Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 20 juni 2016, nr. 2016-0000354250, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de veiligheid van zwembaden

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op artikel 1a, derde lid, van de Woningwet, de artikelen 1.5, eerste en derde lid, en 6.55, derde lid, van het Bouwbesluit 2012 en artikel 3.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Bouwbesluit 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

In het eerste en tweede lid van artikel 5.11 wordt ‘in het eerste lid bedoelde onderzoek’ vervangen door: onderzoek.

B

Na artikel 5.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.12 Zwembaden

  • 1. De eigenaar of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen onderzoekt, of laat onderzoek uitvoeren naar, de staat van een gebouw met daarin een zwembad dat een badinrichting is als bedoeld in artikel 1 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een te bouwen bouwwerk waarvoor de aanvraag om vergunning voor het bouwen na 1 juli 2016 is ingediend.

  • 3. Het onderzoek bestaat uit;

    • a. inventarisatie van de dragende metalen delen die zijn toegepast in:

      • 1°. ruimten met een zwembassin;

      • 2°. ruimten die in open verbinding staan met een ruimte met een zwembassin;

      • 3°. ruimten die hetzelfde luchtbehandelingsysteem hebben als de ruimte met een zwembassin;

      • 4°. overige ruimten met bassinwater en de ruimten die daarmee in open verbinding staan;

    • b. uitsplitsing van de onder a genoemde ruimten in twee gebieden:

      • 1°. gebied A dat bestaat uit het zwembassin en de directe omgeving daarvan met als begrenzing het vlak of de vlakken die liggen op maximaal 1,0 m verticaal boven het niveau van het wateroppervlak of van de afgewerkte vloer, glijbanen, springstelling, of soortgelijke voorzieningen en de bijbehorende trappen en het verticale vlak op 1,0 m vanaf de overgang van water naar vloer en rondom glijbanen, springstelling, of soortgelijke voorzieningen en de bijbehorende trappen;

      • 2°. gebied B dat bestaat uit alle overige gebieden;

    • c. constatering dat in gebied A geen dragende delen zijn toegepast van niet-resistent roestvaststaal:

      • 1°. waarvan het bezwijken kan leiden tot persoonlijk letsel;

      • 2°. die niet direct visueel inspecteerbaar zijn; of

      • 3°. die zijn voorzien van een coating;

    • d. constatering dat de in gebied A voorkomende dragende delen van niet-resistent roestvaststaal, anders dan bedoeld onder c, geen corrosieverschijnselen hebben;

    • e. constatering dat in gebied B geen dragende delen zijn toegepast van niet-resistent roestvaststaal.

  • 4. Onder niet-resistent roestvaststaal wordt verstaan alle roestvaststaalsoorten met uitzondering van de soorten 1.4529, 1.4547 en 1.4565, als bedoeld in NEN-EN 1993-1-4.

  • 5. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een ter zake kundig persoon.

  • 6. De resultaten van het onderzoek worden voor 1 januari 2017 in een rapport vastgelegd.

  • 7. Het onderzoek behoeft niet te worden uitgevoerd wanneer voor 1 juli 2016 een vergelijkbaar rapport is goedgekeurd door het bevoegd gezag waaruit ten minste blijkt dat in de gebieden A en B geen dragende delen van niet-resistent roestvaststaal aanwezig zijn.

C

In artikel 3.2 wordt artikel 5.6, derde lid,’ vervangen door: artikel 5.6, vierde lid,.

D

Artikel 5.4 komt te luiden:

Artikel 5.4 NEN 2654-1

Waar in artikel 6.20, zevende en achtste lid, van het besluit wordt verwezen naar NEN 2654-1 zijn bedoeld de onderdelen 5 en 6 van die norm.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt een verplichting in de Regeling Bouwbesluit 2012 opgenomen om onderzoek te doen naar de staat van roestvaststalen constructies in zwembaden. Hiermee wordt gevolg gegeven aan de toezegging ter zake als verwoord in de brief van 14 december 2015 (Kamerstukken II 2015/2016, 28 325 nr. 157).

