezonde, betaalbare, energiezuinige huizen en gebouwen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister verantwoordelijk voor woningbouw. Deze verantwoordelijkheid omvat de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De Minister geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door innovatie te bevorderen, belemmeringen weg te nemen en mededinging te versterken, waardoor onder andere meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister verantwoordelijk voor de bouwregelgeving (beheer en vernieuwing/aanpassing). De Minister geeft invulling aan de stelselverantwoordelijkheid door kaderstelling, door het stellen van minimumeisen aan de staat, het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken in wet- en regelgeving, ondersteuning van innovatie en monitoring.

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord voor duurzame groei waar het Rijk verantwoordelijk voor is, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en zachte leningen) en monitoring.

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, bedrijven en bewoners.

De zorg van de Minister geldt met name voor het ondersteunen van regionale partijen bij de versterking van de leefbaarheid in de stedelijke gebieden en krimp- en anticipeergebieden door onder meer verbetering van de woonomgeving en voorzieningen, veiligheid en economisch draagvlak. Belangrijke instrumenten van de Minister hiertoe zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.

Op basis van de Huisvestingswet stimuleert de Minister in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

Op basis van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (artikel 5) kan de Minister op aanvraag van de gemeenteraad, gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekende huurders eisen kunnen worden gesteld. Het gaat hierbij om kwetsbare gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat en waar sprake is van een opeenstapeling van problemen op sociaal, fysiek en economisch terrein. Dreigende polarisatie of jihadisme kan ook een reden zijn voor gebiedsaanwijzing.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 32 660, nr. 17) staat dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad maken de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel uit van de integrale aanpak voor deze gebieden.

C Beleidsconclusies

In 2016 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord voor onder meer verbetering van de energieprestatie van gebouwen nader ingevuld. De ingezette middelen zijn gericht op koop-, huur en kantoorsector. Bij de verkoop van woningen is in 2016 in ruim 80 procent van de gevallen een vernieuwd energielabel overhandigd. Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds is in 2016 toegenomen met € 38 mln. aan verstrekte leningen vergeleken met het totaal van € 22 mln. over 2014 en 2015. Voor het stimuleren van energiebesparende maatregelen is de activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» uitgevoerd.

(https://www.energiebesparendoejenu.nl/)

De energiebesparende maatregelen hebben bekendheid gekregen in onder andere spotjes op tv en radio.

De ondersteuning van lokale energiebesparingsinitiatieven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dankzij ondersteuning door het Rijk is in 2016 voortgezet.

Voor energetische verbetering van corporatiewoningen wordt steeds meer gebruikgemaakt van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP), maar het algemene doel voor deze woningen (gemiddeld label B in 2020) wordt niet gehaald. Nadere maatregelen worden uitgewerkt (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 502). Van het fonds energiebesparing huursector is in 2016 minder gebruikt gemaakt dan verwacht, met name door de beperkte beschikbaarheid van projecten die voor deze financiering in aanmerking komen.

De subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) loopt goed. Deze subsidieregeling is in de tweede helft van 2016 opengesteld en tot eind 2016 is voor circa € 23, 5 mln. aan aanvragen binnengekomen.

In het kader van de Green Deal Verduurzaming Scholen van 2014 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in 2016 in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een onafhankelijk kennisportaal met een helpdesk gerealiseerd, een subsidieregeling geopend voor schoolbesturen en gemeenten zodat extern advies over de verduurzaming van schoolgebouwen beter toegankelijk is, een online zelfscan voor schoolbesturen ontwikkeld en mogelijke financierings- en investeringsoplossingen in kaart gebracht.

Voor kantoren is in 2016 de verplichting tot minimaal energielabel C in 2023 aangekondigd; voor andere categorieën utiliteitsgebouwen is onderzoek aangekondigd naar de mogelijkheden van een minimale labelverplichting (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 485).

Op 25 juli 2016 heeft de Europese Commissie Nederland in gebreke gesteld wegens de implementatie van de Richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (EPBD) op het punt van de uitzonderingsgrond voor monumenten en de mate waarin het vernieuwde energielabel en de daarbij behorende aanbevelingen aansluiten bij het gebouw in kwestie. In september 2016 heeft de Nederlandse regering een reactie op de ingebrekestelling verzonden aan de Commissie. Over de reactie is de Tweede Kamer op 7 oktober 2016 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 477).

Op 30 november 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor wijziging van de EPBD. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hierover een fiche gezonden naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2016–2017, 22 112, nr. 2282).

Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen is in april 2016 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nrs. 2 en 3). In het wetsvoorstel krijgt de consument als opdrachtgever in de bouw een sterkere positie. Dit wordt bewerkstelligd door de aannemer in het nieuwe stelsel na de oplevering van het bouwwerk ook aansprakelijk te maken voor eventuele gebreken, voor zover die aan de aannemer zijn toe te rekenen. Conform de wensen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is nader onderzoek gedaan naar de aansprakelijkheid van gemeenten onder het nieuwe stelsel. De onderzoeksresultaten en een tussenevaluatie van de proefprojecten zijn eind 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 453, nr. 8). De algemene conclusie uit het financiële onderzoek is dat er taken bij gemeenten zullen verdwijnen en dat daardoor de kosten zullen dalen. Deze daling bedraagt naar verwachting ruim € 230 tot bijna € 290 mln. per jaar. De verwachte inkomsten uit leges zullen eveneens dalen, met een bedrag tussen ruim € 150 en € 190 mln. per jaar. De conclusie van het onderzoek naar de aansprakelijkheid van de gemeente in het nieuwe stelsel is dat de bestuursrechtelijke rol van de gemeente in het nieuwe stelsel duidelijk is. De verantwoordelijkheden van de gemeente ten aanzien van de vraag of een bouwwerk dat onder het voorgenomen stelsel van kwaliteitsborging valt, aan de bouwtechnische eisen voldoet in het nieuwe stelsel, verschuiven naar de kwaliteitsborger en verdwijnen daarmee niet. De tussenevaluatie geeft aan dat in de proefprojecten het bewustzijn over het belang van de kwaliteitsborging sterk toeneemt bij alle partijen in de bouwketen, inclusief de bouwers. De proefprojecten leiden ook tot aantoonbare verbeteringen in de instrumenten en in het inzicht in de verschillende rollen en verantwoordelijkheden.

In 2016 is gewerkt aan de invoering van een toelatingsorganisatie en aan onderliggende regelgeving bij het wetsvoorstel, zodat het nieuwe stelsel vanaf 2018 stapsgewijs kan worden ingevoerd. Van 16 juli tot 1 oktober 2016 heeft de internetconsultatie van het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen plaatsgevonden. De binnengekomen reacties zijn verwerkt en het besluit zal begin 2017, nadat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aanvaard, worden voorgehangen bij de Tweede en Eerste Kamer en vervolgens aan de Raad van State voor advisering worden aangeboden. Aan de oprichting van de toelatingsorganisatie wordt in 2017 verder gewerkt. De verwachting is dat deze in 2017 zal worden opgericht.

Uit de in 2016 uitgevoerde beleidsdoorlichting voor begrotingsartikel 2.2 (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 120, nr. 10) is te concluderen dat, alhoewel de doelmatigheid lastig is te meten, de drie expertteams (eigenbouw, transformatie en versnellen) op het gebied van de woningbouwproductie effectief zijn, gelet op de doorwerking van de ondersteuning. De onderzoekers constateren daarnaast dat decentrale partijen ook in de nabije toekomst op de thema’s van de expertteams behoefte aan ondersteuning zullen hebben en dat deze ondersteuning zowel op projectniveau als binnen de gemeentelijke werkwijze effect zal sorteren. De expertteams zullen hun werkzaamheden in 2017 voortzetten.

In maart 2016 is het actieplan Bevolkingsdaling aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 31 757, nr. 89). Dit plan bevat de aandachtsgebieden en speerpunten in het krimpbeleid van de samenwerkende overheden. Tevens bevat het plan de samenwerkingsafspraken tussen Rijk, provincie en regio. Het actieplan ligt ten grondslag aan de gesprekken met provincie en regio over uitvoering van de afspraken en heeft als doel een integrale aanpak voor regionale structuurversterking te concretiseren. In het actieplan is de toezegging gedaan om vanaf voorjaar 2017 de voortgang te monitoren.

Geconcludeerd kan worden, dat het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten het afgelopen jaar grotendeels conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting zijn uitgevoerd.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Verschil 2016

Verplichtingen:

0

119.715

118.601

34.918

149.371

105.530

43.841

 

Uitgaven:

0

38.102

90.136

49.839

82.607

26.530

56.077

 

2.1

Energie en bouwkwaliteit

0

16.883

67.505

19.508

54.497

15.588

38.909

Subsidies

0

12.605

64.830

18.073

51.934

9.182

42.752

Beleidsprogramma energiebesparing

0

631

4.825

12.869

8.270

8.222

48

Beleidsprogramma bouwregelgeving

0

1.592

1.306

3.320

1.298

600

698

Energiebesparing koopsector

0

0

0

0

7.169

0

7.169

Energiebesparing huursector

0

0

0

0

0

300

– 300

FES IAGO

0

0

0

975

197

0

197

Revolverend fonds EGO

0

0

50.000

0

35.000

0

35.000

Tijdelijke regeling blok voor blok

0

50

80

302

0

60

– 60

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

0

3.427

6.910

607

0

0

0

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

0

6.905

1.709

0

0

0

0

Opdrachten

0

3.550

2.675

1.435

1.663

6.406

– 4.743

Beleidsprogramma energiebesparing

0

2.491

1.634

574

973

4.313

– 3.340

Beleidsprogramma bouwregelgeving

0

1.019

998

861

690

2.093

– 1.403

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

0

40

43

0

0

0

0

Bijdragen aan agentschappen

0

728

0

0

900

0

900

RvO beleidsprogramma energiebesparing

0

728

0

0

0

0

0

Dienst Publiek en Communicatie

0

0

0

0

900

0

900

 

2.2

Woningbouwproductie

0

15.177

18.880

27.448

25.029

8.583

16.446

Subsidies

0

360

340

515

641

200

441

Beleidsprogramma woningbouw

0

360

340

515

641

200

441

Opdrachten

0

490

377

516

400

1.573

– 1.173

Beleidsprogramma woningbouw

0

490

377

516

400

1.573

– 1.173

Bijdragen aan agentschappen

0

14.327

18.163

26.417

23.988

6.810

17.178

RVO beleidsprogramma woningbouw

0

14.327

18.163

26.417

23.988

6.810

17.178

 

2.3

Kwaliteit woonomgeving

0

6.042

3.551

2.530

2.994

1.959

1.035

Subsidies

0

2.543

2.650

1.901

2.035

749

1.286

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

2.533

2.650

1.901

2.035

749

1.286

Wijkverpleegkundigen

0

10

0

0

0

0

0

Opdrachten

0

1.425

776

629

959

1.210

– 251

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

1.425

758

616

959

1.210

– 251

Wijkverpleegkundigen

0

0

18

13

0

0

0

Bijdragen aan medeoverheden

0

2.074

125

0

0

0

0

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

2.074

125

0

0

0

0

 

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

0

200

353

87

400

– 313

Bijdrage aan agentschappen

0

0

200

353

87

400

– 313

RVO uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

0

200

353

87

400

– 313

 

Ontvangsten:

0

2.056

305

116

912

91

821

E Toelichting op de instrumenten

2.1 Energie en bouwkwaliteit

Subsidies

Beleidsprogramma Energiebesparing

Vanuit de impuls van € 100 mln. voor energiebesparing in de koopsector, die is afgesproken bij de totstandkoming van het Belastingplan 2016, is tot en met 2018 € 61 mln. beschikbaar voor energiebesparing in de koopsector. Vanuit dit budget kunnen vanaf 15 september 2016 particuliere woningeigenaren en VvE’s via de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH, Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 augustus 2016, nr. 2016–0000486646) subsidie aanvragen voor energiebesparende maatregelen. Voorwaarde is onder meer dat zij minstens twee maatregelen nemen. Van het beschikbare budget van € 61 mln. tot en met 2018 is € 56,5 mln. beschikbaar voor subsidie voor energiebesparende maatregelen door eigenaren-bewoners en VvE’s en € 4,5 mln. voor energieadvies, groen Meerjaren Onderhoudsplan en procesbegeleiding voor VvE’s.

Tot en met 31 december 2016 hebben 8.419 eigenaren-bewoners voor circa € 23 mln. subsidie aangevraagd, waarvan € 6,2 mln. is verstrekt en 10 VvE’s hebben voor ruim € 0,5 mln. subsidie aangevraagd, waarvan circa € 0,1 mln. is verstrekt.

In het voorjaar van 2016 zijn in reactie op de motie-Ronnes (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 330, XVIII, nr. 12) enkele verbeteringen ingevoerd in het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (Kamerstukken II, 2015–2016, nr. 457). Voor verdere verbetering van het NEF is ook budget ingezet vanuit de impuls van € 100 mln. voor energiebesparing in de koopsector (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 477). Het beroep op het fonds is gegroeid dankzij de doorgevoerde verbeteringen. Tot en met 31 december 2016 hebben bijna 9.000 particuliere woningeigenaren en 58 Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) een lening uit het fonds aangevraagd voor in totaal ruim € 138 mln. Een deel van deze aanvragen is nog in behandeling, met name van de VvE’s, die lange besluitvormingsprocedures hebben. Tot en met 31 december 2016 zijn bijna 5.000 aanvragen van woningeigenaren en 12 van VvE’s omgezet in een lening voor in totaal ruim € 60 mln. Hiermee zijn bijna 10.000 energiebesparende maatregelen gefinancierd. In de jaren 2015, 2016 is het gebruik van het fonds steeds meer dan verdubbeld, mede door verbeteringen in het fonds en kruisbestuiving van andere acties, zoals de invoering van het voorlopig energielabel, de activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» en de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis.

Beleidsprogramma bouwregelgeving

Zie toelichting bij opdrachten.

Energiebesparing Koopsector

In aanvulling op eerder beschikbaar gestelde middelen voor het Nationaal Energiebespaarfonds heeft het kabinet in het kader van het Belastingplan 2016 € 100 mln. vrijgemaakt om huiseigenaren te stimuleren energiebesparende maatregelen te nemen. De subsidieregeling is geopend in september 2016. De realisatie betreft budget voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), die de regeling uitvoert. Zie ook de toelichting bij Beleidsprogramma Energiebesparing.

Energiebesparing Huursector

De Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) is verbeterd en aantrekkelijker gemaakt voor verhuurders door verhoging van de subsidiebedragen, uitbreiding van de categorieën zeer energiezuinige renovaties, verlaging van de drempel om in aanmerking te komen voor subsidie en verlenging van de looptijd van de regeling (Kamerstukken II, 2015–2016, 30 196, nr. 457). Na deze verbeteringen is het aantal aanvragen gestegen.

Tot en met 31 december 2016 zijn 1.460 aanvragen voor STEP-subsidie ingediend. Aan 1.195 aanvragen is subsidie verleend, waarmee een bedrag van ruim € 126 mln. is gemoeid. Er is nog bijna € 269 mln. aan subsidiebudget beschikbaar.

FES IAGO

Met het oog op effectieve doorvertaling van de resultaten van het Innovatieprogramma Energiesprong naar de markt is de looptijd van het programma verlengd tot en met 2016. De realisatie betreft bestaand budget dat is ingezet in het kader van de afronding en financiële afwikkeling van dit programma.

Revolverend fonds EGO

Bijdrage aan het Nationaal Energiebespaarfonds (zie ook Beleidsprogramma Energiebesparing).

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

Tot en met 31 december 2016 hebben ruim 500.000 particuliere woningeigenaren een vernieuwd energielabel laten registreren. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voert sinds 2015 controles uit op de aanwezigheid van het label bij transactie en kan een dwangsom opleggen als de eigenaar niet voldoet aan de verplichting.

De ILT is in 2016 ook begonnen met controles op het werk van de erkend deskundigen die de bewijslast voor de energielabels voor woningen controleren. De ILT heeft 1.571 dossiers van 200 erkend deskundigen bekeken en heeft bij 4,9% van de dossiers van telkens verschillende erkend deskundigen één of meer fouten aangetroffen, waarvoor de 74 verantwoordelijke erkend deskundigen in november 2016 een waarschuwingsbrief hebben ontvangen.

Beleidsprogramma bouwregelgeving

Op 1 juli 2016 is de Regeling Bouwbesluit gewijzigd op het punt van de onderzoeksplicht naar roestvaststalen constructies in zwembaden (Stcrt. 2016, 33491).

In 2016 is verder gewerkt aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), een van de vier AMvB’s onder de Omgevingswet. Ook hebben de consultatie en toetsing van dit besluit plaatsgevonden. Na bespreking van het Bbl met de Tweede Kamer op 19 december 2016 heeft de Minister de Tweede Kamer toegezegd de bruikbaarheidseisen voor woningen terug te plaatsen, onder voorwaarde dat er ruimte blijft voor experimenten en nieuwe ontwikkelingen door middel van een lokale ontheffingsmogelijkheid.

De onafhankelijke Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften is ingesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en adviseert partijen bij geschillen over de toepassing van de bouwregelgeving. In 2016 zijn 30 adviesaanvragen ingediend bij deze commissie. Acht daarvan hebben geleid tot adviezen, zestien aanvragen zijn afgewezen en zes aanvragen zullen in 2017 worden behandeld.

In 2016 was ook de Helpdesk Bouwregelgeving operationeel. Doel is het geven van uitleg over interpretatie en toepassing van de bouwregelgeving. De helpdesk was destijds primair opgezet voor professionele partijen in de bouwsector, maar in de praktijk blijkt dat ook veel burgers de dienstverlening van de helpdesk benutten.

Gelet op de brandveiligheid in de woonsituatie van zelfstandig wonende ouderen en personen met een beperking heeft de Minister in zijn brief van 24 augustus 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 757, nr. 137) maatregelen aangekondigd om de brandveiligheid van nieuwe woongebouwen te verbeteren. De voornaamste maatregelen hebben betrekking op het komende Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Door hierin te verwijzen naar de Europese classificatie voor rookdoorgang worden er zwaardere eisen gesteld aan rookverspreiding. Daarnaast gaat de Minister na of met de inwerkingtreding van het Bbl in meer gevallen deuren voorgeschreven kunnen worden die zelfsluitend zijn bij brand. Zoals ook in deze brief genoemd, zijn verder voor communicatie en innovatie omtrent brandveiligheid in de woonsituatie van zelfstandig wonende ouderen en personen met een beperking in 2016 subsidies verleend aan de Nederlandse Brandwondenstichting en Brandweer Nederland.

Het Wetsvoorstel verduidelijking voorschriften woonboten is op 23 maart 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 434, nrs. 1–4). Het voorstel behelst aanpassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Woningwet naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State dat woonboten ook onder het Bouwbesluit moeten vallen. Op 20 december 2016 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aanvaard (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 434, nr. 8).

In 2015 zijn diverse beoordelingsrichtlijnen (BRL-en) strijdig of discutabel bevonden in relatie tot de Verordening bouwproducten. Op verzoek van de Minister hebben houders van dergelijke BRL-en deze in 2016 uit het erkende stelsel gehaald ofwel zodanig aangepast dat deze in lijn zijn met genoemde verordening. Het bestaande stelsel van kwaliteitsverklaringen is daarmee opgeschoond en in lijn met Europese regelgeving. Het erkende stelsel toetst kwaliteitsverklaringen op bouwproducten en -processen waarin uitspraken staan over de prestaties van het product of proces in een bepaalde toepassing. Daarnaast is overeengekomen dat er meerdere BRL-en mogen bestaan voor een product. Doel van het erkende stelsel is om de kwaliteit van bouwproducten en -processen te verhogen en procedures sneller te doorlopen.

In 2016 speelde in de Tweede Kamer de vraag welke ruimte er is voor private keurmerken naast de CE-markering (Conformité Européenne). De Europese Commissie heeft haar visie hierop gepresenteerd en is hierover in gesprek gegaan met de Nederlandse bouwsector tijdens het Symposium «Communicatieforum CE-markering».

Naast verdere uitwerking van de onderliggende regelgeving bij het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen, waaronder de verbetering van de positie van de bouwconsument via het privaatrecht, is in 2016 in overleg met verschillende consumenten- en marktpartijen verder gewerkt aan het versterken van de vraaggerichtheid in de bouwsector en aan de positie van de bouwconsument. Hierbij wordt gedacht aan niet wettelijke maatregelen zoals het opzetten van een benchmarkingsysteem en het ontwikkelen van een opleverdossier voor de bouwconsument.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Publiek en Communicatie

Deze middelen zijn ingezet voor het campagnemanagement voor de activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» door de Dienst Publiek en Communicatie, een agentschap van het Ministerie van Algemene Zaken.

2.2. Woningbouwproductie

Subsidies

Beleidsprogramma Woningbouw

In 2016 is aan een aantal partijen een beperkte subsidie verstrekt ten behoeve van de uitvoering van het beleid. Het gaat hier met name om communicatie en voorlichting aan de burger over aangepaste wet- en regelgeving en het verspreiden van goede voorbeelden en innovatieve werkwijzen.

Opdrachten

Beleidsprogramma woningbouw

Het Rijk is actief betrokken bij de realisatie van de woningbouwopgave in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Dit betreft zowel de kwantitatieve opgave (hoeveelheid benodigde woningen) als de kwalitatieve opgave (type woonmilieu).

Het Rijk werkt samen met decentrale overheden aan ruimtelijke projecten en programma's voor elke regio in Nederland. Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) richt zich op investeringen hierin. Bij de vernieuwing van het MIRT speelt de bereikbaarheid van locaties een belangrijke rol. Dit zal bevorderlijk zijn voor het realiseren van de woningbouwopgave in de betrokken regio’s.

Met het oog op versterking van het binnenstedelijk bouwen in de Zuidvleugel is in 2016 het onderzoek «Stimuleren Stedelijk Wonen in de Zuidelijke Randstad» afgerond. Dit heeft geresulteerd in de City Deal Zuidelijke Randstad.

In de Noordvleugel zijn afspraken gemaakt over woningbouwmogelijkheden in het gebied rond Schiphol; de bouwbeperkingen binnen bestaand stedelijk gebied worden opgeheven, buiten bestaand stedelijk gebied mag geen nieuw stedelijk gebied ontwikkeld worden. Deze afspraken maken onderdeel uit van het kabinetsbesluit Wonen en vliegen in de regio Schiphol van 1 april 2016 (Kamerstukken II, 29 665, nr. 222).

In Almere experimenteert de gemeente met ondersteuning van het Rijk met onder andere Tiny Houses, betaalbare duurzame huurwoningen en wonen en zorg in een naoorlogse wijk. Deze experimenten zijn landelijk toepasbaar. Hiermee wordt zoveel mogelijk aan diverse woonwensen tegemoet gekomen.

Het Expertteam Versnellen ondersteunt op aanvraag gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling («ontslakken» en «vlottrekken»). In 2016 zijn voor ontslakken 10 cases gestart en voor vlottrekken 23 cases. Het expertteam gaat, in lijn met de bevindingen uit de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 2.2 (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 120 nr. 10), voort in 2017.

Het aantal verleende bouwvergunningen voor koopwoningen in eigenbouw, als percentage van het totale aantal bouwvergunningen voor koopwoningen, zal naar verwachting in 2016 ruim boven de 20% liggen. Ten opzichte van 2015 (19%) zal het aantal verleende vergunningen voor eigenbouw zowel procentueel als in absolute aantallen toenemen.

Naast het direct adviseren en begeleiden van gemeenten heeft het expertteam een bijdrage geleverd aan landelijke bijeenkomsten met gemeenten (WoON-congres, VNG-congres, zelfbouwatelier Noord-Holland, conferentie provincie Zuid-Holland). In augustus 2016 is het in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde rapport «Eigenbouw: de moeite waard» gepubliceerd (Stec Groep, 2016). Hieruit blijkt dat de gemeentelijke kosten bij zelfbouw lager zijn dan bij seriematige bouw. Verder heeft het team een start gemaakt met «pilots», gericht op de innnovatie van eigenbouw.

Het Expertteam Transformatie ondersteunt gemeenten en andere partijen die aan de slag willen met het transformeren van leegstaand vastgoed naar woonruimte. In 2016 zijn in 15 gemeenten voor circa 17 panden/projecten adviezen gegeven. Het expertteam heeft ook bijgedragen aan het uitdragen van kansen voor transformatie en aan het gericht vergroten van de kennis over transformatie bij een aantal gemeenten.

De Expertpool Planschade adviseert gemeenten en andere betrokkenen over het vermijden van planschade bij voorgenomen bestemmingswijzigingen. In 2016 heeft deze expertpool aan tien gemeenten adviezen gegeven.

Het expertteam zet zijn werkzaamheden in lijn met de bevindingen uit de beleidsdoorlichting voor begrotingsartikel 2.2 (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 120, nr. 10) voort in 2017.

In 2016 ging specifieke aandacht uit naar de goedkopere particuliere woningvoorraad en in het bijzonder het functioneren van de Verenigingen van Eigenaren (VvE’s).

Op 3 maart 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het functioneren in gemengde VvE-complexen met zowel koop- als huurwoningen (Kamerstukken II, 2015–2016, 27 926, nr. 253)

De wetswijziging betreffende het verbeteren van het functioneren van VvE’s en het stimuleren van verduurzaming door VvE’s is op 27 mei 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 479). Parlementaire behandeling is voorzien in het eerste kwartaal van 2017.

Op 1 juli 2016 heeft het kabinet een voorstel voor de Aanvullingswet grondeigendom (Omgevingswet) in consultatie gebracht

(https://www.internetconsultatie.nl/omgevingswet_grondeigendom). Via deze wet worden verschillende instrumenten voor grondeigendom – namelijk onteigening, voorkeursrecht, herverkaveling en kavelruil in het landelijk gebied en stedelijke kavelruil – toegevoegd aan de Omgevingswet. Dit laatste gebeurt zodra de Aanvullingswet is vastgesteld. De consultatie is medio september 2016 afgerond. Naar aanleiding van de ingebrachte reacties zal het voorstel worden aangepast en is verzending naar de Raad van State voorzien in 2017.

Bijdragen aan agentschappen

RVO Beleidsprogramma woningbouw productie

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland/RVO.nl

De op dit instrument opgenomen middelen zijn bestemd voor de activiteiten die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Onder dit programma vallen onder meer de ondersteuning van de implementatie van Europese richtlijnen, de uitvoering van maatregelen uit het Energieakkoord voor duurzame groei, en de ondersteuning van de expertteams eigenbouw, transformatie en versnellen. In de eerste en tweede suppletoire begroting zijn ten behoeve van de jaaropdracht aan RVO.nl de benodigde middelen voor diverse activiteiten op het gebied van energiebesparing en de uitvoering van de Regeling vermindering verhuurderheffing 2014 voor corporaties herschikt naar het beleidsprogramma woningbouw.

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

Het Rijk heeft een meerjarige samenwerkingsrelatie met het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA). Naar tevredenheid vervult het LSA een intermediaire rol tussen (collectieven van) actieve bewoners en de overheid. Zijn activiteiten richten zich daarbij zowel op overheids- als bewonersorganisaties. Waarbij het LSA tracht het bewonersinitiatief te versterken en de overheid meer ontvankelijk te maken voor burgerparticipatie.

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

In 2016 is het kennis- en leertraject voor de toepassing van het handhavingsinstrumentarium in de Woningwet voortgezet. Het aantal deelnemende gemeenten is toegenomen van 6 tot ongeveer 12. In deze leerkring wordt kennis uitgewisseld over de toepassing van de in 2015 geïntroduceerde maatregelen voor de aanpak van malafide pandeigenaren en gebruikers die het Bouwbesluit overtreden.

Eind 2016 is het initiatiefwetsvoorstel Wet aanpak woonoverlast door de Tweede Kamer aanvaard. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt in dit kader technische bijstand. Dit biedt gemeenteraden de mogelijkheid om de burgemeester een bevoegdheid te verlenen een gedragsaanwijzing op te leggen aan zittende bewoners bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast (Kamerstukken I, 34.007, A).

Daarnaast is in 2016 de wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag door het parlement aangenomen. Deze is per 1 januari 2017 in werking getreden (Stb. 2016, 329 en 533). Ook het bijbehorende besluit inzake de verwerking van persoonsgegevens is per 1 januari 2017 in werking getreden (Stb. 2016, 532). Hierdoor hebben gemeenten de mogelijkheid om woningzoekende huurders te screenen voor bepaalde wooncomplexen, straten of gebieden waar de leefbaarheid ernstig onder druk staat. Over deze nieuwe maatregel is eind 2016 ook voorlichting gegeven aan gemeenten, corporaties en politie.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) gemeenten ondersteund via een leerkring «integrale (preventieve) aanpak radicalisering», onder meer gericht op jongeren in lokale risicogebieden, versterking van sociale wijkteams en het bevorderen van sociale stabiliteit in buurten en wijken.

Ook heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gemeenten ondersteund in hun aanpak van ondermijnende criminaliteit. Het Ministerie heeft als lid van het Landelijk Platform Geïntegreerde aanpak Ondermijnende Criminaliteit, met hierin Regioburgemeesters, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Nationale Politie de Ministeries van Financiën en Veiligheid en Justitie, met input van de lokale partners een toekomstagenda opgesteld voor een stevige impuls van de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Ook de voorgestelde maatregelen uit het door BZK geïnitieerde onderzoek van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB)7 zijn input voor deze toekomstagenda. Ook is de Leerkring gebiedsgerichte aanpak ondermijnende criminaliteit voortgezet waarbij tussen onder meer 10 verschillende gemeenten, politie, de RIEC’s8 en BZK/V&J thematisch kennis en ervaring is uitgewisseld over de integrale bestuurlijke aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit (bijvoorbeeld over het betrekken van burgers bij de aanpak).

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft met subsidie vanuit het programma Bevolkingsdaling uitvoering gegeven aan de Juridische Expertpool Planschade. Dit team heeft diverse lokale overheden ondersteund bij het voorkomen van planschade bij het maken of wijzigen van woningbouwplannen in krimpgebieden.

De subsidies in het kader van het programma Bevolkingsdaling zijn voornamelijk besteed aan kennisontwikkeling en -deling. Zo is subsidie verleend voor de website www.vanmeernaarbeter.nl van het Kennisplatform Demografische Transitie. Met subsidie in 2016 heeft dit platform de kennisagenda voor 2017 opgeleverd, het onderzoek naar toekomstvisies van Mbo-jongeren (middelbaar beroepsonderwijs) uitgevoerd en de leerkring particuliere woningmarkt vormgegeven. In 2016 kon gestart worden met de derde ronde van het experimentenprogramma, waarin innovatieve projecten in krimpgebieden worden gevolgd en de resultaten ervan verspreid. Het programma Bevolkingsdaling heeft daarnaast in 2016 de Fryske Akademy ondersteund, hetgeen geleid heeft tot begeleiding van het bepalen van een economisch meerjarenprogramma in deze regio.

De subsidie aan Voor je Buurt heeft in 2016 in totaal 18 afgeronde of lopende crowdfundingcampagnes in 7 van de 9 krimpregio’s opgeleverd. Van deze initiatieven heeft 76% het beoogde crowdfundingbedrag behaald en deze konden hun initiatief tot uitvoering brengen. Van enkele crowdfundingcampagnes zijn showcases gemaakt en over de opgedane kennis zijn enkele artikelen geschreven die gepubliceerd worden.

