31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 202 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2016

Onlangs is besloten het Algemeen overleg over krimp en bevolkingsdaling, dat was gepland met de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst op 18 mei 2016, tot nader order uit te stellen. Het uitstel hangt samen met het voornemen van de gedeputeerden van provincies waarin krimpregio’s zijn gelegen om, in aanvulling op het Actieplan bevolkingsdaling, een positionpaper uit te brengen.

In de convocatie van het (uitgestelde) AO worden ook twee brieven over de rijkswerkgelegenheid per provincie genoemd1. Hieraan zijn de Masterplannen kantoorhuisvesting gerelateerd. In de dertien masterplannen staat per provincie en voor Den Haag hoe de vraag naar huisvesting van de departementen wordt gematcht met het beschikbare aanbod van rijkskantoren, hoe rijksbrede kaders voor de huisvesting worden geïmplementeerd en wat de financiële consequenties voor de departementen zijn. De masterplannen uit 2013 zijn in 2015 in overleg met de departementen geactualiseerd. Eind 2015 heeft de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR) mij geadviseerd de geactualiseerde masterplannen vast te stellen.

Op 19 januari 2016 (Kamerstuk 31 490, nr. 195) heb ik u per brief geïnformeerd over ontwikkelingen in de rijkswerkgelegenheid per provincie en hiermee samenhangend de actualisatie van de masterplannen. Deze brief is besproken in het AO Rijksdienst van 11 februari 2016 (Kamerstuk 31 490, nr. 200). In dat AO heeft uw Kamer gevraagd om aanvullende informatie over de ontwikkeling van de rijkswerkgelegenheid, waarbij het jaar 2013 als basisjaar werd afgezet tegen 2020. Deze informatie heb ik u per brief van 4 maart 2016 doen toekomen.

In het AO heeft uw Kamer ook gevraagd om, indien daar behoefte aan is, in overleg te treden met provincies en gemeenten waar veranderingen in de rijkswerkgelegenheid optreden. Ik heb dit verzoek opgepakt. In een van de overleggen, met de burgemeester van Leeuwarden, is vastgesteld dat de onderliggende cijfers voor het masterplan voor de provincie Friesland verduidelijking behoeven. Deze informatie heb ik u per brief van 24 maart 2016 doen toekomen.

De brieven van 4 maart en 24 maart 2016 staan geagendeerd voor het AO Krimp en bevolkingsdaling, dat nu is uitgesteld. Ik bespreek deze brieven graag met uw Kamer. Tegelijkertijd is er bij de rijkshuisvesting sprake van een continue dynamiek en acht ik het noodzakelijk dat ik op korte termijn de geactualiseerde masterplannen vast stel. Dit zodat ik vervolgens aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) de opdracht kan verlenen om de uitvoering ervan ter hand te nemen. Dit betekent dat de lopende projecten kunnen worden aangepast aan de actualisaties. Indien de opdrachtverlening aan het RVB langer op zich laat wachten, lopen investeringsbesluiten in het rijksvastgoed vertraging op. De vaststelling is voor de organisaties – en bijvoorbeeld voor het overleg dat de bestuurder met de meezeggenschap voert – noodzakelijk. Daarnaast kan door het langer wachten met de vaststelling het behalen van de doelstellingen die in de masterplannen zijn geformuleerd – onder meer met betrekking tot de te realiseren besparingen op de huisvestingskosten – in gevaar komen. Ik acht dit onwenselijk in verband met de noodzakelijke voortgang in de uitvoering.

Graag informeer ik u dat ik zonder tegenbericht uwerzijds 2 mei 2016 zal overgaan tot vaststelling van de dertien geactualiseerde Masterplannen kantoorhuisvesting.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Brief Aanvullende informatie over rijkswerkgelegenheid per provincie d.d. 4 maart 2016 (Kamerstuk 31 490, nr. 197) en brief Toelichting onderliggende cijfers Masterplan Friesland (CJIB) inzake ontwikkeling rijkswerkgelegenheid per provincie d.d. 24 maart 2016 (Kamerstuk 31 490, nr. 199).

Naar boven