Sinds 2004 is bekend dat in zwembaden roestvaststaal (hierna ook RVS) wordt toegepast dat tot veiligheidsproblemen kan leiden. RVS is een familie van staallegeringen, waarvan sommige soorten gevoelig zijn voor spanningscorrosie, waardoor plotselinge breuk kan optreden. De atmosfeer in zwembaden is door het gebruik van desinfectiemiddelen op basis van chloor agressief voor de meest gebruikelijke soorten RVS. Andere RVS soorten zijn niet gevoelig voor (spannings)corrosie in de zwembadatmosfeer. Deze zogenoemde resistente soorten worden aangeduid met de typenamen 1.4529, 1.4547 en 1.4565. Op basis van NEN-EN 1993-1-4, die op basis van afdeling 2.2 van het Bouwbesluit 2012 van toepassing is, is alleen het gebruik van deze resistente soorten toegestaan bij zowel nieuwbouw als bij verbouw.

De veiligheid van niet-resistent RVS in bestaande overdekte zwembaden kon tot 2013 worden aangetoond met jaarlijkse inspecties op basis van de NCC ‘Praktijkrichtlijn voor inspectie en onderhoud van ophangconstructies, bevestigingsmiddelen en voorzieningen in overdekte zwembaden’ uit 2004. Bij brief van 30 september 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 28 325, nr. 152) is het TNO-rapport ‘Deskundigenrapport toepassing en inspectie van roestvaststaal (RVS) in zwembaden’ aan de Kamer gezonden. Dit TNO-rapport geeft, uitgaande van de voorschriften van het Bouwbesluit 2012, een actualisering van de beoordeling van roestvaststalen ophangconstructies volgens de bovengenoemde NCC-praktijkrichtlijn uit 2004.

TNO adviseert in lijn met genoemde NCC-praktijkrichtlijn om niet-resistent roestvaststalen ophangconstructies in bestaande zwembaden te vervangen. Indien niet wordt vervangen, stelde TNO dat deze constructies minimaal om de 6 maanden moeten worden gecontroleerd op roestvorming. Dit was een aanscherping van de frequentie van één keer per jaar die volgde uit de NCC-handreiking.

Genoemd TNO-rapport is ook als uitgangspunt gehanteerd bij het opstellen van de Nederlandse praktijkrichtlijn (NPR) 9200:2015 ‘Metalen ophangconstructies en bevestigingsmiddelen in zwembaden’ die eind december 2015 is gepubliceerd door NEN. In deze NPR wordt echter niet meer uitgegaan van de mogelijkheid om niet-resistent RVS om de 6 maanden te controleren. Aanleiding voor deze wijziging is dat inmiddels duidelijk is dat, in tegenstelling tot hetgeen eerder in het TNO-rapport was aangenomen, het in de praktijk niet mogelijk is om de corrosievorming van het RVS voldoende nauwkeurig te beoordelen.

Omdat het daarmee in de praktijk niet mogelijk is om de veiligheid van niet-resistent RVS voldoende te borgen met alleen periodieke inspecties, is het uitgangspunt van de nieuwe onderzoeksplicht dat moet worden aangetoond dat er in het zwembad geen niet-resistent RVS meer aanwezig is op plaatsen waar breuk kan leiden tot persoonlijk letsel.

Verder is met deze regeling een geringe redactionele wijziging aangebracht en zijn twee onvolkomenheden in verwijzingen hersteld.

2. Procedure en inspraak

De inhoud van deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan de Juridisch Technische Commissie (JTC) van het Overlegplatform bouwregelgeving (OPB). Deze commissie stemt in met het instellen van een onderzoeksverplichting naar de staat van roestvaststalen constructies in zwembaden.

3. Code interbestuurlijke verhoudingen

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft aangegeven in te stemmen met de inhoud van deze wijzigingsregeling.

4. Notificatie

Artikel I van deze ontwerpregeling is op 9 maart 2016 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2016/0118/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

Deze regeling bevat mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn). Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorzien van een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning (zie artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012).

Van de Commissie zijn geen opmerkingen ontvangen.

Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.