2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Bijdragen aan agentschappen

RVO Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders

Betreft de uitvoeringskosten voor het revolverende Fonds energiebesparing huursector. De uitvoering is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De uitvoeringskosten worden doorberekend in de renteopslag bij de te verstrekken leningen. Daarmee worden de uitvoeringskosten, afhankelijk van het verloop van het fonds, op termijn «terugverdiend» binnen de beleidsmiddelen.

Artikel 3. Kwaliteit Rijksdienst

A Algemene doelstelling

Een goed presterende rijksoverheid op het gebied van bedrijfsvoering en het bevorderen van de kwaliteit van het management van de Rijksdienst.

B Rol en verantwoordelijkheid

Voor een optimale beleidsvoorbereiding en -uitvoering moet de interne beheersing en sturing van de bedrijfsprocessen in rijksbreed verband op orde zijn. Deze bedrijfsprocessen moeten naast dienstbaar aan het beleid, ook effectief en doelmatig zijn. Daarvoor zijn heldere kaders nodig. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties regisseert, in samenwerking met de andere Ministeries, de totstandkoming van deze kaders en brengt daarin meer samenhang, met als doel een beter bestuurbare en meer efficiënte bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst.

Bij de Begrotingsbehandeling 2015 heeft de Tweede Kamer gevraagd duidelijker te omschrijven welke activiteiten de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties financiert vanuit dit artikel. De uitgaven voor de bedrijfsvoering worden verantwoord door de individuele Ministers, tenzij de taak gecentraliseerd is inclusief de budgetoverheveling. Op het artikel kwaliteit Rijksdienst zijn middelen beschikbaar die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzet voor het invullen van zijn systeemverantwoordelijkheid ten aanzien van de bedrijfsvoering van het Rijk. Deze verantwoordelijkheid krijgt in de praktijk vorm door één of meerdere van de volgende componenten:

  • Kaderstelling door het vastleggen van normen en standaarden;

  • Monitoring door het volgen van de uitvoering in de praktijk;

  • Het zo nodig plegen van interventies door het aanspreken van betrokkenen op de naleving van normen en standaarden of het aanpassen van de kaders aan de geconstateerde tekortkomingen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de primaire arbeidsvoorwaarden van het Rijk. Daarnaast is de Minister eerstverantwoordelijke voor het rijksbrede beleid van de rijksbrede kaders op de terreinen: personeel, ICT, organisatie, huisvesting, inkoop, facilitaire dienstverlening en beveiliging. Binnen die kaders zijn de afzonderlijke ministeries zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maakt werk van een kostenbewuste, dienstverlenende en slagvaardige overheid. Om invulling te geven aan het kostenbewustzijn hebben de ministeries een taakstelling op hun uitgaven voor materieel en personeel gekregen. De Minister toetst de intensiveringen op deze uitgaven om zo invulling te geven aan zijn verantwoordelijkheid voor beheersing hiervan.

Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) ondersteunt de departementen bij de kabinetsopdracht om in 2017 tenminste 30% vrouwen vertegenwoordigd te hebben binnen de ABD. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe doelgroepen, zoals publiekrechtelijke ZBO’s en gemeenten (G4) en wordt verder vormgegeven aan de structurele uitwisseling met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook verzorgt Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.

Bovendien is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkgever voor de circa 70 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

C Beleidsconclusies

Op het gebied van ICT is in 2016 uitvoering gegeven aan de maatregelen zoals opgenomen in de kabinetsreactie (Kamerstukken II, 33 326, nr. 13) op het eindrapport van de Tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid. De uitvoering hiervan ligt op schema. Hierover is in de beleidsagenda meer opgenomen. In het beleidsverslag zijn de belangrijkste activiteiten in 2016 uit de Hervormingsagenda Rijksdienst opgenomen.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Verschil 2016

Verplichtingen:

0

18.880

32.104

28.862

25.341

19.187

6.154

 

Uitgaven:

0

20.959

30.006

29.318

24.897

19.187

5.710

 

3.1

Kwaliteit Rijksdienst

0

20.959

30.006

29.318

24.897

19.187

5.710

Subsidies

0

3.698

3.641

3.680

3.600

3.600

0

Fysieke Werkomgeving Rijk

0

298

241

180

200

200

0

Subsidie A&O-fonds

0

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

0

Subsidie Qiy

0

0

0

100

0

0

0

Opdrachten

0

9.108

8.015

11.556

9.399

8.172

1.227

Bedrijfsvoering Rijk

0

9.108

8.015

11.556

9.399

8.172

1.227

Bijdragen aan agentschappen

0

8.153

18.350

14.012

11.898

7.415

4.483

Logius

0

0

0

0

2.112

1.660

452

RidM Bedrijfsvoering Rijk

0

0

0

699

100

0

100

Doc-Direkt

0

0

5.257

0

0

0

0

UBR

0

2.500

6.800

4.550

708

0

708

UBR lage loonschalen

0

0

0

2.750

1.223

0

1.223

UBR Arbeidsmarkt Communicatie

0

5.653

6.293

6.013

5.755

5.755

0

FMHaaglanden

0

0

0

0

1.000

0

1.000

P-Direkt

0

0

0

0

1.000

0

1.000

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

70

0

0

0

Bedrijfsvoering Rijk

0

0

0

70

0

0

0

 

Ontvangsten:

0

828

8.207

1.334

10.347

0

10.347

E Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Fysieke Werkomgeving Rijk

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2016 een subsidie verstrekt aan het kennisinstituut Center voor People and Buildings voor Fysieke werkomgeving Rijk. De subsidie is in 2016 besteed aan: het Evaluatieonderzoek naar flexibel werken van diverse cases heeft geresulteerd in een rapportage. Opgeleverd zijn de rapporten »Elementen voor een passende vergadermix» en «Gebruik en bezetting van rijkshuisvesting: een gestandaardiseerde methodiek». Via de subsidie is een bijdrage geleverd aan het onderzoek «Futures Forum». Onderzoek is gedaan naar de normering van ondersteunende ruimten in kantoren en daarover is gerapporteerd. De zogenoemde FWR-wijzer 2.0 is opgeleverd.

Subsidie A&O-fonds

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekte in 2016 een subsidie aan het Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Rijk. Het fonds zet de subsidie in voor arbeidsmarktprojecten binnen het Rijk die het bestuur van het A&O-fonds goedkeurt.

Opdrachten

Bedrijfsvoering Rijk

Op het terrein van organisatie en personeel is in 2016 onder meer gewerkt aan het realiseren van mobiliteit van rijksambtenaren. Zo is het Van Werk Naar Werk (VWNW) beleid en het bijbehorende akkoord tussen de Minister en vakbonden van rijksambtenaren verlengd tot en met 31 december 2017.

Bij de instroom van ambtenaren ging in 2016 specifiek aandacht uit naar het aantrekken en behoud van medewerkers met een arbeidsbeperking. Daarnaast is gewerkt aan de verdere flexibilisering van de rijksdienst om tijdig in te kunnen spelen op wijzigingen in het takenpakket. Onderdeel hiervan is een eenduidige toepassing van de gesprekscyclus met daarin een jaarlijks oordeel over het functioneren van de medewerker. De ontwikkelfase van de nieuwe Gesprekscyclus Rijk is in 2016 afgerond en in 2016 is ook gestart met de rijksbrede invoering.

Verder is het ziekteverzuim systematisch aangepakt, waarbij een opschoonactie van langdurige verzuimdossiers van medewerkers bij departementen is uitgezet. Daarnaast is in 2016 onderzoek gedaan naar de best practices binnen het Rijk bij de aanpak van ziekteverzuim. De in 2016 geactualiseerde Gedragscode Integriteit Rijk (GIR) draagt bij aan een samenhangende aanpak gericht op het integriteitsbewustzijn van medewerkers. De communicatie en de workshops «vele tinten grijs» over de GIR dragen ook bij aan het integriteitsbewustzijn van zowel medewerkers en leidinggevenden.

In 2016 zijn 9 departementale datacenters gesloten. Sinds 2011 zijn 37 van de 64 departementale datacenters gesloten en overgeheveld naar de 4 OverheidsDataCenters (ODC). Dit is één meer dan in de meerjarenplanning was beoogd per eind 2016.

Op het gebied van de inkoop is het Rijk in 2016 verder gegaan met professioneel en verantwoord inkopen met gebruikmaking van categoriemanagement voor generieke inkoopcategorieën. Het afgelopen jaar is onderzocht hoe de organisatie van de inkoop en de dienstverlening kan worden geoptimaliseerd. Het Rijk wil voor al zijn leveranciers een goede opdrachtgever zijn. Daarbij is van belang dat de markt voor het Rijk in toenemende mate een partner is om (politieke) doelstellingen te realiseren, zoals bij innovaties die voor de samenleving van belang zijn of bij doelstellingen op het terrein van duurzaamheid. Zo is eind november 2016 een aanbesteding gestart om het stroomverbruik van de rijksoverheid te verduurzamen en gelijktijdig een bijdrage te leveren aan het energiebeleid van het kabinet.

In 2016 zijn diverse activiteiten uitgevoerd gericht op de rijkshuisvesting en faciliteiten. Het centrale doel daarbij is om de medewerkers van de Rijksdienst in staat te stellen hun werk zo goed mogelijk te doen. Flexibele organisatieverbanden en werkwijzen (het nieuwe werken, werken over organisatiegrenzen heen e.d.) worden ondersteund. Door verdergaande standaardisering en samenwerking worden meer kwaliteit en efficiëntie in de bedrijfsvoering van de Rijksdienst behaald. Om dit te bevorderen worden rijksbrede kaders en handreikingen ontwikkeld en vastgesteld, onder meer voor het parkeerbeleid bij rijkskantoren, de rol van de medezeggenschap bij huisvestingsbesluiten, de uitwerking van de diagnosefase bij masterplanprojecten en het Normenkader Beveiliging Rijkskantoren (NkBR) en een privacyreglement cameratoezicht in rijkskantoren. Bij al deze activiteiten neemt het vraagstuk van duurzaamheid een belangrijke plaats in. Sommige zaken zijn inmiddels wettelijk opgelegd, onder meer (bijna) energieneutrale nieuwbouw en grootschalige renovaties vanaf 1 januari 2019, energielabel A in 2030, en 2% energiebesparing per jaar voor rijksgebouwen. De uitwerking hiervan is in 2016 verder voorbereid.

Het (vernieuwde) rijkshuisvestingsstelsel voor kantoren is per 1 januari 2016 van kracht geworden en wordt momenteel breed in de praktijk toegepast. In 2016 zijn de spelregels voor toetreding tot en uittreding uit het stelsel bekrachtigd en is gewerkt aan verdere invulling van beleidskaders voor het soepel opereren van het stelsel. Na een uitgebreide parlementaire behandeling, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 8 juli 2016 de dertien geactualiseerde masterplannen voor de rijkskantoorhuisvesting vastgesteld.

Daarnaast is in 2016 de implementatie van het rijkshuisvestingsstelsel voor specialties (alle rijksgebouwen, niet zijnde kantoren) voorbereid. Het rijkshuisvestingsstelsel voor specialties is per 1 januari 2017 van kracht geworden. Voor een integrale evaluatie van de werking van beide stelsels is het nog te vroeg. Wel is eind 2016 een quick scan opgestart om een eerste indruk te krijgen van de ervaringen met het rijkshuisvestingsstelsel voor kantoren. De resultaten worden begin 2017 opgeleverd.

Bij de uitvoering spelen diverse Shared Service Organisaties (SSO’s) een belangrijke rol. FM Haaglanden, P-direkt, SSC-ICT, het Uitvoeringsbedrijf Rijk, Doc-direct en het Rijksvastgoedbedrijf zorgen allen op hun terrein ervoor dat de werkzaamheden van rijksmedewerkers optimaal worden gefaciliteerd. Een efficiënte, uniforme en kwalitatief goede dienstverlening wordt hierdoor bevorderd.

Bijna alle SSO’s hebben de vorm van een agentschap. De bijdragen aan deze agentschappen staan begroot bij de departementen. Voor BZK zelf worden de uitgaven aan SSO’s begroot bij apparaatskosten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hoofdstuk VII). Alleen rechtstreekse bijdragen van de eigenaar staan verantwoord op dit artikel. Het betreft dan stortingen om het eigen vermogen op peil te brengen of houden. Dit is gebeurd bij FM Haaglanden, P – direkt en UBR.

De rijksbrede kengetallen over de bedrijfsvoering, onder meer op het gebied van personeel en ontwikkeling van de apparaatsuitgaven, staan vermeld in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2016.

Bijdragen aan agentschappen

Logius

Het agentschap Logius ontvangt een bijdrage voor digi-inkoop/e-factureren voor 2016.

RiDM Bedrijfsvoering Rijk

Agentschap P-direkt heeft een bijdrage ontvangen van het RiDM.

UBR

Agentschap UBR heeft een budgettaire aanvulling in 2016 ontvangen op het negatieve eigen vermogen van UBR ultimo 2015.

UBR (Arbeidsmarkt Communicatie)

Het Expertisecentrum Organisatie & Personeel (EC O&P) van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk voert de rijksbrede arbeidsmarktcommunicatie uit. Daarnaast doen ze het functioneel beheer van de carrièresites overheid (CSO platform) en de regie over het technisch- en applicatiebeheer.

UBR (Lage Loonschalen)

Voor de uitvoering van het Lage Lonenschalenbeleid heeft het agentschap Uitvoeringsbedrijf Bedrijfsvoering Rijk (UBR) een bijdrage van BZK ontvangen.

FMHaaglanden

Agentschap FMH heeft een bijdrage van de eigenaar ontvangen voor het opvangen van financiële problematiek als gevolg als gevolg van de ingebruikname van een pand.

P-Direkt

Agentschap P-direkt heeft een bijdrage van de eigenaar ontvangen vanwege dubbele kosten als gevolg van het dubbel draaien van een ICT-systeem. P-Direkt gaat over van een ICT systeem bij een marktpartij naar een systeem bij SSC-ICT, zodat de ICT in overheidshanden komt.

Artikel 6 Uitvoering rijksvastgoedbeleid

A Algemene doelstelling

Uitvoering geven aan rijksvastgoedbeleid door:

  • het verzorgen van de rijkshuisvesting van de Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis;

  • het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting en het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid;

  • het realiseren van een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van rijksdoelstellingen.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is als opdrachtgever en uitvoerder verantwoordelijk voor:

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

  • het beheer en onderhoud van de monumenten die aan het Rijksvastgoedbedrijf zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;

  • de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

Daarnaast is de Minister als uitvoerder op het terrein van het rijksvastgoed verantwoordelijk voor:

  • het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd;

  • de coördinatie van de samenwerking en afstemming tussen de diensten die onderdeel vormen van het rijksvastgoedstelsel, zowel in de regio als landelijk (regiefunctie). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de diensten fungeert de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de departementen ten aanzien van rijksvastgoed fungeert de Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed (ICRV). De Minister draagt zorg voor de ondersteuning van de RVR en de ICRV en is verantwoordelijk voor de totstandkoming van de rijks(brede) vastgoedportefeuillestrategie, die de ministerraad jaarlijks vaststelt. De Minister wordt in deze taak ondersteund door het Rijksvastgoedbedrijf;

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.

  • Ten aanzien van overtollig vastgoed verzorgt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere Ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.

  • Met ingang van 1 juli 2014 neemt het Rijksvastgoedbedrijf overtollig vastgoed van andere departementen over tegen betaling vooraf. De (netto-)opbrengst uit verkoop van dit vastgoed aan derden wordt begroot en verantwoord in de agentschapbegroting en agentschapjaarrekening. Vastgoed dat voor 1 juli 2014 overtollig is gesteld, wordt nog volledig begroot en verantwoord door de betreffende Minister.

C Beleidsconclusies

Per 1 januari 2016 is het Agentschap Rijksvastgoedbedrijf gestart. Hierin zijn de voormalige Dienst Vastgoed Defensie, het Rijksvastgoed en Ontwikkelbedrijf, de Rijksgebouwendienst en de directie Rijksvastgoed van het Ministerie van Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties opgegaan. Waar het hierna gaat om bijdrage aan een agentschap betreft het nieuwe agentschap Rijksvastgoedbedrijf.

Het Rijksvastgoedbedrijf vertaalt rijksbeleid in uitvoeringskaders voor de eigen dienst en adviseert over uitvoerbaarheid van (voorgenomen) beleid aan verschillende beleidsonderdelen (infrastructuur en milieu, wonen en bouwen, energie etc.). Afgelopen jaar zijn er vooral stappen gezet om de vijf pijlers van de Vastgoedportefeuillestrategie van het Rijksvastgoedbedrijf, «duurzaamheid», «maatschappelijk rendement», «veiligheid», «technische kwaliteit» en «toekomstbestendige portefeuille», verder invulling te geven, waardoor zowel de interne vertaling als de uitvoeringstoets aan kwaliteit hebben gewonnen.

De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over circa 250.000 m2 bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd.

Na de levering in januari 2016 van de afgesproken monumenten aan de Nationale Monumentenorganisatie heeft het Rijksvastgoedbedrijf de instandhoudingsplicht van nog een beperkt aantal monumenten met een erfgoedfunctie, zonder huisvestingsfunctie. In 2016 zijn instandhoudingswerkzaamheden en terreinonderhoud uitgevoerd aan met name Paleis Soestdijk, Huis Doorn en Slot Loevesteijn. Het zorgvuldige proces om te komen tot een economisch duurzame herbestemming van landgoed en paleis Soestdijk is in 2016 voortgezet.

In het beleidsverslag is de bijdrage van het Rijksvastgoedbedrijf aan nationale en Europese doelstellingen op het gebied van energie beschreven.

Gelet op de snelheid van innovatieve ontwikkelingen worden deze niet jaarlijks schriftelijk gerapporteerd, zoals in de begroting 2016 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Kamer is toegezegd. Zodra actuele kennis beschikbaar is, wordt deze via onder andere de website van het Rijksvastgoedbedrijf gedeeld. Zo staat een filmpje over de testomgeving op de site. Ook is er in het kader van Kantoor vol Energie een workshop over de testomgeving georganiseerd voor geïnteresseerde marktpartijen.

De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd, is conform verwachtingen gerealiseerd.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2016 217 transacties afgehandeld. Daarbij is onder andere 144.000 m2 bruto vloeroppervlak aan rijkshuisvesting afgestoten. De totale opbrengst van de transacties bedroeg ruim € 276 mln.

Geconcludeerd kan worden, dat het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten het afgelopen jaar grotendeels conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting zijn uitgevoerd.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Verschil 2016

Verplichtingen:

0

0

163.108

221.781

170.868

144.746

26.122

 

Uitgaven:

0

0

162.415

220.862

167.431

144.746

22.685

 

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting

   

59.416

118.385

67.357

54.394

12.963

Bijdragen aan agentschappen

   

59.416

118.385

67.357

54.394

12.963

Bijdrage aan RVB voor huisv Koninklijk Huis, HoCoSta's en AZ

   

38.798

36.507

52.224

39.452

12.772

waarvan paleizen

       

15.129

15.104

25

Bijdrage aan RVB voor monumenten

   

11.328

73.224

7.161

5.576

1.585

Bijdrage aan RVB voor rijkshuisvesting

   

9.290

8.654

7.972

9.366

– 1.394

 

6.2

Beheer materiele activa

   

102.999

102.477

100.074

90.352

9.722

Opdrachten

   

14.682

17.316

13.829

11.179

2.650

Beheer en plankosten

   

14.682

17.316

13.829

11.179

2.650

Bekostiging

   

64.233

63.726

65.497

58.949

6.548

Zakelijke lasten

   

64.233

63.726

65.497

58.949

6.548

Bijdragen aan agentschappen

   

24.084

21.435

20.748

20.224

524

Bijdrage RVB

   

24.084

21.435

20.748

20.224

524

 

Ontvangsten:

0

0

148.547

161.904

390.783

186.568

204.215

E Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan agentschappen

Bijdragen aan het Rijksvastgoedbedrijf voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken

Het betreft hier de kosten voor huisvesting van de Koning, van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken. De overschrijding van de huisvestingskosten Hoge Colleges van Staat wordt met name veroorzaakt door de afkoop in 2016 van de zogenaamde egalisatie op de lopende huisvestingscontracten en door een kasschuif op het Binnenhofproject

Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis.

In mei 2015 heeft het kabinet naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten.

Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij het jaarverslag van de Koning (I) is een extra-comptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.

De bijdrage van Wonen en Rijksdienst aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken bedroeg in 2016 € 37,5 mln. Hiervan is € 15,1 mln. voor de paleizen.

De Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken zijn binnen de beschikbare budgettaire kaders van de begroting gehuisvest.

Aan de Koning zijn Paleis Huis ten Bosch, het Koninklijk Paleis Amsterdam en Paleis Noordeinde ter beschikking gesteld.

In 2016 heeft Wonen en Rijksdienst € 15,1 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed voor gebruiksvergoeding en kleinere (onderhouds)projecten voor de paleizen. Dit bedrag is conform de begroting 2016. Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten:

  • Ten eerste heeft het Rijksvastgoedbedrijf circa € 9 mln. voor rente en afschrijvingen in rekening gebracht voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf;

  • Op de tweede plaats opslagen voor onderhoud, belastingen en apparaatkosten, in totaal circa € 5 mln.;

  • Tenslotte heeft Wonen en Rijksdienst betalingen van circa € 1 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf verricht als vergoeding voor kleinere aanpassingen en afrondende kosten voor de tijdelijke openstelling van de Oranjezaal in Paleis Huis ten Bosch.

Bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor monumenten

De bijdrage betreft de kosten van monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie, zoals monument Paleis Soestdijk. De realisatie is € 1,6 mln. hoger dan begroot. Dit is met name een gevolg van een inhaalprogramma in 2016 om objecten die vanaf 1 januari 2017 onder het museaal stelsel vallen op het gewenste kwaliteitsniveau te brengen.

Prestatie-indicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefwaarde

Periode

Realisatie

Gebruiksgraad monumenten

95%

2009

95%

2016

100%

Bron: BZK/RVB administraties

De gebruiksgraad op 31 december 2016 van de monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder rijkshuisvestingsfunctie, is 100% (was 98% ultimo 2015). De gebruiksgraad is het aantal m2 bruto vloeroppervlak per object dat in gebruik is in verhouding tot het totaal aantal m2 bruto vloeroppervlak. Na de levering van een belangrijk deel van deze monumenten aan de Nationale Monumentenorganisatie resteert nog een beperkt aantal monumenten bij het Rijksvastgoedbedrijf.

Bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor rijkshuisvesting

De begroting is middels bevoorschotting gerealiseerd. Een overschot of tekort wordt in 2017 afgerekend.

6.2 Beheer materiële activa

Opdrachten

Beheer- en plankosten

Beheer- en plankosten betreffen kosten voor onderhoud aan en beheer van onroerende zaken, zoals bijvoorbeeld taxatiekosten, energiekosten, bewakingskosten en transitiekosten.

De begroting 2016 is bij 1e suppletoire met € 5 mln. verhoogd en bij 2e suppletoire verlaagd met € 1,5 mln. De hogere uitgaven ten opzichte van de ontwerpbegroting 2016 zijn met name een gevolg van de situatie op de vastgoedmarkt waardoor objecten gemiddeld langer in bezit blijven.

Bekostiging

Zakelijke lasten

Het gaat hier om de betaling van, door gemeenten en waterschappen opgelegde, belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat. Het betreft met name onroerende-zaakbelasting (ca. 80%) en waterschaps- en rioolheffingen (ca. 20%). De zakelijke lasten zijn bij 1e suppletoire begroting 2016 verhoogd met € 2,2 mln. en bij 2e suppletoire met € 4,5 mln.

De hogere uitgaven voor zakelijke lasten zijn een gevolg van niet gecompenseerde boveninflatoire tariefverhogingen van gemeenten en waterschappen. Daarnaast zijn zakelijke lasten voor een aantal objecten van het Ministerie van Veiligheid & Justitie/Dienst Justitiële Instellingen dit jaar voor het eerst ten laste van deze post gebracht.

Bijdrage aan agentschappen

Bijdrage RVB

Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren en het vertegenwoordigen van het Rijk bij bepaalde gebiedsontwikkelingsprojecten. De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer houdt hoofdzakelijk in: het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van onroerende zaken.

Ontvangsten

Zakelijke lasten

Het merendeel van de ontvangsten betreft de vergoeding die het Rijksvastgoedbedrijf ontvangt vanuit de gebruiksvergoeding in het rijkshuisvestingsstelsel voor het door hem betaalde eigenarendeel van de onroerendezaakbelasting. Daarnaast gaat het om terugbetalingen door de huurders van door het Rijksvastgoedbedrijf betaalde gebruikerslasten en om terugontvangsten van betaalde zakelijke lasten op basis van bij gemeenten ingediende bezwaarschriften.

Ingebruikgevingen

Het gaat hierbij om de ingebruikgeving (verhuring) van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot inkomsten uit verpachting, huur en verhuur jachtgenot. De hogere ontvangsten in 2016 zijn mede een gevolg van een niet voorziene pachtontvangst.

Vervreemding

Het betreft de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot inkomsten uit vervreemding van met name agrarische onroerende zaken en van overige onroerende zaken.

Verkoop bodemmaterialen

Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen, zoals zand.

Veiling huurrechten benzinestations

Het betreft de ontvangsten uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

Surplus eigen vermogen voormalige Rijksgebouwendienst

Tot de ontvangsten behoort tevens het surplus eigen vermogen van de voormalige Rijksgebouwendienst dat conform de Regeling Agentschappen bij 1e suppletoire begroting door de eigenaar is afgeroomd en teruggegeven aan de gebruikers (departementen).

5. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Paragraaf 1 – uitzonderingsrapportage voor de vier verplichte onderdelen:

1. Rechtmatigheid

Overschrijding(en) rapporteringstolerantie(s) fouten

Naleving van de wet- en regelgeving voor huurtoeslag

De betalingen voor de huurtoeslag worden door de Minister verantwoord op beleidsartikel 01 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk XVIII Wonen en Rijksdienst. De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat, indien bij statistische steekproeven de meest waarschijnlijke en/of maximale fout of onzekerheid de tolerantiegrens overschrijdt, in de bedrijfsvoeringparagraaf de meest waarschijnlijke fout of onzekerheid wordt gerapporteerd.

Voor de toeslagregelingen geldt een tolerantiegrens van 3%, behalve voor de huurtoeslag vanwege de geringe omvang van het desbetreffende begrotingshoofdstuk. Voor de huurtoeslag geldt daarbij voor 2016 een tolerantiegrens van 1,14%. Uitgaande van de maximale fout wordt de – verhoudingsgewijze zeer lage – tolerantiegrens ad € 51,2 mln. voor de uitbetaalde voorschotten huurtoeslag met € 11,1 mln. overschreden. De meest waarschijnlijke fout voor de uitbetaalde voorschotten bedraagt € 36,7 mln. (0,8%) en onderschrijdt met € 14,5 mln. de tolerantiegrens. Voor de definitieve toekenningen geldt dat de meest waarschijnlijke fout € 54,1 mln. (1,5%) bedraagt en de tolerantiegrens met € 2,9 mln. wordt overschreden.

Rapporteringstolerantie samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen overschreden

De tolerantiegrens van de verantwoordingsstaat van de baten-lastenagentschappen bedraagt € 21,3 mln. Het totaalbedrag aan onrechtmatigheden bedraagt € 74,5 mln. Dit betreft voornamelijk onrechtmatig aangegane verplichtingen bij aanbestedingen en doet zich met name voor bij de agentschappen SSC-ICT (€ 55,8 mln.), Rijksvastgoedbedrijf (€ 10,7 mln.) en Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering RIJK (€ 5,4 mln.).

Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten

Rapporteringstolerantie (1)

Verantwoord bedrag in

€ (omvangsbasis) (2)

Rapporteringstolerantie voor fouten in € (3)

Bedrag aan fouten in € (4)

Percentage aan fouten t.o.v. verantwoord bedrag (5)

= (4)/(2)*100%

Totaal artikelen uitgaven/ontvangsten

5.120.214.000

51.202.140

36.700.000

0,7

Samenvattende staat baten-lastenagentschappen

2.135.175.000

21.351.750

74.470.874

3,5

De maximale fout bij de stroom «Totaal artikelen uitgaven/ontvangsten» overschrijdt de rapporteringstolerantie en daarom is de meest waarschijnlijke vermeld.

Overschrijding(en) rapporteringstolerantie(s) onzekerheden.

Er hebben zich geen overschrijdingen voorgedaan

2. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

In het Samenvattend Auditrapport 2015 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) benoemd dat op een enkele uitzondering na de informatie over beleid en bedrijfsvoering deugdelijk tot stand is gekomen. In 2016 is binnen BZK wederom ruim aandacht besteed aan de bewustwording van het belang van de niet-financiële informatie (NFI).

Aan de hand van een standaard controleprogramma is nagegaan of het NFI-dossier helder en gestructureerd is. Nieuw dit jaar is een door FEZ ontwikkeld «stoplichtenmodel» format om de voortgang van de NFI-dossiers te bewaken. Dit heeft er aan bijgedragen dat de niet-financiële informatie in de meeste gevallen deugdelijk, ordelijk en controleerbaar tot stand is gekomen. Bij één kwantitatieve uitspraak in de beleidstekst is een relatief klein onderdeel beperkt reconstrueerbaar. Het Ministerie van BZK zal in 2017 de werkwijze NFI evalueren en indien nodig wordt de werkinstructie en/of het controleprogramma aangepast.