5. Lasten

De regeldrukeffecten van de onderzoeksverplichting (Artikel I, onderdeel B) zijn in kaart gebracht in het onderzoek “Effectmeting wijziging Regeling Bouwbesluit 2012 Roestvaststalen (RVS) constructies in zwembaden” (Sira 10 mei 2016).

De onderzoeksverplichting naar de staat van roestvaststalen onderdelen in bestaande zwembaden heeft wel een eenmalig effect op de administratieve lasten. Deze nemen namelijk eenmalig toe met een bedrag tussen de € 1,6 miljoen en de € 2,3 miljoen. Hierbij is uitgegaan van 692-1033 zwembaden en onderzoekskosten ten bedrage van € 2.250 per zwembad.

De wijziging heeft geen effect op de structurele administratieve lasten noch op de (eenmalige en structurele) inhoudelijke nalevingskosten.

Voor het bedrijfsleven zijn er geen inhoudelijke nalevingskosten, omdat de wijziging geen nieuwe structurele inhoudelijke verplichtingen schept.

Hoewel uit het onderzoeksrapport niet mag blijken dat niet-resistent RVS resteert in het zwembad, volgen eventuele nalevingskosten die worden gemaakt om gevaarlijke niet-resistente RVS-delen te vervangen of te verwijderen niet uit de voorliggende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012. Dergelijke nalevingskosten zijn een gevolg van het eerder niet of niet volledig voldoen aan al bestaande regelgeving.

De invoering van de onderzoeksverplichting verandert niets aan de taken en verplichte handelingen voor het bevoegd gezag (de gemeente). Daardoor zijn er geen gevolgen voor de bestuurlijke lasten, aldus bovengenoemd Sira rapport.

De wijzigingen in de onderdelen A, C en D hebben geen effect op de lasten.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 5.11 over de onderzoeksverplichting is een ondergeschikte redactionele wijziging aangebracht om dat artikel tekstueel meer in overeenstemming te brengen met artikel 5.12 (onderdeel B).

Onderdeel B

Sedert 1 januari 2015 kent de Woningwet in artikel 1a, derde lid, de mogelijkheid om bij ministeriële regeling categorieën bouwwerken aan te wijzen waarvan vast is komen te staan dat die een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kunnen opleveren. De eigenaar of degene die uit andere hoofde bevoegd is voorzieningen te treffen, moet in een dergelijk geval onderzoek (laten) uitvoeren naar de staat van dat bouwwerk.

Het eerste lid bepaalt voor welke categorie bouwwerk de onderzoeksverplichting geldt. Het gaat om gebouwen met daarin een zwembad dat ook een badinrichting is zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz). Het kan daarbij gaan om afzonderlijke zwembaden maar ook om zwembaden die onderdeel zijn van hotels, vakantieparken, zorginstellingen, et cetera. Zwembaden voor privé gebruik vallen niet onder de Whvbz en daarmee ook niet onder de onderzoeksplicht.

Het tweede lid geeft een uitzondering voor gebouwen die geheel nieuw worden gebouwd en waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen na 1 juli 2016 is ingediend. De gedachte hierbij is dat een gemeente bij de beoordeling van de vergunningaanvraag informatie kan opvragen over de toegepaste materialen en daarmee de geschiktheid van die materialen kan beoordelen.

Het derde lid beschrijft het onderzoek. Uit onderdeel a volgt dat de dragende metalen delen die zijn toegepast in het zwembad moeten worden geïnventariseerd. De term dragende metalen delen is breder bedoeld dan het begrip bouwconstructies in het Bouwbesluit 2012. Onder dragende metalen delen vallen alle delen die een belasting dragen ook als deze geen bouwconstructie zijn volgens het Bouwbesluit 2012. Inrichtingselementen, zoals geluidsboxen die in een zwembad zijn opgehangen met RVS verbindingen, worden in principe niet gezien als bouwconstructie in de zin van het Bouwbesluit 2012, maar de veiligheid van dergelijke elementen valt wel onder de werkingsfeer van het zorgplichtartikel 1a van de Woningwet. Het zorgplichtartikel is namelijk ook bedoeld als vangnetartikel voor die veiligheidsaspecten die niet zijn geregeld in het Bouwbesluit 2012. Naast de bouwconstructies van het gebouw zelf (o.a. dak, gevels, trappen, vloerafscheidingen) is het derde lid daarom ook van toepassing op ophangconstructies voor plafonds, lampen, geluidsinstallaties, luchtverversingskanalen en dergelijke en bevestigingsmiddelen van zwembadvoorzieningen zoals bijvoorbeeld bassintrappen en duik- en startblokken.