3. Financieel- en materieel beheer

Voor het Financieel en materieel beheer wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Voor overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Voor de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Voor de belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

C. JAARREKENING 2016

6. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2016 van Wonen en Rijksdienst (XVIII) (Bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

3.839.382

3.760.382

629.088

4.273.699

4.208.581

955.233

434.317

448.199

326.145

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Woningmarkt

3.569.919

3.569.919

442.429

3.928.119

3.933.646

553.191

358.200

363.727

110.762

2

Woonomgeving en bouw

105.530

26.530

91

149.371

82.607

912

43.841

56.077

821

3

Kwaliteit Rijksdienst

19.187

19.187

0

25.341

24.897

10.347

6.154

5.710

10.347

6

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

144.746

144.746

186.568

170.868

167.431

390.783

26.122

22.685

204.215

7. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT 2016 INZAKE AGENTSCHAPPEN VAN WONEN EN RIJKSDIENST (XVIII)

(Bedragen x € 1.000)

Naam

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Agentschap

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Logius

       

Totale baten

157.166

169.762

12.596

145.963

Totale lasten

157.166

170.467

13.301

144.330

Saldo van baten en lasten

0

– 705

– 705

1.633

         

Totale kapitaalontvangsten

8.000

0

– 8.000

1.350

Totale kapitaaluitgaven

10.554

1.624

– 8.930

2.802

         

P-Direkt

       

Totale baten

86.090

85.793

– 297

76.427

Totale lasten

86.090

90.480

4.390

77.120

Saldo van baten en lasten

0

– 4.687

– 4.687

– 693

         

Totale kapitaalontvangsten

10.000

7.700

– 2.300

0

Totale kapitaaluitgaven

18.650

15.191

– 3.459

16.982

         

Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

       

Totale baten

168.381

186.318

17.937

135.998

Totale lasten

168.381

193.543

25.162

136.767

Saldo van baten en lasten

0

– 7.225

– 7.225

– 769

         

Totale kapitaalontvangsten

0

1.719

1.719

5.840

Totale kapitaaluitgaven

1.672

2.130

458

2.331

         

FMHaaglanden

       

Totale baten

109.363

115.171

5.808

124.695

Totale lasten

109.363

108.054

– 1.309

117.009

Saldo van baten en lasten

0

7.117

7.117

7.686

         

Totale kapitaalontvangsten

0

6.345

6.345

11.604

Totale kapitaaluitgaven

4.754

2.534

– 2.220

17.250

         

SSC ICT

       

Totale baten

212.278

238.470

26.192

219.7711

Totale lasten

212.278

254.761

42.483

226.200

Saldo van baten en lasten

0

– 16.291

– 16.291

– 6.429

         

Totale kapitaalontvangsten

24.370

51.986

27.616

35.503

Totale kapitaaluitgaven

54.787

84.649

29.862

56.933

         

Rijksgebouwendienst

       

Totale baten

900.208

0

– 900.208

1.219.543

Totale lasten

900.208

0

– 900.208

1.204.796

Saldo van baten en lasten

0

0

0

14.747

         

Totale kapitaalontvangsten

541.056

0

– 541.056

260.211

Totale kapitaaluitgaven

747.747

0

– 747.747

563.652

         

Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

       

Totale baten

55.839

0

– 55.839

26.749

Totale lasten

55.835

0

– 55.835

23.829

Saldo van baten en lasten

4

0

– 4

2.920

         

Totale kapitaalontvangsten

127.373

0

– 127.373

20.398

Totale kapitaaluitgaven

127.777

0

– 127.777

23.102

         

Dienst Vastgoed Defensie

       

Totale baten

194.969

0

– 194.969

194.382

Totale lasten

198.343

0

– 198.343

198.513

Saldo van baten en lasten

– 3.374

0

3.374

– 4.131

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

1.500

0

– 1.500

0

         

Dienst van de Huurcommissie

       

Totale baten

13.238

14.557

1.319

15.274

Totale lasten

13.238

13.739

501

15.247

Saldo van baten en lasten

0

818

818

27

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

3.388

0

– 3.388

696

         

Rijksvastgoedbedrijf

       

Totale baten

0

1.325.104

1.325.104

0

Totale lasten

0

1.247.994

1.247.994

0

Saldo van baten en lasten

0

77.110

77.110

0

         

Totale kapitaalontvangsten

0

367.054

367.054

0

Totale kapitaaluitgaven

0

1.282.635

1.282.635

0

X Noot
1

Er heeft correctie plaatsgevonden op de beginbalans vanwege een foutieve boeking in 2015 ter grootte van 1,7 mln. Door deze boeking waren omzet en resultaat over 2015 te hoog meegenomen in de Jaarrekening over 2015. Deze fout is in de Jaarrekening 2016 hersteld door correctie van de ter vergelijking opgenomen cijfers, conform Richtlijn 150.2 Foutherstel.

8. JAARVERANTWOORDING AGENTSCHAPPEN PER 31 DECEMBER 2016

Logius

Inleiding

Logius is als onderdeel van het directoraat-generaal Overheidsorganisatie (DGOO), de regieorganisatie die samen met klanten, partners en leveranciers de e-overheid groot maakt. Dit doet Logius door te zorgen voor overheidsbrede, samenhangende ICT-producten. Hierbij gaat het om digitale dienstverlening aan burgers, aan bedrijven en tussen overheden. Logius stimuleert organisaties met een publieke taak om onze producten breed toe te passen en is verantwoordelijk voor het beheer en de verbetering van onze producten en diensten. Zo is Logius de drijvende kracht achter de digitale overheid. De missie van Logius luidt: «Logius, de dienst digitale overheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, biedt publieke dienstverleners een samenhangende ICT-infrastructuur, zodat burgers en bedrijven betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken met hen kunnen doen».

Speerpunten en ontwikkelingen voorzieningen

Evenals voorgaande jaren is het gebruik van de GDI en de overige voorzieningen van Logius in 2016 weer toegenomen. Door dit succes neemt de omzet ook toe. In 2016 is de omzet van € 170 mln. met ruim 16% gegroeid ten opzichte van de omzet 2015 van € 146 mln. De voorzieningen die hieraan hebben bijgedragen zijn onder andere DigiD en DigiD Machtigen, Standard Business Reporting (SBR) en MijnOverheid met de Berichtenbox. Logius bevond zich in 2016 in de situatie dat het sterk groeiende gebruik van voorzieningen,niet altijd gepaard is gegaan met toereikende budgetten. Door het, in samenspraak met opdrachtgevers herprioriteren van activiteiten zoals doorontwikkeling, heeft dit in 2016 niet geleidt tot tekorten voor Logius.

In 2016 is een onderzoek uitgevoerd naar het uitbreiden van SBR in het publieke en private domein. Uit dit onderzoek zijn ruim 1.500 ketens naar voren gekomen die potentieel geschikt zijn om hun sturings- en verantwoordingsinformatie aan te gaan leveren middels SBR. Logius is eind 2016 gestart om ministeries actief te benaderen. In 2016 is er via SBR voor het eerst een digitale accountantsverklaring afgegeven bij een digitaal ingestuurde jaarrekening tijdens de pilot Woningcorporaties.

Het gebruik van DigiInkoop en het aansluiten van deelnemers blijft stijgen. Logius heeft in 2016 hard gewerkt om de verplichtstelling e-factureren die per 1 januari 2017 voor nieuwe leveranciers geldt te faciliteren door onder andere een nieuw e-factuurportaal te lanceren. Het gebruik van Digipoort blijft toenemen. In 2016 zijn via Digipoort in totaal 112,3 miljoen berichten verstuurd.

Het aantal geregistreerde gebruikers van MijnOverheid is in 2016 ruim verdubbeld van 2,8 mln. naar 6,0 mln. Daarbij zijn er circa 70 mln. berichten afgeleverd, zijnde een stijging van 58% ten opzichte van 2015. Op 8 juli 2016 heeft de Ministerraad ingestemd met het voorstel tot Vernieuwing Berichtenbox (GLOBE). In het regeerakkoord is afgesproken dat ondernemers in 2017 al hun zaken met de overheid elektronisch kunnen regelen. 0ok is in het regeerakkoord opgenomen dat bedrijven in staat gesteld worden om bedrijfsgegevens te hergebruiken bij het zaken doen met de overheid. In het jaar 2016 is Logius, in opdracht van EZ, gestart met een verkenning van de mogelijkheden van een MijnOverheid voor Ondernemers (MOvO).

Met hun persoonlijke DigiD kunnen burgers inloggen op websites van de overheid en van private organisaties met een publieke taak (pensioenfondsen, zorgverzekeraars). In 2016 zijn er bij DigiD 13,5 mln. gebruikers, 258 mln. authenticaties, 570 aangesloten dienstverleners en 771 actieve webdiensten geregistreerd. In het kader van eID, vinden pilots plaats: DigiD Hoog, Idensys en iDIN. Daarnaast is een tijdelijk beheerteam voor het BSNkoppelregister, een belangrijk onderdeel binnen de Impuls eID, ingericht bij Logius. Het BSNkoppelregister maakt het mogelijk om private middelen in het BSN-domein toe te laten waarbij de privacy maximaal is gewaarborgd.

De producten en diensten van Logius leveren een door de klant meetbare bijdrage aan hun positieve businesscase; de bijdrage kan zowel kwantitatief als kwalitatief zijn. In 2016 heeft het steeds meer gebruik maken van voorzieningen (bijv. meer aansluitingen en meer authenticaties) van Logius geleid tot verdere verlaging van de kosten per eenheid van de voorzieningen.

Bedrijfsvoering en efficiëntie

De groei van de omzet gaat tegelijkertijd gepaard met een groei van de werkzaamheden. In 2016 heeft een formatie-uitbreiding plaatsgevonden naar 293,1 fte. Deze uitbreiding van formatie wordt met ambtelijk personeel ingevuld. Logius streeft hiermee naar het terugbrengen van het aantal externen. Dit zorgt voor meer continuïteit in de bedrijfsvoering en doelmatiger werken.

Het beleid van Logius in 2016 was erop gericht om op efficiënte en effectieve wijze haar taken uit te voeren, waarbij producten en diensten tegen de zo laag mogelijke kosten worden geleverd. Daarbij is het streven om kostenbesparingen zo door te voeren zonder verlies van kwaliteit of zelfs met meer kwaliteit. In 2016 heeft Logius de verschillende instrumenten en methodieken die daarbij behulpzaam zijn zoals Standaardisatie, uitbesteding, verambtelijking, benchmarking, Lean Six Sigma en het INK-managementmodel verbeterd en verder verankerd in de planning en control processen van Logius.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Logius

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap 2016 Logius (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Baten

       

Omzet moederdepartement

75.924

87.275

11.351

88.599

Omzet overige departementen

76.934

78.099

1.165

51.249

Omzet derden

4.308

4.114

– 194

5.778

Rentebaten

 

1

1

43

Vrijval voorzieningen

   

0

 

Bijzondere baten

 

273

273

294

Totaal baten

157.166

169.762

12.596

145.963

         

Lasten

       

Apparaatskosten

154.512

169.242

14.730

143.099

– Personele kosten

54.079

57.475

3.396

50.870

Waarvan eigen personeel

19.771

20.033

262

17.380

Waarvan externe inhuur

33.441

35.761

2.320

31.778

Waarvan overige personele kosten

867

1.681

814

1.712

– Materiële kosten

100.433

111.767

11.334

92.229

Waarvan apparaat ICT

200

4.132

3.932

3.152

Waarvan bijdrage aan SSO's

3.000

129

– 2.871

559

Waarvan overige materiele kosten

97.233

107.506

10.273

89.077

Rentelasten

100

– 100

2

Afschrijvingskosten

2.554

1.225

– 1.329

1.229

– Immaterieel

   

 

– Materieel

2.554

1.225

– 1.329

1.229

Overige lasten

 

– Dotaties voorzieningen

   

 

– Bijzondere lasten

   

 

Totaal lasten

157.166

170.467

13.301

144.330

Saldo van baten en lasten

– 705

– 705

1.633

Toelichting

Omzet moederdepartement, overige departementen en derden

In 2016 heeft de wet EBV geleid tot intensiever gebruik en meer klanten voor de voorzieningen DigiD en MijnOverheid. Hierdoor zijn de bijdragen van het moederdepartement voor deze voorzieningen ten opzichte van de begroting circa € 7 mln. hoger. Daarnaast zijn er bij SBR meer berichtenstromen bijgekomen ter waarde van € 3,9 mln. en zijn er meer opdrachten binnengekomen dan begroot.

Een nadere specificering van de omzet laat het volgende zien: DigiD en DigiD machtigen € 39,5 mln., MijnOverheid inclusief de berichtenbox € 23,5 mln., Standard Business Reporting € 23 mln., Digipoort OTP € 6,9 mln., Digipoort € 15,8 mln., Stelselvoorzieningen € 13,4 mln., Maritiem Single Window € 8,7 mln., DigiInkoop € 4,8 mln., Haagsche Ring € 5,3 mln., EBF-BVV € 4,3 mln., e-Herkenning € 3,2 mln., Rijksdiensten € 2,2 mln. en Bureau Forum Standaardisatie (BFS) € 2,1 mln.

Bijzondere baten

De bijzondere baten betreffen 22 posten waarvan afrekenverschillen € 35.000, afboeking onjuiste facturen € 125.000, correcties op voorafgaande journaalposten € 75.000 en resultaat voorgaande jaren € 13.000.

Personele kosten

Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van inhuur voor de capaciteit die vereist is voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De stijging van de omzet die voortkomt uit meer gebruik van de voorzieningen, leidt tot een stijging van de personele kosten, met name de externe inhuur. Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn de totale personeelskosten met € 3,4 mln. hoger. In 2016 waren er gemiddeld 231 fte’s eigen personeel en 191 fte’s externe inhuur. Daarmee zijn de gemiddelde salariskosten per fte eigen personeel € 86.000 en externe inhuur € 175.000.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn ten opzichte van de begroting toegenomen met € 11,3 mln. Ook dit wordt veroorzaakt door de toename van de werkzaamheden door het succes van het gebruik van de voorzieningen van Logius. De materiële kosten zijn kosten voor het beheer en exploitatie, doorontwikkeling en overige kosten voor de voorzieningen ad € 103,3. Dit zijn voornamelijk ICT-kosten die aan private bedrijven worden betaald voor infrastructuur, applicatiebeheer, licenties, berichtenbox, migraties, ontwikkelfees, SMS-dienstverlening, servicedesks, veiligheidsmaatregelen, testen, audits en benchmarks. Daarnaast zijn er kosten voor de bedrijfsvoering van Logius ad € 8,5 mln. De kosten voor bedrijfsvoering betreffen onder andere kosten voor huisvesting, ICT, werkplekkosten en overige bedrijfsvoeringsaspecten. Dit zijn voor een deel kosten die worden betaald t.b.v. diensten van SSO’s.

Afschrijvingen en rentelasten

Logius als beheerorganisatie besteed investeringen uit in de markt. Hierdoor is er geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Uiteindelijk leidt dit tot lagere afschrijvings- en rentelasten dan begroot.

Resultaat

Het incidentele resultaat is ontstaan door een negatief resultaat als gevolg van de kosten generieke dienstverlening die sneller zijn gestegen dan verwacht. Daarnaast is een positief resultaat ontstaan door de niet voorziene omzetstijging als gevolg van de toename van werkzaamheden. Hierdoor neemt de dekking voor overhead toe terwijl de overheadkosten niet evenredig toenemen met de uitbreiding van de werkzaamheden. Aangezien het hier incidentele baten en lasten betreffen, heeft het geen effect op het toekomstig resultaat van Logius. Het saldo van beide resultaten ad € – 0,7 mln. wordt ten laste van het eigen vermogen gebracht.

Balans per 31 december 2016

Balans per 31 december 2016 Logius (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2016

Balans 2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

2.369

3.594

– Grond en gebouwen

7

– Installaties en inventarissen

6

11

– Overige materiële vaste activa

2.363

3.576

Vlottende activa

78.379

65.471

– Voorraden en onderhanden projecten

– Debiteuren

4.756

4.462

– Overige vorderingen en overlopende activa

7.452

4.469

– Liquide middelen

66.171

56.540

Totaal activa

80.748

69.065

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

4.069

4.774

– Exploitatiereserve

4.774

3.141

– Onverdeeld resultaat

– 705

1.633

Voorzieningen

Langlopende schulden

1.090

2.714

– Leningen bij het MvF

1.090

2.714

Kortlopende schulden

75.589

61.577

– Crediteuren

13.384

9.682

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

62.205

51.895

Totaal passiva

80.748

69.065

     

Toelichting

Materiële activa

De materiële vaste activa heeft betrekking op specifieke hard- en software ten behoeve van MijnOverheid Berichtenbox, Opschaling MijnOverheid en Migratie Digipoort OTP.

Debiteuren

De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2016 die betrekking hebben op geleverde prestaties in 2016. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2016, te weten het moederdepartement € 2,2 mln., overige departementen € 2,4 mln. en derden € 0,1 mln.

Overige vorderingen en overlopende activa

De nog te ontvangen bedragen bestaan uit nog te ontvangen gelden voor projecten € 2,4 mln., waaronder de vordering voor werkzaamheden in 2014 van MijnOverheid ad € 1,9 mln. In 2014 was er sprake van een consortium waarbij BZK en de Belastingdienst de grootste betalers waren. In 2015 is, onder regie van de Digicommissaris, het Ministerie van BZK aangewezen als beleidsverantwoordelijke. Tussen de belastingdienst en het Ministerie van BZK is nog geen overeenstemming wie deze vordering moet betalen. De nog te factureren omzet voor projecten € 5,0 mln., betreft werkzaamheden die zijn uitgevoerd in 2016 maar nog moeten worden afgerekend met opdrachtgevers.

Liquide middelen

De stijging van de liquide middelen ten opzichte van de beginbalans wordt veroorzaakt door de stijging van de nog te betalen bedragen. De voorschotten 2016 voor werkzaamheden die doorlopen in 2016, de voorschotten 2017 en de nog te verrekenen overschotten 2016 betreffen bijdragen van diverse departementen en derden. Deze dienen administratief zichtbaar te blijven en worden niet met elkaar worden gedurende het uitvoeringsjaar. Zie verder de toelichtingen bij de post nog te betalen en het kasstroomoverzicht.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen blijft na het toevoegen van het resultaat 2016, onder de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet over drie jaar, zijnde € 7,2 mln.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2016 zijn er geen investeringen gepleegd en daarmee is geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Ook zijn er geen vervroegde aflossingen gedaan. De aflossingen op de leningen voor 2016 bedragen € 1,6 mln. De aflossingen voor 2017 zijn als kortlopende schuld opgenomen onder de post «overige verplichtingen en overlopende passiva».

Crediteuren

De crediteuren betreffen alle nog niet betaalde inkoopfacturen per 31 december 2016. Het merendeel betreft geleverde prestaties in het laatste kwartaal van 2016.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

De post nog te betalen bestaat onder andere uit nog te ontvangen facturen van bedrijven ad € 16,9 mln. die betrekking hebben op werkzaamheden, die hoofdzakelijk in het laatste kwartaal van 2016 zijn uitgevoerd. Daarnaast is er sprake van vooruit gefactureerde bedragen ad € 12,8 mln. aan beleidsopdrachtgevers, voor werkzaamheden die in het eerste kwartaal 2017 worden uitgevoerd. Verder is er sprake van vooruit gefactureerde voorschotten projecten ad € 29,5 mln. die enerzijds voorschotten betreffen van werkzaamheden die doorlopen in het eerste kwartaal 2017 en anderzijds teveel ontvangen voorschotten die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Het kortlopende deel van de leningen Ministerie van Financiën ad € 1,6 mln., zijnde de aflossingen 2017, is onder deze post opgenomen. De overige posten ad € 1,5 mln. bestaan onder andere uit de reservering voor eindejaarsuitkering, vakantiedagen en vakantietoeslag.

Niet uit de balans blijkende activa en verplichtingen

Voor diverse programma’s lopen meerjarige ICT-onderhoudscontracten. De contracten betreffen de periode 2017 tot en met 2021. De totale restverplichting bedraagt € 77,3 mln. Om redenen van doelmatigheid is gekozen geen voorziening op te nemen van jubileumuitkeringen.

Kasstroomoverzicht over 2016

 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

50.000

56.540

6.540

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

1.354

15.237

13.883

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

 

– 3.982

– 3.982

Totaal operationele kasstroom

1.354

11.255

9.901

Totaal investeringen (–/–)

– 8.000

8.000

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

Totaal investeringskasstroom

– 8.000

8.000

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

Aflossingen op leningen (–/–)

– 2.554

– 1.624

930

Beroep op leenfaciliteit (+)

8.000

– 8.000

Totaal financieringskasstroom

5.446

– 1.624

– 7.070

Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

48.800

66.171

17.371

Toelichting

De kasstroom uit operationele activiteiten heeft betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering en is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een hogere beginstand dan begroot € 6,5 mln., het resultaat € 0,7 mln., de afschrijvingen € 1,2 mln., een toename van de kortlopende vorderingen € 3,3 mln. en een toename van de kortlopende schulden € 14,0 mln. De investeringskasstroom is lager dan verwacht, omdat er geen investeringen zijn gepleegd. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën € 1,6 mln. Omdat er in voorgaande jaren lagere investeringen zijn gepleegd dan verwacht en er ook een kleiner beroep is gedaan op de leenfaciliteit zijn de aflossingen op de leningen ook lager dan verwacht.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016 Logius

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2013

2014

2015

2016

2016

Verloop kostprijs (2011=100)

65

64

63

126

116

Tarieven/uur (2011=100)

96

95

94

94

95

% fte primair proces

78

70

76

78

% fte overhead

22

30

24

22

fte-totaal (excl. externe inhuur)

166

194

224

238

209

Saldo van baten en lasten (%)

2%

– 1%

4%

– 0,4%

0,0%

Klanttevredenheid (KTO)

7

7

7

Medewerkerstevredenheidsonderzoek

 

7

7,3

7,1

7

Betrouwbaarheid/TPM

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Periodieke Benchmark producten Logius

n.v.t.

uitgevoerd

n.v.t.

uitgevoerd

uitgevoerd

Specifiek deel ICT diensten

         

Omzet per productgroep (in %)

         

*Beheer & exploitatie

53%

76%

85%

85%

85%

*In beheername trajecten

3%

3%

1%

4%

0%

*Doorontwikkeling

5%

18%

10%

10%

15%

*Stimulering gebruik

0%

0%

0%

0%

0%

*Projecten

39%

3%

4%

2%

0%

DidiD

         

*Aantal nieuw aangesloten organisaties

27

8

25

19

22

*Aantal burgers met DigiD

11,0 mln.

11,8 mln.

12,7 mln.

13,5 mln.

12,6 mln.

*Aantal DigiD authenticaties

117 mln.

158 mln.

206 mln.

258 mln.

360 mln.

PKI-Overheid

         

*Aantal nieuwe certificaatverstrekkers

Digipoort (OTP)

         

*Aantal aangesloten bedrijven

1.246

1.343

1.425

777

1.480

*Aantal berichten via Digipoort

74 mln.

81,1 mln.

72,1 mln.

75,3 mln.

70 mln.

Overige indicatoren**

         

Vragen/klachten

         

Doorlooptijd

         

*Aantal vragen/klachten

2

2

2

0

2

*Snelheid van afhandeling

15 dagen

14 dagen

15 dagen

nvt

15 dagen

*Contract- en leveranciersmanagement

         

*Prijsbenchmark

n.v.t.

uitgevoerd

n.v.t.

uitgevoerd

uitgevoerd

Toelichting

  • Indexcijfer verloop kostprijs is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten DigiD en de Digipoort. De gemiddelde kostprijs is enigszins hoger dan begroot. Oorzaak hiervan is dat er minder Digid authenticaties zijn gerealiseerd dan begroot.

  • De tarieven per uur zijn de tarieven eigen personeel en gebaseerd op de handleiding overheidstarieven. Het streven is om voor structureel werk zoveel mogelijk ambtelijk personeel in te zetten.

  • Klanttevredenheid: Logius organiseert onderzoeken naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. De doelstelling is een score van minimaal een 7 te behalen. In 2016 heeft geen KTO plaatsgevonden. Naar verwachting wordt in de 1e helft van 2017 het KTO uitgevoerd.

  • Digid: Het begrote aantal authenticaties was gebaseerd op de trend van voorgaande jaren waarbij de verwachting was dat de groei in 2016 fors zou toenemen mede als gevolg van het meer gebruik als gevolg van de wet EBV. In werkelijkheid is gebleken dat deze groei enigszins is afgevlakt.

  • PKI Overheid: dit programma zorgt voor een betrouwbare elektronische communicatie binnen en met de Nederlandse overheid. Met behulp van PKI Overheid-certificaten wordt de informatie beveiligd. Verstrekkers van certificaten moeten voldoen aan wettelijke eisen.

  • Digipoort: Bij de migratie naar de nieuwe Digipoort KIS hebben verschillende partijen besloten niet hierop over te stappen. Hier liggen verschillende oorzaken aan ten grondslag. Een aantal partijen maakt gebruik van financiële stromen en is overgestapt op Digipoort KIS. Andere partijen maakten geen gebruik meer van Digipoort en zijn niet overgestapt op de nieuwe poort. Een laatste groep is overgestapt op een poort die zij zelf ontwikkeld hebben.

  • Benchmark: In 2016 is een prijsbenchmark uitgevoerd op het contract voor de Logius ICT-infrastructuur waar alle voorzieningen gebruik van maken. Uit deze benchmark is gebleken dat het contract 17% onder marktconform is.

  • Betrouwbaarheid/TPM: In plaats van TPM verklaringen werkt Logius tegenwoordig met ISO certificering en ICV verklaringen. In 2016 zijn alle Logius voorzieningen ISO gecertificeerd en zijn ICV verklaringen afgegeven voor de kritieke voorzieningen.

P-Direkt

Inleiding

P-Direkt levert direct toegankelijke bedrijfsvoeringservices met een focus op personeel, voor en door de rijksambtenaar. P-Direkt bedient de rijksambtenaar met het P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het contactcenter P-Direkt.

De dienstverlening bestaat uit een gevarieerd pakket aan HR-services aan ruim 125.000 rijksambtenaren, werkzaam voor 10 ministeries, een aantal Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koning. De diensten zijn gericht op eigen verantwoordelijkheid, vertrouwen en zelfbediening. De salarisbetaling en personele informatievoorziening zijn belangrijke eindproducten.

Ontwikkelingen 2016

Migratie

In 2016 is een belangrijk deel van de migratie van de P-Direktsystemen van de leverancier Match naar het SSC-ICT vormgegeven. De dienstverlening heeft daar niets van gemerkt, de effecten die bij een dergelijke migratie horen konden worden beperkt tot interne uitdagingen. Een eerste aanvang is gemaakt om ook nieuwe technologieën in te zetten, zoals bij de ontwikkeling van het instrument gesprekscyclus Rijk. Deze nieuwe technologie is goed ontvangen, maar betekent ook nieuwe eisen voor het toekomstvast maken van de techniek.

Verruimde openingstijden

Als antwoord op de vraag om de dienstverlening van het contactcenter van P-Direkt uit te breiden tot in de avonduren te kunnen benaderen, is vanaf 1 september 2015 een experiment gestart, waardoor P-Direkt tot 22.00 volledig bereikbaar is. Het aantal eindgebruikers dat ’s avonds belt neemt gestaag toe. Eind 2016 is de concept evaluatie afgerond die in januari tot besluitvorming leidt. Tot op 31 december heeft P-Direkt tot ’s-avonds klanten kunnen helpen.

Informatie op maat

Medewerkers zijn het belangrijkste kapitaal van de Rijksoverheid. Mobiliteit, leren, duurzame inzetbaarheid, in, door- en uitstroom zijn voorbeelden van thema’s die om pro-actieve informatievoorziening vragen. In 2016 heeft P-Direkt zich samen met de eindgebruikers van de ministeries, de eerste aanzet gegeven om tot een zo doelmatig mogelijke informatievoorziening te komen. Data en Informatie Servicecentrum (DISC) is van start gegaan, de eerste stenen zijn gelegd.

Programma Optimaal Verbinden (POV)

Inmiddels zijn alle departementen overgegaan op de nieuwe gecentraliseerde en geoptimaliseerde P-Direkt HR dienstverlening, langs de lijnen van het Programma Optimaal Verbinden (het optimaliseren van de P-Direkt HR keten). Per 1 januari 2016 is ook de formele overgang naar P-Direkt van alle betrokken departementale medewerkers gerealiseerd.

De klanttevredenheid is van gemiddeld 6,9 in 2015 gestegen naar gemiddeld 7,2.

Efficiencyverbetering

P-Direkt heeft voor 2016 en verder een aantal bezuinigingstaakstellingen verwerkt. Het betreft de efficiencyverbetering – die al eerder is afgesproken met de eigenaar – en de bezuinigingsmaatregelen van het Kabinet.

De Bezuinigingstaakstelling Rutte I en II

De bezuinigingstaakstelling Rutte I is door het Ministerie van BZK doorvertaald naar P-Direkt voor een bedrag voor 2015 van € 1,9 mln. oplopend naar € 2,1 mln. structureel in 2016. Deze bezuiniging heeft P-Direkt in haar tarieven verwerkt met behoud van de afgesproken basisdienstverlening.

De bezuinigingstaakstelling Rutte II die ingaat per 2016 is door P-Direkt vertaald in het doortrekken van de efficiencytaakstelling tot 2019 met jaarlijks 1,5% en dat is ook zodanig in het tarief basisdienstverlening verwerkt.

De doorbelasting van de dienstverlening laat de komende jaren een verdere daling zien. Vanaf 2013 tot en met 2019 betekent dit voor de basis dienstverlening (95% van de totale dienstverlening) een daling van 13,3% (– € 9,1 mln.). Deze daling komt ten goede aan de ministeries die daarmee invulling kunnen geven aan de taakstellingen Rutte I en II.

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap 2016 P-Direkt (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Baten

       

Omzet moederdepartement

67.418

67.611

193

69.644

Omzet overige departementen

18.672

18.155

– 517

6.738

Omzet derden

 

0

10

Rentebaten

 

0

0

Vrijval voorzieningen

27

27

35

Bijzondere baten

 

0

0

Totaal baten

86.090

85.793

– 297

76.427

         

Lasten

       

Apparaatskosten

70.670

69.970

– 700

63.187

– Personele kosten

45.680

44.098

– 1.582

38.414

Waarvan eigen personeel

35.958

35.950

– 8

28.650

Waarvan externe inhuur

8.497

7.405

– 1.092

9.053

Waarvan overige personele kosten

1.225

743

– 482

711

– Materiële kosten

24.990

25.872

882

24.773

Waarvan apparaat ICT

14.954

15.749

795

12.867

Waarvan bijdrage aan SSO's

10.444

11.265

821

10.143

Waarvan overige materiele kosten

2.295

2.066

– 229

1.763

Rentelasten

1.452

1.349

– 103

1.672

Afschrijvingskosten

13.968

13.448

– 520

12.261

– Immaterieel

13.893

13.350

– 543

12.191

– Materieel

75

98

23

70

Overige lasten

5.713

5.713

0

– Dotaties voorzieningen

2.209

2.209

0

– Bijzondere lasten

3.504

3.504

0

Totaal lasten

86.090

90.480

4.390

77.120

Saldo van baten en lasten

– 4.687

– 4.687

– 693

Toelichting

Baten

De gerealiseerde baten zijn lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door latere dan voorziene realisatie van het programma POV 1.0. De afschrijving is gestart in mei (in plaats van januari) waardoor ook de omzet evenredig lager is.

De projectomzet is vooral gerealiseerd bij het moederdepartement terwijl in de begroting rekening was gehouden met een evenredige verdeling. Dat verklaart de hogere omzet bij het moederdepartement en de lagere omzet bij de overige departementen.

Lasten

De stijging van de totale kosten wordt voor € 5,7 mln. veroorzaakt door de buitengewone lasten en de dotatie aan de voorzieningen in het kader van overgang van de dienstverlening housing, hosting en het technisch applicatiebeheer (TAB) van de P-Direkt applicaties van de externe leverancier over naar de interne dienstverlener SSC-ICT (het ODC).

Op de normale bedrijfsvoering wordt een positief resultaat gerealiseerd van € 1 mln. voornamelijk als gevolg van lagere inhuur van externe deskundigheid bij het onderhoud en beheer van de SAP-systemen en de lagere inkoop van opleidingen.

Personele kosten

De lagere personele kosten zijn voornamelijk het gevolg van lagere benodigde inhuur van externe deskundigheid bij het onderhoud en beheer van de SAP-systemen en de lagere inkoop van opleidingen. Daartegen over staat dat P-Direkt in 2016 veel interne trainingen heeft verzorgd aan de contact center medewerkers: in totaal meer dan 8.000 uur.

Materiele kosten

P-Direkt betrekt veel facilitaire zaken bij SSO’s zoals huisvesting en kantoorautomatisering en deze kosten stijgen min of meer evenredig met de toename van medewerkers.

Kosten Apparaat ICT

De kosten van apparaat ICT betreffen voornamelijk de kosten van housing&hosting van de P-Direkt systemen, de onderhoudskosten van de softwarelicenties en de kantoorautomatisering. Vooral deze laatste post is gestegen als gevolg van een andere kostprijsmethodiek van leverancier SSC-ICT.

Bijdrage aan SSO’s

Deze post is voornamelijk gestegen door de ondersteunende kosten van de Rijksdienst Caribische Nederland (RCN) ten behoeve van de P-Direkt vestiging op Bonaire.

Saldo van Baten en Lasten

De realisatie laat een negatief resultaat zien van € 4,7 mln. Dit is een incidenteel verlies dat veroorzaakt wordt doordat P-Direkt de dienstverlening housing, hosting en het technisch applicatiebeheer (TAB) van de P-Direkt applicaties van de externe leverancier overbrengt naar de interne dienstverlener SSC-ICT (het ODC).

De investering bij SSC-ICT wordt door P-Direkt betaald, geactiveerd en in 5 jaar afgeschreven maar de dubbele kosten van de housing en hosting en de projectkosten P-Direkt vinden geen dekking in de normale doorbelasting van dienstverlening. Tevens moeten geactiveerde kosten in het kader van de inrichting van de beheerstraat bij de externe leverancier versneld worden afgeschreven.

Deze extra kosten, voor de periode 2016–2017 zo’n € 5,7 mln., brengt P-Direkt ten laste van het jaar 2016. Enerzijds als de Buitengewone Lasten 2016 (€ 3,5 mln.) en anderzijds als dotatie aan de Voorziening (€ 2,2 mln.) betreffende de geprognosticeerde uitgaven 2017. Daarmee worden toekomstige verliezen voorkomen.

De Centraal Opdrachtgever heeft de volledige LPO 2016 betreffende P-Direkt van € 1,2 mln. aan P-Direkt doen toekomen. Aangezien de hoogte en de uitdeling van de LPO elk jaar onzeker is, heeft P-Direkt hiermee in de OW 2016 en het jaarplan 2016 geen rekening gehouden.

De Eigenaar heeft in 2016 een rechtstreekse storting gedaan van € 1 mln. om het eigen vermogen aan te vullen.

Balans per 31 december 2016 (bedragen x € 1.000)

Balans per 31 december 2016 P-Direkt (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2016

Balans 2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

41.312

52.648

Materiële vaste activa

522

248

– Grond en gebouwen

   

– Installaties en inventarissen

446

169

– Overige materiële vaste activa

76

79

Vlottende activa

13.416

7.531

– Voorraden en onderhanden projecten

   

– Debiteuren

1.005

1.055

– Overige vorderingen en overlopende activa

1.192

1.981

– Liquide middelen

11.219

4.495

Totaal activa

55.250

60.427

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

– 762

2.925

– Exploitatiereserve

2.925

3.915

– Afdracht aan Eigenaar

 

– 297

– Storting door Eigenaar

1.000

 

– Onverdeeld resultaat

– 4.687

– 693

Langlopende schulden

29.510

31.892

Voorzieningen

2.373

204

Leningen bij het MvF

27.137

31.688

Kortlopende schulden

26.502

25.610

Crediteuren

1.992

2.762

Overige verplichtingen en overlopende passiva

24.510

22.848

Totaal passiva

55.250

60.427

Toelichting

Activa

De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatie-systeem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal, het Contactcenter en onlangs toegevoegd het programma Optimaal Verbinden. Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën. Jaarlijks schrijft P-Direkt zo’n € 13 mln. af. In 2016 heeft P-Direkt ongeveer € 4 mln. geïnvesteerd in nieuwe systemen: het betreft de geactiveerde ambtelijke inzet, externe inhuur en inkoop ten behoeve van het Programma Optimaal verbinden, de dienstverlening Verlof, Verzuim en Dienstroosterplanning voor het Ministerie van Financiën en de SSC-ICT Housing&Hosting services voor P-Direkt.

P-Direkt heeft een bedrag van € 1,6 mln. die betrekking had op de inrichting van de beheerstraat bij de externe leverancier versneld afgeschreven, omdat dit (deel)actief per medio 2017, als de dienstverlening door SSC-ICT (ODC) is overgenomen, geen waarde meer heeft voor de bedrijfsvoering van P-Direkt.

Debiteuren en overige vorderingen en overlopende activa

De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht. De post overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit nog te factureren opbrengsten betrekking hebbend op dienstverlening 2016 en vooruitbetaalde onderhoudskosten van licenties die veelal vooruitbetaald worden en waarvan een deel betrekking heeft op 2017 en volgende jaren.

Onderverdeling naar

Moederdepartement

Andere ministeries

Derden

Debiteuren

803

200

2

Overige vorderingen en overlopende activa

0

71

1.121

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB).

De stand per 31-12-2016 van de Rekening-courant RHB is hoger dan per 31-12-2015. De beoogde ontwikkeltrajecten ODC en POV 2.0 zijn enigszins vertraagd in de tijd waardoor de hiervoor bestemde leningen nog niet geheel zijn ingezet.

Eigen Vermogen

De buitengewone lasten en de dotatie aan de voorziening als gevolg van de overgang van de dienstverlening housing, hosting en het technisch applicatiebeheer (TAB) van de P-Direkt applicaties van de externe leverancier naar de interne dienstverlener SSC-ICT (ODC) hebben een negatief effect van € 5,7 mln. op het eigen vermogen.

De uitdeling van de volledige LPO 2016 ten bedrage van € 1,2 mln. door de centraal opdrachtgever (verantwoord in de omzet) en de rechtstreekse kapitaalstorting van € 1 mln. door de eigenaar hebben ervoor gezorgd dat het negatief saldo van het eigen vermogen uiteindelijk beperkt is gebleven tot € 0,8 mln. per ultimo 2016. Het eigen vermogen bevindt zich hierdoor onder de toegestane grenzen zoals voorgeschreven in de Regeling agentschappen. De eigenaar zal in 2017 het eigen vermogen van P-Direkt uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2017 aanvullen tot nihil.

Voorzieningen

P-Direkt moet de dienstverlening housing, hosting en het technisch applicatiebeheer (TAB) van de P-Direkt applicaties overhevelen naar het Overheids Data Centra (ODC) Haaglanden. De extra exploitatiekosten 2016 en 2017 worden in 2016 genomen. Enerzijds als buitengewone lasten 2016 (dit betreft de extra kosten 2016) en anderzijds als dotatie aan de Voorziening Overige (dit betreft de gecalculeerde kosten 2017 ad € 2,2 mln.

Een tweede deel van de voorzieningen betreft de eenmalige dotatie in 2011 aan een voorziening voor de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. In 2016 is € 13.000 ten laste gebracht van de voorziening. Het niet aangesproken deel van de voorziening (€ 27.000) dat betrekking heeft op het jaar 2016 is vrijgevallen ten gunste van het resultaat 2016

Leningen, Crediteuren en Overige verplichtingen en overlopende passiva

De post leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de softwareontwikkeling van het contactcenter.

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2016 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2017 betaald. Onder de post overige verplichtingen en overlopende passiva zijn opgenomen de vooruitontvangen bedragen 2016, de nog te betalen kosten 2016 en de verplichting uit hoofde van vakantiegeld personeel.

Onderverdeling naar

Moederdepartement

Andere ministeries

Derden

Crediteuren

58

89

1.845

Overige verplichtingen en overlopende passiva

8.177

15.560

773

Kasstroomoverzicht over 2016 (bedragen x € 1.000)

Kasstroomoverzicht over 2016 P-Direkt (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

6.992

4.495

– 2.497

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

19.672

19.672

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

 

– 5.457

– 5.457

2.

Totaal operationele kasstroom

6.000

14.215

8.215

Totaal investeringen (–/–)

– 5.000

– 3.948

1.052

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

 

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 5.000

– 3.948

1.052

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

   

0

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

1.000

1.000

Aflossingen op leningen (–/–)

– 13.650

– 11.243

2.407

Beroep op leenfaciliteit (+)

10.000

6.700

– 3.300

4.

Totaal financieringskasstroom

– 3.650

– 3.543

107

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

4.342

11.219

6.877

Toelichting

Investeringen

In 2016 heeft P-Direkt geïnvesteerd in het opbouwkosten van de dienstverlening housing, hosting en het technisch applicatiebeheer (TAB) van de P-Direkt applicaties bij SSC-ICT. Dit is een onderdeel van het programma Migratie ODC en Inrichting ICT dienstverlening bij SSC-ICT. Het doel van het programma transitie Match, is de huidige dienstverlening van Match ongestoord en op zorgvuldige wijze onder te brengen bij het nieuwe overheidsdatacenter, ODC, in Rijswijk.

Daarnaast heeft P-Direkt investeringen gedaan in het project verlof en verzuim alsmede Dienstroosterplanning van het Ministerie van Financiën. om te komen tot volledige dienstverlening verlof/verzuim en dienstroosterplanning.

De kosten voor dit project zullen worden voorgefinancierd door P-Direkt middels leenfaciliteit. Doorbelasting van de projectkosten aan het Ministerie van Financiën geschiedt op basis van nacalculatie over een periode van 5 jaar middels een IAR tariefverhoging.

Financiering

De leenuitvraag is € 3,3 mln. lager dan begroot. Dit komt omdat de Centraal Opdrachtgever heeft besloten de kosten van het programma Rijks Identiteitsmanagement RIdM lump-sum te financieren en derhalve is de investering op dit programma teruggedraaid.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016

P-Direkt streeft naar operational excellence gecombineerd met customer intimacy (maximale afstemming op behoefte gebruiker). Hierbij zet P-Direkt onder de noemer P-Lien (de P-Direkt- variant van LEAN) de Lean filosofie en methodiek in als basis voor continu verbeteren.

P-Direkt werkt met een Producten- en dienstengids (PDG) inclusief servicelevels.

In de Producten-en dienstengids zijn de verschillende diensten en activiteiten, leveringsvoorwaarden en de kwaliteitsborging vastgelegd die de ministeries van P-Direkt kunnen verwachten.

P-Direkt stelt de servicelevels jaarlijks vast in overleg met de stakeholders en de eigenaar van P-Direkt. In 2016 is de set aan servicelevels geëvalueerd en verbeterd. Het overgrote deel sluit nog steeds aan op de behoefte van de stakeholders. Op advies van de Opdrachtgever is de service level wet- en regelgeving up to date geschrapt en wordt de performance op het gebied van de responsetijden betekenisvoller verantwoord

P-Direkt heeft zich bij de centralisering van het budget basis dienstverlening gecommitteerd aan een jaarlijkse daling van de doorbelasting met 2% tot en met het jaar 2019. Voor P-Direkt betekent dit, gegeven een kostenstructuur van 50% vaste lasten, dat op de overige productiemiddelen (o.a. personeel) jaarlijks een efficiencystijging van 3 tot 4% moet worden gerealiseerd.

P-Direkt werkt met een Producten- en dienstengids (PDG) inclusief servicelevels.

In de Producten-en dienstengids zijn de verschillende diensten en activiteiten, leveringsvoorwaarden en de kwaliteitsborging vastgelegd die de ministeries van P-Direkt kunnen verwachten.

P-Direkt stelt de servicelevels jaarlijks vast in overleg met de stakeholders en de eigenaar van P-Direkt. Deze set sluit nog steeds aan op de behoefte van de stakeholders.

P-Direkt meet het succes van de speerpunten 2016 af aan de hoogte van de gebruikertevredenheid. In 2016 is het gebruikerstevredenheidcijfer gestegen van een 6,9 aan het begin van het jaar naar 7,2 gemiddeld.

Aan het Bestuurlijk Overleg rapporteert P-Direkt over de productie, de gerealiseerde servicelevels en de klanttevredenheid. Over 2016 heeft P-Direkt haar servicelevels nagenoeg allemaal gehaald

P-Direkt stuurt op een percentage van maximaal 17,5% overhead. In 2016 was dit net als in 2015 17%.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016 P-Direkt

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2013

2014

2015

2016

2016

Omschrijving Generiek Deel

         

Kostprijzen per product (groep)

580

543,5

538

693,74

702,65

Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100)

100,9

94,5

93,6

120,7

122,2

Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR)

123.588

122.885

122.331

125.328

116.295

Totale omzet basisdienstverlening (x1.000)

68.384

65.377

65.819

82.220

81.857

Totale omzet overige + projecten (x1.000)

3.588

4.886

10.574

3.546

4.033

fte-totaal (excl. externe inhuur)

421

409

509

559

601

Saldo van baten en lasten (%)

0,67%

– 5,07%

– 0,91%

– 5,18%

0,00%

Medewerkerstevredenheid

nvt

6,6

nvt

6,9

 

Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten

         

Gebruikerstevredenheid:

         

De mate waarin de gebruiker tevreden is over de dienstverlening

6,7

6,8

6,9

7,2

7

Tijdige afhandeling wijzigingen:

         

P-Direkt heeft de opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling

99,7

99,0%

97,8%

97,3%

95%

P-Direkt handelt de aangeboden «kritische mutatieopdrachten binnen 5 werkdagen af (aanstelling, overplaatsing, ontslag)

 

NNB

NNB

NNB

95%

Vraagafhandeling contactcenter:

         

P-Direkt handelt de vragen die per telefoon, email of post binnenkomen binnen 5 werkdagen af

94,2%

90,0%

90,0%

91,3%

90%

P-Direkt handelt de vragen die per email binnenkomen in 1 keer goed af

 

90,0%

NB

NB

90%

Klachtbehandeling: P-Direkt handelt de klachten volgens de klachtenprocedure binnen 5 dagen inhoudelijk af

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

95%

Responsetijden Contactcenter: de responstijd om de telefoon op te nemen is gemiddeld minder dan 30 seconden (na keuzemenu)

42 sec

66 sec

46 sec

Niet meer van toepassing: wordt anders (zie volgende) over gerapporteerd

30 sec

Responsetijden Contactcenter: het percentage gesprekken waarbij de responstijd om de telefoon op te nemen minder is dan 30 seconden (na keuzemenu)

     

70,3%

80%

Beschikbaarheid systeem: De P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het personeelsdossier) zijn 7 dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. De servicewindow voor de systemen is van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tijdens deze tijden geldt de beschikbaarheidsnorm

99,6%

99,7%

98,2%

98,9%

98%

Wet en regelgeving up to date. Men kan wijzigingen in de wet- en regelgeving binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadplegen

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

98%

Betrouwbaarheid:

         

P-Direkt zorgt ervoor dat gegevens op tijd en juist worden opgeleverd (interfaces, rapportages)

 

99,3%

98,3%

NB

98%

P-Direkt verwerkt een deel van de aangeboden wijzigingen handmatig in het geautomatiseerde systeem. Deze worden op de juiste manier verwerkt volgens de opdracht

 

99,5%

NB

NB

98%

P-Direkt zorgt voor de juiste en volledige verwerking van wijzigingen die financiële gevolgen hebben

         

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

 

Performance audit

Doelm. SSO's

Doorlichting BLD Uitgevoerd

Doorlichting BLD Gepland

Toelichting

Per 2016 is de dienstverlening van P-Direkt uitgebreid met Centrale Archiefservice, Optimaal Verbinden en IC over de Keten. Dat verklaart de stijging van de kostprijs per product.

De stijging van het aantal fte komt doordat met de start van de nieuwe diensten Centrale Archivering Personeelsdossiers en Optimaal Verbinden HR-Ondersteuner/HR-Verwerker ambtelijk personeel vanuit de departementen.

De specifieke kwaliteitsindicatoren zijn hieronder kort toegelicht.

  • Beschikbaarheid systeem: de P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het P-Dossier) zijn 7x24 uur beschikbaar. Het service-window voor de systemen is van 8.30 uur – 22.00 uur, gedurende deze tijden is de beschikbaarheidnorm van toepassing.

  • Wet- en regelgeving up to date: Wijzigingen m.b.t. de wet- en regelgeving zijn binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadpleegbaar.

  • Gebruikerstevredenheid: P-Direkt houdt maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over het P-Direktportaal, het Contactcenter, het Rijksportaal Personeel en de salarisverwerking.

  • Saldo van baten en lasten: P-Direkt realiseert in 2016 een tekort. Dit wordt veroorzaakt door de buitengewone lasten en de dotatie voorzieningen in verband met de overgang van de dienstverlening housing, hosting en het technisch applicatiebeheer (TAB) van de P-Direkt applicaties naar SSC-ICT. De normale exploitatie heeft een positief resultaat.

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

Inleiding

De Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een breed aanbod aan producten en diensten en biedt hiermee integrale oplossingen. UBR bundelt haar kennis van onder andere interim-management, HRM, IT, inkoop en financiën en verbindt die met de andere rijksbrede Shared Service Organisaties (SSO’s).

De Hervormingsagenda Rijk is mede aanleiding geweest om meer eenheid te brengen in de organisatieonderdelen van UBR en daarmee de organisatie van pionier naar professionele dienstverlener te brengen. UBR staat voor:

  • Integrale dienstverlening;

  • Hoge kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten;

  • Delen en ontwikkelen van kennis en kunde binnen de overheid.

Naast de reguliere dienstverlening voert UBR complexe transities en implementaties op het gebied van rijksbrede bedrijfsvoering uit. Dit doet het ontwikkelbedrijf van UBR in opdracht van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR), het SG-Overleg of de Ministerraad. Daarmee draagt UBR bij aan het verder ontwikkelen van een effectieve en efficiënte overheid.

Realisatie in 2016

Ontwikkeling dienstverlening

Samen met de andere SSO’s en het RVB draagt UBR bij aan een compacte rijksdienst. UBR levert op diverse dossiers een bijdrage aan een effectieve en efficiënte overheidsbedrijfsvoering en hiermee aan een adaptieve en wendbare overheid. Daarnaast is UBR rechtstreeks betrokken bij de primaire processen van onze opdrachtgevers.

Een greep uit wat in 2016 is gerealiseerd:

  • In samenspraak met opdrachtgevers is een innovatieagenda voorbereid die UBR in 2017 tot uitvoering gaat brengen. UBR werkt o.a. aan ontwikkelingen als Blockchain en big data.

  • In de HR-keten werkt UBR samen met P-Direkt aan een integrale dienstverlening.

  • Voor verschillende rijksbrede traineeprogramma’s verzorgt UBR het onderdeel «persoonlijke ontwikkeling».

  • Een gemeenschappelijke werving- en selectietooling samen met de andere SSO’s P&O (Rijkswaterstaat, Dienst Justitiële Inrichtingen, Belastingdienst en Defensie) is gerealiseerd.

  • UBR is gestart met de campagne «Werken aan je werk» voor rijksmedewerkers.

  • UBR ligt op schema met de verdubbeling van onze ICT-capaciteit in het kader van het Programma Operatie Informatiebestel Rijk (OIR)

  • UBR heeft een bijdrage geleverd aan:

    • De afbouw van de Bijlmerbajes en de opbouw van het Justitieel Complex Zaanstad;

    • De beleidsevaluatie van de Huurcommissie;

    • De opleidingen bij de Rijksacademie en in artikelen en verdiepingssessies voorzien we in de vraag naar de te leren lessen uit de Gateway Reviews.

  • Een inkoophelpdesk is opgericht en een inkoopklas gestart.

  • Circa 200 locaties zijn beveiligd, waaronder de Oosterscheldekering en evenementen zoals het Europese voorzitterschap

  • Een financiële template is ontwikkeld die breed is ingezet.

Inkoopbeheer UBR|HIS en UBR| EC O&P

In 2016 heeft UBR|HIS, in opdracht van de Minister van BZK, het inkoopbeheer verder op orde gebracht. UBR|HIS heeft concurrentiestelling in opzet voldoende gewaarborgd, duidelijkheid is gecreëerd wanneer consultatie van een aanbestedingsjurist dient plaats te vinden, interne controle heeft plaatsgevonden, alle stukken worden zichtbaar in het dossier collegiaal tegen gelezen en standaard documenten zijn ontwikkeld voor het onderbouwen van de aanbestedingsprocedure en de motivering van de leveranciersselectiekeuze. De werking van deze verbetermaatregelen verdient nog aandacht.

In opdracht van de Minister van BZK heeft UBR|EC O&P een verbeterplan opgesteld. Hiermee wordt beoogd het inhuurproces zo in te richten dat de inhuur van externe tijdelijke arbeidskrachten conform de geldende interne en externe regelgeving op gebied van inkopen en aanbesteden wordt uitgevoerd. UBR|EC O&P voert de verbeteracties uit het verbeterplan in samenwerking met UBR|HIS, de CDI-Office en de ADR uit. Veel verbeteringen zijn gerealiseerd in 2016, enkele verbeteringen zijn voorzien in 2017.

Financieel beheer

Naar aanleiding van het doorlichtingsrapport zijn in afstemming met de eigenaar afspraken gemaakt over de wijze van opvolging van de in het rapport genoteerde aanbevelingen. Daarnaast hebben we de CIO- en CFO- en CPO-functie (verder) ingericht op mt-niveau voor een sterkere sturing op onze bedrijfsvoering. Tevens werken we toe naar een uniform inkoopproces. De manager UBR|HIS is vanuit zijn rol als CPO binnen UBR verantwoordelijk voor het stroomlijnen van het inkoopproces van UBR.

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap UBR (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Baten

       

Omzet moederdepartement

63.291

49.419

– 13.872

35.171

Omzet overige departementen

98.279

130.359

32.080

94.483

Omzet derden

5.395

6.396

1.001

6.074

Rentebaten

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

144

144

270

Bijzondere baten

1.416

0

– 1.416

Totaal baten

168.381

186.318

17.937

135.998

         

Lasten

       

Apparaatskosten

165.790

183.768

17.978

133.926

– Personele kosten

114.012

121.083

7.071

96.932

Waarvan eigen personeel

92.721

97.541

4.820

77.425

Waarvan externe inhuur

16.065

20.664

4.599

16.807

Waarvan overige personele kosten

5.226

2.878

– 2.348

2.700

– Materiële kosten

51.778

62.685

10.907

36.994

Waarvan apparaat ICT

6.472

8.401

1.929

4.482

Waarvan bijdrage aan SSO's

11.725

14.593

2.868

12.714

Waarvan overige materiele kosten

33.581

39.691

6.110

19.798

Rentelasten

53

2

– 51

1

Afschrijvingskosten

1.122

1.750

628

1.442

– Immaterieel

38

1.044

1.006

951

– Materieel

1.084

706

– 378

491

Overige lasten

1.416

8.023

6.607

1.398

– Dotaties voorzieningen

5.891

5.891

423

– Bijzondere lasten

1.416

2.132

716

975

Totaal lasten

168.381

193.543

25.162

136.767

Saldo van baten en lasten

– 7.225

– 7.225

– 769

Toelichting

Omzet

De afwijking in de omzet van 11,5% t.o.v. de begroting is met name veroorzaakt door UBR|ECO&P, UBR|RBO,UBR|HIS. De groei bij UBR|EC O&P is veroorzaakt door de hogere vraag naar dienstverlening op gebied van Workflow en Recrutement. De groei bij UBR|RBO is een gevolg van implementatie van het lageloonschaal beleid (waaronder de beveiliging van IND-locaties). De uitvoering van het programma ICT Werkplek Rijk (IWR) door UBR|HIS heeft tot een hoger dan geraamde omzet geleid.

Externe inhuur

De hogere omzet vindt zijn weerslag in de hogere externe inhuur. UBR heeft bij een aantal diensten bewust gekozen voor een businessmodel met vraaggestuurde externe inhuur (o.a. van ZZP-ers) in plaats van uitbreiding van de formatie. Reden hiervoor is dat sprake is van een te grote fluctuatie in de verwachte vraag om de bestaande capaciteit structureel uit te breiden. Voor het eigen apparaat huurt UBR voor € 1,6 mln. in.

Bijzondere baten

De begrote bijzondere bate vanuit het moederdepartement voor de niet in de tarieven doorberekende ICT-kosten is niet gehonoreerd.

Dotatie voorzieningen

De dotatie voorziening betreft een dotatie aan de voorziening verliesgevende opdrachten (€ 0,5 mln.), een dotatie aan de voorziening sanering (€ 1,0 mln.) en de toevoeging aan de voorziening dubieuze debiteuren (€ 4,4 mln.).

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten komen voort uit niet aan de afnemers doorberekende ICT kosten (€ 0,8 mln.) en de naheffing BTW over de jaren 2013 tot en met 2015 (€ 1,3 mln.) en de verwachte verschuldigde vennootschapsbelasting (VPB) over het jaar 2016 (€ 0,01 mln.).

Resultaat

Het resultaat 2016 is € 7,2 mln. negatief. Exclusief de bijzondere baten en lasten en de mutaties voorzieningen (beide overwegend incidentele posten) resteert een positief resultaat van € 0,7 mln.

Balans per 31 december 2016

Balans per 31 december 2016 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2016

Balans 2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

2.515

3.049

Materiële vaste activa

2.710

2.491

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

103

107

– Overige materiële vaste activa

2.607

2.384

Vlottende activa

   

Voorraden en onderhanden projecten

34

7

Debiteuren

13.839

20.164

Overige vorderingen en overlopende activa

20.022

19.071

Liquide middelen

18.449

8.427

Totaal activa

57.569

53.209

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

– 7.225

– 708

– Exploitatiereserve

0

61

– Onverdeeld resultaat

– 7.225

– 769

Voorzieningen

8.728

11.629

Langlopende schulden

1.570

1.384

– Leningen bij het MvF

1.570

1.384

Kortlopende schulden

   

Crediteuren

10.367

3.337

Overige verplichtingen en overlopende passiva

44.129

37.567

Totaal passiva

57.569

53.209

Immateriële vaste activa

Evenals in 2015 heeft UBR|BV&F in 2016 additionele licenties voor het financiële systeem Exact Synergy Enterprise [ESE] aangeschaft. Dit ten behoeve van de uitvoering van financiële dienstverlening van Bv&F aan UBR en de collega agentschappen van DGVBR. Deze licenties zijn geactiveerd en worden over een periode van 5 jaar afgeschreven.

In 2016 heeft UBR|EC O&P geïnvesteerd in de ontwikkeling van het Carrière Sites Overheid platvorm. Verder is bij UBR|EC O&P geïnvesteerd in een klantvolgsysteem. De verwachting is dat gedurende 2017 de ontwikkelingen zullen zijn afgerond. Bij ingebruikname zullen de investeringen worden afgeschreven.

In 2016 heeft UBR|EC O&P de Mobiliteitsbank 3.0 afgeboekt. Dit komt voort uit het stopzetten van de doorontwikkeling van het loopbaanportaal Rijk, in verband met de faillissement van de leverancier.

Materiële vaste activa

De investeringen 2016 bestaan voornamelijk uit vervoermiddelen bij UBR|IPKD en uit software bij UBR|KOOP.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 1,9 mln.), overige departementen (€ 8,1 mln.) en overige debiteuren (€ 3,8 mln.) en bedraagt circa 0,9 maand omzet (2015: 1,7 maand).

Overige vorderingen en overlopende activa

De overige vorderingen en overlopende activa bestaan uit € 18,7 mln. nog te factureren termijnen (circa 1,2 maand omzet, in 2015: 1,3 maand), overige nog te vorderen bedragen van € 0,1 mln., € 0,7 mln. vooruitbetaalde kosten en € 0,4 mln. nog te verrekenen overige kosten.

Het aandeel van het moederdepartement in de nog te ontvangen bedragen is € 6,7 mln., van overige departementen € 9,8 mln. en van derden € 3,6 mln.

Liquide middelen

De toename van de positie van de liquide middelen is vooral een positieve operationele kasstroom.

Eigen vermogen

Begin oktober 2016, heeft de eigenaar het eigen vermogen aangezuiverd tot nihil met € 0,7 mln. Na verwerking van het negatieve resultaat 2016 resteert een negatief eigen vermogen van € 7,2 mln. Conform de Regeling agentschappen zuivert de eigenaar dit uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2017 aan tot minimaal nihil.

Voorzieningen

In het kader van de sanering bij een aantal organisatieonderdelen van UBR hebben ca 18 medewerkers de VWNW-status gekregen en zijn met ca 15 medewerkers nadere afspraken (vaststellingsovereenkomsten) gemaakt over een aanstaande beëindiging van het dienstverband. De eind 2014 gevormde saneringsvoorziening (€ 7,3 mln.) bedraagt na de onttrekkingen in 2015 en 2016 (€ 2,6 mln. resp. € 2,4 mln.) en een dotatie in 2016 (€ 1,0 mln.) € 3,3 mln.

Voor de afwikkeling van de grafische dienstverlening is eind 2014 een voorziening gevormd van € 12,1 mln. Na de onttrekkingen in 2014, 2015 en 2016 (€ 0,7 mln., resp. € 4,6 mln. en € 1,8 mln.) resteert eind 2016 een voorziening van € 5 mln.

De voorziening verliesgevende opdrachten is in 2016 verhoogd naar (€ 0,5 mln.).

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Voor de financiering van de investeringen bij UBR|IPKD heeft UBR een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Crediteuren

Van het crediteuren bedrag heeft € 4,8 mln. betrekking op het moederdepartement, € 1,3 mln. overige departementen en € 4,1 mln. aan derden.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

De overige verplichtingen en overlopende passiva bestaan uit € 25,9 mln. nog te betalen kosten, € 5,2 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 6,8 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 3,1 mln. nog te besteden gelden, € 1,5 mln. aan af te dragen BTW, € 0,5 mln. kortlopend deel van de lening Ministerie van Financiën en € 1,0 mln. overige schulden.

Het aandeel van het moederdepartement in de overlopende verplichtingen en overlopende passiva is € 20,5 mln., van overige departementen € 0,9 mln. en van derden € 22,7 mln.

Kasstroomoverzicht over 2016

Kasstroomoverzicht over 2016 (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

18.481

8.424

– 10.057

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

251.536

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 241.103

 

2.

Totaal operationele kasstroom

1.121

10.433

9.312

Totaal investeringen (–/–)

– 1.000

– 1.746

– 746

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

298

298

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.000

– 1.448

– 448

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

708

708

Aflossingen op leningen (–/–)

– 672

– 384

288

Beroep op leenfaciliteit (+)

713

713

4.

Totaal financieringskasstroom

– 672

1.037

1.709

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

17.930

18.446

516

Toelichting

  • De investeringen in 2016 bestaan voor € 0,7 mln. uit vervoermiddelen bij de UBR|IPKD, voor € 0,1 mln. uit software bij UBR|KOOP, voor € 0,3 mln. uit immateriële vaste activa bij UBR|Bv&F en € 0,5 mln. uit immateriële vaste activa bij UBR|EC O&P.

  • Voor de financiering van de investeringen bij UBR|IPKD heeft UBR een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

  • De desinvesteringen zijn het gevolg van de afboeking van immateriële activa bij UBR|EC O&P.

  • De storting door het moederdepartement betreft de aanvulling van het eigen vermogen tot nihil.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2013

2014

2015

2016

2016

Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer)

106

100

102,2

102,8

103,1

Tarieven/uur (indexcijfer)

98,5

100

101,6

103,1

103,1

Omzet per FTE

122.801

146.227

129.883

148.229

136.717

           

Gemiddelde FTE (excl. externe inhuur)

820

875

1.045

1.256

1.221

           

Saldo van baten en lasten (%)

– 7,5%

– 8,1%

– 0,6%

– 3,9%

0,0%

           

Kwaliteitsindicator 1 – KTO

6,8

in 2015

zie toelichting

zie toelichting

7,1

Kwaliteitsindicator 2 – MTO:

n.b.