De dragende delen behoeven alleen te worden geïnventariseerd in de ruimten waar de typisch zwembadatmosfeer (chloorlucht) heerst. Deze ruimten zijn benoemd in onderdeel b.

Deze ruimten moeten worden uitgesplitst in een gebied A en een gebied B. Gebied A betreft het zwembadbassin en het gebied hieromheen dat begrenst wordt door de zogenaamde spatwaterzone. Gebied B is het overige gebied. Een onderscheid tussen de gebieden A en B is nodig, omdat binnen de spatwaterzone (gebied A) de risico’s op gevaarlijke corrosie kleiner zijn dan in gebied B. Ernstige ongevallen die zich in Nederland hebben voorgedaan, waren vooral het gevolg van het bezwijken van dragende delen in gebied B.

In de onderdelen c tot en met e is het begrip constatering gebruikt. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat wanneer niet kan worden geconstateerd dat aan de in deze onderdelen genoemde eisen is voldaan er geen sprake is van een voldoende veiligheidsniveau. Met onderdeel c is geregeld dat bij het onderzoek moet worden onderzocht dat er in gebied A geen dragende delen van niet-resistent RVS worden toegepast waarvan het bezwijken kan leiden tot persoonlijk letsel. Van de resterende niet-resistente RVS delen in gebied A moet op grond van onderdeel d worden nagegaan of deze direct visueel inspecteerbaar zijn of zijn voorzien van een coating. Deze laatste beoordeling is nodig omdat deze metalen delen zo nodig eenvoudig periodiek moeten kunnen worden gecontroleerd op de aanwezigheid van corrosie. Met direct visueel inspecteerbaar wordt bedoeld dat het deel zichtbaar en aanraakbaar is voor een persoon zonder dat eerst andere delen weg moeten worden gehaald of gebruik moet worden gemaakt van hulpmiddelen zoals een trap. Met onderdeel d is zeker gesteld dat de beoordeling van corrosievorming van niet-resistente RVS, anders dan bedoeld onder onderdeel c, onderdeel is van het onderzoek. De periodieke beoordeling van dit RVS na het eenmalige onderzoek van dit artikel, wordt met deze onderzoeksplicht niet nader ingevuld. Hiervoor geldt de algemene zorgplicht van de Woningwet waaraan de eigenaar zelf zo nodig met een periodieke beoordeling invulling kan geven.

Met onderdeel e is geregeld dat bij het onderzoek moet worden geconstateerd dat er geen dragende delen van niet-resistent RVS worden toegepast in gebied B.

In het vierde lid is aangegeven wat wordt verstaan onder niet-resistent RVS. De beoordeling of sprake is van resistent RVS is alleen mogelijk met specialistische analyseapparatuur ter plaatse of in een laboratorium. Bij recent aangebracht RVS kan uit de specificaties van de leverancier blijken dat sprake is van resistent RVS. Zonder aanvullende informatie moet men er van uit gaan dat sprake is van niet-resistent RVS.

Het vijfde lid bepaalt dat het onderzoek moet worden uitgevoerd door een ter zake kundig persoon. Uitgaande van het beschreven onderzoek zal deze persoon vooral deskundig moeten zijn op het terrein van metaalkennis, en het beoordelen van de constructieve veiligheid.