 

in 2016

 

7,5

Werkplezier

 

6,6

 

6,9

 

Werkdruk

 

5,4

 

5,3

 

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

 

in 2015

lopend

gereed

 

Toelichting

N.B. Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft UBR ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van UBR geeft de specificatie van de omzet per organisatieonderdeel het inzicht in de omzet per productgroep.

Verloop indexcijfers

UBR heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met loon- en prijsstijgingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in het jaarplan UBR 2016. In 2016 heeft UBR de tarieven verhoogd als gevolg van de voor de overheid geldende loon- en prijsstijgingen (+1,48%).

Omzet per fte

De begrote omzet per fte bedraagt € 136.717 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 148.229. De gerealiseerde omzet per fte is ruim 8% hoger dan begroot als gevolg van toegenomen vraag en gemiddeld hogere declarabiliteit.

Fte-totaal (excl. externe inhuur)

De toename van het aantal fte’s ten opzichte van 2015 is vooral een gevolg van de implementatie van de lageloonschaalprojecten bij UBR|RBO en UBR|IPKD (+120 fte’s), bij UBR|ECO&P (+30 fte’s) en als gevolg van het Programma Operatie informatiebestel Rijk (OIR) bij UBR|IIR (+60 fte’s).

Saldo van baten en lasten

Het saldo van de baten en lasten uitgedrukt in een percentage van de omzet bedraagt – 3,9%.

Kwaliteitsindicator

Uit het in 2016 gehouden medewerkerstevredenheidsonderzoek blijkt dat het werkplezier is toegenomen en dat de werkdruk nog niet is verbeterd. Bij een aantal organisatieonderdelen zijn event based KTO’s uitgevoerd.

FMHaaglanden

Inleiding

FMHaaglanden (FMH) is de professionele dienstverlener voor rijksorganisaties in de Haagse regio. FMH levert werkplekken met faciliteiten die het mogelijk maken dat mensen comfortabel kunnen werken, met aandacht voor service in nabijheid, klanttevredenheid en eenvoud in bekostiging en aansturing. Alle dienstverlening wordt door FMH gecontracteerd en geregisseerd en in samenhang op en rond de werkomgeving aangeboden.

In 2016 levert FMH dienstverlening voor kerndepartementen, uitgezonderd Algemene Zaken (AZ), en diverse rijksorganisaties in de regio Den Haag. Voor Financiën levert FMH alleen personenvervoer.

Producten en diensten

FMH verzorgt producten en diensten zoals: vergaderservices en catering, inrichting van werkplekken, verhuizingen, post en reprografie, kantoorartikelen, schoonmaak, vervoer, gebouwbeheer en onderhoud, verbouwingen, telefonie, veiligheid, receptiediensten en advisering.

Levert FMH een product niet rechtstreeks zelf aan de klant, dan zorgt het voor de benodigde contractuele afspraken met markt- of rijkstoeleveranciers.

Speerpunten 2016

Veranderingen verzorgingsgebied

Eind september 2016 hebben de eerste bewoners hun intrek genomen in het gerenoveerde rijksgebouw aan de Bezuidenhoutseweg 30 (B30). Voor de aanbesteding van de renovatie van B30 is gebruik gemaakt van Publiek Private Samenwerking (PPS). FMH voert het contractmanagement in de exploitatiefase. Het laatste tertaal heeft in het teken gestaan van wegwerken van «kleine gebreken uit de bouwfase».

De Hoftoren is in het masterplan huisvesting Rijk aangewezen als rijkskantoor. FMH realiseert samen met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de ICT-dienstverleners de herinrichting van het pand voor de verschillende gebruikers. Fase 1a is in 2016 afgerond, dat wil zeggen dat de verdiepingen zijn aangepast aan de nieuwe inzichten voor flexibele werkplekken en alle organisaties op de juiste verdiepingen zijn gesitueerd.

In 2016 heeft er een optimalisatie en herverdeling van de huisvesting op de Turfmarkt 147 plaatsgevonden. Hierdoor wordt de beschikbare ruimte beter gebruikt en ruimte gecreëerd voor een derde partij.

Samenwerking in het Landelijk Facilitair Management Overleg (LFMO)

FMH participeert samen met de Belastingdienst (BD), Dienst Justitiële inrichtingen (DJI) en Rijkswaterstaat (RWS) als concerndienstverleners (CDV’s) in het LFMO.

Het LFMO heeft in 2016 vier professionaliseringsactiviteiten benoemd, namelijk inrichting van de beheerorganisatie LFMO, communicatie, samenwerken productgroepen en kennispunten en versterking samenwerking met overige rijkspartners. FMH neemt de professionaliseringsactiviteit communicatie voor haar rekening. Het doel is alle stakeholders zodanig te informeren dat voor hen duidelijk is wat de vorming van de CDV’s en samenwerking binnen het LFMO voor hen betekent.

Realisatie integraliteit Shared Service Organisaties (SSO’s)

FMH is een pilot integrale dienstverlening bij het departement Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) gestart. Het doel is borging van de kwaliteit van de integrale dienstverlening zodat SZW de regie op de SSO’s kan afschalen.

Samenwerking Rijkspartners

Sinds 2016 werken FMH en de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) als rijksbrede dienstverleners samen op het kerndepartement van het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Deze samenwerking verloopt goed.

Het kabinetsbesluit, om de beveiliging van het Rijk in te besteden bij de Rijksbeveiligingsorganisatie (RBO), heeft ertoe geleid dat de RBO sinds 1 juni 2016 het enige aanspreekpunt is als het gaat om de uitvoering van beveiligingswerkzaamheden in en rond de rijksgebouwen, die door FMH worden geserviced. Hiervoor is een nieuwe dienstverleningsafspraak (DVA) opgesteld.

SGO 5 (Herinrichting Governance Bedrijfsvoering Rijk)

In 2016 is nadere invulling gegeven aan de demarcatie van regie- en resttaken. Een aantal resttaken (medezeggenschap, dienstfietsen, sleutelbeheer en post) is door de meeste departementen inmiddels overgedragen aan FMH. FMH heeft in 2016 gewerkt aan een visie op huisvesting. In deze visie is de knip in regie meegenomen.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap FMHaaglanden

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap 2016 FMH (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Baten

       

Omzet moederdepartement

19.747

78.712

58.965

24.716

Omzet overige departementen

89.616

35.889

– 53.727

99.900

Omzet derden

564

564

52

Rentebaten

Vrijval voorzieningen

6

6

27

Bijzondere baten

Totaal baten

109.363

115.171

5.808

124.695

         

Lasten

       

Apparaatskosten

101.400

99.781

– 1.619

110.509

– Personele kosten

36.918

34.561

– 2.357

34.925

Waarvan eigen personeel

29.909

29.296

– 613

27.155

Waarvan externe inhuur

7.009

5.265

– 1.744

7.770

Waarvan overige personele kosten

– Materiële kosten

64.482

65.220

738

75.584

Waarvan apparaat ICT

2.900

62

– 2.838

40

Waarvan bijdrage aan SSO's

20.800

28.755

7.955

22.939

Waarvan overige materiele kosten

40.782

36.403

– 4.379

52.605

Rentelasten

429

395

– 34

404

Afschrijvingskosten

7.534

7.879

345

6.096

– Immaterieel

 

– Materieel

7.534

7.879

345

6.096

Overige lasten

– Dotaties voorzieningen

– Bijzondere lasten

Totaal lasten

109.363

108.054

– 1.309

117.009

Saldo van baten en lasten

7.117

7.117

7.686

Toelichting

De toename van de omzet moederdepartement betreft met name een verschuiving van overige departementen naar moederdepartement. Het centraal opdrachtgeverschap FMH is per 1 januari 2016 belegd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De budgetten hiervoor zijn overgeheveld vanuit de andere departementen.

De omzet derden heeft met name betrekking op de facilitaire dienstverlening die geleverd wordt aan de Kansspelautoriteit (KSA) (een zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid).

De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Omschrijving

vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Productgroepen

     

Generiek

98.714

97.639

1.075-

Specifiek

10.649

15.651

5.002

Overige opbrengsten

 

1.875

1.875

Totaal

109.363

115.165

5.802

       

Vrijval voorzieningen

6

6

       

Rentebaten

       

Bijzondere baten

       

Totaal baten

109.363

115.171

5.808

Generiek

De Productgroep Generiek is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan in principe gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.

Vanaf 2016 kent FMH nog 2 soorten dienstverlening, generiek en specifiek. Een deel van de producten/diensten die in voorgaande jaren is opgenomen onder overige dienstverlening, niet zijnde basisdienstverlening, is toegevoegd aan de generieke dienstverlening. Bij het opstellen van de begroting is uitgegaan dat een groter aandeel onder het generieke pakket zou vallen. De daling van de omzet is een verschuiving van generiek naar specifiek.

Specifiek

De productgroep Specifiek heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid een prijs per product/dienst betaalt (vb. catering) en/of producten en diensten waarover tussen opdrachtgever en opdrachtnemer aparte afspraken worden gemaakt (vb. uitvoering van maatwerkprojecten).

De toename van de omzet bij specifieke dienstverlening is enerzijds het gevolg van een verschuiving van generieke dienstverlening naar specifieke dienstverlening (circa € 1 mln.) en anderzijds een toename in omvang van maatwerkprojecten (circa € 4 mln.). In 2016 zijn omvangrijke maatwerkprojecten uitgevoerd. Dit betreft met name uitvoering van het Masterplan Hoftoren, optimalisatie huisvesting Turfmarkt 147, realisatie Gemeenschappelijke Meldkamer en het voorbereiden DBFMO Rijnstraat 8.

Overige opbrengsten

De overige opbrengsten hebben betrekking op de vergoeding voor de extra afschrijvingskosten als gevolg van de afstoot van de panden van de departementen Infrastructuur en Milieu en Buitenlandse Zaken die in de loop van 2017 gehuisvest worden in de Rijnstraat 8 en de verkoop van auto’s.

Personele kosten

Ondanks de hogere omzet is bij zowel het eigen personeel als externe inhuur sprake van een lagere inzet dan begroot. FMH heeft actief gestuurd op het beperken van met name de externe inhuur.

Materiële kosten

Bij de begroting is bij zowel apparaat ICT als bij de bijdrage SSO’s de dienstverlening van SSC-ICT opgenomen. In de realisatie is dit alleen verantwoord onder bijdrage SSO’s.

De toename van de post bijdrage aan SSO’s heeft enerzijds te maken met de verschuiving van apparaat ICT naar bijdrage aan SSO’s en anderzijds met de inbesteding van schoonmaak (Rijksschoonmaakorganisatie) en beveiliging (Rijksbeveiligingsorganisatie) waardoor het aandeel bijdrage aan SSO’s toeneemt. Hierdoor nemen de overige materiële kosten af.

Het aandeel van de inkoopkosten in de materiële kosten bedraagt 85%.

Saldo van baten en lasten

De hogere omzet wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de specifieke dienstverlening (omvangrijke maatwerkprojecten) en de vergoeding voor de extra afschrijvingskosten als gevolg van de afstoot van de panden van de departementen IenM en BZ die in de loop van 2017 gehuisvest worden in de Rijnstraat 8.

Ondanks de hogere omzet heeft FMH de dienstverlening kunnen leveren met minder personele inzet dan begroot. De toename van de materiële kosten komt met name door hogere huisvestingskosten als gevolg van het nieuwe huisvestingstelsel. Bij de begroting is uitgegaan van een volledige compensatie voor de hogere huisvestingskosten.

De hogere afschrijvingskosten hebben betrekking op de inhaalafschrijvingen voor de panden van de departementen IenM en BZ.

De bovenstaande mutaties hebben geleid tot het resultaat van ruim € 7,1 mln.

Balans per 31 december 2016

Balans per 31 december 2016 FMH (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2016

Balans 2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

31.352

34.033

– Grond en gebouwen

– Installaties en inventarissen

30.986

33.377

– Overige materiële vaste activa

366

656

Vlottende activa

30.443

26.912

– Voorraden en onderhanden projecten

– Debiteuren

1.066

2.628

– Overige vorderingen en overlopende activa

9.111

4.936

– Liquide middelen

20.266

19.348

Totaal activa

61.795

60.945

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

13.052

13.256

– Exploitatiereserve

5.935

5.570

– Onverdeeld resultaat

7.117

7.686

Voorzieningen

10

15

Langlopende schulden

23.964

23.515

– Leningen bij het MvF

23.964

23.515

Kortlopende schulden

24.769

24.159

– Crediteuren

2.178

1.695

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

22.591

22.464

Totaal passiva

61.795

60.945

Toelichting

Materiële vaste activa

De investeringen in installaties en inventaris hebben voornamelijk betrekking op de inrichting van de Hoftoren. In dit pand zijn nieuwe bewoners ingehuisd.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 0,4 mln.), overige departementen (€ 0,6 mln.) en derden (€ 0,04 mln.).

De daling bij het moederdepartement wordt veroorzaakt door het voldoen van de oudere facturen. De daling bij de overige departementen is gevolg van actief debiteurenbeleid. In de meeste gevallen betreft het vorderingen waarvan de ouderdom korter dan 60 dagen is.

Overige vorderingen en overlopende activa

De post overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit vooruitbetaalde en vooruitontvangen facturen (€ 0,8 mln.), nog te factureren bedragen (€ 3,8 mln.) en onderhanden werk (€ 4,5 mln.).

Het aandeel van het moederdepartement in de overige vorderingen en overlopende activa is € 7,3 mln., van overige departementen € 1,6 mln. en van derden € 0,2 mln.

De toename heeft betrekking op het onderhanden werk (uitvoering van de masterplanprojecten).

Liquide middelen

De rekening courant bij het Ministerie van Financiën per 31 december 2016 bedraagt € 20,3 mln.

Eigen vermogen

De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar.

FMH mag een maximum eigen vermogen hebben van € 5,9 mln. Het eigen vermogen ultimo 2016 komt uit op ruim € 13 mln. en is € 7,1 mln. hoger dan de maximumomvang. Het surplus eigen vermogen zal uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2017 worden afgedragen aan het moederdepartement. Het bestuurlijk overleg FMH zal besluiten wat er wordt gedaan met het restant surplus na verrekening van de tekorten in het eigen vermogen bij de SSO’s.

Leningen bij het MvF

De leningen hebben betrekking op de overname van activa van aansluitende departementen en de investeringen in nieuw in te richten gebouwen.

Het beroep op de leenfaciliteit heeft betrekking op de investeringen in meubilair en audiovisuele middelen.

Crediteuren

Het aandeel in de crediteuren van het moederdepartement is € 0,3 mln., van overige departementen € 0,1 mln., van derden € 1,8 mln.

De stijging is het gevolg van relatief veel ontvangen facturen aan het einde van het jaar. Het saldo bestaat voornamelijk uit facturen die korter dan 30 dagen openstaan.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Onder de post nog te betalen zijn alle bedragen opgenomen die (kortlopend) verschuldigd zijn per 31 december 2016 en die niet onder de crediteuren verantwoord zijn.

Het aandeel van het moederdepartement in de overige verplichtingen en overlopende passiva is € 13,5 mln., van overige departementen € 6,9 mln. en derden 2,1 mln.

Kasstroomoverzicht over 2016

Kasstroomoverzicht over 2016 FMH (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

12.894

19.348

6.454

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

121.706

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

 

– 109.957

 

2.

Totaal operationele kasstroom

4.754

11.749

6.995

Totaal investeringen (–/–)

– 5.243

– 5.243

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

45

45

3.

Totaal investeringskasstroom

– 5.198

– 5.198

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

 

– 7.321

– 7.321

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

1.000

1.000

Aflossingen op leningen (–/–)

– 4.754

– 4.612

142

Beroep op leenfaciliteit (+)

5.300

5.300

4.

Totaal financieringskasstroom

– 4.754

– 5.633

– 879

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

12.894

20.266

7.372

Toelichting

Investeringskasstroom

De investeringen hebben betrekking op de aanschaf van meubilair en audiovisuele middelen.

Financieringsstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de afroming van het eigen vermogen vanwege het overschrijden van het toegestane maximum van het eigen vermogen in 2015.

De storting is een bijdrage van de eigenaar voor de financiële problematiek ten gevolge van de ingebruikname van het DBFMO pand aan de Rijnstraat 8.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2013

2014

2015

2016

2016

Verloop tarieven basis (generieke) dienstverlening (norm 2011)

92,2

98,3

100

100

Omzet per productgroep (pxq)

116.834

114.587

124.668

115.165

109.363

*Basis (generiek)1

81.711

86.852

95.512

97.639

98.714

*Basis+ (specifiek)1

5.577

5.614

5.525

15.651

10.649

*Maatwerk

18.675

10.042

10.554

   

*Werkelijk

9.178

8.151

9.499

   

*Overig

1.693

3.928

3.578

1.875

 
           

Saldo van baten en lasten (%)

– 1,0%

– 1,8%

6,2%

6,2%

0,0%

           

Personele kosten als % van de totale kosten

   

29,8%

32,0%

36,4%

Materiële kosten als % van de totale kosten

   

70,2%

68,0%

63,6%

           

Apparaatskosten (in €)

   

46.605

44.111

43.012

Klanttevredenheid

Tevreden

nvt

Tevreden

nvt

nvt

Tevredenheid maatwerk

   

7,6

8,0

 

Medewerkerstevredenheid

Tevreden

Tevreden

nvt

Tevreden

Tevreden

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

361

414

426

439

461

X Noot
1

Vanaf 2016 maakt FMH onderscheid in generieke en specifeke dienstverlening

Toelichting

Verloop tarieven generieke dienstverlening

De eigenaar heeft met FMH een jaarlijkse efficiencytaakstelling op het apparaat afgesproken van 1,5%. FMH heeft deze taakstelling verwerkt in de tarieven.

Als gevolg van het nieuwe werken wordt dezelfde werkplek intensiever gebruikt. Een resultaat hiervan is dat ook de invulling van de dienstverlening wijzigt. De eenheid werkplek krijgt door het nieuwe werken een andere definitie. De aanpassing van de definitie heeft invloed op de index «verloop tarieven generieke dienstverlening». Omdat hierdoor het verloop van de tarieven een verkeerd beeld zal geven is ervoor gekozen 2016 als basisjaar te hanteren (100%).

Omzet per productgroep

Vanaf 2016 kent FMH nog 2 soorten dienstverlening, generiek en specifiek. De toename van de specifieke dienstverlening heeft betrekking op de uitvoering van maatwerkprojecten.

Apparaatskosten

De toename van de materiële kosten komt met name door hogere huisvestingskosten als gevolg van het nieuwe huisvestingstelsel. Bij de begroting is uitgegaan van een volledige compensatie voor de hogere huisvestingskosten.

Tevredenheid maatwerk

Na de afronding van een project wordt een evaluatieformulier naar de klant gestuurd. De klant waardeert de uitvoering van maatwerkprojecten gemiddeld met een 8,0. Dit ligt ruim boven de streefwaarde (7,0).

Medewerkertevredenheid

De overall score uit het medewerkeronderzoek bedraagt 7,1 en is ten opzichte van de vorige meting stabiel gebleven.

Fte-totaal

De bezetting ultimo 2016 is lager dan de in de begroting opgenomen formatie. FMH kiest ervoor om te werken met een flexibele schil om in te kunnen spelen op wijzigingen die optreden als gevolg van de uitvoering van het masterplan huisvesting.

Shared Service Centrum (SSC-ICT)

Inleiding

SSC-ICT is de rijksbrede shared service organisatie die de Rijksdienst ontzorgt met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. SSC-ICT levert generieke Rijksbrede toepassingen als Rijksportaal en de Samenwerkingsruimte.

Daarnaast verzorgt SSC-ICT voor de aangesloten departementen de telecommunicatie, hosting van bedrijfspecifieke applicaties en op de Digitale Werkplekomgeving Rijk (DWR) gebaseerde kantoorautomatisering. In 2016 betrof dit alle departementen met uitzondering van de Ministeries van Economische Zaken (EZ), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) en Defensie.

2016 was het jaar van verandering voor SSC-ICT. In naam bestond er slechts één organisatie, in werkelijkheid waren er bij aanvang van 2016 nog drie werelden. Het voormalig GDI in Zoetermeer, Den Haag aan de Koningskade en de ondersteuning van Buitenlandse Zaken (BZ) vanuit Zoetermeer. In november 2016 zijn deze drie werelden organisatorisch samengevoegd in de nieuwe organisatiestructuur, en zijn alle medewerkers geplaatst volgens het nieuwe O&F rapport.

Hiernaast was 2016 ook het jaar dat diverse grote projecten en programma’s zijn voorbereid en uitgevoerd. De oplevering van het overheidsdata centrum (ODC) maakt de overgang van diverse decentrale datacentra naar dat ODC mogelijk. Het Programma Migratie Infrastructuur (PMI) zorgt voor deze transities. Op termijn zal dit Rijksbreed leiden tot het terugdringen van het aantal decentrale datacentra. In 2016 is infrastructuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), het Ministerie van Financiën (FIN), de Rijksbrede samenwerkingsfunctionaliteit en het Rijksvastgoed Bedrijf (RVB) ondergebracht in het ODC. Dit is tevens de belangrijkste oorzaak van het tekort van SSC-ICT. SSC-ICT draagt het merendeel van de kosten van PMI, zonder dat daar dekking tegenover staat.

Omdat het verwachte tekort, vanwege de verdere vulling van het ODC in 2017, al in 2016 als voorziening wordt genomen, neemt het gepresenteerde tekort in dit jaarverslag verder toe. Wordt alleen gekeken naar 2016, dan is de oorzaak van het verlies toe te wijzen aan incidentele oorzaken, zoals het verlies bij PMI, de kosten van eenwording en de toename van het aantal openstaande verlofuren.

2016 was ook het eerste jaar dat er met één administratief systeem binnen één financiële afdeling gewerkt is. De externe klanten hebben in 2016 te maken gekregen met de doorbelasting volgens het nieuwe kostprijssysteem, dat eind 2015 door het Bestuurlijk overleg (BO) is goedgekeurd. In de aansturing van SSC-ICT is het eigenaarschap gewijzigd. Dat is gedelegeerd van de SG van BZK naar DG-VBR. Verder is programmatisch ingezet op het verminderen van de externe inhuur. In 2016 hebben 60 externe medewerkers een ambtelijke aanstelling gekregen. Dit programma loopt door tot eind 2018.

In 2016 zijn twee nieuwe werkomgevingen voor de Rijksambtenaren ontwikkeld. iDiplomatie voor BZ, en DWR Next voor de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Infrastructuur en Milieu (IenM), BZK en FIN. Deze werkomgevingen worden in 2017 (verder) uitgerold in de betreffende departementen. Verder wordt het vernieuwde overheidskantoor aan de Rijnstraat 8 in gebruik genomen, waar SSC-ICT de ICT voorzieningen levert.

2016 was dan ook een jaar waarin veel werk is verzet, maar tegelijkertijd de basis verder op orde is gebracht.

Toelichting op de vermelde cijfers uit de vastgestelde begroting

In dit Jaarverslag wordt een vergelijking gemaakt met de vastgestelde begroting. Dit is de Ontwerpbegroting 2016, welke in het voorjaar van 2015 is opgesteld. Op dat moment waren de implicaties van de nieuwe organisatie en de dienstverlening aan BZ nog niet uitgekristalliseerd. De vergelijking met de gerealiseerde cijfers levert in de regel een scheef beeld op.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap SSC-ICT

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap SSC-ICT (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Baten

       

Omzet moederdepartement

28.417

45.282

16.865

44.494

Omzet overige departementen

183.861

191.562

7.701

172.297

Omzet derden

Rentebaten

1

Vrijval voorzieningen

Bijzondere baten

1.626

1.626

2.979

Totaal baten

212.278

238.470

26.192

219.771

         

Lasten

       

Apparaatskosten

173.553

215.754

42.201

197.552

– Personele kosten

94.285

123.046

28.761

105.795

Waarvan eigen personeel

52.182

55.502

3.320

48.225

Waarvan externe inhuur

42.103

65.087

22.984

57.570

Waarvan overige personele kosten

2.457

2.457

– Materiële kosten

79.268

92.708

13.440

91.757

Waarvan apparaat ICT

65.309

77.484

12.175

75.629

Waarvan bijdrage aan SSO's

5.982

13.791

7.809

14.410

Waarvan overige materiele kosten

7.977

1.433

– 6.544

1.718

Rentelasten

1.058

98

– 960

168

Afschrijvingskosten

37.667

30.324

– 7.343

25.601

– Immaterieel

– Materieel

37.667

30.324

– 7.343

25.601

Overige lasten

8.585

8.585

2.879

– Dotaties voorzieningen

8.400

8.400

– Bijzondere lasten

185

185

2.879

Totaal lasten

212.278

254.761

42.483

226.200

Saldo van baten en lasten

– 16.291

– 16.291

– 6.429

Toelichting

Baten

De baten zijn, ten opzichte van de realisatie over 2015, met € 18,7 mln. gestegen. Vooral door extra maatwerkprojecten voor de overige departementen. De ontwikkeling van de digitale werkomgeving voor Buitenlandse zaken, was met circa € 8 mln. het grootste klantproject in 2016. Ook de ontwikkeling van de Rijnstraat 8 en de ondersteuning van het Europees Voorzitterschap hebben bijgedragen aan de extra omzet. Ook zijn er nieuwe klanten aangesloten zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de RVB.

De stijging van de omzet moederdepartement, ten opzichte van de begroting, wordt verklaard door onder andere de nieuwe dienstverlening aan de RVB, maar vooral door het meerekenen van de Rijksbrede ICT voorzieningen onder BZK in plaats van onder overige departementen.

In onderstaande tabel is de omzet uitgesplitst naar de drie hoofdcategorieën, generiek, gemeenschappelijk en specifiek.

x € 1.000

Omschrijving

Realisatie 2016

 

Generiek

12.105

 

Gemeenschappelijk

168.293

 

Specifiek

56.446

Totaal

236.844

Bijzondere baten

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Realisatie 2015

 

Bijzondere baten

1.626

2.979

De bijzondere baten bestaan uit in 2016 afgeboekte crediteuren die vanuit voormalig Zoetermeer, ten onrechte, nog openstonden over 2014 of eerdere jaren (€ 1,4 mln.). Dit naast de vrijval van het egalisatiefonds (€ 0,2 mln.).

Lasten

De lasten, en dan vooral het personele deel van de apparaatskosten, zijn gestegen doordat voor zowel de klantprojecten als voor de interne projecten zoals PMI en de ontwikkeling van DWR Next, meer tijdelijk personeel benodigd was. Hiernaast is de formatie uitgebreid als gevolg van nieuwe klanten en het omzetten van externe inhuur naar ambtelijke aanstellingen.

De afschrijvingslasten zijn gestegen met € 5 mln., maar ten opzichte van de begroting achtergebleven doordat de verwachtte overname van activa van Buitenlandse Zaken niet heeft plaatsgevonden. De overige lasten vallen hoger uit doordat de ongedekte kosten voor 2017 vanwege PMI, nu al voorzien worden op de balans.

Bijzondere lasten

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Realisatie 2015

 

Resultaat desinvesteringen

174

403

 

Dotatie voorziening dubieuze debiteuren

1.230

 

Nagekomen lasten vorige boekjaren

1.200

 

Overige bijzondere lasten

11

46

 

Totaal

185

2.879

De overige lasten over 2016 bestaan vooral uit de dotatie aan de eerder genoemde voorziening PMI. De afstoot van activa, met een aanschafwaarde van € 7,3 mln., levert per saldo een verlies op van € 174.000. Dit betreft een mix van de resterende boekwaarde van die desinvesteringen (€ – 253.000) en negatieve boekwaarde activa (€ 78.000).

Resultaat

Het totale financieel resultaat laat een verlies zien van € 16,3 mln. Het verlies over 2016 zelf, komt uit op € 7,9 mln. Het tekort over 2016 van € 7,9 mln. wordt verklaard door het tekort op PMI (€ 5,1 mln.), de hogere reservering voor verlofuren (€ 1,1 mln.) en de kosten van eenwording zoals het Programma Werving, Instroom en Doorstroom en organisatieontwikkeling (€ 1,7 mln.).

Het grootste deel van het negatieve resultaat is te verklaren door de onvermijdbare kosten van 2017, welke al in 2016 voorzien werden. Het gaat om de kosten van PMI, voor een bedrag van € 8,4 mln.

Hiernaast heeft een correctie plaatsgevonden op de beginbalans vanwege een foutieve boeking in 2015 ter grootte van 1,7 mln. Door deze boeking waren omzet en resultaat over 2015 te hoog meegenomen in de Jaarrekening over 2015. Deze fout is in de Jaarrekening 2016 hersteld door correctie van de ter vergelijking opgenomen cijfers, conform Richtlijn 150.2 Foutherstel.

(Bedragen x € 1.000)

Oorspronkelijk verantwoord eigen vermogen per 31 december 2015

€ 2.785

Correctie per 1 januari 2016

€ 1.724

Gecorrigeerde stand eigen vermogen per 1 januari 2016

€ 1.061

Bovenstaande oorzaken voor het verlies zijn incidenteel van aard.

Balans per 31 december 2016

Balans per 31 december 2016 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2016

Balans 2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

3.008

     

Materiële vaste activa

80.529

54.585

– Grond en gebouwen

 

– Installaties en inventarissen

2.400

2.598

– Overige materiële vaste activa

78.129

51.987

     

Vlottende activa

50.107

68.828

– Voorraden en onderhanden werken

5

2

– Debiteuren

15.077

16.125

– Overige vorderingen en overlopende activa

26.380

17.960

– Liquide middelen

8.645

34.741

Totaal activa

133.644

123.413

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

– 15.230

1.061

– Exploitatiereserve

1.061

7.490

– Onverdeeld resultaat

– 16.291

– 6.429

     

Voorzieningen

8.400

5.500

     

Langlopende schulden

   

– Leningen bij het MvF

50.246

39.305

     

Kortlopende schulden

90.229

77.547

– Crediteuren

19.464

5.586

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

70.765

71.961

Totaal passiva

133.644

123.413

Toelichting

Activa

Immateriële vaste Activa

In 2016 is voor het eerst een immaterieel vast actief ontwikkeld en geactiveerd. Het gaat om de DWR Next werkomgeving die vanaf 2017 wordt uitgerold. De vooral personele kosten die hiermee gepaard gingen, zijn geactiveerd.

Materiële vaste activa en overige vorderingen en overlopende activa

Hiernaast is fors geïnvesteerd in servers, licenties en software vanwege de ontwikkeling van DWR-Next en voor Buitenlandse Zaken specifiek, in het programma iDiplomatie. Dit verklaart de toename van de materiële vaste activa en ook de overige vorderingen en overlopende activa. Dit laatste vanwege de vooruitbetaalde licentiekosten.

Vlottende activa

Het verloop van de debiteuren kan als volgt worden gespecificeerd:

x € 1.000
 

31-12-2016

31-12-2015

Moederdepartement

1.824

2.080

Overige ministeries

14.781

13.882

Agentschappen

569

2.260

Derden

 

17.174

18.222

–/– Voorziening dubieuze debiteuren

– 2.097

– 2.097

Totaal

15.077

16.125

De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:

x € 1.000
 

31-12-2016

Overige vorderingen en overlopende activa Moederdepartment

2.492

Overige vorderingen en overlopende activa overige ministeries

222

Overige vorderingen en overlopende activa derden

23.666

 

26.380

De vlottende activa als geheel nemen af door de daling van de liquide middelen. De liquide middelen nemen af vanwege het over 2016 gerealiseerde verlies, de toename van de vooruitbetaalde kosten en de hogere aflossing op de leningen.

Passiva

Eigen vermogen

x € 1.000
 

Jaar

Omzet

Resultaat

%

 

2016

236.844

– 16.291

– 6,9%

 

2015

216.791

– 6.429

– 3,0%

 

2014

183.234

– 944

– 0,5%

 

Vermogensmutatie

2015

Mutatie

2016

Stand per 1 januari

7.490

– 4.705

2.785

 

Correctie per 1 januari 2016

– 1.724

– 1.724

Gecorrigeerde stand per 1 januari 2016

7.490

– 6.429

1.061

         
         
 

Toevoeging door moederdepartement

 

Storting aan voormalig moederdepartement

 

Exploitatieresultaat 2015

– 6.429

6.429

 

Onverdeeld resultaat 2016

– 16.291

– 16.291

         

Stand per 31 december

1.061

– 16.291

– 15.230

Het eigen vermogen daalt door het tekort over 2016. Hiernaast heeft er een correctie plaatsgevonden op de beginbalans vanwege een foutieve boeking in 2015 ter grootte van 1,7 mln. Dit is zichtbaar in een lagere exploitatiereserve over 2015. Het eigen vermogen ultimo 2016 wordt hierdoor negatief. Conform de Regeling agentschappen, zuivert de eigenaar het ontstane negatieve eigen vermogen, uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2017, aan tot minimaal nihil.

Voorzieningen

x € 1.000
 

Stand per

31-12-2015

Vrijval 2016

Dotatie 2016

Onttrekking 2016

Stand per

31-12-2016

 

Voorziening ODC

5.500

8.400

– 5.500

8.400

             

Totaal

5.500

8.400

– 5.500

8.400

De voorzieningen nemen toe vanwege de verwachtte tekorten op de uitvoering van PMI in 2017. De voorziening ter grootte van € 8,4 mln. is hiervoor bestemd.

Langlopende schulden

De investeringen in vooral servers, maar ook de vervanging van reeds afgeschreven activa, zorgde voor een groter beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën en daarmee de stijging van de leningen.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden blijven ten opzichte van 2015 gelijk, maar kennen twee tegengestelde ontwikkelingen. Het totaalbedrag aan te betalen facturen is gestegen. In verband met de onzekere liquiditeitspositie eind 2016 zijn diverse facturen voor externe inhuur, doorgeschoven naar januari 2017 (ca € 5 mln.). Verder waren er een drietal facturen die nog openstonden per 31 december, met een gezamenlijke omvang van € 7,5 mln. welke inmiddels zijn betaald. Dit verklaart de extra hoge crediteurenstand. Op € 6.000,– na, zijn alle facturen jonger dan 30 dagen.

De specificatie naar afnemersgroep is als volgt

x € 1.000
 

31-12-2016

31-12-2015

 

Crediteuren moederdepartement

6.045

49

 

Crediteuren overige ministeries

20

132

 

Crediteuren derden

13.399

5.352

 

Betalingen onderweg

53

       

Totaal

19.464

5.586

De overige verplichtingen en overlopende passiva laten een daling zien. In 2016 zijn de SSC-ICT eigen fondsen herzien op nut en noodzaak. Besloten is om het stabilisatiefonds en het oude innovatiefonds vrij te laten vallen ter grootte van circa € 1 mln. Met het oude innovatiefonds wordt bedoeld het fonds dat vòòr 2016 gevormd was. In 2016 betalen de afnemers een percentage ten behoeve van innovatie. Deze nieuwe werkwijze vervangt het oude fonds. In 2017 zal duidelijk worden of en in welke mate fondsen, zoals het releasewisselfonds (€ 1,8 mln.) in 2017 en volgende jaren nodig zijn en zo ja, hoe dit in overeenstemming met de regelgeving wordt vormgegeven, in overleg met onder andere het Ministerie van Financiën.

Hiernaast zijn alle nog te verrekenen omzet posten afgewikkeld wat heeft geleid tot een daling van € 7 mln. De vooruit ontvangen bedragen zijn eveneens geschoond, wat tot de resterende afname heeft geleid.

x € 1.000

Overige verplichtingen en overlopende passiva Moederdepartement

16.194

Overige verplichtingen en overlopende passiva Overige Ministeries

45.680

Overige verplichtingen en overlopende passiva Overige Derden

8.891

 

70.765

Kasstroomoverzicht over 2016

Kasstroomoverzicht over 2016 (bedragen x € 1.000)
   

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie 2016

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

– 2.262

34.742

37.004

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

33.223

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

 

– 26.655

 

2.

Totaal operationele kasstroom

49.679

6.568

– 43.111

Totaal investeringen (–/–)

– 24.370

– 59.345

– 34.975

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

70

70

3.

Totaal investeringskasstroom

– 24.370

– 59.275

– 34.905

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

Aflossingen op leningen (–/–)

– 30.417

– 25.304

5.113

Beroep op leenfaciliteit (+)

24.370

51.916

27.546

4.

Totaal financieringskasstroom

– 6.047

26.612

32.659

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

17.000

8.646

– 8.354

Toelichting

De investeringen in ICT goederen (hard- en software) in 2016 bedroegen € 59,3 mln. De investeringen zijn per saldo hoger dan begroot. Dit heeft te maken met hogere investeringen voor server gerelateerde hard- en software en immateriële activa.

SSC-ICT roept één keer per jaar de leningen af, naar de stand van de investeringen tot en met november. Voor 2016 bedraagt het beroep op leenfaciliteit € 51,9 mln.

De stand van de rekening-courant RHB per 31 december 2016 ad € 8,6 mln. is de resultante van het in 2015 en 2016 behaalde resultaat en het saldo van de in deze jaren opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

SSC-ICT is de rijksbrede shared service organisatie die de Rijksdienst ondersteunt met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. Door de inzet van moderne ICT hulpmiddelen wordt de doelmatigheid van de Rijksdienst vergroot. Met de bundeling van ICT taken binnen SSC-ICT wordt de in de projecten 4 en 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst beoogde efficiencyslag gerealiseerd.

De eigenaar heeft met SSC-ICT tot en met 2016 een efficiencytaakstelling afgesproken. Deze taakstellingen zijn in de tarieven van 2016 verwerkt. Om verdere tariefdaling te kunnen realiseren, wordt ingezet op het integreren en harmoniseren van de departementale systeemlandschappen.

Hiernaast heeft SSC-ICT de ambitie om periodiek, haar prestaties via benchmark onderzoek met marktpartijen en enkele grote uitvoeringsorganisaties binnen de overheid, te vergelijken. Voor 2017 wordt een benchmark onderzoek voorzien.

Doelmatigheidskengetallen

Onderstaand worden de doelmatigheidskengetallen gepresenteerd. Het generieke en specifieke deel in onderstaande tabel bevat de in de Ontwerpbegroting opgenomen kengetallen. Inherent aan het shared service karakter gelden deze voor het hele jaar en zijn ze voor alle opdrachtgevers hetzelfde.

 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Omschrijving generiek deel

     

Taakstellende tariefverlaging

3,0%

1,5%

1,5%

Verbetering kostprijzen infrastructuur componenten

3,0%

NB

1,0%

Verbetering kostprijzen werkplekcomponenten

3,0%

NB

1,0%

       

Kostprijs voor beheertaken (ICT)

1.935

1.470

1.804

       

Omzet totaal en per produktgroep

216.791

236.844

212.278

 

Generiek (infrastructuur, rijksportaal en samenwerkfunctionaliteit, ODC)

14.046

12.105

14.000

Gemeenschappelijk (basis kantoorautomatisering + hosting)

118.904

168.293

108.000

Specifiek (plusdiensten en maatwerk)

83.841

56.446

90.278

       

Formatie en bezetting

     
 

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

650

720

720

Aantal externe fte’s in % van de totale fte’s

51%

37%

37%

       

Saldo van baten en lasten (%)

– 3,0%

– 6,9%

0,0%

       

Verschil benchmarkvergelijking

NVT

NVT

2%

Klanttevredenheid (KTO)

7

7

7

Medewerkertevrededenheid (MTO)

7

NB

7

 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Omschrijving Specifiek Deel- ICT Diensten

     

Beschikbaarheid (betrouwbaarheid) basisfunctionaliteit

100%

100%

99,9%

Geleverd binnen gestelde termijn

85%

91%

90%

Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd

91%

88%

90%

       

Kwaliteitsindicatoren:

     

– beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd

85%

99%

95%

– direct beantwoorden helpdeskvragen

67%

88%

80%

In de Rijksbegrotingvoorschriften wordt aangegeven dat de reeksen meerjarig worden toelicht, echter omdat SSC-ICT in 2013 en 2014 nog bestond uit twee afzonderlijke onderdelen, zijn deze gegevens niet voorhanden.

Toelichting generiek deel doelmatigheidsindicatoren

In 2016 zijn de tarieven voor de afnemers bepaald aan de hand van een nieuw kostprijsmodel. In deze tarieven is rekening gehouden met alle lopende taakstellingen. Deze maken dan ook impliciet onderdeel uit van de nieuwe tarieven.

Vanwege de invoering van het nieuwe kostprijsmodel en de daarop aangepaste administratie, is het niet goed mogelijk de in de Ontwerpbegroting 2016 opgenomen kengetallen ten aanzien van de kostprijzen oude stijl op te nemen. Vanaf 2017 wordt gerapporteerd over het nieuwe kostprijsmodel en de daaruit voortvloeiende tarieven. Vooruitlopend daarop kan wel een enigszins vergelijkbaar tarief worden opgebouwd uit de volgende componenten: een account (€ 670) plus een werkplek (€ 230), een monitor (€ 80) en de housing (€ 490), geeft een totaal bedrag van € 1.470 per jaar.

De totale omzet is € 16,9 mln. hoger dan begroot. Dit komt voornamelijk door extra maatwerkomzet over 2016. Hiernaast kent ook de standaard dienstverlening extra omzet vanwege de uitbreiding van de ICT dienstverlening aan de IND en het RVB.

Het aantal fte is in 2016 toegenomen door de uitbreiding van dienstverlening en het verambtelijken van 60 externe medewerkers.

In 2016 heeft geen benchmark onderzoek plaatsgehad. Dit wordt in 2017 uitgevoerd.

Toelichting specifiek deel doelmatigheidsindicatoren

Met uitzondering van het herstel van de incidenten binnen de afgesproken termijn, voldoen de kengetallen inzake de kwaliteit van de dienstverlening over 2016, aan de afgesproken norm.

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

Inleiding

Met het instellingsbesluit baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf (Stc. 5 februari 2016 nr. 5345) heeft het Rijksvastgoedbedrijf op 1 januari 2016 de agentschapstatus gekregen. In de 1e suppletoire begroting 2016 zijn de afzonderlijke begrotingen van de (voormalige) agentschappen Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Rijksgebouwendienst en Dienst Vastgoed Defensie samengevoegd tot die van het agentschap Rijksvastgoedbedrijf. De voorliggende jaarrekening is dan ook de eerste jaarrekening van het Rijksvastgoedbedrijf.

Het Rijksvastgoedbedrijf beheert ruim 12 miljoen vierkante meter gebouwen en circa 94.000 hectare grond en zet dit vastgoed in voor de realisatie van rijksoverheidsdoelen, in samenwerking met, en met het oog voor de omgeving. Hiertoe zorgt het Rijksvastgoedbedrijf voor o.a.:

  • de rijkshuisvesting via kantoren en specialties;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van monumenten in beheer van het Rijksvastgoedbedrijf;

  • het onderhoud aan en beheer van Defensiegebouwen en -terreinen;

  • projectontwikkeling en nieuwbouw voor Defensie;

  • de doelmatige verkoop en waar mogelijk ingebruikgeving van overtollig rijksvastgoed;

  • de uitgifte in pacht van rijksgronden;

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RVB

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap 2016 (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Omschrijving

Stand 1e suppletoire begroting 2016

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Baten

     

Omzet moederdepartement

35.166

33.731

– 1.435

Omzet overige departementen

1.063.378

1.008.414

– 54.964

Omzet derden

81.105

83.173

2.068

Rentebaten

1.672

1.672

Vrijval voorzieningen

21.280

21.280

Bijzondere baten

37.665

176.834

139.169

Totaal baten

1.217.314

1.325.104

107.790

       

Lasten

     

Apparaatskosten

211.492

219.164

7.672

– Personele kosten

159.466

165.970

6.504

Waarvan eigen personeel

130.969

144.598

13.629

Waarvan externe inhuur

21.750

20.614

– 1.136

Waarvan overige personele kosten

6.747

758

– 5.989

– Materiële kosten

52.026

53.194

1.168

Waarvan apparaat ICT

24.247

25.449

1.202

Waarvan bijdrage aan SSO's

Waarvan overige materiele kosten

27.779

27.745

– 34

Rentelasten

32.641

59.500

26.859

Afschrijvingskosten

238.477

261.744

23.267

– Immaterieel

 

– Materieel

238.477

261.744

23.267

Overige lasten

734.704

707.586

– 27.118

– Dotaties voorzieningen

12.000

12.816

816

– Bijzondere lasten

722.704

694.770

– 27.934

Totaal lasten

1.217.314

1.247.994

30.680

Saldo van baten en lasten

77.110

77.110

Toelichting

Het Rijksvastgoedbedrijf is per 1 januari ingesteld. Met de 1e suppletoire begroting 2016 zijn de openingsbalans en de eerste begroting van het Rijksvastgoedbedrijf door de Kamer vastgesteld. De realisatiecijfers worden daarom eenmalig vergeleken met de cijfers volgens de 1esuppletoire begroting in plaats van de Ontwerpbegroting zoals de Regeling Rijksbegrotingvoorschriften bepaalt.

Baten

Omzet

Omzet moederdepartement

Onder de omzet moederdepartement worden de bijdragen van het Ministerie van BZK verantwoord voor de taken die voortvloeien vanuit de Comptabiliteitswet (onder andere de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de inputfinanciering buiten de huur- en verhuurrelatie. Hieronder vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting.

Omzet overige departementen

Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, de à fonds perdu gefinancierde huisvestingsprojecten, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder de doorberekening van het honorarium aan Defensie. De gepresenteerde omzet is lager dan begroot. Het effect van de stijging van de opbrengsten uit verhuur (zie toelichting omzet per product, verhuur) is niet zichtbaar omdat programmagelden Defensie die wel zijn begroot (voor een bedrag van € 138,3 mln.) niet in de realisatie zijn opgenomen. Dit laatste is een resultaatneutrale presentatiewijziging waarbij zowel de omzet als de lasten lager zijn.

Omzet derden

Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden.

Omzet per product

De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:

  • a. Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.

  • b. Verhuur: betreft terbeschikkingstelling intern Rijk van kantoren en specialties, terbeschikkingstelling bijzondere specialties, externe ingebruikgeving en aanvullende dienstverlening binnen het rijkshuisvestingstelsel.

  • c. Beheer, expertise, advies en projectontwikkeling: betreft gebieds- en projectontwikkeling, verwerving, beheer van gebouwen in eigendom van het Ministerie van Defensie, expertise en advies, strategische advisering en ondersteuning van beleidsdirecties.

  • d. Overige producten: betreft afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen.

Specifiecatie omzet per product (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie

Verkoop

78.298

Verhuur

962.665

Beheer, expertise, advies en projectontwikkeling

83.195

Overige producten

1.160

Totaal

1.125.318

Verkoop

In de begroting was rekening gehouden met een hoog volume aan verkopen via het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV). Als gevolg van de opstart van de nieuwe werkwijze is een groot deel van de verkopen in 2016 nog volgens de oude procedures uitgevoerd. De opbrengsten zijn via de middelenafspraak met de materieelbeheerders verrekend en vallen daarmee buiten de baten- en lastensystematiek.

Verhuur

De afwijking ten opzichte van de begroting is grotendeels te verklaren doordat een grote hoeveelheid projecten volgens de oude financieringsafspraken à fonds perdu met de gebruikers verrekend is. In de begroting was reeds uitgegaan van de nieuwe afspraken waarbij een belangrijk deel van dergelijke activiteiten bij oplevering geactiveerd wordt. Daarnaast zijn er in 2016 meer m2 verhuurd dan was voorzien in de begroting.

Beheer, expertise, advies en projectontwikkeling

De omzet is lager dan begroot omdat, als gevolg van een presentatiewijziging, programmagelden Defensie die wel zijn begroot niet in de realisatie zijn opgenomen.

Rentebaten

Er zijn geen rentebaten begroot. De gerealiseerde rentebaten bestaan met name uit € 0,1 mln. rente over de depositorekening, € 0,3 mln. betreft de rente van à fonds perdu afrekeningen en € 0,8 mln. betreft boeterente bij afkopen.

Vrijval voorzieningen

Er is geen vrijval begroot. Bij de actualisatie van de voorzieningen is in totaal voor € 21,3 mln. vrijgevallen. Er zijn minder kosten dan oorspronkelijk verwacht bij de uitvoering van activiteiten in het kader van brandveiligheid (€ 2,9 mln.). De voorziening op verlieslatende contracten (€ 0,7 mln.) en de voorziening herstelkosten (€ 17,0 mln.) zijn vervallen.

Bijzondere baten

Specificatie bijzondere baten (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie

(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen

33.270

Baten voorgaande boekjaren

9.122

Overige baten

134.442

Totaal

176.834

Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen

In totaal kon voor € 33,3 mln. aan eerdere afwaarderingen op de voorraad te verkopen onroerend goed vervallen. Dit komt door het realiseren van gunstigere verkoopopbrengsten dan de eerdere taxatiewaarde (€ 12,9 mln.), het alsnog gebruiken van objecten met een incourante marktwaarde voor rijkshuisvesting (€ 17,4 mln.) en een hogere actuele taxatiewaarde dan voorgaande jaren (€ 3,0 mln.).

Baten voorgaande boekjaren

De gerealiseerde baten bestaan onder andere uit een correctie op een waardevermindering uit 2015 (€ 1,8 mln.) en een aanvullende BTW-suppletie over de jaren 2013 tot en met 2015 (€ 2,3 mln.).

Overige baten

De overige baten bestaan met name uit de mutaties van onderhanden werk en onderhanden projecten en het geactiveerde honorarium.

De begroting is substantieel overschreden omdat de mutatie onderhanden werk te laag was begroot en de mutatie onderhanden projecten niet was begroot. De hogere mutatie onderhanden werk wordt met name veroorzaakt door de terugneming van een eerdere afwaardering op de voorraad onderhanden werk van € 86,5 mln. (zie toelichting onderhanden werk in de balans).

Lasten

Apparaatskosten

De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 114,9 mln. lonen, € 12,0 mln. sociale lasten, € 14,3 mln. pensioenlasten en € 3,4 mln. aan personele exploitatie. De personele exploitatie is in de begroting opgenomen onder de overige personele kosten.

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan uit € 27,6 mln. voor leningen van het Ministerie van Financiën en € 31,9 mln. voor DBFMO-contracten. De rentelasten van de DBFMO-contracten zijn in de begroting opgenomen onder de bijzondere lasten. De realisatie is opgenomen als rentelast.

Afschrijvingskosten

Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting was gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering. De afschrijvingskosten voor de DBFMO-contracten waren in de begroting nog opgenomen onder de bijzondere lasten. In de realisatie zijn deze kosten verantwoord onder de afschrijvingskosten.

Dotaties voorzieningen

De gerealiseerde dotaties bestaan met name uit € 4,8 mln. voor asbestverontreiniging (in de begroting is € 7,0 mln. opgenomen), en € 7,3 mln. voor geschillen en rechtsgedingen (niet begroot). De dotatie aan de voorziening voor geschillen en rechtsgedingen betreft nieuwe geschillen en rechtsgedingen waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van de zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten ingeschat kunnen worden.

Bijzondere lasten

Specificatie bijzondere lasten (Bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Omschrijving

1e Suppletoire begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Markthuren

203.169

201.340

– 1.829

DBFMO-lasten

83.785

29.675

– 54.110

Onderhoud

273.738

160.015

– 113.723

Belastingen en heffingen

23.665

23.708

43

Energielasten

35.052

34.665

– 387

Ontwikkeling en verkoop OG

73.241

61.528

– 11.713

Overige lasten

30.054

183.839

153.785

Totaal

722.704

694.770

– 27.934

Markthuren

Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt.

DBFMO-lasten

Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten. In de begroting waren de rente- en afschrijvingskosten nog wel meegenomen. Zie hiervoor de toelichting bij de rentelasten en de afschrijvingskosten.

Onderhoud

Onder deze post vallen onderhoud voor de rijkshuisvesting, het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie en het beheer van bijzondere objecten. De gepresenteerde kosten zijn lager dan begroot omdat programmagelden Defensie die wel zijn begroot (voor een bedrag van € 138,3 mln.) niet in de realisatie zijn opgenomen. Dit laatste is een resultaatneutrale presentatiewijziging waarbij zowel de omzet als de lasten lager zijn. Daarentegen waren lasten uit hoofde van servicecontracten van € 20,6 mln. niet voorzien in de begroting.

Belastingen en heffingen

Het betreft hier het eigenaarsdeel van de onroerend zaakbelasting (OZB).

Energielasten

Deze post bevat de energiekosten die Rijkswaterstaat aan het Rijksvastgoedbedrijf doorberekent voor de kantorenvoorraad en de servicekosten voor inhuurpanden (m.u.v. specialties) voor de rijkshuisvesting.

Ontwikkeling en verkoop onroerend goed

Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten. In de begroting was rekening gehouden met een volume aan verkopen via de KORV-systematiek. Als gevolg van de opstart van de nieuwe werkwijze is een groot deel van de verkopen in 2016 nog volgens de oude procedures uitgevoerd. Aangezien de betreffende objecten zijn verrekend via een middelenafspraak met de materieelbeheerders, zijn deze niet door het Rijksvastgoedbedrijf aangekocht. Daarmee is eveneens geen sprake van kosten bij verkoop.

Overige lasten

De overige lasten betreffen met name de kostprijs van kleine investeringen (€ 49,4 mln.) en de kosten van de onderhanden projecten en het onderhanden werk (resp. € 19,9 mln. en € 102,7 mln.). De begroting is substantieel overschreden omdat er nog veel kleine projecten à fonds perdu met de gebruikers zijn afgerekend, terwijl was voorzien dat de projecten zouden worden geactiveerd. In afwijking op de Regeling agentschappen is het uiterlijk tot en met 2016 het RVB toegestaan à fonds perdu uitgaven voor specialties niet te activeren. Met de inwerkingtreding van het nieuwe specialty stelsel vanaf 2017 worden deze uitgaven geactiveerd. Daarnaast zijn de kosten van de onderhanden werken en projecten hoger uitgevallen dan begroot. De hogere kosten van het onderhanden werk worden met name veroorzaakt door de terugneming van een eerdere afwaardering op de voorraad onderhanden werk van € 86,5 mln. waardoor de vordering op het Ministerie van BZK is komen te vervallen (zie toelichting onderhanden werk in de balans).

Balans per 31 december 2016

Balans per 31 december 2016 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 31-12-2016

Balans 1-1-20161

Activa

   

Materiële vaste activa

5.826.719

5.491.299

– Grond en gebouwen

4.745.584

4.456.690

– Installaties en inventarissen

760.804

779.497

– Projecten in uitvoering

320.307

255.093

– Overige materiële vaste activa

24

19

Vlottende activa

862.114

1.626.153

– Voorraden

323.216

414.329

– Onderhanden projecten

17.315

23.399

– Debiteuren

24.655

37.254

– Overige vorderingen en overlopende activa

132.919

489.288

– Liquide middelen

364.009

661.883

Totaal activa

6.688.833

7.117.452

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

136.092

220.090

– Exploitatiereserve

58.982

58.982

– Onverdeeld resultaat

77.110

161.108

Voorzieningen

98.494

123.194

Langlopende schulden

5.839.166

5.682.322

Crediteuren

49.190

23.831

Overige verplichtingen en overlopende passiva

565.891

1.068.015

Totaal passiva

6.688.833

7.117.452

X Noot
1

De balans per 1-1-2016 is de openingbalans van het RVB. Waar nodig zijn de cijfers van de openingsbalans voor vergelijkingsdoeleinden geherrubriceerd.

Toelichting

Materiële vaste activa

De post materiële vaste activa betreft met name grond (inclusief afgekochte erfpachtrechten) en gebouwen die het Rijksvastgoedbedrijf in economisch eigendom heeft, inclusief de inbouwpakketten in huurpanden, installaties en inventarissen, de onderhanden huisvestingsprojecten «projecten in uitvoering» en overige materiële vaste activa.

Onder de eigendomspanden zijn panden die worden geleast. De leasepanden zijn geactiveerd vanwege het economisch eigendom. Na afloop van de leasecontracten gaat het juridisch eigendom van de panden over naar het Rijk. De grond van deze panden is eigendom van het Rijk en is in erfpacht uitgegeven aan de lessor. De schulden in verband met de financial leasecontracten zijn met ingang van 1 januari 1999 ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en omgezet in een lening bij dit ministerie conform de Regeling leen- en depositofaciliteit Agentschappen 1999.

Onder de materiële vaste activa is eind 2016 € 558,1 mln. aan boekwaarde opgenomen als gevolg van de consortiuminvesteringen van de afgesloten DBFMO-contracten. Het in 2016 geactiveerde bedrag is € 150,6 mln.

Vlottende activa

Voorraden

Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.

KORV houdt in dat het Rijksvastgoedbedrijf met ingang van 1 juli 2014 de verplichting heeft al het overtollig (Rijks)vastgoed over te nemen tegen directe betaling op het moment van overname door het Rijksvastgoedbedrijf. Het afstotende ministerie ontvangt direct 60% van de overnamesom. De overige 40% (of een deel daarvan) wordt betaald na verkoop van het betreffende vastgoed door het Rijksvastgoedbedrijf, mits en voor zover het netto verkoopresultaat dat toelaat. Indien na de nabetaling een positief resultaat overblijft, zal dit op basis van een 50/50 verhouding verdeeld worden tussen het Rijksvastgoedbedrijf en de ministeries die vastgoed hebben overgedragen.

Voorraad te verkopen onroerend goed

De voorraad te verkopen onroerend goed is in 2016 per saldo met € 198,3 mln. afgenomen van € 287,6 mln. tot € 91,7 mln.

Onderhanden werk

Het onderhanden werk heeft betrekking op objecten die voor eigen rekening en risico worden ontwikkeld om een hogere verkoopopbrengst voor de Staat te verkrijgen. Deze objecten zullen naar verwachting niet ten dienste komen van de eigen bedrijfsvoering van het Rijk en worden niet in opdracht van derden uitgevoerd. Het gaat om de grondexploitatieprojecten Valkenburg, Hembrug en de Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone.

Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (Kamerstukken II, 2010, 32 275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten – waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's – plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond. In verband met een herfinanciering van de leningenportefeuille en de marktontwikkelingen zijn de verwachte projectkosten fors lager ingeschat dan in voorgaande jaren. De eerdere afwaardering op de voorraad onderhanden werk ad € 86,5 mln. is daarom teruggenomen.

Voor de herfinanciering is met het Ministerie van Financiën overeengekomen dat indien de directe opbrengsten voor de grondexploitatieprojecten Valkenburg en Hembrug lager zijn dan de geactiveerde kosten, het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK garant staat voor in totaal € 201,5 mln. Deze garantstelling is in 2016 met € 5,5 mln. verlaagd als gevolg van een herfinanciering van de leningenportefeuille. Het RVB mag de bestaande leningenportefeuille herfinancieren tegen actuele rente (1-1-2017). Daarbij betaalt het RVB een boeterente van 2% en wordt het bestaande garantieplafond van € 207,0 mln. (generaal) verlaagd met het netto rentevoordeel van de herfinanciering. Het nieuwe garantieplafond is € 201,5 mln. Daarnaast geldt dat bij positieve afwikkeling van de grondexploitatie, het netto rentevoordeel (€ 5,5 mln.) toe zal komen aan de generale middelen.

Onderhanden projecten

De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.

Debiteuren

Debiteuren (Bedragen x € 1.000)
 

31-12-2016

1-1-2016

Debiteuren

28.255

41.269

Voorziening dubieuze debiteuren

– 3.600

– 4.015

Totaal

24.655

37.254

Van het debiteurensaldo betreft € 8,4 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 9,3 mln. op overige departementen en € 6,9 mln. op derden.

Overige vorderingen en overlopende activa

Van de overige vorderingen en overlopende activa van € 132,9 mln. ultimo 2016 betreft € 13,8 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 83,1 mln. op overige departementen en € 36,0 mln. op derden.

Egalisatierekening

In 2016 hebben de departementen de openstaande vordering voor de egalisatie van de kantoren ingelost. Hierdoor is de vordering gedaald tot € 20,6 mln. De resterende vordering heeft betrekking op een aantal bijzondere specialties waarbij in 2016 op grond van privaatrechtelijke overeenkomsten de egalisatievordering gehandhaafd is.

Liquide middelen

Liquide middelen (Bedragen x € 1.000)
 

31-12-2016

1-1-2016

Rekening-courant RHB

354.009

651.883

Depositorekening

10.000

10.000

Saldo per 31 december 2016

364.009

661.883

Eigen vermogen

Overzicht vermogensontwikkeling over het jaar 2016 (Bedragen x € 1.000)
 

2016

Saldo per 1 januari 2016

220.090

Saldo van baten en lasten

77.110

   

Directe mutaties in het eigen vermogen

 

Uitkering aan het moederdepartement

– 161.108

Bijdrage door het moederdepartement

0

Overige mutaties

0

Saldo per 31 december 2016

136.092

Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Indien een baten-lastenagentschap korter dan drie jaar bestaat, wordt de gemiddelde jaaromzet berekend over deze kortere periode. Voor het Rijksvastgoedbedrijf, dat 1 jaar bestaat, mag conform de 5%-regel € 56,3 mln. worden aangehouden. Het surplus eigen vermogen van € 79,8 mln. wordt uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2017 aan het moederdepartement afgedragen. Het restant surplus gaat terug naar de gebruikers na verrekening van de tekorten in het eigen vermogen bij de SSO’s.

Voorzieningen

Overzicht voorzieningen per 31 december 2016 (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

1-1-2016

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

31-12-2016

Asbestverontreiniging

44.420

– 4.638

4.808

– 103

44.487

Herstelkosten

21.503

– 4.531

0

– 16.972

0

Wachtgelden en pensioenuitkeringen

562

– 423

126

0

265

Huis ten Bosch

36.169

– 6.528

0

0

29.641

Bodemsanering

1.276

0

0

– 64

1.212

Verlieslatende contracten

862

– 121

0

– 741

0

Brandveiligheid

4.100

– 192

313

– 2.907

1.314

Geschillen en rechtsgedingen

14.302

– 67

7.340

0

21.575

Totaal

123.194

– 16.500

12.587

– 20.787

98.494

Asbestverontreiniging

De «voorziening asbestverontreiniging» is opgenomen ter bestrijding van de asbestrisico’s (saneren van aangebrachte asbestelementen) die aanwezig zijn bij de gebouwenvoorraad. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter.

Wachtgelden en pensioenuitkeringen

Dit betreft een voorziening voor wachtgelden en prepensioen waarbij rekening is gehouden met de totale kosten van voormalig personeel gedurende de afgesproken looptijd/einddatum en reductiecijfers als gevolg van uitstroom door sterfte.

Huis ten Bosch

In 2016 is voor € 6,5 mln. onttrokken aan de voorziening.

Bodemsanering

De voorziening bodemsanering bestaat voor situaties waarbij sprake is van grondvervuiling en waarbij het Rijksvastgoedbedrijf een saneringsplicht heeft, dan wel sanering noodzakelijk acht. Voor de vorming van de voorziening komen alleen de bekende en taxeerbare saneringsoperaties in aanmerking, die waarschijnlijk tot kosten zullen leiden.

Brandveiligheid

De voorziening brandveiligheid omvat de lopende verplichtingen in het kader van het brandveiligheidprogramma.

Geschillen en rechtsgedingen

De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten.

Langlopende schulden

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Dit betreft de leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.

Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:

  • te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.

  • te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.

  • de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.

Langlopende schulden DBFMO

Onder deze schulden worden de lange termijn schulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO-contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer het kortlopende deel van de langlopende schulden en de resterende betalingsverplichtingen uit reeds opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.

Crediteuren

De crediteuren bestaan voor € 9,9 mln. uit schulden aan het moederdepartement, voor € 1,4 mln. aan overige departementen en voor € 37,9 mln. aan derden.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Van de overige verplichtingen en overlopende passiva van € 565,8 mln. betreft € 0,5 mln. schulden aan het moederdepartement, € 523,1 mln. aan overige departementen en € 42,3 mln. aan derden.

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

In de stand per 1 januari 2016 was een egalisatieschuld voor specialties opgenomen van € 546,0 mln. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft deze egalisatieschuld in 2016 afgelost, nadat de departementen de middelen hiervoor hebben verstrekt.

Kasstroomoverzicht over 2016

Kasstroomoverzicht over 2016 (bedragen x € 1.000)
   

Stand 1e suppletoire begroting 2016 (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

661.883

661.883

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

1.179.649

1.609.058

429.409

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 981.563

– 991.351

– 9.788

2.

Totaal operationele kasstroom

198.086

617.707

419.621

Totaal investeringen (–/–)

– 520.000

– 322.447

197.553

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

30.000

47.340

17.340

3.

Totaal investeringskasstroom

– 490.000

– 275.107

214.893

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 161.108

– 161.108

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

Aflossingen op leningen (–/–)

– 388.039

– 799.080

– 411.041

Beroep op leenfaciliteit (+)

520.000

319.714

– 200.286

4.

Totaal financieringskasstroom

– 29.147

– 640.474

– 611.327

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

340.822

364.009

23.187

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.

Operationele kasstroom

De ontvangsten zijn aanzienlijk hoger dan begroot, met name omdat de egalisatie van de specialties is afgekocht (zie financieringskasstroom). Hiervoor hebben de departementen de middelen aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt.

Investeringskasstroom

Zoals ook in de 2e suppletoire begroting gemeld, waren er in 2016 minder investeringsmiddelen nodig vanwege vertraging in de start en uitvoering van huisvestingsprojecten. Het betreft hier met name projecten in het kader van de masterplannen huisvesting en het instandhoudingsprogramma waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf zelf opdrachtgever is. Daarnaast verkeren de investeringen voor het KORV nog in een aanloopfase. In 2016 is het surplus eigen vermogen bij de openingsbalans van € 161,1 mln. aan het moederdepartement afgedragen.

Financieringskasstroom

De aflossingen op leningen bestaan uit de aflossing op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. Alleen voor de investeringen in huisvestingsprojecten en voor de terugbetaling van voorfinancieringen wordt een beroep op de leenfaciliteit gedaan. De aflossingen op de leningen zijn fors hoger dan begroot als een aflossing van een egalisatievordering bij de specialties en van een vervroegde aflossing vanwege de afkoop van een leasecontract. Het lagere beroep op de leenfaciliteit is toegelicht bij de investeringskasstroom.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Stand 1e suppletoire begroting 2016

 

2013

2014

2015

2016

2016

Omzet per product * € 1.000

         

Verkoop vastgoed

     

78.059

84.264

Verkoop grondstoffen

     

239

233

T.b.s. kantoren en specialties

     

926.714

866.569

Externe ingebruikgeving

     

16.708

8.889

Aanvullende dienstverlening

     

19.244

0

Gebiedsontwikkeling

     

1.958

1.603

Projectontwikkeling

     

17.419

24.400

Verwerving

     

77

75

Beheren gebouwen niet in eigendom

     

35.699

171.868

Expertise en advies

     

20.395

9.150

Strat. advisering

     

7.646

11.145

Overige producten

     

1.160

1.454

           

Saldo baten en lasten

     

77.110

0

Saldo van baten en lasten (%)

     

5,8%

0,0%

           

Huisvestingsvoorraad * 1.000 m2 BVO

     

6.211

6.077

waarvan verhuurd

     

5.881

5.415

waarvan eigendom

     

4.975

4.780

waarvan huur

     

1.236

1.297

           

Gemiddelde leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB

     

5,3%

6,7%

ITK rijkshuisvesting

     

2,39

2,1–2,8

           

Voorraad beheerde Defensieobjecten

         

Gebouwen * 1.000 m2 BVO

     

6.161

5.742

Terreinen * 1.000 m2 BVO

     

350.387

342.782

           

Doelmatigheid verkoop vastgoed

     

12.890

> 0

           

Bezetting ambtelijke fte's ultimo

     

1.885

1.840

Apparaat omzetindicator

     

19,5%

17,4%

Directe uren per directe fte

     

1.303

1.355

Toelichting

Omzet per product

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Saldo van baten en lasten

Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraaggestuurde vastgoeddienst. Het positieve resultaat over 2016 is mede een gevolg van het feit dat er in 2016 meer meters rijkshuisvesting verhuurd zijn, o.a. in de vreemdelingenketen, dan eerder voorzien.

Rijkshuisvestingsvoorraad

De totale voorraad rijkshuisvesting is in 2016 hoger dan voorzien in de begroting. De begroting was voor wat betreft de kantoren nog gebaseerd op de masterplannen kantoren uit 2013. Ten opzichte van die masterplannen was sprake van vertragingen in de besluitvorming en uitvoering van huisvestingsbewegingen. In de masterplannen kantoren die medio 2016 zijn vastgesteld zijn deze vertragingen verwerkt. Voor de specialties wordt gewerkt conform de afspraken die op strategisch niveau worden gemaakt met onder meer DJI en de Raad voor de rechtspraak.

De voorraad is afgenomen door het verkopen van objecten en beëindiging van huurcontracten met marktpartijen.

Gemiddelde leegstand

De leegstand voor rekening van het Rijksvastgoedbedrijf (5,4%) is lager dan de begroting (6,7%). Dit is voornamelijk een gevolg van de verhuur van leegstaande gebouwen aan het Centraal Orgaan Asielzoekers.

Indicator Technische Kwaliteit

De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties. De ITK in 2016 is 2,39 en voldoet daarmee aan de doelstelling dat deze tussen de 2,1 en 2,8 blijft.

Voorraad beheerde defensieobjecten

Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. Defensie voorziet een afname van de vastgoedvoorraad en wil daarbij dat op termijn de exploitatiebudgetten daarmee in balans zijn. Defensie heeft daarvoor onder meer opdracht gegeven voor sloop van een selectie op kazernes overtollige gebouwen. Het Rijksvastgoedbedrijf rapporteert de ontwikkeling van het vastgoedbestand periodiek aan Defensie.

Doelmatigheid verkopen

De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2016 tot een positief resultaat geleid.

Bezetting fte’s jaarultimo

Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraaggestuurde dienst. Over 2016 was er sprake van meer mutaties in de vastgoedportefeuilles Rijk en Defensie dan begroot. Hierdoor was sprake van een grotere personele inzet dan voorzien. Van deze bezetting was 120 fte gedetacheerd vanuit Defensie.

Apparaat/omzet indicator

De indicator is hoger gerealiseerd dan begroot, omdat de programmagelden van Defensie uit de omzet van het Rijksvastgoedbedrijf zijn geëlimineerd. Zonder deze eliminatie was de indicator conform begroting gerealiseerd.

Directe uren per directe fte

De indicator is vrijwel conform begroting gerealiseerd.

Dienst van de Huurcommissie

Inleiding

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen tussen huurders en verhuurders omtrent de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Duidelijke informatie over de huurprijswetgeving kan meningsverschillen tussen huurders en verhuurders in een vroeg stadium oplossen en zo procedures bij de Huurcommissie voorkomen.

De Huurcommissie is een landelijk functionerend zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Dit ZBO wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), die de status van baten-lastenagentschap heeft. Hierdoor wordt het mogelijk om het verband te leggen tussen de kostprijzen enerzijds en de kwantiteit en kwaliteit van de diensten anderzijds.

Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Bestuur en Wonen) een opdracht aan DHC voor de uitvoering van de huurgeschilbeslechtings- en overige werkzaamheden. Het leeuwendeel van die werkzaamheden wordt afgerekend op basis van het aantal afgewikkelde zaken en de daarvoor geldende tarieven.

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap 2016 DHC (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Baten

       

Omzet moederdepartement

12.102

10.935

– 1.167

11.416

Omzet overige departementen

 

0

0

Omzet derden

1.136

748

– 388

888

Rentebaten

0

0

Vrijval voorzieningen

1.375

1.375

68

Bijzondere baten

1.499

1.499

2.902

Totaal baten

13.238

14.557

1.319

15.274

         

Lasten

       

Apparaatskosten

12.250

11.000

– 1.250

12.262

– Personele kosten

6.529

5.796

– 733

6.670

Waarvan eigen personeel

5.859

4.879

– 980

5.525

Waarvan externe inhuur

670

800

130

1.064

Waarvan overige personele kosten

117

117

81

– Materiële kosten

5.721

5.204

– 517

5.592

Waarvan apparaat ICT

2.825

2.698

– 127

3.011

Waarvan bijdrage aan SSO's

0

Waarvan overige materiele kosten

2.896

2.506

– 390

2.581

Rentelasten

 

0

Afschrijvingskosten

988

941

– 47

831

– Immaterieel

964

915

– 49

808

– Materieel

24

26

2

23

Overige lasten

1.798

1.798

2.154

– Dotaties voorzieningen

5

5

378

– Bijzondere lasten

1.793

1.793

1.776

Totaal lasten

13.238

13.739

501

15.247

Saldo van baten en lasten

818

818

27

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De voornaamste bate van DHC bestaat uit de vergoeding door de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt (Wm) voor het aantal afgewikkelde verzoeken om geschilbeslechting. Deze vergoeding wordt in principe bepaald door de gerealiseerde aantallen afgewikkelde verzoeken te vermenigvuldigen met het tarief per soort geschil. Met betrekking tot huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen is in 2016 (net als in voorgaande jaren) in overeenstemming met de opdrachtgever afgeweken van deze systematiek. Met de opdrachtgever is afgesproken dat de hieraan verbonden extra uitvoeringskosten op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten vergoed worden. Deze vergoeding is verantwoord onder de bijzondere baten. Over 2016 is de opbrengst derhalve als volgt berekend:

Berekening opbrengst uit productie

Soort zaak

Aantal zaken

Tarief

Vergoeding

Huurprijsgeschillen

5.254

€ 1.327

€ 6.972.058

Servicekostengeschillen

2.207

€ 1.432

€ 3.160.424

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

499

€ 1.373

€ 685.127

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

1.391

n.v.t.

n.v.t.

Redelijkheid huurprijzen1

12

€ 802

€ 9.624

WOHV-geschillen2

9

€ 12.023

€ 108.207

Totaal

9.372

 

€ 10.935.440

Toegezegd en bevoorschot in 2016

   

– € 11.816.000

Terug te betalen aan opdrachtgever

   

€ 880.560

X Noot
1

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van Huurtoeslag-aanvragen.

X Noot
2

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

De totale productie was niet veel lager dan vermeld in de begroting, maar ruim 11% lager dan vermeld in de offerte en opdracht voor 2016, zoals blijkt uit de volgende tabel.

Productie

Soort zaak

Begroting 2016

Offerte/opdracht 2016 (1)

Realisatie 2016 (2)

Verschil

(3=2–1)

Huurprijsgeschillen

4.800

5.780

5.254

– 526

Servicekostengeschillen

1.900

2.720

2.207

– 513

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

2.300

620

499

– 121

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

300

1.260

1.391

131

Redelijkheid huurprijzen1

280

170

12

– 158

WOHV-geschillen2

20

10

9

– 1

Totaal

9.600

10.560

9.372

– 1.188

X Noot
1

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van Huurtoeslag-aanvragen.

X Noot
2

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

De lagere totale productie hangt samen met de lagere instroom dan verwacht: indien minder verzoeken tot geschilbeslechting worden ontvangen, dan zijn er ook minder verzoeken af te wikkelen. Dit deed zich vooral bij huurprijsgeschillen voor, zoals blijkt uit de volgende tabel. Voorts heeft de Belastingdienst de verzoeken aan DHC in het kader van de behandeling van Huurtoeslagen-aanvragen gestaakt.

Instroom

Soort zaak

Offerte/opdracht 2016

(1)

Realisatie 2016

(2)

Verschil

(2–1)

Huurprijsgeschillen

6.384

4.968

– 1.416

Servicekostengeschillen

2.657

2.534

– 123

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

665

511

– 154

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

1.500

1.458

– 42

Redelijkheid huurprijzen1

250

6

– 244

WOHV-geschillen#

14

6

– 8

Totaal

11.470

9.483

– 1.987

X Noot
1

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van Huurtoeslag-aanvragen.

Omzet derden

De opbrengst van de leges is lager dan bij de vastgestelde en bijgestelde begroting geraamd is. Dit is onder meer veroorzaakt doordat in 2016 een groot aantal verzoeken om geschilbeslechting is afgewikkeld zonder legesveroordeling; het ging daarbij om ruim 1.000 verzoeken

Vrijval voorzieningen

Een aantal voorzieningen kon verlaagd worden gelet op de verwachte kosten in de periode 2017 en latere jaren.

Bijzondere baten

Ten behoeve van een aantal specifieke projecten heeft het moederdepartement in eerdere jaren en in 2016 specifieke bijdragen toegezegd en bij wijze van voorschot betaald. Jaarlijks wordt de definitieve hoogte van deze bijdragen bepaald en (na afloop van het desbetreffend jaar in rekening gebracht) op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten.

Lasten

Apparaatskosten: personele kosten

De kosten die ten laste van deze post zijn gebracht waren lager dan begroot omdat personele kosten die zijn gemaakt voor specifieke projecten aldaar zijn verantwoord. De kosten voor externe inhuur waren hoger dan aanvankelijk begroot, maar lager dan het bedrag dat geraamd was in de Eerste suppletoire begroting 2016. Externe medewerkers zijn ingeschakeld in de reguliere processen van geschilbeslechting opdat vaste medewerkers daarvan vrijgesteld konden worden en ingezet konden worden in nieuwe processen ter verbetering van de dienstverlening aan huurders en verhuurders.

Apparaatskosten: materiële kosten

De materiële kosten waren in 2016 lager dan aanvankelijk begroot door een scherp inkoopbeleid en terughoudendheid bij aanpassingen van de ICT-systemen.

Bijzondere lasten

In 2016 zijn in projectvorm kosten gemaakt ter voorbereiding van de vervanging van ICT-systemen, de verbetering van de dienstverlening aan huurders en verhuurders alsmede de behandeling van huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen. Ook de waardevermindering van onderhanden werk is onder deze post verantwoord.

Saldo van baten en lasten

Het resultaat in de vorm van een positief saldo van € 0,8 mln. is het gevolg van hogere baten dan begroot. Die hogere totale baten waren op zich weer het saldo van aan de ene kant een lagere opbrengst uit afgewikkelde verzoeken en lagere legesbaten dan begroot, en aan de andere kant een niet begrote vrijval van voorzieningen en bijzondere baten, met name door bijdragen van BZK voor bijzondere projecten.

Balans per 31 december 2016 DHC (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2016

Balans 2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

392

1.307

Materiële vaste activa

55

81

– Grond en gebouwen

34

47

– Installaties en inventarissen

21

34

– Overige materiële vaste activa

Vlottende activa

   

– Voorraden en onderhanden projecten

1.674

2.005

– Debiteuren

415

376

– Overige vorderingen en overlopende activa

81

– Liquide middelen

4.324

4.282

Totaal activa

6.860

8.132

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

1.553

735

– Exploitatiereserve

735

708

– Onverdeeld resultaat

818

27

Voorzieningen

421

2.245

– Leningen bij het MvF

– Crediteuren

210

354

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

4.676

4.798

Totaal passiva

6.860

8.132

Toelichting

Activa

Immateriële vaste activa

De immateriële activa bestaan uit aangeschafte software en het Themis bedrijfssoftwarepakket dat in opdracht van de Huurcommissie door derden in 2010 is ontwikkeld en in januari 2011 in gebruik is genomen. Op bedragen van de post Themis wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname, dus vanaf 2011.

Materiële vaste activa

De materiële activa bestaan uit inventaris, hardware, installaties en verbouwingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan aan het kantoor Den Haag en de DHC-ruimte in het Havengebouw te Amsterdam. DHC huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa.

Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn.

Voorraden en onderhanden projecten

Dit betreft het onderhanden werk.

Debiteuren

Deze post heeft in de eerste plaats betrekking op nog te ontvangen leges van huurders en verhuurders die een verzoek tot behandeling van een huurgeschil hebben ingediend en van huurders en verhuurders die (geheel of gedeeltelijk) in het ongelijk zijn gesteld en als niet-indiener deze leges niet als voorschot hadden betaald en derhalve veroordeeld zijn tot het betalen van leges. In totaal gaat het daarbij om € 265.000 in de categorie «derden». Daarnaast betreft het een bedrag van € 150.000 van nog te ontvangen bedragen van andere ministeries, met name in verband met detacheringen

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat over 2016. De exploitatiereserve is in 2016 gemuteerd door verwerking van het onverdeeld resultaat 2015. Na toevoeging van het onverdeeld resultaat 2016 bedraagt het eigen vermogen € 1,55 mln. Daarmee is de omvang van het eigen vermogen gestegen boven het in de Regeling agentschappen vermelde maximum van 5% van de gemiddelde gerealiseerde jaaromzet in de jaren 2014–2016; dit maximum bedraagt € 0,7 mln. Het surplus eigen vermogen ad € 0,85 mln. zal uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2017 worden afgedragen aan het moederdepartement.

Voorzieningen

De voorzieningen die op de balans staan, betreffen kosten in verband met de reorganisaties in 2009 en 2012 en onzekere legesontvangsten.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2016 (x € 1.000)

Bestemming

Stand per

1-1-2016

Onttrekking

Vrijval

Dotatie

Saldo per

31-12-2016

Reorganisatie 2009:

167

38

0

5

134

Reorganisatie 2012:

1.985

383

1.342

0

260

Legesontvangsten

93

33

33

0

, 27

Totaal

2.245

454

1.375

5

421

Crediteuren

Dit betreft in 2016 ontvangen maar per ultimo 2016 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2016; dit betreft in alle gevallen derden.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten, vooruitontvangen vergoedingen door de opdrachtgever alsmede verplichtingen jegens het personeel (x € 1.000):

* moederdepartement

3.548

* derden

1.128

* totaal

4.676

Kasstroomoverzicht over 2016 DHC (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

4.918

4.282

– 636

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

13.912

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

 

13.870

 

2.

Totaal operationele kasstroom

988

42

– 946

Totaal investeringen (–/–)

– 988

988

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

– 988

988

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 2.400

2.400

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

Aflossingen op leningen (–/–)

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.

Totaal financieringskasstroom

– 2.400

2.400

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €.

2.518

4.324

1.806

Toelichting op het kasstroomoverzicht

In 2016 is geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. De voor 2016 begrote eenmalige uitkering aan het moederdepartement heeft begin 2017 plaatsgevonden.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2016 DHC

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde

begroting

 

2013

2014

2015

2016

2016

% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

58%

63%

77%

66%

90%

% Servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden

68%

70%

72%

63%

90%

% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

99%

96%

88%

92%

90%

% WOVH-geschillen afgerond binnen 4 maanden

44%

35%

25%

0%

90%

           

fte-totaal (excl. externe inhuur)

65

66

70

67

69

           

Saldo van baten en lasten (%)

– 10%

– 7%

0%

6%

0%

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

         

Toelichting

Doorlooptijden

De Huurcommissie heeft zich ook in 2016 ingezet om een zo groot mogelijk aantal zaken af te handelen binnen de daarvoor gestelde norm (de zogeheten doorlooptijd). In 2016 is de stijgende lijn van de afgelopen jaren echter niet gecontinueerd. Bij de huurverhogingsgeschillen rondde de Huurcommissie 92 procent van de verzoeken af binnen vier maanden, tegenover 88 procent in 2015. Bij de overige typen geschillen daalde het percentage zaken dat werd afgehandeld binnen de daarvoor geldende norm. Dat de stijgende lijn in het percentage zaken dat binnen de doorlooptijd werd afgehandeld voor de huurprijs- en servicekostengeschillen werd onderbroken, heeft vooral te maken met het project dat de Huurcommissie in 2016 is opgestart om haar dienstverlening te vernieuwen (inhoudelijke intake en bemiddeling). Om capaciteit voor dit project vrij te maken van zowel medewerkers binnen de dienst als zittingsvoorzitters, is ervoor gekozen het streven naar een steeds betere doorlooptijd niet de hoogste prioriteit te geven. Besloten is om niet de norm voor vier maanden aan te houden maar die voor vijf (huurprijsgeschillen) dan wel zes maanden (servicekostengeschillen) en deze constant te houden ten opzichte van 2015. 85 procent van de huurprijsgeschillen is in 2016 afgerond binnen vijf maanden (92 procent in 2015) en 80 procent servicekostengeschillen is afgerond binnen zes maanden (84 procent in 2015).

Personeel

Het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren is geen doelmatigheidsindicator, maar een kengetal.

Integrale kostprijzen

Op basis van de werkelijke kosten over 2016 en de werkelijke aantallen afgehandelde zaken, zijn de integrale kostprijzen per product berekend.

Integrale kostprijzen

Raming

Realisatie

Geschil Huurprijs en huurverhoging

€ 1.429

€ 1.448

Geschil Servicekosten

€ 1.546

€ 1.601

Geschil Huurverhoging

€ 1.429

€ 1.448

Verklaring redelijkheid huurprijs

€ 802

€ 819

WOHV-geschillen

€ 12.123

€ 10.971

De gerealiseerde integrale kostprijzen zijn (met uitzondering van de WOHV-geschillen) lager dan geraamd. De verklaring hiervoor is dat enerzijds de operationele kosten lager waren dan begroot doordat, in het licht van de lagere instroom van verzoeken om geschilbeslechting, medewerkers zijn ingezet voor specifieke projecten. Voor deze projecten is separate financiering verkregen. De daaraan verbonden personele kosten zijn daarom niet doorberekend in de integrale kostprijzen voor de behandeling van verzoeken om geschilbeslechting. Anderzijds was de productie als gevolg van die lagere instroom lager dan geraamd, en konden de operationele kosten derhalve aan minder afgewikkelde zaken worden toegerekend.

9. DE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2016 van Wonen en Rijksdienst (XVIII)
(Bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2016

31-12-2015

 

Passiva

31-12-2016

31-12-2015

 

Intra-comptabele posten

             

1)

Uitgaven ten laste van de begroting 2016

4.208.581

4.265.693

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2016

955.233

973.735

                 

3)

Liquide middelen

322

286

         
                 

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

0

0

 

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

3.222.089

3.271.882

                 

5a)

Tegenrekening begrotingsreserves

345.534

335.341

 

5)

Begrotingsreserves

345.534

335.341

                 

6)

Uitgaven buiten begrotingsverband

4.393

5.289

 

7)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

35.974

25.651

                 

8)

Kas-transverschillen

0

0

         
                 
 

Subtotaal intra-comptabel

4.558.830

4.606.609

   

Subtotaal intra-comptabel

4.558.830

4.606.609

 

Extra-comptabele posten

             

9)

Openstaande rechten

5.597

14.565

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

5.597

14.565

                 

10)

Vorderingen

2.980

630

 

10a)

Tegenrekening vorderingen

2.980

630

                 

11a)

Tegenrekening schulden

1.158

314

 

11)

Schulden

1.158

314

                 

12)

Voorschotten

206.463

257.469

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

206.463

257.469

                 

13a)

Tegenrekening garantie-verplichtingen

171

171

 

13)

Garantieverplichtingen

171

171

                 

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

260.593

217.316

 

14)

Andere verplichtingen

260.593

217.316

                 

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

                 
 

Subtotaal extra-comptabel

476.962

490.465

   

Subtotaal extra-comptabel

476.962

490.465

 

Overall Totaal

5.035.792

5.097.074

   

Overall Totaal

5.035.792

5.097.074

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2016 HXVIII

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2016 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit de contante gelden aanwezig bij de kasbeheerder.

(Bedragen in €)

Saldo bankrekening voormalig Centraal Fonds Volkshuisvesting

321.518

Totaal

321.518

Het saldo van deze rekening bevat voornamelijk de ontvangsten van de vorderingen op Vestia (€ 0,294 mln.). De overige posten zijn uitgaven en ontvangsten die voor een deel nog moeten worden verrekend met de begrotingsreserve voor de sanering.

Ad 4a. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement. De volgende Rekening-courantverhouding is opgenomen in de balans:

(Bedragen in €)

Rekening-courant FIN/RHB

3.222.088.540

Totaal

3.222.088.540

Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk XVIII.

Ad 5. en 5a. Begrotingsreserves

De post begrotingsreserves is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

a) Rekening-courant Begrotingsreserve NHG

76.931.890

b) Rekening-courant Fonds sanering WoCo's

261.885.206

c) Rekening-courant Fonds Projecsteun WoCo's

6.716.801

Totaal

345.533.897

Risicovoorziening ten behoeve van garantieregelingen

Ad a): In 2011 is de begrotingsreserve Nationale Hypotheekgarantie (NHG) gevormd. Het doel hiervan is een reservering van middelen ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Sinds 2016 ontvangt het Rijk een jaarlijkse vergoeding voor de achtervang van het WEW. Over 2015 bedroeg de vergoeding € 26,9 mln. Deze is in 2016 aan de begrotingsreserve NHG toegevoegd.

Overzicht verloop begrotingsreserve Nationale Hypotheekgarantie NHG (x € 1 mln.)

Saldo 1-1-2016

Toevoegingen 2016

Onttrekkingen 2016

Saldo 31-12-2016

50,0

26,9

geen

76,9

Reguliere begrotingsreserves

Ad b) en c): Per 1 juli 2015 is de herziene Woningwet van kracht geworden. Hierin is onder meer geregeld dat de taak voor sanering en reguliere projectsteun van woningcorporaties door het Centraal Fonds Volkshuisvesting is overgegaan naar het Ministerie van BZK. De saneringstaak is op hetzelfde moment gemandateerd aan het waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Bij de overdracht van deze taak zijn in 2015 tevens de fondsmiddelen voor sanering- en projectsteun overgekomen naar de begroting voor W&R en gestort in de begrotingsreserve voor sanerings- en projectsteun aan woningcorporaties. In 2016 is uit de begrotingsreserve een saneringsbijdrage van € 15 mln. aan de Woningstichting Geertruidenberg (WSG) verstrekt en zijn € 1,37 mln. kosten aan Vestia vergoed en daarnaast uitvoeringskosten ad € 0,33 mln.

Overzicht verloop begrotingsreserve Sanering- en Projectsteun Woningcorporaties
(x € 1 mln.)

Saldo 1-1-2016

Toevoegingen 2016

Onttrekkingen 2016

Saldo 31-12-2016

285,3

geen

16,7

268,6

Ad 6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Het bedrag aan vorderingen buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten

4.080.846

b) Centraal Fonds Volkshuisvesting

311.935

Totaal

4.392.781

Ad a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten

Het bedrag aan vorderingen betreft de RVB en de RVO en bestaat voornamelijk uit over te boeken bedragen (€ 2,35 mln.), te vorderen OZB (€ 0,31 mln.) en nog te ontvangen bedragen (€ 1,39 mln.).

Ad b) Dit bedrag bestaat voornamelijk uit vorderingen op de Vestia groep in verband met de afwikkeling van de bankrekening van het Centraal Fonds Volkshuisvesting.

Ad 7. Schulden buiten begrotingsverband

Het bedrag aan schulden buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

a) Schulden Kasbeheerder Rijksdiensten

35.097.250

b) Te betalen aan ministeries en derden

877.025

Totaal

35.974.275

Ad a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag betreft de financiële verantwoordingen tot en met 31 december 2016 van de RVB en de RVO.

Het merendeel betreft de RVB en heeft betrekking op diverse nog door te betalen bedragen (€ 25,1 mln.), onbeheerde nalatenschappen (€ 2,2 mln.), overige vooruitontvangen bedragen (€ 1,1 mln.) en ontvangen waarborgsommen (€ 0,17 mln.).

Ad b) Te betalen aan ministeries en derden

Dit bedrag betreft schulden waarvan de betalingen onderweg zijn aan een derde (€ 0,5 mln.) alsmede een bedrag van € 0,3 mln., zijnde het saldo van de af te wikkelen bankrekening van het Centraal Fonds Volkshuisvesting.

Ad 9. Openstaande rechten

Ad 9a. Tegenrekening openstaande rechten

Het saldo per 31 december 2016 wordt hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:

Ontstaansjaar

(Bedragen in €)

t/m 2012

1.098.126

2013

269.315

2014

315.579

2015

361.502

2016

3.552.421

Totaal

5.596.943

Het saldo bestaat voornamelijk uit vorderingen met betrekking tot

  • ingebruikgevingen in het kader van huur en vergelijkbaar gebruik

  • gebruik voor/i.v.m baggeren/storten

  • uitgifte in erfpacht en andere agrarische gebruiksrechten en

  • overige gebruiksregelingen.

Dit voor een bedrag van in totaal (€ 4,3 mln.).

Daarnaast bevat het saldo voor een bedrag van € 0,36 mln. aan overige vorderingen en een bedrag van € 0,89 mln. aan voorlopig buiten invordering gestelde bedragen.

Ad 10. Vorderingen

Ad 10a. Tegenrekening vorderingen

Het saldo per 31 december 2016 wordt hieronder per ontstaansjaar en artikel gespecificeerd:

(Bedragen in €)

Ontstaansjaar

Stand per 1/1

Opgeboekt

Afgeboekt

Stand per 31/12

2014

1.951

– 1.951

0

0

2015

627.221

1.951

– 583.506

45.666

2016

0

282.590.973

– 279.657.573

2.933.400

Totaal

629.172

282.590.973

– 280.241.079

2.979.066

Artikel

Omschrijving

(Bedragen in €)

Artikel 1

Woningmarkt

2.820.223

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

100.557

Artikel 3

Kwaliteit Rijksdienst

58.286

Totaal

 

2.979.066

Naar de mate van opeisbaarheid:

Alle vorderingen zijn direct opeisbaar

Toelichting:

Artikel 1: Woningmarkt

Het saldo betreft vorderingen in het kader van de Eigen Woningregelingen (EW) en de Wet Bevordering Eigenwoningbezit (BEW; € 0,3 mln.). Deze vorderingen ontstaan als, op grond van wijziging van de berekeningsgegevens, uitbetaalde bijdragen achteraf worden verlaagd. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Tevens bevat het saldo een bedrag aan nog te ontvangen bedragen (€ 0,1 mln.), in beheer bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB.)

Daarnaast bestaat het saldo uit een vordering ontstaan als gevolg van door de Huurcommissie terug te betalen huurprijsverschillen (€ 2,4 mln.).

Artikel 2: Woonomgeving en bouw

Het openstaand saldo bestaat uit een vordering ontstaan als gevolg van een vaststelling van een subsidie aan derden (€ 0,05 mln.), alsmede uit twee vorderingen welke in beheer zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl; € 0,03 mln.). Daarnaast zijn voor twee creditnota’s die niet met uitgaven verrekend konden worden vorderingen ingesteld (€ 0,041 mln.).

Artikel 3: Kwaliteit Rijksdienst

Het openstaand saldo bestaat uit een verrekening met het programmateam Roosterinnovatie Rijk (RIR) (€ 0,036 mln.), een vordering met betrekking tot een creditnota die niet met uitgaven verrekend kon worden (€ 0,017 mln.), alsmede uit vorderingen van het Bureau Algemene Bestuursdienst vanwege Inter Collegiale Consultatie (€ 0,003 mln.).

Ad 11. Schulden

Ad 11a. Tegenrekening schulden

(Bedragen in €)

a) Kasbeheerder RVB

1.157.125

Totaal

1.157.125

Dit betreft een aantal voorwaardelijke ontvangsten van koopsommen met betrekking tot de toekomstige verkopen van een aantal panden.

Ad 12. Voorschotten

Ad 12a. Tegenrekening voorschotten

De saldi van de per 31 december 2016 openstaande voorschotten en van de in 2016 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:

(Bedragen in €)

Ontstaansjaar

Stand per 1/1

Opgeboekt

Afgeboekt

stand 31-12-2016

2012

66.692.347

0

– 55.606.250

11.086.097

2013

40.699.956

0

– 32.402.341

8.297.615

2014

76.068.561

0

– 12.576.608

63.491.953

2015

74.007.307

0

– 55.100.493

18.906.814

2016

0

104.881.245

– 201.326

104.679.919

Totaal

257.468.171

104.881.245

– 155.887.018

206.462.398

De saldi van de per 31 december 2016 openstaande voorschotten worden hieronder per artikel gespecificeerd:

Artikel:

Omschrijving

Bedragen in €

Artikel 1

Woningmarkt

26.720.161

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

156.241.393

Artikel 3

Kwaliteit Rijksdienst

8.367.844

Artikel 6

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

15.133.000

 

Totaal:

206.462.398

Toelichting:

Artikel 1: Woningmarkt

In het regeerakkoord van 2012 is door het Rijk € 20 mln. uitgetrokken om gemeenten en provincies financieel te ondersteunen bij het verstrekken van startersleningen. Deze bijdrage is verstrekt aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVN). In aanvulling op het voorschot 2012, is in 2013 een voorschot van € 30 mln. verstrekt. Daarmee komt het totaal aan verstrekte voorschotten aan SVN op € 50 mln. De voorschotten zijn in 2016 verantwoord.

Voor de afhandeling van de huurprijsonderzoeken ontvangt de Huurcommissie jaarlijks een budget van de directie Woningmarkt dat in de vorm van een voorschot wordt verstrekt. Per 31 december 2016 bedraagt het saldo circa € 13,5 mln.

Verder zijn in 2016 en eerder aan Platform 31 en haar voorgangers (o.a. NICIS) diverse voorschotten verleend, waarvan nu circa € 4,7 mln. nog open staat. Aan overige kennisinstellingen (o.a. NWB, CBS, NIDI) zijn voorschotten verleend voor circa € 3,7 mln. De voorschotten zijn verleend voor het uitvoeren van hun werkprogramma’s en het doen van meerjarig onderzoek op het terrein van wonen.

Artikel 2: Woonomgeving en bouw

Op dit artikel staan voor € 14,6 mln. aan voorschotten open voor de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan RVO.nl voor de jaren 2011 tot en met 2016.

Aan de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) is een voorschot verleend van € 85 mln. ten behoeve van de financiering van het treffen van energiebesparende maatregelen door particulieren. Voorts is in het kader van energiebesparing in de gebouwde omgeving een voorschot van € 15,1 mln. verleend aan de VNG. Daarnaast zijn er voorschotten ad € 18,4 mln. verstrekt voor het uitvoeren van het meerjarige programma Energiesprong.

Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen de voorschotten met betrekking tot het programma Energiesprong in 2017 worden afgewikkeld. De overige voorschotten zullen in 2017 en latere jaren afgewikkeld worden.

Aan NEPROM zijn voorschotten van in totaal € 1,5 mln. verleend voor het kennisoverdracht- en stimuleringsprogramma energiebesparing nieuwbouw. Hiervan staat nog € 0,48 mln. open.

Het merendeel van de overige voorschotten op het gebied van energiebesparing, bouwkwaliteit en woningbouw zijn in 2013 en eerdere jaren verstrekt aan gesubsidieerde projecten (waaronder aan CENCO € 0,6 mln. voor de uitvoeringsagenda bouw- en onderzoeksopdrachten). Verder zijn voorschotten verstrekt tot € 0,9 mln. voor het bevorderen van de woonomgeving op de BES-eilanden. Deze programma’s lopen meerjarig door en zullen in 2017 worden verantwoord en afgewikkeld.

Artikel 3: Kwaliteit Rijksdienst

De openstaande voorschotten hebben betrekking op een voorschot verstrekt aan de Stichting A&O Fonds in 2016 (€ 3,4 mln.), ten behoeve van arbeidsmarktprojecten. Verder zijn aan de Stichting ICTU voorschotten verstrekt ten behoeve van verschillende projecten (€ 0,8 mln.). Daarnaast zijn aan Logius voorschotten verstrekt voor de uitvoering van projecten (€ 2 mln.). Tenslotte is aan SSC-ICT Haaglanden een voorschot verstrekt van € 0,93 mln.

Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen de voorschotten voor A&O Fonds 2016 en de ICTU in de loop van 2017 worden afgewikkeld.

Artikel 6: Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

Het openstaand saldo betreft een voorschot aan het RVB ad € 15,1 mln. voor het uitvoeren van Rijkshuisvestingsbeleid. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie wordt dit voorschot in de loop van 2017 afgewikkeld.

Ad 13. Garantieverplichtingen

Ad 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen

Het bedrag aan garantieverplichtingen is als volgt opgebouwd:

   

(Bedragen in €)

 

Verplichtingen per 1/1

 

170.168

 

Aangegane verplichtingen in 2016

 

0

+/+

   

170.168

 
       

Tot betaling gekomen in 2016

0

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

0

   
   

0

–/–

       

Garantieverplichtingen Binnen Begrotingsverband:

 

170.168

 

De garanties betreffen Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.

Er zijn ultimo september 2016 nog twee garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,038 mln.

Het maximale garantieplafond per 31 december bedraagt € 0,170 mln.

Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers.

Dit beroep is in beginsel ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend.

De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaalbedrag aan obligo’s is € 3,1 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is zeer klein.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW:

Kengetallen stichting WSW (x € 1 mln.)

Jaar 2016

jaar 2015

jaar 2014

jaar 2013

jaar 2012

Gegarandeerde leningen

82.200

83.800

85.100

86.200

87.400

Eigen vermogen WSW

531

516

485

487

480

Obligoverplichtingen

3.104

3.200

3.200

3.200

3.300

Garantievermogen

3.635

3.716

3.685

3.687

3.780

Totaal aan schadebetalingen

0

0

0

0

0

Bron: jaarrekening WSW 2015, 2016.

Het WSW heeft tot op heden uit hoofde van haar borgstellingfunctie nooit schadebetalingen gedaan. Belangrijke reden hiervan is dat aan financieel noodlijdende corporaties saneringssteun is gegeven voordat ze niet meer konden voldoen aan hun betalingsverplichtingen en de borgstelling van het WSW zou kunnen worden aangesproken.

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger; voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties over de langere termijn laat vanaf 2015 een daling zien. De afname is te verklaren door een combinatie van marktontwikkelingen en het beleid van het WEW.

Het garantievermogen van het waarborgfonds is verder toegenomen naar in totaal € 966 mln. op 31-12-2016. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan de combinatie van een hoge instroom van het aantal nieuwe garanties en de verdere afname van het aantal verliesdeclaraties. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2016–2021 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.

In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van het WEW:

Kengetallen stichting WEW

(x € 1 mln.)

jaar 2016

jaar 2015

Jaar2014

jaar 2013

jaar 2012

Totaal aan gegarandeerde leningen

193.000

187.200

175.600

163.800

154.100

Garantievermogen

966

889

808

779

786

Totaal aan schadebetalingen

101,0

157,8

176,6

164,3

112,2

Bronnen: jaarrekening WEW 2015/2014/2013/2012 en 4e kwartaalbericht 2016.

2016: stand 31-12-2016.

Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Vanaf die datum heeft Wonen en Rijksdienst zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoedbedrijf. Deze is gemaximeerd tot een bedrag van € 201,5 mln. (het vorderingenplafond).

Ultimo 2016 heeft het Rijksvastgoedbedrijf geen vordering meer voor verwachte verliezen op het moederdepartement opgenomen. Dit is voornamelijk te verklaren door een herfinanciering van de gehele leningportefeuille tegen een gunstigere rentepercentage.

Mocht een gebiedsontwikkelingsproject echter later toch leiden tot een betaling van Wonen en Rijksdienst aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).

Ad 14. Andere verplichtingen

Ad 14a. Tegenrekening andere verplichtingen

   

(Bedragen in €)

 

Verplichtingen per 1/1

 

217.315.684

 

Aangegane verplichtingen in 2016

 

4.273.699.408

+/+

   

4.491.015.092

 
       

Tot betaling gekomen in 2016

4.208.580.680

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

21.842.404

   
   

4.230.423.084

–/–

       

Verplichtingen Binnen Begrotingsverband:

 

260.592.008

 

Toelichting:

Uit de analyse van de omvangrijke negatieve bijstellingen (groter dan € 100.000 en meer dan 10% ten opzichte van de oorspronkelijk aangegane verplichting) blijkt dat voor Hoofdstuk XVIII de negatieve bijstellingen met name worden veroorzaakt door wijziging van de berekeningsgegevens (zoals inkomenstoetsen) voor de langjarig openstaande verplichtingen op grond van de Wet Bevordering Eigenwoningbezit (BEW).

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Toezichtsrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (ZBO’s/RWT’s)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Programma

ZBO/RWT

Apparaat

ZBO/RWT

Financiering (realisatie cijfers) (x € 1.000,–)

Verwijzing (URL-link)

naar website RWT/ZBO

Verwijzing

(URL-link)

Naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

   

Begroting

Premies

Tarieven

   

Bureau Architectenregister

x

x

Het beheren van het architectenregister. De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en landschap- en interieur architecten, het uitvoeren van de EU- architecten richtlijn en consumenten bescherming.

Artikel 6 «Uitvoering Rijksvastgoedbeleid"

   

64

0

914

http://www.architectenregister.nl/

Toezicht BZK op zelfstandige organisaties

Huurcommissie

 

x

Onafhankelijk beslechten van geschillen tussen huurders en verhuurders over onderhoud, huurprijs en servicekosten van huurwoningen. Daarnaast het toetsen op verzoek van de Belastingdienst van de redelijkheid van de huurprijs bij aanvraag van huurtoeslag.

Artikel 1 «Woningmarkt»

1

1

1

0

0

http://www.huurcommissie.nl/

Toezicht BZK op zelfstandige organisaties

Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland

 

x

Op basis van artikel 53a van de Wonigwet het aanwijzen van «deskundi- ge instanties», dat wil zeggen dat de SVWN instanties accrediteert die bij woningcorporaties visitaties mogen uitvoeren.

Artikel 1 «Woningmarkt»

 

110

0

0

110

http://www.visitaties.nl/

Toezicht BZK op zelfstandige organisaties

X Noot
1

De bijdrage uit de begroting voor de kosten van het ZBO maakt deel uit van de bijdrage uit de begroting aan het agentschap DHC. Zie voor de totale realisatiecijfers de baten-lastenparagraaf in dit jaarverslag, inclusief de verdeling over programma en apparaat

Bijlage 2: Afgerond evaluatie en overig onderzoek

Artikel (artikelnummer) – (naam artikel)

Titel/ onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

1.1 Betaalbaarheid

 

Beleidsdoorlichting Huurgeschillenbeslechting https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/27926/kst-27926-138?resultIndex=215&sorttype=1&sortorder=4

2009

 

In verband met de heroverwegingen is de aangekondigde beleidsdoorlichting van het huurbeleid opgeschort. De Tweede Kamer is hier reeds over geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 27 926, nr. 143)

2010

 

Beleidsdoorlichting artikel 1 begroting W&R http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2015D45624&did=2015D45624

2015

2.1 Energie en bouwkwaliteit

 

Energie besparen gaat niet vanzelf, Evaluatie Energiebesparingsbeleid gebouwde omgeving http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z23818&did=2014D47980

2014

 

Evaluatie Bouwbesluit 2012 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z23818&did=2014D47980

2014

2.2 Woningbouw

 

Beleidsdoorlichting artikel 2.2 Woningbouwproductie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2016Z21609&did=2016D44395

2016

2.3 Kwaliteit woonomgeving

 

Bevorderen van de leefbaarheid van wijken https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30983-2.html?zoekcriteria=%3fzkt%3dEenvoudig%26pst%3d%26vrt%3d30983%26zkd%3dInDeGeheleText%26dpr%3dAfgelopenDag%26sdt%3dDatumBrief%26ap%3d%26pnr%3d1%26rpp%3d10&resultIndex=1&sorttype=1&sortorder=4

2007

 

BZK en VROM Grote Steden Beleid: Beleidsdoorlichting Grotestedenbeleid http://www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/evaluaties-en-beleidsdoorlichtingen/archief

2007

 

Doorzetten en loslaten. Toekomst van de Wijkenaanpak http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/06/30/eindrapportage-visitatiecommissie-wijkenaanpak-doorzetten-en-loslaten-deel-1.html

2011

 

Beleidsdoorlichting van het programma Bevolkingsdaling http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2014D47938&did=2014D47938

2014

3. Kwaliteit Rijksdienst

   
 

Evaluatie Arbeidsmarktcommunicatiestrategie Rijk en ingezette activiteiten en instrumenten http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z23815&did=2014D47965

2014

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

1.1 Betaalbaarheid

 

Evaluatie verhuurdersheffing https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32847-248.html

2016

2.2 Woningbouw

   
 

Evaluatie woningbouwafspraken 2005–2009 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/02/17/evaluatie-woningbouwafspraken-2009.html

2011

 

Evaluatie stimuleringspakket woningbouw http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/01/24/evaluatie-stimuleringspakket-woningbouw.html

2012

 

Eindmeting Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Kamerstukken II, 2014–2015, 30 136, nr 41 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2015Z03292&did=2015D06777

2015

2.3 Kwaliteit woonomgeving

 

Tussenbalans «Zichtbare schakel. De wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt.» https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-146697

2012

 

Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering

20171

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

2.1 Energie en bouwkwaliteit

 

Wetsvoorstel kwaliteitsboring voor het bouwen http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016D03877&did=2016D03877

2016

2.2 Woningbouw

 

MKB Effecten van Mogelijke Aanpassingen in Bouwbesluit http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/08/29/rapport-effecten-van-mogelijke-aanpassingen-in-bouwbesluit.html

2013

 

MKB Toegankelijk, bezoekbaar, aanpasbaar http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/03/31/toegankelijk-bezoekbaar-aanpasbaar.html

2013

 

MKB Privatisering van kwaliteitsborging in de bouw http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/09/23/mkba-privatisering-van-kwaliteitsborging-in-de-bouw.html

2013

 

MKBA wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/01/01/maatschappelijke-kosten-en-baten-analyse-wetsvoorstel-kwaliteitsborging-voor-het-bouwen

2016

3. Overig onderzoek

1.1 Betaalbaarheid

 

Evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/07/18/kamerbrief-over-wet-bijzondere-maatregelen-grootstedelijke-problematiek.html

2012

 

Evaluatie Leegstandswet Evaluatie Leegstandswet: deze evaluatie is in juli 2015 afgerond, samen met de evaluatie van de wetswijziging inzake het kraken (samen de Wet kraken en leegstand). De begeleidende brief is met deze evaluatie begin 2016 naar de Tweede Kamer gezonden.

http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016D04258&did=2016D04258

2015

 

Betaalbaarheid van het wonen in de huursector http://www.pbl.nl/publicaties/betaalbaarheid-van-het-wonen-in-de-huursector-verkenning-van-beleidsopties

2016

 

Evaluatie naar de gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur

20171

1. Woningmarkt en 2. Woonomgeving

 

Mogelijke effecten van de Kabinetsmaatregelen op de woningmarkt http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/04/06/mogelijke-effecten-van-de-kabinetsmaatregelen-op-de-woningmarkt-doorkijk-tot-2020/mogelijke-effecten-van-de-kabinetsmaatregelen-op-de-woningmarkt-doorkijk-tot-2020.pdf

2012

2.1 Energie en bouwkwaliteit

 

Aanscherpingsstudie EPC Woningbouw en Utiliteitsbouw 2015 http://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/01/Aanscherpingsstudie%20EPC%20woningbouw%20en%20utiliteitsbouw%202015.pdf

2013

 

Evaluatie Blok voor Blok http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/06/23/evaluatierapportage-blok-voor-blok.html

2014

 

Knelpunten en oplossingsrichtingen in gemengde complexen (VvE’s) met grooteigenaars https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/11/10/knelpunten-en-oplossingsrichtingen-in-gemengde-complexen-vve-s-met-grooteigenaars

2015

 

Aantallen en kenmerken van Verenigingen van Eigenaren – Een verkennend onderzoek https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2016/20/aantallen-en-kenmerken-van-verenigingen-van-eigenaren

2016

 

Rapportage Bewonersonderzoek VvE's gemengde complexen https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/01/21/rapportage-bewonersonderzoek-vve-s-gemengde-complexen

2016

 

Reservering voor planmatig onderhoud bij VvE’s; Sparen Loont https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/koopwoning/documenten/rapporten/2017/03/03/reservering-voor-planmatig-onderhoud-bij-vves

2016

 

Verplicht energielabel voor kantoren – Rapportage https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/11/24/label-c-verplichting-kantoren

2016

 

Beleidskader energieprestatie – Voorstel voor een beleidskader voor de energieprestatie van gebouwen https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/10/07/beleidskader-energieprestatie

2016

 

Advies subsidieregeling koopwoningen https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/10/05/advies-subsidieregeling-koopwoningen

2016

 

Effect Energie Prestatie Vergoeding op woonlasten van een woning met gasaansluiting https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/01/12/energie-prestatie-vergoeding

2016

 

Regelgeving ter voorkoming van koolmonoxide-ongevallen in Belgie, Denemarken, Duitsland en Engeland https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/03/02/regelgeving-ter-voorkoming-van-koolmonoxide-ongevallen-in-belgie-denemarken-duitsland-en-engeland

2016

 

Onderzoek en uitwerking van erkenningsregelingen voor installateurs https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/11/15/onderzoek-en-uitwerking-van-erkenningsreglingen-voor-installateurs

2016

 

Cijfers voortgang uitfasering open-verbrandingstoestellen https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/11/22/cijfers-voortgang-uitfasering-open-verbrandingstoestellen

2016

2.2 Woningbouw

 

Evaluatie totstandkomingsproces bouwbesluit 2012 http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/06/25/kamerbrief-over-evaluatie-totstandkomingsproces-bouwbesluit-2012/kamerbrief-over-evaluatie-totstandkomingsproces-bouwbesluit-2012.pdf&rct=j&frm=1&q=&esrc=s&sa=U&ei=O_CrU-jtNIXHOZjvgIgD&ved=0CBsQFjAB&sig2=L8DKgb4cdbVMgn29QXqFxg&usg=AFQjCNF7d5ASJW--XDUS2uxBE3_FHONNyw

2013

 

Naar een andere verdeling van verantwoordelijkheid in de bouw (Instituut voor Bouwrecht) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/02/01/rapport-naar-een-andere-verdeling-van-verantwoordelijkheid-in-de-bouw.html

2013

 

Quick Scan Autoriteit Privat Kwaliteitsborging (Brinkgroep) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/06/01/ruimte-voor-ambitie.html

2013

 

Positie Bouwconsument (Stichting Economisch onderzoek) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/09/01/positie-bouwconsument.html

2013

 

Erkende Technische oplossingen (Expertisecentrum regelgeving bouw) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/11/29/rapport-erkende-technische-oplossingen.html

2013

 

Eindgebruiker en opdrachtgever in de bouw: lessen uit het buitenland (Economisch Instituut voor de bouw) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/03/21/rapport-eindgebruiker-en-opdrachtgever-in-de-bouw.html

2014

 

Regeldrukgevolgen Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/12/10/regeldrukgevolgen-wetsvoorstel-kwaliteitsborging-voor-het-bouwen

2015

 

Financiële gevolgen voor gemeenten van het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/12/14/financiele-gevolgen-voor-gemeenten-van-het-wetsvoorstel-kwaliteitsborging-voor-het-bouwen

2015

 

Opleverdossier voor de Bouwconsument – Resultaten van een kwalitatief onderzoek https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/rapporten/2016/07/25/opleverdossier-voor-de-bouwconsument-resultaten-van-een-kwalitatief-onderzoek

2015

 

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen – Tussentijdse evaluatie proefprojecten https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-793154

2016

 

De rol van de gemeente binnen het stelsel van private kwaliteitsborging – Een bestuursrechtelijk en bestuurskundig perspectief https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-793153

2016

 

Kwaliteitsborging bouwen – achterblijvende taken en financiële gevolgen voor gemeenten https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-793155

2016

 

QuickScan van buitenlandse stelsels van Kwaliteitsborging voor het Bouwen – Duitsland, Engeland & Wales, Frankrijk, Ierland, Noorwegen, Zweden en Australië https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/rapporten/2016/05/17/quickscan-van-buitenlandse-stelsels-van-kwaliteitsborging-voor-het-bouwen

2016

 

Binnenstedelijk bouwen in de Zuidelijke Randstad – Vergelijking van planaanbod, nieuwbouw en woningbehoefte https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/11/03/binnenstedelijk-bouwen-in-de-zuidelijke-randstad

2016

 

Vervolg MIRT-onderzoek / Uitvoering City deal; Complexe transformatieopgaven Zuid-Hollandse Steden. Analyse van belemmeringen en mogelijke oplossingsrichtingen bij binnenstedelijke transformatielocaties in een scala aan Zuid-Hollandse steden https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/10/18/vervolg-mirt-onderzoek-uitvoering-city-deal-complexe-transformatieopgaven-zuid-hollandse-steden

2016

 

Uitwerking financiële arrangementen bij complexe transformatieopgaven https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/10/18/vervolg-mirt-onderzoek-uitvoering-city-deal-complexe-transformatieopgaven-zuid-hollandse-steden

2016

 

Transformaties op de woningmarkt: Plausibel of niet? 2012–2015 https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2016/42/transformaties-op-de-woningmarkt-plausibel-of-niet-

2016

 

Transformaties op de woningmarkt, 2012–2015 https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2016/43/transformaties-op-de-woningmarkt-2012–2015

2016

 

Eigenbouw: de moeite waard – Kosten en opbrengsten van eigenbouw en seriebouw voor gemeenten vergeleken https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/05/27/eigenbouw-de-moeite-waard

2016

 

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/06/17/circulair-vastgoed-lessen-uit-de-praktijk

2016

 

Economische gevolgen Flora- en faunawet https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/11/11/aanbiedingsbrief-bij-het-rapport-economische-gevolgen-flora-en-faunawet

2016

2.3 Kwaliteit woonomgeving

 

Evaluatie en advies uitvoeringsagenda Ortega-gemeenten http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/03/02/evaluatie-en-advies-uitvoeringsagenda-ortega-gemeenten.html

2012

 

Aanvullende evaluatie Wet bijzondere maatregelen groot stedelijk problematiek http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/07/18/evaluatie-wet-bijzondere-maatregelen-grootstedelijke-problematiek.html

2014

 

Wetenschappelijke evaluatie Wet bijzondere maatregelen groot stedelijke problematiek https://www.rijksoverheid.nl/regering/inhoud/bewindspersonen/stef-blok/documenten/kamerstukken/2015/11/20/kabinetsreactie-op-rapport-wetenschappelijke-evaluatie-van-de-wet-bijzondere-maatregelen-grootstedelijke-problematiek

2015

3. Kwaliteit Rijksdienst

 

Betaalgedrag van de rijksoverheid http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2009Z16567&did=2009D43350

2009

 

Modernisering van de overheid Modernisering informatiehuishouding Rijk http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2009Z13624&did=2009D35265

2009

 

Vierde Voortgangsrapportage Vernieuwing Rijksdienst http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2009Z16463&did=2009D42967

2009

 

Derde Voortgangsrapportage Vernieuwing Rijksdienst http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2009Z09656&did=2009D2525

2009

 

Sociaal jaarverslag Rijk 2008 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2009D23705&did=2009D23705

2009

 

Sociaal jaarverslag Rijk 2009 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2010D22268&did=2010D22268

2010

 

Evaluatie beheersmaatregelen grote ICT-projecten http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2011Z02222&did=2011D05592

2011

 

Evaluatie Kaderwet Adviescolleges http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/11/08/evaluatie-kaderwet-adviescolleges-derde-staat-van-advies-2005-2010.html

2011

 

Vernieuwing van de rijksdienst http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2011Z10277&did=2011D25479

2011

 

Doeltreffendheid en effecten van de Kaderwet adviescolleges, Evaluatie Kaderwet Adviescolleges: Derde staat van advies 2005 – 2010 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2011Z22276&did=2011D54397

2011

 

Trendnota Arbeidszaken Overheidspersoneel 2010 «De grote uittocht» http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2011Z15402&did=2011D37722

2011

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2010 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarverslagen/2011/05/12/jaarraportage-bedrijfsvoering-2010.html

2011

 

Sociaal Jaarverslag Rijk 2010 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarverslagen/2011/05/12/sociaal-jaarverslag-rijk-2010.html

2011

 

Informatie- en communicatietechnologie (ICT): Webrichtlijnen http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2012Z20458&did=2012D44383

2012

 

Feiten en Cijfers. Werken in de publieke sector, 2012 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2012Z13776&did=2012D29183

2012

 

Aanbieding studie «Comparing countries on public performance» van het Sociaal en Cultureel Planbureau http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2012Z12426&did=2012D26418

2012

 

Herziene versie Evaluatie Kaderwet ZBO's http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2012Z08933&did=2012D18864

2012

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2011 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarverslagen/2012/05/10/jaarrapportage-bedrijfsvoering-rijk-2011-tot-en-met-bijlage-4.html

2012

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2012 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/05/01/jaarrapportage-bedrijfsvoering-rijk-2012.html

2013

 

Eindrapport «De Grote Uittocht Herzien» http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2013D44767&did=2013D44767

2013

 

Feiten en Cijfers Werken in de publieke sector http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2013Z11351&did=2013D23492

2013

 

Kabinetsreactie op het rapport «Verbinding Verbroken?» http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2013D12606&did=2013D12606

2013

 

Evaluatie implementatie social return rijksoverheid http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z18999&did=2014D38574

2014

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z09163&did=2014D18067

2014

 

Instelling Nationaal Commissaris Digitale Overheid http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z09822&did=2014D19638

2014

 

Zelfstandige bestuursorganen, Het kabinetsbeleid ten aanzien van zbo's http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z08628&did=2014D16933

2014

 

Zelfstandige bestuursorganen, Onderzoek naar de herpositionering van zbo’s http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z01026&did=2014D02114

2014

 

UBR interne evaluatie: digidoc2:aWQ9ezVCMzA2MTBFLTM5MzEtNDhDMC04QTQwLTIxRDA0MTFFMTgwRX0mdHlwZT0xMDE*

2015

 

Evaluatie sociale voorwaarden Rijksinkoopbeleid, Maatschappelijk verantwoord ondernemen http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2015D03223&did=2015D03223

2015

 

ADR rapportage Quick scan inkoop en integriteit en afdoening motie inkoopstelsel

http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2015Z00644&did=2015D01346

2015

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2015D18378&did=2015D18378

2015

 

Onderzoek doelmatigheid SSO's https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/07/01/adr-rapporten-binnenlandse-zaken-en-koninkrijksrelaties

2015

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2015 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/05/02/jaarrapportage-bedrijfsvoering-rijk-2015

2016

 

Tussenevaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT)

20171

 

Evaluatie Kaderwet Adviescolleges https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016D01496&did=2016D01496

2016

 

Audit Baseline Informatiehuishouding Rijk https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/07/01/adr-rapporten-binnenlandse-zaken-en-koninkrijksrelaties

2016

 

Evaluatie sociale voorwaarden Rijksinkoopbeleid, Maatschappelijk verantwoord ondernemen

http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2015D03223&did=2015D03223

2015

 

ADR rapportage Quick scan inkoop en integriteit en afdoening motie inkoopstelsel http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2015Z00644&did=2015D01346

2015

6.1 Doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

 

Evaluatie Rijkshuisvestingsstelsel http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/11/07/kamerbrief-2e-evaluatie-rijkshuisvestingsstelsel.html

2011

Doorlichting FMHaaglanden

 

Doorlichting agentschap FMHaaglanden http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2014/03/26/aanbieding-doorlichting-agentschap-fmhaaglanden.html

2012

Doorlichting Logius

 

Doorlichtingsrapport Logius http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2013/07/04/aanbiedingsbrief-bij-het-doorlichtingsrapport-logius.html

2013

Doorlichting DHC

 

Doorlichting agentschap DHC http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2015D18378&did=2015D18378

2015

Doorlichting P-Direkt

 

Doorlichting agentschap P-Direkt

20171

X Noot
1

De evaluatie is niet tot afronding gekomen in 2016. De oplevering van de evaluatie is derhalve in 2017 gepland.


X Noot
1

Zie: www.zuidvleugel.nl, E-publicatie

X Noot
2

Energieakkoord voor duurzame groei – Voortgangsrapportage 2016, Commissie Borging Energieakkoord, Sociaal-Economische Raad, 2016

X Noot
3

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

X Noot
4

Op basis van de Wet van 18 mei 2016 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder een energieprestatievergoeding overeen te komen.

X Noot
5

Energieonderzoek Centrum Nederland, Amsterdam/Petten, 2016

X Noot
6

Koolmonoxide – Onderschat en onbegrepen gevaar, Onderzoeksraad voor Veiligheid, 2015

X Noot
7

Ondermijning ondermijnd. Hoe het rijk meer ruimte kan maken voor een (boven)lokale aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit (2016), NSOB, Den Haag.

X Noot
8

Regionaal Informatie- en Expertise Centrum aanpak georganiseerde criminaliteit

Naar boven