Het zesde lid bepaalt dat de uitkomsten van het onderzoek voor 1 januari 2017 in een rapport moeten worden vastgelegd. Uit dit onderzoeksrapport moet in overeenstemming met het derde lid in ieder geval blijken dat er geen niet-resistent RVS aanwezig is in de deelgebieden A en B. Hiermee is beoogd dat voor 1 januari 2017 alle overdekte zwembaden in deelgebied B volledig zijn ontdaan van dragende delen van niet-resistent RVS en in deelgebied A alleen voor zover het gaat om dragende delen van niet-resistent RVS die bij bezwijken kunnen leiden tot persoonlijk letsel. Van deze eisen kan alleen worden afgeweken als het bevoegd gezag akkoord gaat met een gelijkwaardige oplossing.

Het niet hebben van het in het zesde lid bedoelde rapport, of het hebben van een rapport waaruit niet blijkt dat volledig aan de in het derde lid, onderdelen c tot en met e, bedoelde eisen is voldaan betekent dat niet aan het op grond van het Bouwbesluit 2012 geldende veiligheidsniveau wordt voldaan of dat er sprake is van een overtreding van het zorgplichtartikel. Het bevoegd gezag (de gemeente) kan in dergelijke gevallen handhavend optreden door het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Er is dus altijd sprake van een overtreding als uit het rapport blijkt dat er nog niet-resistent RVS aanwezig is.

Op grond van titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een toezichthouder op ieder moment bevoegd het onderzoeksrapport op te vragen en geldt een medewerkingsplicht om aan deze vraag gehoor te geven. De gemeente heeft overigens wel de mogelijkheid akkoord te gaan met een eventuele gelijkwaardige oplossing indien toch niet-resistent RVS aanwezig is. Van een gelijkwaardige oplossing zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn wanneer een tweede draagweg wordt aangebracht zodat het bezwijken van metalen dragende delen van niet-resistent roestvaststaal niet kan leiden tot vallende objecten, metalen onderdelen of constructies op plaatsen waar zich personen kunnen bevinden.

Het zevende lid bepaalt dat er geen onderzoek nodig is wanneer er voor 1 juli 2016 al een onderzoeksrapport door het bevoegd gezag is goedgekeurd waaruit blijkt dat in de gebieden A en B geen dragende delen van niet-resistent roestvaststaal aanwezig zijn. In het verleden is er bij veel zwembaden namelijk al onderzoek uitgevoerd naar niet-resistent RVS. In dergelijke gevallen behoeft niet opnieuw onderzoek te worden gedaan. Het is van belang om hierover tijdig met de betreffende gemeente te overleggen.

Bij het uitvoeren van het hierboven beschreven onderzoek kan zo nodig als hulpmiddel gebruik worden gemaakt van het in bijlage A van NPR 9200:2015 “Metalen ophangconstructies en bevestigingsmiddelen in zwembaden” opgenomen inspectieprotocol. Voor zover het gestelde in dat inspectieprotocol afwijkt van het in het derde lid beschreven onderzoek geldt dit derde lid en de toelichting daarop.

Onderdeel C

Met deze wijziging van het derde lid in het vierde lid is de verwijzing in artikel 3.2 weer in overeenstemming met de nummering van artikel 5.6 in het Bouwbesluit 2012. Met ingang van 24 november 2015 is namelijk een extra lid ingevoegd in artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2015, 425).

Onderdeel D

Met de wijziging van artikel 5.4 is een onjuistheid in de aansturing van de van toepassing zijnde onderdelen van NEN 2654-1 gecorrigeerd.

Artikel II

Inwerkingtreding vindt plaats met ingang van 1 juli 2016.

Hierbij is rekening gehouden met het systeem van vaste verandermomenten, maar niet met de formele voorbereidingstijd voor het bouwbedrijfsleven van tenminste twee maanden vanaf vaststelling van de regeling. Hiervoor is gekozen omdat het in het belang van de veiligheid is dat dit voorschrift zo spoedig mogelijk in werking treedt. Er wordt daarbij overigens op gewezen dat de notificatietermijn van drie maanden voorafgaande aan de vaststelling van deze regeling in zekere zin ook is te beschouwen als voorbereidingstijd, omdat deze regeling in het kader van de notificatie openbaar is gemaakt. Zie voor de notificatie ook onderdeel 4 van het algemeen deel van de toelichting.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven